9.3.Voor alle medewerkers geldt bovendien dat zij één keer een aanbod door het bevoegde gezag voor een passend geachte functie mogen weigeren, zonder dat dit rechtspositionele consequenties heeft. Daarnaast heeft de herplaatingskandidaat ook de mogelijkheid bezwaar te maken tegen de voorgestelde functie.
10. De rechtbank overweegt als volgt.
Tussen partijen is niet in geschil dat op grond van het overgangsrecht op eisers aanvraag artikel 55aa van het Barp, zoals dat luidde tot 1 juni 2016, van toepassing blijft, nu eiser voor 1 januari 2018 zijn aanvraag heeft gedaan.
Artikel 55aa van het Barp luidde als volgt:
1. De ambtenaar die niet als herplaatsingskandidaat of pre-herplaatsingskandidaat is aangewezen, wordt door het bevoegd gezag op diens verzoek ontheven van werkzaamheden, met behoud van aanspraken tot het einde van zijn loopbaan indien
a. op de vrijkomende formatieplaats een pre-herplaatsingskandidaat kan worden geplaatst of een herplaatsingskandidaat kan worden herplaatst en
b. er op het moment van ontheffen een ontslagbesluit is genomen met een ingangsdatum
maximaal 18 maanden na het moment van ontheffen, dan wel
c. de ambtenaar binnen 18 maanden na het moment van ontheffen, gebruik maakt van de
levensloopregeling in de vorm van einde loopbaanverlof en daarbij is vastgelegd dat het
levensloopverlof wordt voortgezet tot aan het moment van ontslag.
(..)
4. Van een situatie als bedoeld in het eerste lid kan ook sprake zijn als op de vrijkomende formatieplaats een niet als pre-herplaatsingskandidaat of herplaatsingskandidaat aangewezen ambtenaar kan worden geplaatst of herplaatst indien op diens vrijkomende formatieplaats wel een pre-herplaatsingskandidaat of herplaatsingskandidaat kan worden geplaatst of herplaatst.
11. De rechtbank stelt vast dat het debat tussen partijen nog enkel de vraag betreft of op de vrijkomende formatieplaats van eiser een herplaatsingskandidaat kon worden geplaatst.
12. Verweerder heeft beoordelingsvrijheid bij het verlenen van ontheffing van de werkzaamheden als bedoeld in genoemd artikel 55aa, waardoor de toetsing door de rechter terughoudend dient te zijn. In dit kader dient te worden beoordeeld of verweerder, na afweging, van de betrokken belangen, in redelijkheid tot het nadere bestreden besluit heeft kunnen komen en daarbij niet anderszins heeft gehandeld in strijd met enige ongeschreven rechtsregel of algemeen rechtsbeginsel.
13. De rechtbank betrekt bij haar beoordeling dat artikel 55aa van het Barp, zoals dit luidde direct voorafgaand aan 1 juni 2016, een voorziening is in het kader van de personele reorganisatie Politiewet 2012 die ertoe strekt een formatieplaats vrij te maken voor een
(pre-)herplaatsingskandidaat. Aan de ambtenaar die als herplaatsingskandidaat is aangewezen dient een passende functie te worden aangeboden. De criteria voor een passende functie zijn in artikel 55o van het Barp gegeven. Niet alleen zijn van belang de krachten en bekwaamheden van de herplaatsingskandidaat, maar ook factoren van lichamelijke, geestelijke of sociale aard, de mogelijkheid van om-, her- of bijscholing, de reistijd en de mogelijkheid tot telewerken en de bezoldiging.
14. Anders dan door deze gesteld is de rechtbank van oordeel dat eiser onvoldoende aanknopingspunten naar voren heeft gebracht voor de onjuistheid van het onderzoek van verweerder naar de mogelijkheid van herplaatsing van de kandidaten 8, 34, 44, 47 en 59. Daarbij betrekt de rechtbank de informatie in het overzicht van het LMC en de aanvullende toelichting in reactie op eisers betoog dat verweerder onvoldoende heeft gemotiveerd dat deze herplaatsingskandidaten als zodanig niet geschikt waren.
15. Verweerder heeft gemotiveerd en concreet uiteengezet dat herplaatsingskandidaat 8 op de peildatum al in een traject zat dat heeft geleid tot plaatsing in een passende functie. Voor wat betreft de overige door eiser genoemde herplaatsingskandidaten is gebleken dat zij allen op basis van een TTW werkzaam waren. Dat eiser van mening is dat verweerder met het geven van een TTW voor een langere periode de regeling zou kunnen omzeilen en een dergelijke TTW niet strookt met het uitgangspunt de betrokkenen een duurzame functie in de formatie te geven, moge zo zijn. Dat doet evenwel niet af aan het gegeven dat sprake is/was van een TTW van de betrokken medewerkers waaraan een besluit ten grondslag ligt/lag dat is/was gebaseerd op instemming van de betrokkenen en op maatwerk. Daarmee is gegeven dat verweerder voor ieder van de betreffende medewerkers heeft onderzocht of de functie van eiser een passende functie was. In het verlengde daarvan volgt de rechtbank verweerder ook in zijn standpunt dat het niet aan de orde is dat louter omwille van het faciliteren van de toepassing van de remplaҫantenregeling voor een medewerker, kan worden ingegrepen in de (verwachte) rechtspositie van een collega. De stelling dat verweerder gebruikmaakt van tijdelijke tewerkstellingen om daarmee de regeling te omzeilen is op geen enkele wijze geconcretiseerd en onderbouwd en passeert de rechtbank daarom eveneens. Derhalve heeft verweerder voldoende inzichtelijk gemaakt dat en waarom op de peildatum 1 juni 2017 geen herplaatsingskandidaat op de plek van eiser kon worden geplaatst.
16. Eiser heeft met een beroep op artikel 6 van het Europees verdrag voor de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) verzocht om toekenning van schadevergoeding als gevolg van overschrijding van de redelijke termijn. Het eerste besluit dateert al van 16 december 2016, maar ook als zou worden uitgegaan van het besluit van 12 juli 2017 is sprake van overschrijding.