ECLI:NL:RBLIM:2019:8171

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
9 september 2019
Publicatiedatum
10 september 2019
Zaaknummer
03/041604-19
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkrachting van een 18-jarige vrouw door een 41-jarige man, waarbij DNA-bewijs leidde tot veroordeling na 17 jaar

In deze zaak is een 58-jarige man veroordeeld voor de verkrachting van een 18-jarige vrouw, gepleegd op 17 september 2002. De verdachte kwam in beeld na een DNA-match in 2018, toen zijn DNA werd opgenomen in de databank na een eerdere veroordeling. De rechtbank oordeelde dat de verklaring van het slachtoffer, die gedetailleerd en consistent was, voldoende bewijs bood voor de veroordeling. De verdachte ontkende de verkrachting en stelde dat de seks vrijwillig was, maar de rechtbank vond zijn verklaring ongeloofwaardig. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 3 jaar en een schadevergoeding van € 10.000,00 aan het slachtoffer. De zaak benadrukt de impact van zedendelicten op slachtoffers en de lange weg naar gerechtigheid, vooral wanneer er jaren verstrijken voordat de dader wordt geïdentificeerd.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Maastricht
Strafrecht
Parketnummer: 03/041604-19
tegenspraak
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 9 september 2019
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1961,
wonende te [adresgegevens verdachte] ,
gedetineerd in PI Vught, Vosseveld 2 HvB Regulier te Vught.
De verdachte wordt bijgestaan door mr. J.L.E. Marchal, advocaat kantoorhoudende te Maastricht.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 26 augustus 2019. De verdachte en zijn raadsman zijn verschenen. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte [slachtoffer] heeft verkracht.

3.De beoordeling van het bewijs

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat, behoudens enkele van de tenlastegelegde feitelijkheden, wettig en overtuigend bewezen kan worden dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de verkrachting van [slachtoffer] en daartoe het volgende aangevoerd.
Aangeefster had geen reden om een valse aangifte te doen. Zij heeft gedetailleerd en consistent verklaard over de handelingen van de verdachte, waaronder penetratie met zijn penis en vingers. Haar verklaring wordt bovendien ondersteund door die van haar broer, moeder en ex-vriend, die direct na het feit een heftige gemoedstoestand bij aangeefster hebben waargenomen. Bovendien heeft er sinds het incident een gedragsverandering bij aangeefster plaatsgevonden die jarenlang stand heeft gehouden en die (dus) niet geveinsd kan worden. Verdere details van haar verklaringen – het bellen van de werkgever van haar broer om haar broer te spreken na het incident en de bevuiling van haar broek – worden bevestigd door historische telefoongegevens respectievelijk foto’s van de broek.
Het scenario dat de verdediging daar tegenover stelt, te weten dat aangeefster vrijwillig seks heeft gehad met de verdachte, is ongeloofwaardig. Aangeefster was destijds pas 18 jaar en had een relatie terwijl de verdachte een wildvreemde man van 41 jaar was. Ook verklaart de verdachte steeds wisselend, terwijl de aangeefster consistent is en blijft in haar verhaal.
3.2
Het standpunt van de verdediging
Volgens de verdediging was de seks vrijwillig. De raadsman heeft primair aangevoerd dat de verklaringen van aangeefster leugenachtig of in elk geval onbetrouwbaar zijn en daarom dienen te worden uitgesloten van bewijs. Hij heeft daartoe zeer uitgebreid feiten en omstandigheden aangevoerd die er – kort samengevat – op neerkomen dat de verklaring van aangeefster over de aanrijding die aan de (vermeende) verkrachting voorafging, niet kan kloppen. Dat betekent volgens de verdediging dat de verklaring van aangeefster dat de seks die na die aanrijding plaatsvond onvrijwillig was, dus ook onbetrouwbaar is.
Meer subsidiair heeft de raadsman aangevoerd dat er hooguit sprake is van één bewijsmiddel (de verklaring van aangeefster) dat onvoldoende steun vindt in andere bewijsmiddelen.
3.3
Het oordeel van de rechtbank [1]
Inleiding
[slachtoffer] heeft op 18 september 2002 aangifte gedaan van verkrachting. Daarbij zijn destijds DNA-sporen veilig gesteld, zowel in het uitstrijkje dat na haar aangifte van aangeefster is gemaakt als op een stuk keukenpapier dat is achtergelaten op de plaats delict.
Het DNA van de verdachte is, in verband met een andere strafzaak, op 30 november 2018 opgenomen in de Nederlandse DNA-databank voor strafzaken en is sindsdien vergeleken met de daarin reeds aanwezige DNA-profielen.
Het NFI heeft na een vergelijking geconcludeerd dat het DNA-profiel dat in 2002 in onderhavige zaak is aangetroffen, afkomstig kan zijn van de verdachte met een matchkans van kleiner dan één op één miljard. Vervolgens is de verdachte aangehouden en heeft nader onderzoek plaatsgevonden.
Bewezenverklaring
De rechtbank baseert de bewezenverklaring op de volgende bewijsmiddelen.
De aangifte
[slachtoffer] heeft op 18 september 2002 aangifte gedaan van verkrachting op 17 september 2002 in Lottum. Zij heeft verklaard dat zij niet meer verder kon rijden met haar auto. Een man stopte met zijn rode auto en voerde een gesprek met haar. Aangeefster probeerde naar huis te bellen maar kon niemand bereiken. Daarop zei de man: "Och voor een kleine vergoeding breng ik je wel naar huis". Aangeefster hoorde dat de man zei dat ze kon instappen en zij is vervolgens met de man meegereden. Onderweg begon de man weer te praten over zijn vergoeding. Aangeefster hoorde dat hij zei: "Effe lekker wippen" en woorden als: "Och gewoon effe lekker naaien". Aangeefster schrok van die opmerking en deed haar autogordel los om zo snel mogelijk uit de auto te komen. Aangeefster zag en voelde dat de man haar toen met zijn rechterhand ter hoogte van haar buik terugduwde in de stoel en aan de gordel trok en de bevestiging er weer in deed, zodat de gordel weer vast zat. Zij zag tevens dat hij met zijn rechterhand het knopje van het passagiersportier omlaag deed en zo het portier op slot deed. De man zei tegen aangeefster dat zij zich niet zo moest aanstellen.
Tijdens het rijden bleef de man zijn rechterarm voor aangeefster houden. Toen zij zijn arm probeerde weg te duwen, duwde de man terug. Hij werd steeds bozer en duwde steeds harder. Aangeefster wilde niet teveel geweld gebruiken omdat zij niet wist of de man een wapen bij zich had.
Aangeefster hoorde de man zeggen dat zij zich niet moest aanstellen en dat zij zelf in de auto was gestapt en dat zij toch leefden in 2002 en dat het haar eigen schuld was. Zij was zelf
ingestapt en dan wist zij wel wat er ging gebeuren, aldus de man.
Vervolgens zag aangeefster dat de man een zandpad inreed. Aangeefster zei verschillende keren dat de man haar uit de auto moest laten. De man zei toen onder meer: "Jij bent 18 jaar en je weet wat er gaat gebeuren".
De man reed een ander pad in en parkeerde zijn auto. Aangeefster zag dat hij het knopje van het bestuurdersportier omlaag deed en zijn eigen gordel losmaakte en haar gordel los klikte.
De man duwde het knopje van het passagiersportier weer omlaag.
Vervolgens zag aangeefster dat de man aan een knop van de passagiersstoel begon te draaien totdat de leuning niet meer verder naar achteren kon. Aangeefster vreesde voor haar leven. Zij moest van de man met haar rug op de leuning liggen. Zodra zij naar boven kwam duwde de man haar terug. Hij zei: "Trek je helemaal uit".
De man ging met zijn knieën over haar zitten en begon zich uit te kleden. Zij zag dat hij zich helemaal uitkleedde op zijn sokken na en naakt was.
Aangeefster zag en voelde dat hij vervolgens de knoop van haar broek losmaakte en de rits van haar broek en onderbroek naar beneden deed. Hij trok ook haar schoenen uit.
Aangeefster voelde dat de man met een of meerdere vingers haar vagina binnendrong. Aangeefster merkte dat aan de bewegingen die hij met zijn vingers maakte. Hij ging met die vingers op- en neer in haar vagina.
Ondertussen deed de man de bovenkleding, een vest, hemdje en B.H. van aangeefster naar boven. Vervolgens zag en voelde aangeefster dat de man met zijn penis in haar vagina binnendrong. Dat ging moeilijk omdat aangeefster dat niet wilde. Zij zag en voelde dat de man op- en neer ging in haar vagina. Aangeefster hoorde dat de man tegen haar zei: "Twee minuten en dan ben ik klaar".
Aangeefster voelde dat de man zijn penis uit haar vagina deed en hij haar bij de
bovenarmen vastpakte en haar toen omdraaide. Zij kon zich niet verzetten omdat de man te sterk was. Aangeefster kwam met haar buik en gezicht op de stoel. Zij zat nog half en de man zei dat zij moest gaan liggen. Hij duwde met twee handen in aangeefsters rug zodat zij plat op de stoel kwam te liggen. Zij voelde dat de man bovenop haar lag en weer met zijn penis haar vagina binnendrong.
Nadat de man van aangeefster was afgegaan en op zijn eigen stoel was gaan zitten, pakte hij een keukenrol en scheurde hiervan een stuk af waarmee hij de vagina van aangeefster afveegde. Vervolgens gooide hij het stuk keukenrol naar buiten. Ook een tampon, die de verdachte eerder uit haar vagina had gehaald, had de man uit het raam gegooid.
De man reed weg en het lukte aangeefster het portier te openen. Vervolgens viel zij uit de auto en kwam in de berm terecht. Zij liep naar huis, maar had geen huissleutel bij zich. Het lukte niet om via het kelderraam binnen te komen. Aangeefster heeft toen tweemaal haar broer [getuige 1] gebeld op diens werk. [2]
Verklaringen verdachte
De verdachte heeft ter terechtzitting op 26 augustus 2019, voor zover thans van belang, verklaard als volgt. Hij is met zijn auto gestopt en heeft met aangeefster gesproken. Vervolgens heeft hij haar meegenomen in zijn auto, een rode Nissan, en is richting Lottum gereden. Bij bosjes heeft hij zijn portier op slot gedaan, de autogordels van hemzelf en aangeefster los gemaakt en de bijrijderstoel op ongeveer 45 graden gezet. Vervolgens heeft hij haar B.H. naar boven gedaan en seks gehad met aangeefster. Na de seks heeft hij zichzelf en de vagina van aangeefster schoon gemaakt met papier van een keukenrol, die achter de stoel lag. Het papier heeft de verdachte naar buiten gegooid. [3]
De verklaringen van getuige [getuige 2]
Getuige [getuige 2] , de moeder van aangeefster, heeft in 2002 bij de politie verklaard dat zij op 17 september 2002 rond 16:45 uur thuis kwam en daar aangeefster en haar zoon [getuige 1] aantrof. Aangeefster was stil en liet haar hoofd hangen. De zoon van de getuige vertelde meteen dat aangeefster zojuist was verkracht. Tijdens diens verhaal bleef aangeefster stil zitten en snikte. De tranen liepen over haar wangen. Sinds de verkrachting heeft aangeefster slecht geslapen. Ze dacht steeds aan het gebeuren. [4]
In 2019 is de getuige nogmaals gehoord door de politie. Op de vraag hoe het thans met aangeefster gaat, heeft de getuige verklaard dat aangeefster verdrietig en boos is. Rond de datum van de verkrachting komt het altijd terug. Toen aangeefster aan de getuige vertelde dat onderhavige strafzaak weer was geopend, vielen zij elkaar in de armen en huilde aangeefster. [5]
De verklaringen van getuige [getuige 1]
Getuige [getuige 1] , de broer van aangeefster, heeft in 2002 bij de politie verklaard dat aangeefster op 17 september 2002 om 16:15 uur heeft gebeld naar de privé-telefoon van [getuige 3] , de werkgever van de getuige. [getuige 3] gaf de telefoon aan de getuige. Aangeefster vertelde aan de getuige dat zij haar sleutel was vergeten en wilde dat hij die kwam brengen. De getuige hoorde haar even snikken en vertrouwde het niet helemaal. Hij belde nogmaals met aangeefster. Zij barstte in tranen uit en vertelde aan hem dat ze zojuist was verkracht. De getuige vertelde dit aan [getuige 3] en is naar huis gereden. Hij trof aangeefster huilend aan en zij vertelde hem zeer kort wat er was gebeurd. Aangeefster wilde zich douchen, maar de getuige heeft haar erop gewezen dat dat misschien geen goed idee was. Toen hun moeder, zijnde getuige [getuige 2] , binnenkwam heeft de getuige aan haar verteld dat aangeefster was verkracht. [6]
In 2019 is de getuige opnieuw verhoord. Hij heeft verklaard dat hij nooit zal vergeten dat hij zijn zus zag zitten toen hij op 17 september 2002 thuis kwam. Hij zag een totaal verwarde zus zoals hij haar niet kent. Vol met tranen. Op een vraag of hij ooit getwijfeld heeft aan het verhaal van [slachtoffer] , heeft hij verklaard: “Nee als je iemand zo aantreft, zoveel emoties, verdriet, kwaad, geen raad weten, dat kun je niet spelen. Ook de weken daarna.
Ook al was het mijn zus niet geweest en iemand die je niet kent. Als je iemand zo
aantreft daar kun je niet aan twijfelen dat het niet gebeurd is.”
Gevraagd naar het gedrag van aangeefster een jaar voor en een jaar na het feit heeft de getuige waargenomen dat aangeefster ervoor een vrolijke meid was die overal voor open stond. Na het feit was de vrolijkheid weg en trok aangeefster zich terug op haar kamer. Na de DNA-match in onderhavige zaak heeft de getuige ook een gedragsverandering waargenomen bij aangeefster en zij heeft gehuild toen over het feit werd gesproken. [7]
De verklaring van getuige [getuige 3]
Getuige [getuige 3] , de werkgever van getuige [getuige 1] ten tijde van het feit, heeft bij de politie verklaard dat hij werd gebeld door aangeefster en dat zij vroeg naar [getuige 1] . De getuige merkte aan de stem van aangeefster dat er iets gebeurd was. Het was tegen het huilen aan. Daarna gaf de getuige de telefoon aan [getuige 1] die hem vervolgens vertelde dat aangeefster was aangerand. [8]
De verklaring van [getuige 4]
Getuige [getuige 4] heeft bij de politie verklaard dat hij ten tijde van het feit een relatie had met aangeefster. De eerste weken en maanden na het feit was aangeefster psychisch en lichamelijk een wrak. De eerste nachten waren vreselijk. Als ze haar ogen dicht deed, kwamen de paniekaanvallen. Het duurde maanden voordat de getuige en aangeefster weer seks hadden. Aangeefster heeft de getuige alles over het feit verteld; de verkrachting is onder dwang gebeurd, zij is vastgepakt en hij heeft zijn penis bij haar in de vagina gestopt. Toen ze zich moest omdraaien is hetzelfde gebeurd. [9]
Aantreffen tampon en keukenpapier
De politie heeft op 17 september 2002 onderzoek verricht op de plaats delict en daarbij biologische sporen aangetroffen op een tampon en twee vellen van een keukenrol. [10]
Historische telefoongegevens
De politie heeft onderzoek gedaan naar de telefoon van aangeefster. Daaruit is onder meer gebleken dat zij op 17 september 2002 om 16:00 uur heeft gebeld naar de mobiele telefoon van haar broer, [getuige 1] , wiens telefoon niet bereikbaar was. Om 16:15 uur heeft zij gebeld naar het werk van haar voornoemde broer, waarbij zij twee minuten daarvoor bij het intoetsen van dit werknummer een fout heeft gemaakt in het telefoonnummer. [11]
De bewijsoverweging
De rechtbank stelt voorop dat volgens het tweede lid van artikel 342 van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv) het bewijs dat de verdachte een ten laste gelegd feit heeft begaan, door de rechter niet uitsluitend kan worden aangenomen op basis van de verklaring van één getuige of enkel op basis van de verklaring of aangifte van het slachtoffer. Deze bepaling dient ter waarborging van de deugdelijkheid van de bewijsbeslissing, in die zin dat zij de rechter verbiedt tot een bewezenverklaring te komen als de door het slachtoffer genoemde feiten en omstandigheden op zichzelf staan en onvoldoende steun vinden in ander bewijsmateriaal. Dit betekent dat – in een geval als het onderhavige, waarin de verklaringen van het slachtoffer en verdachte betreffende de (on)vrijwilligheid van elkaar afwijken – de rechtbank eerst de betrouwbaarheid van de verklaring van het slachtoffer moet beoordelen en daarnaast moet bepalen of voor de beweringen van het slachtoffer voldoende steunbewijs in het dossier aanwezig is. De juistheid van de kern van de tenlastelegging mag – met andere woorden – niet alleen uit de (betrouwbaar bevonden) verklaring van het slachtoffer volgen, maar moet ook gesteund worden door ander bewijsmateriaal, dat bovendien afkomstig moet zijn uit een andere bron dan het slachtoffer.
Dat
steunbewijshoeft, zo volgt uit de jurisprudentie van de Hoge Raad, bij zedenzaken niet per definitie te zien op de ontuchtige handelingen zelf, of op de dwang daartoe. Het is afdoende wanneer de verklaring van de aangeefster op onderdelen steun vindt in andere bewijsmiddelen, afkomstig van een andere bron dan degene die de belastende verklaring heeft afgelegd. Tussen de verklaring en het overige gebezigde bewijsmateriaal mag geen sprake zijn van een te ver verwijderd verband. Als het aanvullend bewijsmateriaal alleen is aan te merken als een onderbouwing van de betrouwbaarheid van de verklaring van de aangeefster, geeft deze daaraan in het licht van art. 342, tweede lid, Sv onvoldoende steun. Dat geldt bijvoorbeeld als het aanvullend bewijs bestaat uit een ‘de auditu’-verklaring, inhoudende een weergave van wat de ‘bron’ aan de betrokken getuige heeft verteld. Indien een verklaring van een getuige daarentegen (mede) een zelfstandige, eigen waarneming inhoudt ten aanzien van de emotionele of fysieke toestand van de aangeefster op het moment dat het strafbare feit plaatsvindt, of vlak daarna, kan die waarneming voldoende steunbewijs opleveren voor het bewezen verklaarde. (HR 13 juli 2010, ECLI:NL:HR:2010:BM2452, HR 6 maart 2012, ECLI:NL:HR:2012:BS7910, HR 10 juni 2014, ECLI:NL:HR:2014:1354, HR 15 mei 2018, ECLI:NL:HR:2018:717, HR 10 juli 2018, ECLI:NL:HR:2018:1117).
De betrouwbaarheid van de verklaringen
De rechtbank ziet zich eerst voor de vraag gesteld of de verklaringen van aangeefster over de handelingen die door de verdachte tegen haar wil bij haar zijn verricht, betrouwbaar zijn. De beantwoording van die vraag is van cruciaal belang, omdat de inhoud van haar verklaringen staat tegenover de stellige ontkenning van de zijde van verdachte dat de seks onvrijwillig is geweest. De verklaringen moeten daarom kritisch, zorgvuldig en behoedzaam worden bezien.
De rechtbank is van oordeel dat de verklaringen van aangeefster als betrouwbaar zijn aan te merken. De rechtbank voelt zich daarin gesteund omdat aangeefster gedetailleerd en consistent heeft verklaard, eerst bij haar aangifte in 2002 en eveneens tegenover haar toenmalige vriend, getuige [getuige 4] , en vervolgens tegenover de politie op 19 maart 2019.
De door aangeefster in haar verklaring genoemde omstandigheden die te controleren waren, konden worden geverifieerd. Zo blijkt uit de historische telefoongegevens dat zij kort na het feit heeft gebeld met (de werkgever van) haar broer. Dit is ook bevestigd door getuigen [getuige 1] en [getuige 3] . Verder zijn op de, door aangeefster aangeduide, plaats delict de tampon en papier van een keukenrol aangetroffen. Ook gaf aangeefster aan dat de verdachte haar heeft meegenomen in een rode auto. Dat gegeven heeft de verdachte ter terechtzitting bevestigd. Daarbij komt dat aangeefster vrijwel direct na het gebeuren tegen haar broer en moeder heeft gezegd dat zij was verkracht.
De verdediging heeft aan de hand van feiten en omstandigheden in het dossier betoogd dat de verklaring die aangeefster heeft afgelegd over een aanrijding die voorafgaand aan het feit zou hebben plaatsgevonden tussen haar en verdachtes auto, niet kan kloppen. De verdediging heeft daaraan de conclusie verbonden dat daarmee ook de betrouwbaarheid van de aangeefster over hetgeen daarna heeft plaatsgevonden op losse schroeven komt te staan.
De rechtbank stelt voorop dat de verdachte niet het strafrechtelijk verwijt wordt gemaakt dat hij een aanrijding heeft veroorzaakt. De aard en toedracht van deze aanrijding behoeft dan ook niet wettig en overtuigend te worden bewezen.
Op basis van de dossierstukken en het verhandelde ter terechtzitting kan de rechtbank niet vaststellen of voorafgaande aan het delict een aanrijding tussen aangeefster en de verdachte heeft plaatsgevonden. De rechtbank kan echter evenmin uitsluiten dat dat het geval is geweest. De rechtbank zal het antwoord op de vraag of er wel of niet een aanrijding voorafgaand aan het delict heeft plaatsgevonden in het midden laten en is van oordeel dat deze onduidelijkheid niet afdoet aan de betrouwbaarheid van de verklaring van aangeefster over hetgeen daarna is gebeurd en wat wél aan de verdachte wordt verweten, namelijk dat hij tegen de wil van aangeefster en onder dwang seksuele gemeenschap met haar heeft gehad.
Steunbewijs
De rechtbank acht voor de verklaring van aangeefster in andere bewijsmiddelen steunbewijs aanwezig. De rechtbank vindt dit steunbewijs in de eerste plaats in de verklaring van de verdachte. De verdachte heeft weliswaar ontkend dat hij aangeefster heeft verkracht, maar hij heeft wel toegegeven dat hij aangeefster op 17 september 2019 heeft meegenomen in zijn rode auto. Zij zijn richting Lottum gereden. In bosjes heeft hij zijn portier op slot gedaan, hun autogordels los gemaakt en de bijrijdersstoel naar achteren gedaan. Vervolgens heeft hij seks met aangeefster gehad en haar B.H. naar boven gedaan. Na afloop heeft de verdachte een keukenrol vanachter de stoel gepakt en heeft hij zichzelf en aangeefster schoon gemaakt. Het papier heeft de verdachte naar buiten gegooid. Dit stemt overeen met de verklaringen van aangeefster.
Het steunbewijs voor het onderdeel in de tenlastelegging dat de seksuele handelingen in de auto onder dwang hebben plaatsgevonden, vindt de rechtbank in de bovengenoemde verklaringen van de moeder, broer en werkgever van de broer van aangeefster. Deze verklaringen behelzen allemaal (mede) een zelfstandige, eigen waarneming van de emotionele toestand van aangeefster, vlak na het moment dat de seksuele handelingen hebben plaatsgevonden en kunnen daarmee, op basis van de vaste jurisprudentie van de Hoge Raad, nog bevestigd in het arrest van 10 juli 2018, ECLI:NL:HR:2018:1117, voldoende steunbewijs opleveren voor het bewezenverklaarde. De emotionele toestand die deze getuigen bij aangeefster hebben waargenomen, alsmede de gedragsveranderingen nadien kunnen niet anders worden geïnterpreteerd dan als een bevestiging van de verklaring van aangeefster, namelijk dat de door de verdachte met haar gepleegde seksuele handelingen tegen haar wil en onder dwang hebben plaatsgevonden. Met andere woorden: dat zij door de verdachte is verkracht.
Het door de verdediging geschetste alternatieve scenario, kort gezegd: dat aangeefster vrijwillig seks heeft gehad met de, voor haar wildvreemde, 23 jaar oudere verdachte in ruil voor een lift naar huis, acht de rechtbank niet aannemelijk nu dit niet wordt ondersteund door enige aanwijzingen in het dossier of het verhandelde ter terechtzitting.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht, de tenlastelegging verbeterd gelezen, bewezen dat de verdachte
op 17 september 2002 te Lottum, in de gemeente Horst aan de Maas, door geweld en andere feitelijkheden, te weten het
- aan die [slachtoffer] toevoegen van de woorden van de strekking: “Och, voor een kleine vergoeding breng ik je wel naar huis” en
- vervolgens tegen die [slachtoffer] zeggen dat zij in zijn, verdachtes, auto kon instappen en
- vervolgens met die [slachtoffer] in zijn, verdachtes, auto gaan rijden en
- vervolgens met die [slachtoffer] praten over zijn, verdachtes, vergoeding en aan die [slachtoffer] toevoegen van de woorden van de strekking: “Effe lekker wippen” en “Och gewoon effe lekker naaien” en
- vervolgens toen die [slachtoffer] haar autogordel had losgemaakt, in de passagiersstoel terugduwen van die [slachtoffer] en aan de gordel van die [slachtoffer] trekken en (opnieuw) vastklikken van de gordel van die [slachtoffer] en het omlaag doen van het knopje van het
passagiersportier en (daarmee) afsluiten van het passagiersportier en
- vervolgens tegen die [slachtoffer] zeggen dat zij zich niet zo moest aanstellen en
- vervolgens onder het rijden zijn, verdachtes, arm voor die [slachtoffer] (blijven) houden en
- vervolgens toen die [slachtoffer] hem, verdachte, probeerde weg te duwen, zijn, verdachtes, arm (steeds harder) terug duwen tegen die [slachtoffer] en
- vervolgens tegen die [slachtoffer] zeggen dat zij zich niet zo moest aanstellen en dat zij zelf in de auto was gestapt en dat zij toch leefden in 2002 en dat het haar eigen schuld was en dat zij zelf was ingestapt en wist wat er ging gebeuren en
- vervolgens met zijn, verdachtes, auto oprijden van een zandpad of een bospad en
- vervolgens toen die [slachtoffer] zei dat hij, verdachte, haar uit de auto moest laten, aan die [slachtoffer] toevoegen van de woorden van de strekking: “Jij bent 18 jaar en je weet wat er gaat gebeuren.” en
- vervolgens inrijden van een ander zand- of bospad en vervolgens zijn, verdachtes, auto daar parkeren en vervolgens naar beneden doen van het knopje van het bestuurdersportier
- en vervolgens losmaken van zijn, verdachtes, autogordel en de autogordel van die [slachtoffer] en
- vervolgens omlaag doen van het knopje van het passagiersportier en
- vervolgens volledig naar achteren draaien van de passagiersstoel van die [slachtoffer] en
- vervolgens tegen die [slachtoffer] zeggen dat zij met haar rug op de stoelleuning moest gaan liggen en die [slachtoffer] tegen de stoelleuning duwen en
- vervolgens aan die [slachtoffer] toevoegen van de woorden van de strekking: “Trek je helemaal uit.” en
- vervolgens met zijn, verdachtes, knieën over de benen van die [slachtoffer] gaan en blijven zitten en
- vervolgens uittrekken van zijn, verdachtes, kleding en onderkleding en
- vervolgens losmaken van de knoop en de rits van de broek van die [slachtoffer] en naar beneden doen van de broek en onderbroek van die [slachtoffer] en uittrekken van de schoenen van die [slachtoffer] en naar boven doen van de bovenkleding van die [slachtoffer] en
- vervolgens verwijderen van een tampon uit de vagina van die [slachtoffer] en vervolgens uit het raam gooien van die tampon en
- vervolgens aan die [slachtoffer] toevoegen van de woorden van de strekking: “Twee minuten en dan ben ik klaar.” en
- vervolgens bij de armen vastpakken en/of vasthouden van die [slachtoffer] en omdraaien en op de buik draaien van het lichaam van die [slachtoffer]
en
- vervolgens tegen die [slachtoffer] zeggen dat zij op haar buik moest gaan liggen en/of
- vervolgens met zijn, verdachtes, handen in de rug van die [slachtoffer] duwen, waardoor die [slachtoffer] op haar buik op de stoel kwam te liggen en
- vervolgens boven op die [slachtoffer] gaan liggen,
die [slachtoffer] heeft gedwongen tot het ondergaan van handelingen die bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , te weten het meermalen, duwen van zijn, verdachtes, penis en vingers in de vagina van die [slachtoffer] .
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert het volgende strafbare feit op:
verkrachting
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

Psychiater J. Zandbergen en psycholoog en neuropsycholoog/gezondheidszorgpsycholoog R. Brandsma hebben over de geestvermogens van de verdachte rapporten uitgebracht op respectievelijk 25 februari 2019 en 17 mei 2019.
De rechtbank komt op basis van de in deze rapporten vervatte bevindingen en de daarin vervatte adviezen tot de conclusie dat geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar.

6.De straf

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd aan de verdachte op te leggen een gevangenisstraf van 4 jaren met aftrek van de tijd die de verdachte reeds in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
De verdachte heeft zich 17 jaar geleden schuldig gemaakt aan verkrachting van een vrouw, die op dat moment slechts 18 jaar oud was. Zij was bij hem in de auto gestapt in de veronderstelling dat hij haar thuis zou brengen, maar in plaats daarvan is hij met haar naar een zandpad gereden, heeft het portier van de auto op slot gedaan, de stoel waarin zij zat naar achteren gezet en haar verkracht. Zij heeft zich nadien uit de auto laten vallen en is naar huis gelopen. Vervolgens is zij – ondanks grote media aandacht om de dader op te sporen –
17 jaar in het ongewisse gebleven wie de dader van deze verkrachting is geweest.
De verdachte, aan wie die media-aandacht niet ontgaan kan zijn, heeft zich stil gehouden en is pas recent, door een DNA match, in beeld gekomen.
Het is een feit van algemene bekendheid dat een verkrachting vaak langdurige en ernstige schade kan toebrengen aan de geestelijke gezondheid van het slachtoffer. In het onderhavige geval is dat des te duidelijker gebleken, nu het slachtoffer ter terechtzitting op aangrijpende wijze heeft verteld wat voor gevolgen de verkrachting voor haar heeft gehad. Zij heeft verklaard dat de verdachte haar onbezorgde leven heeft afgenomen. De weg naar een nieuw leven is bij uitstek het zwaarste en moeilijkste wat zij ooit heeft moeten doorstaan. Ieder jaar dat de datum van de verkrachting naderde, speelde de zaak weer op voor het slachtoffer en zij hoopte jarenlang dat de dader zou worden gevonden. Bij iedere rode auto die zag rijden was zij alert en zij is nooit meer ongedwongen bij een ander – hoe bekend ook – in de auto gestapt. Ook blijkt uit de stukken dat zij tot op heden psychologische ondersteuning krijgt.
De verdachte heeft bij de langdurige gevolgen voor zijn slachtoffer kennelijk nimmer stilgestaan en heeft zijn eigen kortstondige bevrediging vooropgesteld.
De rechtbank neemt het de verdachte bijzonder kwalijk dat hij geen enkel begrip heeft getoond voor het slachtoffer. De verdachte heeft zich op denigrerende wijze over haar uitgelaten door onder andere te stellen dat zij kennelijk om financiële redenen aangifte heeft gedaan en haar meermaals te betichten van liegen, waarbij hij de schuld van het hele gebeuren volledig bij haar legde. Hij heeft op geen enkele wijze spijt betoond dat hij het leven van het slachtoffer heeft verwoest.
Bij de bepaling van de straf neemt de rechtbank tot uitgangspunt de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS). Deze gaan uit van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden voor verkrachting, waarbij strafvermeerderende of -verminderende factoren kunnen meewegen.
Ten nadele van de verdachte weegt de rechtbank mee de jonge leeftijd van het slachtoffer, het overwicht dat hij door het leeftijdsverschil op haar had, het misbruik van vertrouwen dat hij heeft gemaakt, de beangstigende en bedreigende situatie van een verkrachting in een auto op een zandpad, het aanzienlijk en langdurig geestelijk letsel dat het slachtoffer als gevolg van het feit heeft opgelopen, en de denigrerende, van geen enkele spijt betuigende houding die de verdachte jegens het slachtoffer heeft aangenomen.
Strafverminderende factoren acht de rechtbank niet aanwezig.
De rechtbank slaat acht op het strafblad van de verdachte, waaruit blijkt dat hij niet is veroordeeld voor andere zedendelicten.
De rechtbank slaat voorts acht op de over de verdachte opgemaakte rapportages, in het bijzonder de rapportage van de reclassering van 31 mei 2019 en het Pro-Justitia-rapport van neuropsycholoog/gezondheidszorgpsycholoog Brandsma van 17 mei 2019.
Vanwege de ontkenning van de verdachte en het ontbreken van een delictpatroon heeft de reclassering geen inschatting kunnen maken van het recidiverisico. De reclassering heeft zich onthouden van een strafadvies.
Psycholoog Brandsma heeft gerapporteerd dat de verdachte niet heeft meegewerkt aan het onderzoek.
Nu er niet over het recidiverisico geoordeeld kan worden, is dit ook niet meegenomen bij de bepaling van de omvang van de hierna op te leggen straf.
Alles afwegend acht de rechtbank een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden, met aftrek van voorarrest, passend en geboden.

7.De benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel

7.1
De vordering van de benadeelde partij
De benadeelde partij [slachtoffer] , vertegenwoordigd door mr. K. van de Molengraft-Verrijdt, stelt dat de verkrachting door verdachte jegens haar een onrechtmatige daad is en dat zij dientengevolge schade heeft geleden, die zij vergoed wil zien. In totaal vordert zij een schadevergoeding van € 32.324,50, bestaande uit de volgende posten:
  • behandelingen psychotherapeut ter hoogte van € 780,=;
  • (toekomstige) vervolgbehandelingen psychotherapeut ter hoogte van € 720,=;
  • behandelingen magnetiseur ter hoogte van € 88,=;
  • medicatie ter hoogte van € 34,07;
  • reis- en parkeerkosten ter hoogte van € 1.023,43;
  • verlies van arbeidsvermogen in de periode van 1 september 2003 tot 1 maart 2004 ter hoogte van € 3.984,=;
  • kosten reparatie auto ter hoogte van € 285,=;
  • schade aan kleding ter hoogte van € 160,=;
  • kosten rechtsbijstand ter hoogte van € 250,=;
  • smartengeld ter hoogte van € 25.000,=.
De benadeelde partij vordert voorts de wettelijke rente over deze bedragen en de oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
7.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering dient te worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente en toepassing van de schadevergoedingsmaatregel, met uitzondering van de toekomstige schadeposten nu de schade zich nog niet heeft voorgedaan.
7.3
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de late indiening van de vordering, die omvangrijk en niet eenvoudig is, in strijd is met de goede procesorde. De verdediging heeft zich door de late indiening niet kunnen voorbereiden op de vordering en het is niet eenvoudig om het causaal vast te stellen tussen het feit en de schade. De benadeelde partij dient daarom niet-ontvankelijk te worden verklaard in haar vordering.
7.4
Het oordeel van de rechtbank
Anders dan de raadsman is de rechtbank van oordeel dat de benadeelde partij niet in strijd met de goede procesorde heeft gehandeld door haar vordering in te dienen op 23 augustus 2019. Indiening van een vordering kan ingevolge artikel 51g, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering immers nog geschieden totdat de officier van justitie begint met het requisitoir. Indien de raadsman van mening was dat hij meer tijd nodig had om kennis te nemen van de vordering dan had het op zijn weg gelegen om onderbreking of aanhouding van de zitting te verzoeken. Dat is niet gebeurd.
De vordering voor behandelingen door een psychotherapeut omvat 13 behandelingen van ieder € 60,=. Uit de stukken blijkt dat 8 van deze behandelingen reeds hebben plaatsgevonden. Nu dit niet is betwist en deze behandelingen rechtstreeks samenhangen met het bewezenverklaarde feit zal de rechtbank € 480,= toewijzen. Voor het overige zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk worden verklaard ten aanzien van deze post nu de overige 5 behandelingen nog niet hebben plaatsgevonden.
De benadeelde partij zal eveneens niet-ontvankelijk worden verklaard in haar voorwaardelijke vordering voor behandelingen in 2020 hangende een mogelijke beroepsprocedure nu deze schade zich (nog) niet heeft voorgedaan.
De vorderingen ten aanzien van behandelingen door een magnetiseur en medicatie zijn niet betwist en hangen rechtstreeks samen met het bewezenverklaarde feit. De rechtbank zal deze vorderingen van respectievelijk € 88,00 en € 34,07 volledig toekennen.
De gevorderde reis- en parkeerkosten zijn niet betwist en hangen rechtstreeks samen met het bewezenverklaarde feit. De rechtbank zal deze toekennen tot een bedrag van € 846,47 en overweegt daartoe als volgt.
Uit de door de benadeelde partij overgelegde stukken blijkt dat mede 296 kilometer á € 0,26 per kilometer zijn gevorderd in verband met afspraken bij Haptonomie Venray in 2003 en 2004. Deze schade is al vergoed door het Schadefonds Geweldsmisdrijven. Gelet hierop zal de rechtbank dit deel van de vordering afwijzen.
Verder zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk worden verklaard ten aanzien van de vordering van € 100,= aan mogelijke toekomstige reis- en parkeerkosten hangende een mogelijke hoger beroepsprocedure nu deze schade zich (nog) niet heeft voorgedaan.
Ten aanzien van de vordering verlies van arbeidsvermogen is niet betwist dat de benadeelde partij in de periode van 1 september 2003 tot 1 maart 2004 niet in staat was te werken en geen recht had op een uitkering. Voorts blijkt uit de stukken dat zij onder psychologische behandeling stond. De schade hangt rechtstreeks samen met het bewezenverklaarde feit. De rechtbank stelt de nettoschade (na aftrek van belastingen) bij benadering vast op € 3.700,= . De rechtbank zal genoemde bedrag dan ook toewijzen en de vordering voor het overige afwijzen.
Ten aanzien van de vorderingen inzake reparatie auto en kleding zal de rechtbank de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren. Op basis van artikel 361, tweede lid, onder b Sv is een benadeelde partij enkel ontvankelijk in haar vordering indien haar rechtstreeks schade is toegebracht door het bewezenverklaarde feit. De rechtbank is van oordeel dat een rechtstreeks verband tussen deze schadeposten en het bewezenverklaarde feit niet, althans onvoldoende is onderbouwd.
De gevorderde kosten voor rechtsbijstand zijn niet betwist en de schade is rechtsreeks toegebracht door het bewezenverklaarde feit. De rechtbank zal deze vordering van respectievelijk € 250,= volledig toekennen.
De rechtbank is van oordeel dat de benadeelde partij rechtstreeks immateriële schade heeft geleden als gevolg is van het bewezenverklaarde feit. Er is ten aanzien van de gevorderde immateriële schadevergoeding ook voldaan aan het in artikel 6:106 lid 1 onder b BW genoemde vereiste dat sprake is van aantasting in de persoon.
De hoogte van de gevorderde schade komt de rechtbank evenwel bovenmatig voor. De in dat kader overgelegde jurisprudentie ziet op andere gevallen. De rechtbank ziet daarom aanleiding de gevorderde immateriële schade naar billijkheid vast te stellen op een bedrag van € 10.000,=. Het bedrag van € 2.750,= dat de benadeelde partij reeds heeft ontvangen van het Schadefonds Geweldsmisdrijven zal de rechtbank daarop niet in mindering brengen, omdat zij ervan uitgaat dat de benadeelde partij dit zelf, nadat zij dit bedrag van de verdachte heeft ontvangen, aan het schadefonds dient terug te betalen.
Wettelijke rente
De vergoeding van de immateriële schade zal worden vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 17 september 2002, de datum van de onrechtmatige daad. Ten aanzien van de materiële schade geldt dat deze eerst vermeerderd kan worden met wettelijke rente vanaf het moment dat de schade daadwerkelijk is geleden. Gelet op de grote hoeveelheid posten met verschillende ingangsdata had het op de weg van de benadeelde partij gelegen dit deel van haar vordering nader te specificeren. Nu zij dit heeft nagelaten levert het vaststellen van de respectievelijke ingangsdata een onevenredige belasting van het strafgeding op. De rechtbank zal daarom bepalen dat de vergoeding van materiële schade zal worden vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum van dit vonnis.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal de rechtbank de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen, op de hierna in het dictum te noemen wijze.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 36f, 63 en 242 van het Wetboek van Strafrecht van het Wetboek van Strafrecht.

9.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
  • verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hierboven onder 3.4 is omschreven;
  • spreekt de verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezenverklaarde het strafbare feit oplevert zoals hierboven onder 4 is omschreven;
  • verklaart de verdachte strafbaar;
Straf
  • veroordeelt de verdachte tot een
  • beveelt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van deze gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
Benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregel
  • wijst de vordering van de benadeelde partij
  • verklaart de benadeelde [slachtoffer] voor zover haar vordering is gericht op toekomstige behandelingen door een psychotherapeut, toekomstige reis- en parkeerkosten, reparatie auto en kleding
  • wijstde vordering van de benadeelde partij voor het overige
    af;
  • veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij in het kader
van deze procedure gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te
maken, begroot tot heden op nihil;
  • legt aan de verdachte de verplichting op tot betaling aan de Staat ten behoeve van de benadeelde partij van
  • bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. drs. E.C.M. Hurkens, voorzitter, mr. A.P.A. Bisscheroux en
mr. I.P. de Groot, rechters, in tegenwoordigheid van mr. B. Jussen, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 9 september 2019.
Buiten staat
Mr. I.P. de Groot is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 17 september 2002 te Lottum, in de gemeente Horst aan de
Maas, in elk geval in Nederland, door geweld of een andere feitelijkheid
en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid/feitelijkheden, te weten het
meermalen, althans eenmaal, (telkens)
- met zijn, verdachtes, auto tegen de auto van een persoon genaamd [slachtoffer]
aan rijden, waardoor de auto van die [slachtoffer] zo beschadigd raakte
dat zij niet meer verder kon rijden en/of
- ( vervolgens) aan die [slachtoffer] toevoegen van (de) woorden (van de
strekking): “Ik zal je wel naar huis rijden, zet je auto maar daar neer in het
zandpad.” en/of “Och, voor een kleine vergoeding breng ik je wel naar huis.”
en/of “Och kom maar, dan breng ik je wel naar huis.” en/of
- ( vervolgens) tegen die [slachtoffer] zeggen dat zij in zijn, verdachtes, auto kon
instappen en/of
- ( vervolgens) met die [slachtoffer] in zijn, verdachtes, auto gaan rijden en/of
- ( vervolgens) aan die [slachtoffer] vragen hoe zij heette en/of hoe oud zij was
en/of
- ( vervolgens) met die [slachtoffer] praten over zijn, verdachtes, vergoeding
en/of aan die [slachtoffer] toevoegen van (de) woorden (van de strekking): “Effe
lekker wippen.” en/of “Och gewoon effe lekker naaien.” en/of
- ( vervolgens) toen die [slachtoffer] haar autogordel had losgemaakt, in de
passagiersstoel terugduwen van die [slachtoffer] en/of aan de gordel van die
[slachtoffer] trekken en/of (opnieuw) vastmaken en/of vastklikken van de gordel
van die [slachtoffer] en/of het omlaag doen van het knopje van het
passagiersportier en/of (daarmee) afsluiten van het passagiersportier en/of
- ( vervolgens) tegen die [slachtoffer] zeggen dat zij zich niet zo moest aanstellen
en/of
- ( vervolgens) onder het rijden zijn, verdachtes, arm voor die [slachtoffer]
(blijven) houden en/of
- ( vervolgens) toen die [slachtoffer] hem, verdachte, probeerde weg te duwen,
zijn, verdachtes, arm (steeds harder) terug duwen tegen die [slachtoffer] en/of
- ( vervolgens) tegen die [slachtoffer] zeggen dat zij zich niet zo moest aanstellen
en/of dat zij zelf in de auto was gestapt en/of dat zij toch leefden in 2002
en/of dat het haar eigen schuld was en/of dat zij zelf was ingestapt en wist
wat er ging gebeuren en/of
- ( vervolgens) met zijn, verdachtes, auto oprijden van een zandpad en/of
een bospad en/of
- ( vervolgens) toen die [slachtoffer] zei dat hij, verdachte, haar uit de auto moest
laten, aan die [slachtoffer] toevoegen van (de) woorden (van de strekking): “Jij
bent 18 jaar en je weet wat er gaat gebeuren.” en/of
- ( vervolgens) inrijden van een ander (zand- en/of bos)pad en/of
(vervolgens) zijn, verdachtes, auto daar stoppen en/of parkeren en/of
(vervolgens) naar beneden doen van het knopje van het bestuurdersportier
en/of (vervolgens) losmaken van zijn, verdachtes, autogordel en/of de
autogordel van die [slachtoffer] en/of
- ( vervolgens) omlaag doen van het knopje van het passagiersportier en/of
- ( vervolgens) (volledig) naar achteren draaien van de (passagiers)stoel van
die [slachtoffer] en/of
- ( vervolgens) tegen die [slachtoffer] zeggen dat zij met haar rug op de
stoelleuning moest gaan liggen en/of die [slachtoffer] tegen de stoelleuning
duwen en/of
- ( vervolgens) aan die [slachtoffer] toevoegen van (de) woorden (van de
strekking): “Trek je helemaal uit.” en/of
- ( vervolgens) met zijn, verdachtes, knieën over de benen van die [slachtoffer]
gaan en/of blijven zitten en/of
- ( vervolgens) uittrekken van zijn, verdachtes, kleding en/of onderkleding
en/of
- ( vervolgens) losmaken van de knoop en/of de rits van de broek van die
[slachtoffer] en/of naar beneden doen van de broek en/of onderbroek van die
[slachtoffer] en/of uittrekken van de schoenen van die [slachtoffer] en/of naar
boven doen van de bovenkleding van die [slachtoffer] en/of
- ( vervolgens) verwijderen van een tampon uit de vagina van die [slachtoffer]
en/of (vervolgens) uit het raam gooien van die tampon en/of
- ( vervolgens) aan die [slachtoffer] toevoegen van (de) woorden (van de
strekking): “Twee minuten en dan ben ik klaar.” en/of
- ( vervolgens) bij de armen vastpakken en/of vasthouden van die [slachtoffer]
en/of omdraaien en/of op de buik draaien van het lichaam van die [slachtoffer]
en/of
- ( vervolgens) tegen die [slachtoffer] zeggen dat zij (op haar buik) moest gaan
liggen en/of
- ( vervolgens) met zijn, verdachtes, handen in de rug van die [slachtoffer]
duwen, waardoor die [slachtoffer] op haar buik op de stoel kwam te liggen en/of
- ( vervolgens) boven op die [slachtoffer] gaan en/of blijven liggen,
die [slachtoffer] heeft gedwongen tot het ondergaan van een of meer handelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , te weten het meermalen, althans eenmaal, (telkens) duwen en/of brengen van zijn, verdachtes, penis en/of vinger(s) in de vagina van die [slachtoffer] ;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in deze weergave verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.

Voetnoten

1.Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van politie Eenheid Limburg, Dienst Regionale Recherche, Team Zeden, proces-verbaalnummer BVH 2019003435/ BPS PL2350/02-133478/ Summit LBRBC19004, gesloten d.d. 15 mei 2019, doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 280.
2.Proces-verbaal van aangifte, door [slachtoffer] d.d. 18 september 2002, pagina’s 61 t/m 72.
3.Verklaringen van verdachte ter terechtzitting op 26 augustus 2019.
4.Proces verbaal van verhoor getuige [getuige 2] ev [naam] d.d. 24 september 2002, pagina’s 156-157.
5.Proces verbaal van verhoor getuige [getuige 2] d.d. 12 februari 2019, pagina’s 159-160.
6.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] d.d. 25 september 2002, pagina’s 166-167.
7.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] d.d. 12 februari 2019, pagina 171-172.
8.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 3] d.d. 26 februari 2019, pagina’s 185-186.
9.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 4] d.d. 27 februari 2019, pagina’s 189 t/m 192.
10.Proces-verbaal d.d. 31 oktober 2002, met sporenbijlage, pagina’s 148 t/m 150.
11.Proces-verbaal bevindingen d.d. 20 september 2002, pagina’s 143-144.