20.2.Eisers 6 vrezen dat de mate van slagschaduw in de kassen van [kwekerij] te Beringe dusdanig nadelig zal zijn voor de werkomstandigheden dat zij bang zijn geen personeel te kunnen krijgen. Hun beroep is er op gericht dat de kassen moeten worden beschouwd als ‘gevoelig’ object, zoals dat bij woonhuizen het geval is, zodat er wat dat betreft geen sprake is van een goede ruimtelijke ordening.
21. De rechtbank stelt vast dat deze beroepsgronden die zien op de aspecten regulier (cumulatief) geluid, laagfrequent geluid, BBT, trillingen, slagschaduw, gezondheid en goede ruimtelijke ordening, zich richten tegen het besluitonderdeel, waarbij met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 3˚, van de Wabo toestemming is verleend om af te wijken van het bestemmingsplan ‘Buitengebied’.
22. De rechtbank stelt voorop dat voor het oordeel dat het bevoegde bestuursorgaan in een geval als dit in verband met de daaraan verbonden milieugevolgen in redelijkheid geen toestemming voor afwijking van de planregels heeft kunnen verlenen, aanleiding kan bestaan indien ernstig moet worden betwijfeld of naleving mogelijk is van de daarvoor in het Activiteitenbesluit milieubeheer gestelde regels. Naleving van de geluidgrenswaarden uit het Activiteitenbesluit verzekert niet (in alle gevallen) een goed woon- en leefklimaat omdat het Activiteitenbesluit onder meer de begrenzing van het geluidniveau veroorzaakt door de inrichting regelt maar niet het geluidniveau dat ontstaat indien de voorgenomen activiteit wordt opgeteld bij de reeds aanwezige geluidbronnen. In dit geval betreft dat de cumulatieve geluidhinder in verband met het aanwezige windpark Neer. Andere voor de beoordeling van de kwaliteit van het woon-, leef- en werkklimaat relevante geluidbronnen zijn er niet in dit gebied.
23. De rechtbank stelt vast dat de aanvraag ziet op het realiseren van 5 windturbines met een minimale ashoogte en rotordiameter van 110 meter en een maximale ashoogte en rotordiameter van 140 meter met een vermogen van 3 tot 4,5 MW per turbine. Het totale vermogen bedraagt circa 20 MW. Door Aelmans is onderzocht of met 5 windturbines van het merk/type Lagerwey L136 van 4 MW ter plaatse van de woningen van derden in de omgeving aan de gestelde geluidgrenswaarden van 47 dB Lden en 41 dB Lnight wordt voldaan. Dat is bij alle relevante woningen het geval. Verder zijn enkele alternatieve turbines doorgerekend, te weten: Eneron E126 EP 4, Nordex N131, Siemens SWT3.3 en Vestax V136 met serrated edges. Ook is in het kader van de beoordeling of sprake is van een goede ruimtelijke ordening de cumulatie met windpark Neer beoordeeld. Daar staan 4 turbines van het merk/type Enercon E-82 en één turbine van het merk/type Enercon E-92. Bij twee woningen (niet van eisers) is de gecumuleerde geluidbelasting Lden gelijk aan 48 dB en de Lnight gelijk aan 42 dB. Gezien de geringe, voor het menselijk oor niet waarneembare overschrijding van de norm, en bij een minimale geluidwering, is sprake van een goed woon- en leefklimaat, aldus het rapport bij de aanvraag.
Normstelling en aanvaardbaar woon- en leefklimaat (geluidoverlast, trillingen, gezondheid).
24. De rechtbank stelt verder vast dat tussen partijen niet in geschil is dat uit het akoestisch rapport van Aelmans blijkt dat de onderzochte turbines binnen de bandbreedte van de verleende vergunning vallen en aan de geluidnormen van het Activiteitenbesluit voldoen. In artikel 3.14a van het Activiteitenbesluit is bepaald dat een windturbine of combinatie van windturbines ten behoeve van het voorkomen of beperken van geluidhinder moet voldoen aan de norm van ten hoogste 47 dB Lden en 41 dB Lnight op de gevel van gevoelige gebouwen. In tegenstelling tot de etmaalwaarde bij industrielawaai is Lden het gewogen jaargemiddelde van het equivalente geluidniveau met een toeslag van 5 dB voor de avondperiode en een toeslag van 10 dB voor de nachtperiode. De geluidbelasting die optreedt gedurende de avond en nacht wordt zodoende zwaarder meegewogen dan de geluidbelasting die overdag optreedt. De beoordelingsmaat Lnight is het gemiddelde equivalente geluidniveau over alle nachtperioden in een jaar zonder toeslag van 10 dB. Met deze extra beoordelingsmaat naast Lden wordt beoogd een extra waarborg te bieden voor bescherming tegen slaapverstoring.
25. Naar aanleiding van de beroepsgrond dat de normen van het Activiteitenbesluit niet (meer) toereikend zijn om een aanvaardbaar woon- en leefklimaat te garanderen, overweegt de rechtbank dat de Afdeling in diverse uitspraken heeft geoordeeld dat een geluidniveau van maximaal 47 dB Lden en 41 dB Lnight als gevolg van windturbines bij woningen uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening aanvaardbaar is (onder meer de uitspraak van de Afdeling van 17 januari 2018, ECLI:NL:RVS:2018:141 en 19 september 2018, ECLI:NL:RVS:2018:3067). De Afdeling heeft daarbij overwogen dat de dosismaten Lden en Lnight zijn ontleend aan de richtlijn 2002/49/EG van het Europees Parlement en de Raad van 25 juni 2002 inzake de evaluatie en beheersing van omgevingslawaai en dat er geen aanleiding is voor het oordeel dat de geluidnormen neergelegd in artikel 3.14a, eerste lid, van het Activiteitenbesluit onverbindend moeten worden geacht of buiten toepassing moeten blijven (uitspraak van de Afdeling van 21 februari 2018, ECLI:NL:RVS:2018:616). Wat betreft het percentage ernstig gehinderden, bij hantering van genoemde geluidnormen, heeft de Afdeling overwogen dat, gelet op de Nota van toelichting, het regelgevend bevoegd gezag bij de vaststelling van artikel 3.14a, eerste lid, van het Activiteitenbesluit een percentage ernstig gehinderden bij windturbines van 9 binnenshuis en 20 buitenshuis onder afweging van alle betrokken belangen aanvaardbaar heeft geacht. Daarbij heeft de Afdeling gewezen op de vermelding in de Nota van toelichting dat dergelijke niveaus van ernstige hinder goed vergelijkbaar zijn met hetgeen bij de normering voor wegverkeer, railverkeer en industrielawaai als maximaal toelaatbaar wordt beschouwd en dat het maatschappelijk belang dat is gediend bij de uitvoering van dergelijke projecten het volgens het vermelde in de parlementaire stukken noodzakelijk maakt om een bepaalde mate van hinder te accepteren. De Afdeling heeft gelet hierop en in aanmerking genomen de omstandigheid dat het aan het regelgevend bevoegd gezag is de verschillende belangen en de feiten en omstandigheden die bij de vaststelling van het algemeen verbindende voorschrift betrokken zijn tegen elkaar af te wegen, in de verwijzing van appellanten naar de percentages ernstig gehinderden geen aanleiding gezien voor het oordeel dat het regelgevend gezag niet in redelijkheid tot vaststelling van artikel 3.14a, eerste lid, van het Activiteitenbesluit heeft kunnen besluiten. In deze uitspraken heeft de Afdeling tevens geoordeeld dat uit onderzoeken van onder meer het RIVM blijkt dat er geen wettelijke normen voor laagfrequent geluid bestaan en dat bij het voldoen aan de geluidnormen uit het Activiteitenbesluit geen onaanvaardbare hinder door laagfrequent geluid vanwege windturbines zal optreden, waarbij het niet is te verwachten dat het laagfrequent geluid bij grotere windturbines een substantieel groter aandeel zal krijgen. In onder meer de uitspraak van 19 december 2018: ECLI:NL:RVS:2018:4177 heeft de Afdeling overwogen dat er geen wetenschappelijk bewijs beschikbaar is dat de gestelde gezondheidsrisico’s van laagfrequent geluid en infrasoon geluid van windturbines ondersteunt. Laagfrequent geluid wordt in de meeste onderzoeken volgens het rapport geduid als onderdeel van het geluidspectrum van windturbines. Infrageluid moet over het algemeen onhoorbaar worden geacht en is in ieder geval niet luid genoeg om effecten op de gezondheid te veroorzaken. De door eisers 7, die op 1.525 meter afstand van het windpark wonen, geuite vrees voor gezondheidsgevaar voor ‘ultrasoon’ geluid is daarom ongegrond. Bij het vorenstaande heeft de rechtbank in aanmerking genomen dat uit de second opinion van Royal Haskoning DHV van 17 december 2018 blijkt dat de laagfrequente bijdrage van de vergunde en onderzochte turbines die binnen de bandbreedte vallen, beperkter is dan door Peutz is berekend, omdat Peutz van een hogere bronsterkte is uitgegaan. Volgens de berekening van Royal Haskoning DHV zal van significante overschrijdingen van de Vercammencurve zeker geen sprake zijn. De rechtbank ziet geen aanleiding om verweerders standpunt voor onjuist te houden dat er ook concreet, bij de windturbines binnen de vergunde bandbreedte, geen onaanvaardbare hinder dan wel negatieve gezondheidseffecten zijn te verwachten. In de jurisprudentie is ten slotte ook de juistheid van verweerders standpunt bevestigd dat trillinghinder (via de grond) bij windturbines die op juiste wijze zijn geplaatst, niet optreedt (onder meer uitspraak van de Afdeling van 21 december 2012, ECLI:NL:RVS:2012:BY3735). De door eisers 1, 3, 4 en 5 aangevoerde vrees voor onaanvaardbare ‘trillinghinder’ is niet gegrond. 26. Gelet opgenoemde jurisprudentie van de Afdeling moet worden geoordeeld dat de geluidnormen uit het Activiteitenbesluit voldoende bescherming bieden tegen geluid, waaronder laagfrequent geluid en infrasoon (onhoorbaar) geluid en dat verweerder in redelijkheid bij die normen heeft kunnen aansluiten bij het verlenen van de omgevingsvergunning. De daartegen gerichte beroepsgronden slagen niet.
27. Aelmans heeft in het Akoestisch onderzoek Windturbines Windpark Egchelse Heide van 23 februari 2018 tevens de cumulatie met windpark Neer beoordeeld. De conclusie van dit onderzoek is dat enkel bij de woningen Karissendijk [huisnummer] en Haambergweg [huisnummer] in een worst case situatie een overschrijding van de (voor de vergunde windturbines geldende) maximale niveaus van het Activiteitenbesluit optreedt nu aldaar sprake is van een gecumuleerd geluidniveau van 48 dB Lden en 42 dB Lnight. Na zich aanvankelijk op het standpunt te hebben gesteld dat een overschrijding met 1 dB, waardoor het woon- en leefklimaat volgens de methode Miedema ‘matig’ blijft, vanuit een oogpunt van goede ruimtelijke ordening aanvaardbaar is, heeft verweerder in zijn brief van 20 december 2018 in navolging van de second opinion van Royal Haskoning DHV (en de rapporten van Peutz) het standpunt ingenomen dat uit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening ook cumulatief aan de geluidnormen uit het Activiteitenbesluit dient te worden voldaan. Verweerder verbindt daaraan de consequenties dat op grond van de verleende vergunning voorafgaand aan het begin van de bouwactiviteiten de definitieve tekeningen en constructieberekeningen moeten worden ingediend. Op dat moment moet namelijk duidelijk zijn welk type windturbine, vallend binnen de bandbreedte, wordt opgericht en of die windturbines cumulatief tot overschrijding van de geluidnormen van het Activiteitenbesluit kunnen leiden. Bij de onderzochte turbines is dit alleen aan de orde indien gekozen wordt voor de Lagerwey L136-turbine zonder geluidbeperkende maatregelen. Wanneer vergunninghoudster kiest, zoals bij de behandeling van de beroepen ter zitting is aangekondigd, voor een turbine binnen de vergunde bandbreedte die nog niet is opgenomen in de melding op grond van het Activiteitenbesluit, dan is een nieuwe melding vereist, voorzien van een akoestisch onderzoek. Verweerder heeft daarbij toegezegd dat bij keuze voor de genoemde Lagerwey-turbine of een niet in de melding opgenomen (nieuwe) turbine, indien uit het akoestisch onderzoek blijkt dat de geluidnorm cumulatief wordt overschreden, een maatwerkvoorschrift zal worden vastgesteld teneinde die overschrijding teniet te doen. Verweerder noemt daarbij als eventuele geluidbeperkende maatregel het voorschrijven van software die de turbine langzamer laat draaien waardoor de geluidemissie omlaag gaat.
28. Gelet op het voorgaande stelt de rechtbank vast dat tussen partijen niet in geschil is dat bij de woningen van alle eisers niet alleen aan de geluidnormen van het Activiteitenbesluit wordt voldaan maar dat ook het cumulatief berekende geluid van windpark Egchelse Heide met windpark Neer aan deze normen voldoet. Er is in zoverre geen reden om de cumulatie van geluid jegens eisers in strijd met een goede ruimtelijke ordening te achten. Eisers hebben zich er echter op beroepen dat op voorhand niet is gewaarborgd dat bij twee woningen van anderen dan eisers cumulatief aan die norm kan worden voldaan en in zoverre geen sprake is van een goede ruimtelijke ordening.
29. Ingevolge artikel 8:69a van de Awb vernietigt de bestuursrechter een besluit niet op de grond dat het in strijd is met een geschreven of ongeschreven rechtsregel of een algemeen rechtsbeginsel, indien deze regel of dit beginsel kennelijk niet strekt tot bescherming van de belangen van degene die zich daarop beroept. Van overschrijding van de geluidsnormen bij de woningen van eisers is geen sprake, zodat zij zich in beginsel niet op bescherming door die norm kunnen beroepen. Uit de uitspraak van de Afdeling van 19 december 2018, ECLI:NL:RVS:2018:4180, r.o. 18.1 moet echter worden afgeleid dat aan hen het relativiteitsvereiste niet kan worden tegengeworpen als een geslaagd beroep op schending van een milieunorm bij de woning van iemand anders zal leiden tot een maatregel die een beter woon- en leefklimaat voor eisers oplevert, mits voor hen dezelfde norm geldt. 30. De rechtbank stelt vast dat Windturbine 5 (WT5) samen met windpark Neer verantwoordelijk is voor de mogelijke cumulatieve overschrijding van de geluidnorm met 1 dB bij de woningen Karissendijk [huisnummer] en Haambergweg [huisnummer] . Alleen bij de woning van eisers 7 aan [adres] , die is gelegen op een afstand van circa 1.525 meter van WT5 en waarbij een geluidbelasting veroorzaakt door windpark Egchel van 35 dB Lden en 28 dB Lnight optreedt en een gecumuleerde geluidbelasting van 36 dB Lden en 29 dB Lnight, is een verbetering van het woon- en leefklimaat mogelijk indien WT5 1 dB minder geluid zou produceren dan de toegestane wettelijke norm. De rechtbank is van oordeel dat 1 dB minder bij de woningen Karissendijk [huisnummer] en Haambergweg [huisnummer] , gelegen op een afstand van ca. 400 meter van WT5, een verwaarloosbaar effect zou hebben op het woon- en leefklimaat bij de woning van
eisers 7. Niet gezegd kan worden dat daardoor een (meetbare) verbetering van hun woon- en leefklimaat kan optreden. Eisers 7 kunnen zich daarom niet op overschrijding van de geluidnormen bij de woningen Karissendijk [huisnummer] en Haambergweg [huisnummer] beroepen. Het relativiteitsvereiste staat daarom aan een eventuele vernietiging van het bestreden besluit in de weg en de rechtbank laat deze beroepsgrond om die reden onbesproken.
Best beschikbare technieken.
31. In de akoestische rapporten van Peutz van 23 april 2018 en 19 december 2018 die op verzoek van eisers zijn opgesteld, wordt betoogd dat in het bestreden besluit geen (kenbare) afweging is gemaakt of sprake is van de toepassing van de beste beschikbare technieken (BBT), hetgeen een wettelijke eis is op grond artikel 2.14, eerste lid, onder c, onder 1, van de Wabo. Volgens Peutz zijn de technisch meest moderne windturbines niet noodzakelijkerwijs het minst belastend voor het lokale milieu omdat door de grotere afmetingen meer geluid in het normale spectrum en/of laagfrequent geluid kan worden veroorzaakt en daardoor kan het woon- en leefklimaat in de nabije omgeving negatief worden beïnvloed.
32. De rechtbank stelt vast dat ter beoordeling voorligt een besluit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, in verbinding met artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 3˚, van de Wabo en niet een besluit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder e, in verbinding met artikel 2.14 van de Wabo (omgevingsvergunning voor milieuactiviteiten). De BBT-eis is daarom in dit geval niet wettelijk voorgeschreven. Daarbij komt dat de Afdeling in de uitspraak van 19 december 2018, ELI:NL:RVS:2018:4177, onder verwijzing naar eerdere uitspraken, heeft overwogen “dat uit het vereiste dat in dat in de inrichting de BBT moeten worden toegepast niet volgt dat alle mogelijke maatregelen moeten worden getroffen die bijdragen aan een reductie van de geluidemissie. Artikel 2.14, eerste lid, aanhef en onder c, onder 1˚, van de Wabo vereist, anders dan Peutz veronderstelt, dan ook niet dat in de omgevingsvergunning wordt gewaarborgd dat windturbines met de laagste gemiddelde geluidemissie worden gerealiseerd”. Door vergunninghoudster is bij de behandeling van de beroepen ter zitting bevestigd dat de windturbines die zullen worden geplaatst als BBT zijn te beschouwen. De rechtbank ziet geen aanleiding om aan de juistheid van die stelling te twijfelen. Zoals de rechtbank hiervóór al heeft overwogen, bestaat geen grond voor het oordeel dat onaanvaardbare hinder van laagfrequente geluid door de vergunde windturbines is te verwachten en dat het bestreden besluit in zoverre in strijd met een goede ruimtelijke ordening zou zijn genomen. De beroepsgrond slaagt daarom niet.
33. Naar aanleiding van de beroepsgrond van eisers 2 dat er gevaar kan optreden bij ijsvorming op de rotorbladen, overweegt de rechtbank dat eisers op een afstand van 450 meter van de dichtstbijzijnde windturbine wonen en dat verweerder zich daarom niet ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat voor een gevaar bij de woning van eisers niet hoeft te worden gevreesd. Daar komt bij dat door vergunninghoudster in de nadere memorie van 9 juli 2018 erop is gewezen dat het windpark zal worden voorzien van een ijsdetectie-systeem zodat de windturbines bij ijsvorming worden stilgezet om risico’s zoveel mogelijk te beperken. De beroepsgrond slaagt niet.
34. Eisers 1, eiseres 3, eisers 4 en eisers 5 voeren aan dat, wanneer aan de normstelling voor slagschaduw op grond van het Activiteitenbesluit wordt voldaan, nog geen aanvaardbaar woon- en leefklimaat is gegarandeerd. Verweerder heeft volgens hen nagelaten te beoordelen of met de vastgestelde mate van slagschaduw sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. Eisers 2 (Kanaaldijk [huisnummer] ), eisers 7 (Hub [huisnummer] ) en eisers 8 (Kanaaldijk, Vreedepeelweg en Witdonk) voeren aan dat uit een oogpunt van goede ruimtelijke ordening een voorschrift had moeten worden opgenomen om overlast als gevolg van slagschaduw te voorkomen vanwege de cumulatie met het windpark Neer. Het Activiteitenbesluit voorziet hier namelijk niet in.
35. In artikel 3.14, vierde lid, van het Activiteitenbesluit is bepaald dat bij het inwerking hebben van een windturbine ten behoeve van het voorkomen of beperken van slagschaduw en lichtschittering de bij ministeriële regeling te stellen maatregelen worden toegepast. Deze ministeriële regeling is de Activiteitenregeling milieubeheer (hierna: de Activiteitenregeling).
In artikel 3.12, eerste lid, van de Activiteitenregeling is bepaald dat de windturbine ten behoeve van het voorkomen of beperken van slagschaduw en lichtschittering is voorzien van een automatische stilstandvoorziening die de windturbine afschakelt indien slagschaduw optreedt ter plaatse van gevoelige objecten voorzover de afstand tussen de windturbine en de gevoelige objecten minder dan 12 maal de rotordiameter bedraagt en gemiddeld meer dan 17 dagen per jaar gedurende meer dan 20 minuten per dag slagschaduw kan optreden en voorzover zich in de door de slagschaduw getroffen uitwendige scheidingsconstructie van gevoelige gebouwen of woonwagens ramen bevinden.
36. Bijlage 10 bij de ruimtelijke onderbouwing bevat de rapportage van het onderzoek naar de effecten van slagschaduw. Hierin wordt geconcludeerd dat met toepassing van de voorgeschreven stilstandvoorziening (bladzijde 38 van de ruimtelijke onderbouwing) aan de normering uit het Activiteitenbesluit (maximaal 5 uur en 20 minuten per jaar bij gevoelige objecten) wordt voldaan. In het onderzoek slagschaduw is ook de cumulatieve slagschaduw (met windpark Neer) beschouwd en vastgelegd dat op grond van deze berekening de stilstandvoorziening wordt ingesteld. Bij de behandeling van de beroepen ter zitting is door vergunninghoudster toegelicht dat er software zal worden gebruikt die mede is afgestemd op de slagschaduw die windpark Neer veroorzaakt. Bij dreigende overschrijding van de norm door slagschaduw al of niet mede veroorzaakt door windpark Neer, worden de windturbines van windpark Egchel automatisch stopgezet. Volgens het onderzoeksrapport wordt overigens bij de woningen van eisers aan de Vreedepeelweg [huisnummers] en Hub [huisnummer] aan de gecumuleerde norm voldaan zonder stilstandvoorziening. De automatische stilstandvoorziening houdt in dat in de windturbinebesturing een kalender van dagen en tijden wordt geprogrammeerd, waarmee de rotor wordt gestopt als de maximumduur wordt overschreden en de zonneschijnsensor aangeeft dat de zon schijnt en deze op een zodanige positie ten opzichte van een gevoelig object staat dat daar hinder door slagschaduw kan optreden. Naar het oordeel van de rechtbank is er door die voorziening geen reden om niet te spreken van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. Daartoe wordt nog gewezen op de uitspraak van de Afdeling van 4 mei 2016, ECLI:NL:RVS:2016:1228, waarin is geoordeeld dat bij de beoordeling van welke hinder van slagschaduw in het kader van een goede ruimtelijke ordening aanvaardbaar is te achten, in redelijkheid kan worden aangesloten bij de in artikel 3.12 van de Activiteitenregeling milieubeheer opgenomen norm. Eisers hebben ter zitting hun twijfels geuit of de stilstandvoorziening softwarematig afgestemd kan worden op windpark Neer. De rechtbank ziet daarin geen reden om aan te nemen dat het niet mogelijk is om de automatische stilstandvoorziening zo in te stellen dat ter plaatse van de gevoelige objecten met de slagschaduw van beide windparken rekening wordt gehouden. Het onderzoek slagschaduw maakt onderdeel uit van de omgevingsvergunning. Indien aan de norm voor (gecumuleerde) slagschaduw niet wordt voldaan, kan daartegen handhavend worden opgetreden. Aan de rechtmatigheid van de verlening van de omgevingsvergunning doet dit niet af. Deze beroepsgronden slagen niet. 37. Eisers 1 betogen aanvullend dat door verweerder ten onrechte geen rekening is gehouden met een aan hen verleende omgevingsvergunning (milieu en bouw) voor de locatie Schorfweg [huisnummer] .
38. Verweerder heeft erop gewezen dat de verleende omgevingsvergunning voor de locatie Schorfweg [huisnummer] betrekking heeft op het oprichten van agrarische bebouwing. Er is geen bedrijfswoning op de locatie aangevraagd en dus ook niet vergund. Volgens verweerder is met de verleende vergunning het gehele bouwblok benut, zodat uitgesloten is dat daar nog een bedrijfswoning kan worden gerealiseerd. De rechtbank ziet geen aanleiding om aan de juistheid van die verklaring te twijfelen. Verweerder heeft dan ook op goede gronden het standpunt ingenomen dat er geen reden is om aan te nemen dat op dit perceel geen sprake zal zijn van een goed woon- en leefklimaat.
39. Eiseres 3 heeft aangevoerd dat de windturbines een negatief effect zullen hebben voor de exploitatie van de visvijvers aan de Katsberg [huisnummer] . Zij betoogt dat de omgevingsvergunning niet verleend had mogen worden omdat een windpark planologisch niet past bij een recreatieve bestemming. Dat komt niet alleen door de slagschaduw maar ook door het geluid van en het uitzicht op de windturbines. Bezoekers van de forellenvijvers en het bijbehorende terras komen immers voor hun rust naar deze locatie en die wordt verstoord door de windturbines. Tevens vreest eiseres voor stress bij de forellen. Haar bedrijfsbelang wordt daardoor ernstig geschaad.
40. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat er bij de visvijvers geen onaanvaardbare hinder door slagschaduw optreedt. De rechtbank merkt daarbij op dat het tot verweerders taak behoort om de betrokken belangen af te wegen en dat de rechtbank die afweging dient te respecteren, tenzij moet worden gezegd dat bepaalde belangen niet aan de afweging zijn betrokken of verweerder in redelijkheid niet tot het resultaat van de afweging is kunnen komen. Ten aanzien van de belangen van eiseres 3 heeft verweerder doen wegen dat slagschaduw met name bij laagstaande zon in de wintermaanden (op maximaal 84 dagen) aan de orde is en dat dan de visvijvers, zoals eiseres ter zitting heeft bevestigd, niet worden gebruikt. Het gaat daarbij volgens de berekening in het onderzoek, waarvan de juistheid door eiseres niet is betwist, om in totaal circa 12 uur op jaarbasis. Verder wordt het effect gemitigeerd door de aanwezigheid van afschermende elementen zoals bomen. Daarbij komt dat door omliggende, beschermde objecten ook ter plaatse van de visvijvers regelmatig sprake zal zijn van stilstand. Bij de visvijvers die vanaf de rand van het perceel op een afstand van circa 559 meter tot de dichtstbijzijnde turbine (WT1) liggen, wordt aan de geluidnormen van het Activiteitenbesluit voldaan. In het landschap en de directe omgeving van het object van eiseres zijn diverse uitzichtbeperkende landschapselementen aanwezig. Naar het oordeel van de rechtbank bestaat geen grond voor het oordeel dat verweerder de omgevingsvergunning had moeten weigeren. Hoewel de rechtbank begrijpt dat de aanwezigheid van windturbines in de nabijheid een recreatieve voorziening van invloed kan zijn op de aantrekkelijkheid daarvan voor bezoekers, is zij van oordeel dat verweerder het belang bij realisatie van het windpark in redelijkheid zwaarder heeft kunnen laten wegen dan het belang van eiseres bij een ongestoorde bedrijfsvoering. Daarbij heeft verweerder terecht gewezen op de mogelijkheid om, inden de bedrijfsvoering en de gezondheid van de vissen aantoonbaar worden geschaad, een planschadeverzoek in te dienen.
41. Het betoog van eisers 6 komt erop neer dat de kassen aan de Vreedepeelweg [huisnummer] op dezelfde voet als woningen als gevoelig object hadden moeten worden aangemerkt en dat er daarom geen sprake is van een goede ruimtelijke ordening. Door de slagschaduw in de kassen zullen de werkomstandigheden verslechteren en zal het moeilijker worden om nog personeel te vinden.
42. Wat betreft de kassen van eisers 6 aan de Vreedepeelweg [huisnummer] is in het slagschaduwonderzoek berekend dat de hoeveelheid slagschaduw op de kas 70 uur op jaarbasis bedraagt. De rechtbank is met verweerder van oordeel dat de kassen geen gevoelig object zijn in de zin van artikel 3.12 van de Activiteitenregeling milieubeheer, zodat de norm van die bepaling niet van toepassing is. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder het aantal van 70 uur op jaarbasis uit een oogpunt van goede ruimtelijke ordening aanvaardbaar kunnen achten. Daarbij wordt nog in aanmerking genomen dat tijdens de werktijden en werkdagen waarop personeel in de kas aanwezig is en tevens slagschaduw optreedt, er feitelijk dus aanzienlijk minder dan 7 uur per jaar hinder van slagschaduw zal optreden. Verder is ter zitting gebleken dat bij de berekening van het aantal uren slagschaduw op de kassen geen rekening is gehouden met de uren waarin de stilstandvoorziening ter bescherming van gevoelige objecten in werking is. Van een onaanvaardbaar slecht werkklimaat is naar het oordeel van de rechtbank dan ook geen sprake. Overigens heeft vergunninghoudster ter zitting toegezegd dat in overleg met eisers zal worden bezien in hoeverre het mogelijk is om voorzieningen te treffen om eisers tegemoet te komen en de hinder door slagschaduw verder te beperken. Verder bestaat ook voor eisers 6 de mogelijkheid een verzoek om planschade in te dienen. De beroepsgrond slaagt niet.
43. Op grond van voorgaande overwegingen concludeert de rechtbank dat geen van de door eisers aangevoerde beroepsgronden aanleiding geeft om te oordelen dat niet voldaan is aan de vereisten van een goede ruimtelijke ordening en een goede ruimtelijke onderbouwing of dat verweerder bij afweging van de in aanmerking te nemen belangen niet in redelijkheid tot verlening van de omgevingsvergunning is kunnen komen. De onder 20 opgesomde beroepsgronden slagen niet.
44. Eisers 1, 3, 4 en 5 voeren aan dat de uitgevoerde natuurtoets niet ten grondslag kan worden gelegd aan de omgevingsvergunning omdat de natuurtoets is uitgevoerd voor een ander plan met een andere opstelling dan thans het geval is. Verder hebben eisers twijfels of de natuurtoets wel goed is uitgevoerd.
45. Er is vóór de aanvraag van de voorliggende vergunning door GS een onherroepelijke ontheffing in het kader van de Wet natuurbescherming verleend. Er is dus geen reden om aan te nemen dat het project niet uitvoerbaar is. Verweerder heeft in het verweerschrift de juistheid van het standpunt van eisers dat de natuurtoets voor een ander plan is uitgevoerd, gemotiveerd weersproken. Eisers hebben de juistheid van verweerders weerlegging dat de natuurtoets voor het onderhavige project is uitgevoerd, verder niet betwist. De beroepsgrond slaagt niet.
Economische uitvoerbaarheid.
46. Eisers 1, 2, 4 en 5 voeren aan dat de economische uitvoerbaarheid onvoldoende is onderbouwd omdat geen planschaderisicoanalyse is uitgevoerd.
47. De Afdeling heeft o.a. in de uitspraak van 21 november 2018, ECLI:NL:RVS:2018:3790 overwogen dat in het kader van een procedure tegen een omgevingsvergunning een betoog dat ziet op de uitvoerbaarheid van het project, waaronder ook de financieel-economische uitvoerbaarheid is begrepen, slechts kan leiden tot vernietiging van het bestreden besluit indien en voor zover het aangevoerde leidt tot de conclusie dat het college op voorhand in redelijkheid had moeten inzien dat het project niet kan worden uitgevoerd. Bij de voorbereiding van het besluit heeft vergunninghoudster de mogelijkheid van planschadeclaims in zijn algemeenheid onderzocht. Voor het oordeel dat het project niet uitvoerbaar zou zijn vanwege de te verwachten planschadeclaims bestaat geen grond. De beroepsgrond slaagt niet. 48. Op grond van voorgaande overwegingen zijn de beroepen van eisers 1 t/m 8 ongegrond. Het beroep van eisers 9 is niet-ontvankelijk.