Uitspraak
Rechtbank Limburg
1.Het verloop van de procedure
2.De feiten
- [minderjarige 1], geboren te [geboorteplaats] op [2001], (hiervoor en hierna te noemen: [minderjarige 1]), en
- [minderjarige 2], geboren te [geboorteplaats] op [2005] (hierna te noemen: [minderjarige 2]).
naar de rechtbank begrijpt zal bedoeld zijn:“wat”) het aandeel van de moeder zal zijn.”
3.Het geschil
- primair: de verzoeken van de man af te wijzen;
- subsidiair: voor het geval de rechtbank de door de man aan de vrouw te betalen bijdrage in de kosten van haar levensonderhoud en/of de kosten van verzorging en opvoeding van de kinderen wijzigt, deze wijziging op zijn vroegst per datum van de in dezen te wijzen beschikking te laten ingaan, althans te bepalen dat de reeds door de vrouw ontvangen bedragen niet aan de man terugbetaald hoeven te worden, en voor het geval de rechtbank bepaalt dat de vrouw aan de man een bijdrage in de kosten van [minderjarige 1] verschuldigd is, de reeds door haar betaalde bedragen ten behoeve van [minderjarige 1] hiermee te verrekenen en te bepalen dat die bijdrage op zijn vroegst ingaat op de datum van indiening van het verzoekschrift.
4.De beoordeling
Gewijzigde omstandigheden
- de inwerkingtreding van de Wet hervorming kindregelingen per 1 januari 2015, waardoor het fiscaal voordeel bij het betalen van kinderalimentatie is komen te vervallen en de vrouw een hoger kindgebonden budget (hierna: KGB) is gaan ontvangen. Dit KGB dient volgens de uitspraak van de Hoge Raad van 9 oktober 2015 (ECLI:NL:HR:2015:3011) bij de draagkracht van de vrouw te worden betrokken;
- de wijziging van het hoofdverblijf van [minderjarige 1] naar de man vanaf medio 2017, althans definitief per december 2017;
- het feit dat de vrouw inkomen is gaan genereren en op grond daarvan volgens het door partijen overeengekomen ouderschapsplan een draagkrachtvergelijking gemaakt had moeten worden, zodat het aandeel van de vrouw in de kosten van de kinderen becijferd had kunnen worden.
naar de rechtbank begrijpt zal bedoeld zijn:“wat”) het aandeel van de moeder zal zijn.” Voorts zijn partijen in de door hen gesloten vaststellings-overeenkomst van 18 november 2013 overeengekomen onder artikel 13: “Op het moment dat de vrouw een betaalde baan heeft gevonden, dan zullen deze inkomsten uiteraard in mindering worden gebracht op haar aanvullende behoefte c.q. recht op partneralimentatie. De vrouw dient de man regelmatig op de hoogte te brengen van haar sollicitatieactiviteiten.”