ECLI:NL:RBLIM:2021:316
Rechtbank Limburg
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van het verschoningsrecht van een centralist van de 112-centrale in een strafzaak
Op 12 januari 2021 heeft de Rechtbank Limburg in Maastricht uitspraak gedaan in een zaak waarin de verdachte werd verdacht van moord of doodslag op zijn moeder, gepleegd op 29 augustus 2020. De zaak kwam voor de rechtbank na een hoger beroep van de officier van justitie tegen een beschikking van de rechter-commissaris, die had geoordeeld dat een verpleegkundig centralist van de 112-centrale zich terecht op haar verschoningsrecht had beroepen en geen gevolg hoefde te geven aan de vordering van de officier van justitie om de bandopname van de 112-melding te verstrekken. De rechtbank heeft de stukken van de zaak bestudeerd, waaronder de beschikking van de rechter-commissaris en de appelmemorie van de officier van justitie. Tijdens de zitting in raadkamer zijn de officier van justitie, de raadsvrouw van de verdachte en de raadsman van de verschoningsgerechtigde gehoord. De rechtbank heeft vastgesteld dat de bandopname onder het medisch beroepsgeheim valt en dat het verschoningsrecht van de centralist in beginsel moet worden gerespecteerd. De rechtbank heeft echter ook erkend dat er uitzonderlijke omstandigheden kunnen zijn waarin het belang van de waarheidsvinding zwaarder weegt dan het verschoningsrecht. Na zorgvuldige afweging van de belangen, waaronder de ernst van de verdenking en de beschikbare informatie in het dossier, concludeerde de rechtbank dat er in dit geval geen sprake was van dergelijke uitzonderlijke omstandigheden. De rechtbank heeft het beroep van de officier van justitie ongegrond verklaard en het verschoningsrecht van de centralist gerespecteerd.