ECLI:NL:HR:2020:1913

Hoge Raad

Datum uitspraak
15 december 2020
Publicatiedatum
30 november 2020
Zaaknummer
20/01802
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep op verschoningsrecht in strafzaak betreffende minderjarige verdachte

In deze zaak gaat het om een beklag tegen een beslag ex artikel 98 van het Wetboek van Strafvordering, met betrekking tot een 112-melding van een minderjarige verdachte in een moord- of doodslagzaak. De zaak betreft de verdenking van een 15-jarig meisje. De klager, een verpleegkundig centralist in opleiding bij de ambulancedienst, heeft zich beroepen op zijn verschoningsrecht. De rechtbank heeft geoordeeld dat er zeer uitzonderlijke omstandigheden zijn die de doorbreking van dit verschoningsrecht rechtvaardigen. De vraag die aan de Hoge Raad is voorgelegd, is of het ontbreken van toestemming van het slachtoffer in de weg staat aan de verstrekking van de bandopname, ondanks dat de ouders van het slachtoffer wel toestemming hebben gegeven voor kennisneming van de opname.

De Hoge Raad heeft op 15 december 2020 uitspraak gedaan in deze zaak. De klager heeft zijn beroep ingesteld via zijn advocaat D.J.G. Timmermans, terwijl de belanghebbende, aangeduid als [betrokkene 1], werd vertegenwoordigd door M. Houweling. De advocaat-generaal A.E. Harteveld heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep. De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van de rechtbank beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet kunnen leiden tot vernietiging van de uitspraak. De Hoge Raad heeft geen verdere motivering gegeven, aangezien het niet nodig was om vragen te beantwoorden die van belang zijn voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals vermeld in artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie.

Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep verworpen, en deze beschikking is uitgesproken ter openbare terechtzitting.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer20/01802 Bv
Datum15 december 2020
BESCHIKKING
op het beroep in cassatie tegen een beschikking van de rechtbank Zeeland-West‑Brabant van 7 mei 2020, nummer RK 20-000129, op een klaagschrift als bedoeld in artikel 98 in verbinding met artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering, ingediend
door
[klager] ,
hierna: de klager.

1.Procesverloop in cassatie

Het beroep is ingesteld door de klager. Namens deze heeft D.J.G. Timmermans, advocaat te Leiden, bij schriftuur een cassatiemiddel voorgesteld. De schriftuur is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
Namens de belanghebbende [betrokkene 1] heeft M. Houweling, advocaat te Roosendaal, daarop schriftelijk gereageerd.
De advocaat-generaal A.E. Harteveld heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De raadsman van de klager heeft daarop schriftelijk gereageerd.

2.Beoordeling van het cassatiemiddel

De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van de rechtbank beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).

3.Beslissing

De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Deze beschikking is gegeven door de vice-president V. van den Brink als voorzitter, en de raadsheren Y. Buruma en A.E.M. Röttgering, in bijzijn van de waarnemend griffier H.J.S. Kea, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
15 december 2020.