Uitspraak
RECHTBANK LIMBURG
1.De procedure
- het vonnis van 5 augustus 2020,
- de akte tevens houdende wijziging van eis van [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] met producties 12, 13 en 14,
- de antwoordakte na interlocutoir vonnis van [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] met producties 13 en 14.
2.Eiswijzigingen in conventie en reconventie na het vonnis van 5 augustus 2020
in conventie
1 mei 2020 de helft van de hypotheeklasten, rekening houdend met het fiscale voordeel zoals [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] dit heeft genoten, met verrekening van € 1.722,00 ter zake onterecht ontvangen belastinggelden, de helft van de overige eigenaarslasten en de opstalverzekering, tot de dag dat de woning aan een derde is verkocht (notarieel transport), vermeerderd met de wettelijke rente ex artikel 6:119BW, vanaf 23 oktober 2019 tot de dag der algehele voldoening;
2 september 2020 verwezen voor akte uitlating conform rechtsoverwegingen 4.15. (hypothecaire rente jaren 2017, 2019 en 2020) en 4.19. (hypotheekrenteaftrek) aan de zijde van [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] . [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] heeft zich bij akte van 2 september 2020 hierover uitgelaten. Daarnaast heeft hij in die akte ook twee andere onderwerpen aan de orde gesteld, te weten de verkoop van de voormalige echtelijke woning en de belastingteruggave van € 1.722,00.
[gedaagde in conventie, eiser in reconventie] . De door [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] overgelegde productie 15 bevat geen nieuwe informatie, aldus [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] .
€ 91,21 die volgens hem betrekking hebben op een polis, zien de overige betalingen op betaalde hypotheekrente, aldus [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] .
(14 september 2020) betreft 50,5 maanden x € 440,91 = € 22.265,95. Omdat [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] zijn eis op dit punt niet gewijzigd heeft, gaat [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] in haar verdere berekening uit van het bedrag van € 22.265,95 (in plaats van € 22.816,96).
14 september 2020 in totaal € 13.167,95 (€ 22.265,95 – € 9.098,00) bedragen. Zij stelt dat zij de helft van de bedrag, dus € 6.583,97, aan hem moet betalen.
€ 89,90
€ 663,00
€ 13.167,95 aan netto rentelasten heeft voldaan.
Helft van de inkomsten van [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] voortvloeiend uit de verhuur van de echtelijke woning minus de helft van de door [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] betaalde netto rentelasten
€ 14.950,00 zijnde de helft van de huurinkomsten over de periode 1 juli 2016 tot en met april 2020.
dus aan [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] moeten voldoen.
Helft van de door [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] betaalde BSGW 2016 tot en met 2019 zijnde € 704,74
Helft van de kosten huur container voor afvoeren spullen partijen zijnde € 187,50
Helft van de kosten in 2019 ingeschakelde makelaar voor taxatie zijnde € 302,50
€ 1.029,78
€ 600,00
[gedaagde in conventie, eiser in reconventie] toekomt ten bedrage van € 1.722,00
5 augustus 2020. De rechtbank heeft het bedrag van € 600,00 toegewezen. Dit bedrag betreft de helft van de kosten voor de opstalverzekering van de woning over de maanden januari 2017 tot en met april 2020 die [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] voldaan heeft. Nu de woning geleverd is op
14 september 2020 heeft [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] nog recht op betaling van 4,5 maanden (1 mei tot
14 september 2020) x € 30,00 = € 135,00 : 2 = € 67,50. Het bedrag van € 30,00 per maand is toereikend onderbouwd met productie 7 bij akte houdende wijziging van eis van
11 maart 2020. Die productie heeft betrekking op de hoogte van de premie over het jaar 2020. De rechtbank zal [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] veroordelen een bedrag van € 667,50 aan [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] te voldoen met betrekking tot de opstalverzekering. Onder verwijzing naar de arresten van de Hoge Raad van ECLI:NL:HR:2008:BC0387 en ECLI:NL:HR:2015:181 is er geen aanleiding om de gevorderde wettelijke rente toe te wijzen vanaf 23 oktober 2019. Deze nevenvordering zal daarom worden afgewezen.
1 mei 2020. [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] heeft niet toegelicht om welke lasten het gaat en ook geen bewijsstukken overgelegd. Dit deel van de vordering zal als onvoldoende onderbouwd worden afgewezen.
5 augustus 2020.
5 augustus 2020.