Uitspraak
gevestigd te Geesthacht, Duitsland,
wonende te Winterswijk,
1.Het geding in feitelijke instantie
2.Het geding in cassatie
3.Beoordeling van het middel
4.Beslissing
15 december 2017.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 15 december 2017 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die was ingesteld door de vennootschap naar Duits recht, Gründstückverwaltung Brammer GmbH & Co KG, tegen de curator in het faillissement van Emotech B.V. Het geschil betreft een verzoek van Brammer aan de curator om in onderhandeling te treden over een regeling in het belang van de boedel. Dit verzoek werd door de rechter-commissaris afgewezen, en de rechtbank Overijssel heeft het hoger beroep van Brammer ongegrond verklaard, waarbij Brammer werd veroordeeld in de proceskosten van de curator.
Brammer heeft cassatie ingesteld tegen deze beschikking, waarbij zij zich richtte op de proceskostenveroordeling. De Hoge Raad heeft de klachten van Brammer over de proceskostenveroordeling beoordeeld. Klacht 1, die stelde dat er geen wettelijke grondslag was voor de kostenveroordeling in een beschikking op grond van art. 69 Fw, werd ongegrond verklaard. De Hoge Raad oordeelde dat de rechtspraak na de beschikking uit 1982 is gewijzigd en dat een proceskostenveroordeling ook in verzoekschriftprocedures op grond van de Faillissementswet mogelijk is.
Klacht 2, die betrof de uitvoerbaarheid bij voorraad van de proceskostenveroordeling, werd eveneens ongegrond verklaard. De Hoge Raad concludeerde dat de rechtbank terecht had geoordeeld dat de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad kon worden verklaard. De overige klachten van Brammer konden ook niet tot cassatie leiden. De Hoge Raad heeft het beroep van Brammer verworpen en haar veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die zijn begroot op € 392,07 aan verschotten en € 1.800,-- voor salaris.