Uitspraak
RECHTBANK LIMBURG
1.Onderzoek van de zaak
2.De tenlastelegging
3.De beoordeling van het bewijs
Aangever liep in eerste instantie mee naar de uitgang, maar bedacht zich toen. Toen de verdachte echter denigrerende dingen naar hem riep, was voor aangever de maat vol en liep hij toch weer richting de uitgang. Hij maakte de deur naar buiten open, daarna volgde de verdachte. Aangever legde zijn jas en sporttas neer en draaide zich toen richting de uitgang, waar de verdachte net uit was gekomen en aangever maakte een beweging naar de verdachte van ‘wat is er nou?’. Hij opende hierbij zijn armen. Toen zag hij dat de verdachte een klein pistool in zijn rechterhand pakte. Hij heeft niet gezien dat hij dat wapen heeft doorgeladen, daarvoor ging het te snel. Hij hoorde minimaal twee tot vier knallen. Bij de eerste knal rende hij weg, maar omdat hij niets voelde, is hij weer teruggelopen om zijn jas en tas te pakken. Hij dacht ook dat het mogelijk een luchtdrukwapen was of dat het losse flodders waren. Toen volgde een tweede schot en voelde hij dat hij in zijn linker onderbeen werd geraakt. Hoe vaak geschoten is, weet hij niet meer zeker. Ook heeft hij niet gezien waar de verdachte op gericht heeft, daarvoor ging het te snel. [2]
- als poging tot moord of tot doodslag zoals primair ten laste is gelegd;
- als zware mishandeling, al dan niet met voorbedachte raad, zoals subsidiair ten laste is gelegd;
- als poging tot zware mishandeling, al dan niet met voorbedachte raad, zoals meer subsidiair ten laste is gelegd, of
- als bedreiging met een misdrijf tegen het leven gericht of met zware mishandeling, zoals meest subsidiair ten laste is gelegd.
De rechtbank is van oordeel dat er geen bewijs is voor die voorbedachte raad. Immers, niet kan worden vastgesteld dat de verdachte naar de sportschool is gekomen met de bedoeling aangever daar te treffen en hem aldaar vervolgens te doden. Verder is er geen bewijs dat de verdachte toen hij aangever trof op de sportschool, hem bewust mee naar buiten heeft genomen om hem daar dood te schieten. Ten slotte is ook niet vast komen te staan dat, nadat de verdachte en aangever samen naar buiten gingen om hun conflict uit te vechten, de verdachte besloot zijn wapen te gebruiken om aangever te doden. Poging moord kan daarom niet worden bewezen. Om dezelfde reden komt de rechtbank evenmin tot bewezenverklaring van de poging doodslag..
4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde
5.De strafbaarheid van de verdachte
6.De straf
6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaar.
7.De benadeelde partijen en de schadevergoedingsmaatregel
- materiële schade in de vorm van eigen bijdrage zorgverzekering (€ 110,89), broek (€ 75) en reiskosten (€ 50,70);
- immateriële schade (€ 5.000,00);
- kosten rechtsbijstand (€ 500,00).
8.De wettelijke voorschriften
9.De beslissing
- verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hierboven onder 3.4 is omschreven;
- spreekt de verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
- verklaart dat het bewezenverklaarde het strafbare feit oplevert zoals hierboven onder 4 is omschreven;
- verklaart de verdachte strafbaar;
- veroordeelt de verdachte voor het meer subsidiair tenlastegelegde feit tot een
- beveelt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van deze gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
- bepaalt dat het voorwaardelijke gedeelte van de straf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, omdat de veroordeelde voor het einde van de proeftijd:
- zich heeft schuldig gemaakt aan een strafbaar feit of
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit geen medewerking heeft verleend aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de Identificatieplicht ter inzage heeft aangeboden of
- geen medewerking heeft verleend aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
bijzondere voorwaarden, waaraan de veroordeelde gedurende de proeftijd heeft te voldoen:
[slachtoffer];
- bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de staat in zoverre komt te vervallen;
- verklaart de benadeelde partij met betrekking tot de kosten voor rechtsbijstand en de reiskosten van en naar zijn advocaat, niet-ontvankelijk in zijn vordering.