Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van het cassatiemiddel
3.Beslissing
15 december 2020.
Hoge Raad
In deze zaak gaat het om een beklag tegen een beslag ex artikel 98 van het Wetboek van Strafvordering, met betrekking tot een 112-melding van een minderjarige verdachte in een moord- of doodslagzaak. De zaak betreft de verdenking van een 15-jarig meisje. De klager, een verpleegkundig centralist in opleiding bij de ambulancedienst, heeft zich beroepen op zijn verschoningsrecht. De rechtbank heeft geoordeeld dat er zeer uitzonderlijke omstandigheden zijn die de doorbreking van dit verschoningsrecht rechtvaardigen. De vraag die aan de Hoge Raad is voorgelegd, is of het ontbreken van toestemming van het slachtoffer in de weg staat aan de verstrekking van de bandopname, ondanks dat de ouders van het slachtoffer wel toestemming hebben gegeven voor kennisneming van de opname.
De Hoge Raad heeft op 15 december 2020 uitspraak gedaan in deze zaak. De klager heeft zijn beroep ingesteld via zijn advocaat D.J.G. Timmermans, terwijl de belanghebbende, aangeduid als [betrokkene 1], werd vertegenwoordigd door M. Houweling. De advocaat-generaal A.E. Harteveld heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep. De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van de rechtbank beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet kunnen leiden tot vernietiging van de uitspraak. De Hoge Raad heeft geen verdere motivering gegeven, aangezien het niet nodig was om vragen te beantwoorden die van belang zijn voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals vermeld in artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie.
Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep verworpen, en deze beschikking is uitgesproken ter openbare terechtzitting.