De verdere beoordeling
Mét klager is de rechtbank van oordeel dat hem als arts een verschoningsrecht toekomt.
Daarmee rijst de vraag of de in deze dossiers opgenomen informatie valt onder het verschoningsrecht. Deze vraag moet in beginsel bevestigend worden beantwoord, met dien verstande dat er zich uitzonderlijke omstandigheden kunnen voordoen die een doorbreking van het verschoningsrecht rechtvaardigen. Naar het oordeel van de rechtbank is van een zodanig uitzonderlijke situatie in het onderhavige geval sprake. De rechtbank heeft daarbij acht geslagen op het volgende:
- In het voorliggende geval is het strafrechtelijk onderzoek gericht op een mogelijk gepleegd zeer ernstig strafbaar feit, te weten het misdrijf dood door schuld.
- Op grond van de voor de officier van justitie reeds beschikbare stukken is er sprake van een redelijk vermoeden van schuld, zonder een concrete verdenking jegens enige verdachte.
- Het is van cruciaal belang dat alle feiten en omstandigheden kunnen worden belicht die tot de dood van [betrokkene 1] hebben geleid. Dit belang treft niet alleen de nabestaanden van [betrokkene 1], maar ook de maatschappij.
- In geval van een serieus vermoeden van verwijtbaar minder zorgvuldig of onzorgvuldig medisch of verzorgend handelen met voor de patiënt fatale gevolgen moet deze erop kunnen rekenen dat daarnaar een objectief en zo volledig mogelijk onderzoek wordt ingesteld.
- Een gedegen vooronderzoek ten behoeve van een betrouwbare en volledige waarheidsvinding dient voorop te staan. Dit geldt ook, als dit onverhoopt met zich mocht brengen dat stukken worden overgelegd die meer informatie bevatten, bijvoorbeeld informatie van meer persoonlijke aard, dan achteraf gezien strikt noodzakelijk was voor de beoordeling van de zaak. Deze mogelijke inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van de overledene weegt niet op tegen het belang van een zorgvuldig onderzoek.
- Niet gebleken is dat de gevraagde gegevens op andere wijze kunnen worden verkregen.
Vaststaat dat de Stichting de politie inzage heeft verleend in het medisch en zorgdossier van [betrokkene 1] en dat in dat kader de forensisch geneeskundige Govaerts, en ook de opsporingsambtenaren tijdens de doorzoekingen en de daaropvolgende inbeslagnames, een selectie hebben gemaakt van hetgeen hun in het medische en het zorgdossier van [betrokkene 1] op dat moment relevant voorkwam. De rechtbank kan evenwel niet uitsluiten dat deze dossiers nog belangrijke gegevens bevatten, waarover de officier van justitie thans niet beschikt.
Dat de officier van justitie op een andere, minder bezwarende wijze over die gegevens zou kunnen beschikken, is, zoals hiervoor reeds is aangegeven, niet gebleken. De rechtbank doelt daarmee op het feit dat de Stichting, naar vast staat, negatief heeft gereageerd op het verzoek van de politie om vrijwillig het medisch en het zorgdossier van [betrokkene 1] af te geven.
Van schending van het subsidiariteits- en proportionaliteitsbeginsel is dan ook geen sprake.
Klager stelt dat hij door de IGZ nimmer geraadpleegd is over de uitlevering van het IGZ-rapport, waaraan hij zijn medewerking heeft verleend, zodat uitlevering van dit rapport aan de officier van justitie een schending vormt van het aan hem en aan de IGZ (in afgeleide vorm) toekomende verschoningsrecht.
De rechtbank stelt dit bezwaar ter zijde en verwijst voor de gronden naar hetgeen zij hiervoor met betrekking tot de uitlevering van het medische en zorgdossier heeft overwogen.
Klager heeft nog naar voren gebracht dat de beschikking van de rechtbank van 16 juli 2009 nietig is, omdat hij niet is opgeroepen noch gehoord in raadkamer.
Wat hier ook van zij, gelet op het feit dat klager in het kader van de onderhavige procedure de gelegenheid heeft gehad zijn visie kenbaar te maken en hij hiervan, via zijn raadslieden, ook gebruik heeft gemaakt, heeft klager, naar het oordeel van de rechtbank, te dezen geen belang meer.
Op grond van het hiervoor overwogene acht de rechtbank de inbeslagneming en uitlevering van het medisch en het zorgdossier van [betrokkene 1] respectievelijk van het IGZ-rapport niet onrechtmatig en dit brengt met zich mee dat het klaagschrift ongegrond moet worden verklaard.