Uitspraak
RECHTBANK LIMBURG
1.Onderzoek van de zaak
2.De tenlastelegging
3.De beoordeling van het bewijs
steunbewijshoeft, zo volgt uit de jurisprudentie van de Hoge Raad, bij zedenzaken niet per definitie te zien op de ontuchtige handelingen zelf, of op de dwang daartoe. Het is afdoende wanneer de verklaring van de aangeefster op onderdelen steun vindt in andere bewijsmiddelen, afkomstig van een andere bron dan degene die de belastende verklaring heeft afgelegd. Tussen de verklaring en het overige gebezigde bewijsmateriaal mag geen sprake zijn van een te ver verwijderd verband. Als het aanvullend bewijsmateriaal alleen is aan te merken als een onderbouwing van de betrouwbaarheid van de verklaring van de aangeefster, geeft deze daaraan in het licht van art. 342, tweede lid, Sv onvoldoende steun. Dat geldt bijvoorbeeld als het aanvullend bewijs bestaat uit een ‘de auditu’-verklaring, inhoudende een weergave van wat de ‘bron’ aan de betrokken getuige heeft verteld. Indien een verklaring van een getuige daarentegen (mede) een zelfstandige, eigen waarneming inhoudt ten aanzien van de emotionele of fysieke toestand van de aangeefster op het moment dat het strafbare feit plaatsvindt, of vlak daarna, kan die waarneming voldoende steunbewijs opleveren voor het bewezen verklaarde. (HR 13 juli 2010, ECLI:NL:HR:2010:BM2452, HR 6 maart 2012, ECLI:NL:HR:2012:BS7910, HR 10 juni 2014, ECLI:NL:HR:2014:1354, HR 15 mei 2018, ECLI:NL:HR:2018:717, HR 10 juli 2018, ECLI:NL:HR:2018:1117).
4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde
5.De strafbaarheid van de verdachte
6.De straf
17 jaar in het ongewisse gebleven wie de dader van deze verkrachting is geweest.
7.De benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel
- behandelingen psychotherapeut ter hoogte van € 780,=;
- (toekomstige) vervolgbehandelingen psychotherapeut ter hoogte van € 720,=;
- behandelingen magnetiseur ter hoogte van € 88,=;
- medicatie ter hoogte van € 34,07;
- reis- en parkeerkosten ter hoogte van € 1.023,43;
- verlies van arbeidsvermogen in de periode van 1 september 2003 tot 1 maart 2004 ter hoogte van € 3.984,=;
- kosten reparatie auto ter hoogte van € 285,=;
- schade aan kleding ter hoogte van € 160,=;
- kosten rechtsbijstand ter hoogte van € 250,=;
- smartengeld ter hoogte van € 25.000,=.
8.De wettelijke voorschriften
9.De beslissing
- verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hierboven onder 3.4 is omschreven;
- spreekt de verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
- verklaart dat het bewezenverklaarde het strafbare feit oplevert zoals hierboven onder 4 is omschreven;
- verklaart de verdachte strafbaar;
- veroordeelt de verdachte tot een
- beveelt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van deze gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
- wijst de vordering van de benadeelde partij
- verklaart de benadeelde [slachtoffer] voor zover haar vordering is gericht op toekomstige behandelingen door een psychotherapeut, toekomstige reis- en parkeerkosten, reparatie auto en kleding
- wijstde vordering van de benadeelde partij voor het overige
af; - veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij in het kader
- legt aan de verdachte de verplichting op tot betaling aan de Staat ten behoeve van de benadeelde partij van
- bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.