Uitspraak
RECHTBANK LIMBURG
1.[verzoeker sub 1] HODN [handelsnaam 1] ,
[verzoeker sub 2],
1.De procedure
- het beroepschrift met bijlagen 1 t/m 7, ter griffie ontvangen op 14 februari 2020,
- de reactie op het beroepschrift van WSNP-bewindvoerder [naam bewindvoerder 1] ( [handelsnaam 2] ), ter griffie ontvangen op 19 mei 2020.
2.De feiten
€ 1.013,58 opgenomen. Er wordt verwezen naar een berekening in de bijlage.
- De bsbv zegt dat er gewoon wat lagere uitgaven zijn, daarmee is niet verklaard dat hij in anderhalf jaar tijd € 4.000,00 bij elkaar spaart.
- Ik zie dat er € 2.371,86 in de boedel is gevloeid, ik neem aan dat dat het (volledige) saldo op de beheerrekening was bij toelating?”
3.Het beroep
4.De beoordeling
De ontvankelijkheid
rechter-commissaris is daarmee vervolgens blijkens de e-mail van 26 juli 2018 akkoord gegaan, althans heeft zich daartegen niet uitgesproken en heeft daaraan geen voorwaarden verbonden.
rechter-commissaris legt daaraan ten grondslag dat [verzoeker sub 2] uit het vtlb een hoog saldo heeft gespaard en dat niet is aangetoond dat hij in financiële nood zou komen te verkeren mocht het saldo bij aanvang van de schuldsaneringsregeling worden opgeëist.
11 februari 2020 er geen blijk van geeft dat rekening is gehouden met de buiten de boedel vallende beslagvrije voet van artikel 295 lid 2 Fw. Indien het saldo van de beheerrekening bij aanvang van de schuldsaneringsregeling volledig in de boedel vloeit, wordt voor de periode tussen aanvang van de schuldsaneringsregeling en de eerste keer inkomen sinds die aanvang immers geen (deel van de) beslagvrije voet buiten de boedel gelaten.