3.3Het oordeel van de rechtbank
03/720716-16
Ten aanzien van het onder 1. en onder 2. tenlastegelegde.
Inleiding
Onder 1. en onder 2. is aan de verdachte tenlastegelegd – kort gezegd – telkens samen met een ander; een poging moord dan wel een poging (gekwalificeerde) doodslag dan wel een poging tot een diefstal met geweld en bedreiging met geweld in de woning van [slachtoffer 3] (hierna te noemen: [slachtoffer 3] ) en [slachtoffer 1] (hierna te noemen: [slachtoffer 1] ), waarbij op [slachtoffer 1] is geschoten. Daarna heeft een diefstal met bedreiging met geweld plaatsgevonden van de personenauto van [slachtoffer 2] (hierna te noemen: [slachtoffer 2] ). De rechtbank zal allereerst het dossier bespreken.
Ten aanzien van de bewijsmiddelen
Verklaringen van de buurvrouw en beide aangevers
De getuige [getuige 1] (hierna te noemen: [getuige 1] ) heeft op 10 mei 2016 bij de politie een verklaring afgelegd. Zij heeft verklaard dat zij zich die dag omstreeks 19:10 uur in haar woning op de [straatnaam] 61 te Landgraaf bevond. Naast haar, op nummer 63, woonden [slachtoffer 3] en [slachtoffer 1] . [getuige 1] hoorde op voornoemd tijdstip een geluid, afkomstig uit haar achtertuin. Het geluid leek op gerommel aan een houten tuinpoort. Zij is vervolgens bij haar tuinpoort gaan kijken. Toen [getuige 1] haar tuinpoort opende, zag zij twee mannelijke personen op de Europaweg-Noord staan. Deze personen stapten juist op dat moment in een auto. Op dat moment hoorde [getuige 1] dat [slachtoffer 3] en [slachtoffer 1] ook naar buiten kwamen. [getuige 1] zag dat [slachtoffer 3] naar de voornoemde auto liep waar juist deze de twee mannelijke personen waren ingestapt. Op het moment dat [slachtoffer 3] naar de auto liep, zag [getuige 1] dat die auto weg reed. [getuige 1] zag even later dat [slachtoffer 1] bij de tuinpoort stond en met een hamer het slot recht tikt. [getuige 1] vermoedt hierdoor dat het slot verbogen was. Ongeveer 10 tot 15 minuten later, [getuige 1] denkt dat dit rond 19:25 uur was, hoorde zij een hoop gestommel, komende uit de woning van [slachtoffer 3] en [slachtoffer 1] . Het leek alsof er met meubels werd geschoven. [getuige 1] hoorde geschreeuw alsof mensen ruzie hadden. [getuige 1] is hierop naar haar voordeur gelopen, heeft deze geopend en is een stukje naar buiten gelopen. Zij zag op dat moment nog niets. [getuige 1] keek in de richting van de woning van [slachtoffer 3] en [slachtoffer 1] , maar zag daar ook niets. [getuige 1] keek daarop naar de andere kant van de straat. Zij zag toen twee mannen staan. Deze twee mannen stonden bij een donkerkleurige personenauto van het merk BMW. Deze twee mannen droegen elk een politie-uniform. [getuige 1] zag dat een van deze twee mannen druk doende was met zijn been. Ze hoorde hem ook iets zeggen in de trant van: ‘
messteken, gestoken, mes’. [getuige 1] draaide zich hierop weer in de richting van de voordeur van [slachtoffer 3] en [slachtoffer 1] . Zij zag dat deze voordeur was gesloten en dat er bloed op zat. De twee mannen die eerder bij deze personenauto stonden waren inmiddels vertrokken. Zo’n 5 tot 10 minuten later stond [getuige 1] nog steeds voor haar woning. Zij zag dat de voordeur van de woning van [slachtoffer 3] en [slachtoffer 1] openging. [getuige 1] zag dat [slachtoffer 3] helemaal overstuur naar buiten kwam gelopen. [slachtoffer 3] is vervolgens bij [getuige 1] de woning binnen gegaan. [slachtoffer 3] verklaarde toen tegenover [getuige 1] dat het
nepagentenwaren.
[slachtoffer 3] heeft op 10 mei 2016 om 20.30 uur een eerste verklaring tegenover ambtenaren van de politie afgelegd. [slachtoffer 3] heeft verklaard dat zij die avond televisie aan het kijken was, toen zij een geluid hoorde dat afkomstig was van de poort aan de achterzijde van de woning. [slachtoffer 3] zag vervolgens bij de poort een mannelijk persoon staan. Terwijl [slachtoffer 3] naar de man riep, riep zij ook naar [slachtoffer 1] , die ook in de woning aanwezig was. [slachtoffer 3] liep de tuin in en zag dat de tuinpoort open stond. Op dat moment zag [slachtoffer 3] dat ook haar buurvrouw [getuige 1] naar buiten was gekomen. Vervolgens is [slachtoffer 3] naar de Europaweg-Zuid gelopen. [slachtoffer 1] liep achter haar aan. Op de parkeerplaats stond een zwarte auto. [slachtoffer 3] zag dat een mannelijk persoon op de bestuurdersplaats zat. Of er ook iemand op de bijrijdersplaats zat weet [slachtoffer 3] niet. Op de achterbank lagen grote lichtblauwe vuilniszakken. [slachtoffer 3] klopte op het raam van het bestuurdersportier, maar kreeg de indruk dat de bestuurder niet haar kant uit durfde te kijken. De auto is vervolgens met hoge snelheid weggereden. [slachtoffer 3] heeft vervolgens op zolder een hamer gepakt en daarmee heeft [slachtoffer 1] op een stuk ijzer van de poort geslagen, waarna de poort weer kon worden gesloten. [slachtoffer 1] en [slachtoffer 3] zijn vervolgens de woning weer ingegaan.
Enige tijd later, ongeveer tien minuten, stond [slachtoffer 3] in de keuken. [slachtoffer 3] hoorde dat er op de voordeur werd geklopt. [slachtoffer 3] hoorde dat [slachtoffer 1] zei dat er politie voor de deur stond. De voordeur was afgesloten. [slachtoffer 3] pakte de sleutel en liep naar de voordeur. [slachtoffer 1] stond toen ook in de gang naar de voordeur. Door het glas van de voordeur zag [slachtoffer 3] een politie-uniform. Met de sleutel draaide [slachtoffer 3] de voordeur van het slot. [slachtoffer 3] opende de voordeur en voelde dat de voordeur open werd geduwd. Een persoon in een politie-uniform duwde [slachtoffer 3] boven de borst met een vlakke hand een stukje achteruit, de woonkamer in. [slachtoffer 3] hoorde dat de persoon met een mannenstem schreeuwde: ‘
liggen, liggen!’, ‘niet kijken!’en ‘
gezicht op de grond!’. [slachtoffer 3] zag dat die persoon een wapen in zijn hand hield. Hij wees met dat pistool in haar richting. Hij hield de arm gestrekt op schouderhoogte. Hij stond heel dichtbij, zodanig dichtbij dat hij met een gestrekte arm [slachtoffer 3] bijna aanraakte. In de woonkamer bij de eetkamertafel ging [slachtoffer 3] op de grond liggen. Er werd direct een deken over [slachtoffer 3] heen gelegd, waardoor ze niets meer kon zien. Terwijl zij op de grond lag, voelde zij dat tegen haar linkerbeen werd geschopt. Op het moment dat [slachtoffer 3] werd geschopt, zag zij felgekleurde gymschoenen. Zij realiseerde zich op dat moment – door die opvallende schoenen – dat deze persoon geen politieagent kon zijn. [slachtoffer 3] hoorde dat een mannenstem zei: ‘
liggen!’. [slachtoffer 3] hoorde gerommel. Spullen vielen op de grond en ze hoorde [slachtoffer 1] schreeuwen. Ook door het feit dat [slachtoffer 1] kennelijk niet deed wat hem werd opgedragen, kreeg [slachtoffer 3] de indruk dat de mannen geen agenten van politie waren. [slachtoffer 3] hoorde dat iemand naar de eerste verdieping liep. Dit was de persoon met de felgekleurde schoenen. [slachtoffer 3] hoorde een klik en dacht daarom dat de deur van de slaapkamer waar een hennepplantage stond werd geopend. Ze hoorde dat iemand na 15 tot 30 seconden weer naar beneden liep. [slachtoffer 3] hoorde dat er in de gang een gevecht plaatsvond. Ze hoorde twee harde knallen. [slachtoffer 3] besefte dat het schoten uit een vuurwapen waren. Ze dacht: ‘
ik ga eraan’. [slachtoffer 3] was op dat moment heel erg bang. Ze hoorde een hoop gestommel. Ze hoorde dat iemand riep: ‘
kijk uit, hij heeft een mes!’. Met die van [slachtoffer 1] erbij geteld, hoorde [slachtoffer 3] drie stemmen. [slachtoffer 3] kreeg het idee dat de schoten waren gevallen omdat [slachtoffer 1] niet deed wat hem werd gezegd. [slachtoffer 3] weet niet meer in welke volgorde ze dit alles hoorde. Op een bepaald moment was het stil. Ze hoorde dat [slachtoffer 1] riep dat zij de politie en een ambulance moest bellen. [slachtoffer 3] kwam onder de deken vandaan en zag dat [slachtoffer 1] helemaal onder het bloed zat. [slachtoffer 3] heeft vervolgens de woning verlaten om hulp in te schakelen.
[slachtoffer 3] heeft hierna meerdere verklaringen tegenover ambtenaren van de politie afgelegd. [slachtoffer 3] heeft op 3 juli 2017 verklaard dat toen zij de voordeur opende, een van de mannen meteen een wapen tegen haar hoofd zette en haar naar binnen duwde. Ze moest meteen gaan liggen. [slachtoffer 3] heeft daarom de andere man niet gezien. Het was een donker of zwart pistool.Tegenover de rechter-commissaris heeft [slachtoffer 3] op 7 maart 2018 verklaard dat zij op de pagina van Rachelle van Werven op Facebook een foto heeft gezien van een man die zij herkent als de man die zij eerder in de zwarte personenauto heeft gezien en ook als de man die het pistool tegen haar hoofd heeft gezet en dat deze man is genaamd [medeverdachte] .[slachtoffer 3] heeft zich op 9 maart 2018 bij de politie gemeld. [slachtoffer 3] heeft toen verklaard dat haar na het verhoor bij de rechter-commissaris is ingevallen dat een van de daders in de woning zei: ‘
schiet hem kapot’. Welke dader dat zei, weet [slachtoffer 3] niet. [slachtoffer 3] meent dat met ‘
hem’ [slachtoffer 1] werd bedoeld.
[slachtoffer 1] heeft op 11 mei 2016 aangifte gedaan van het geweld en bedreiging met geweld in de woning. [slachtoffer 1] heeft verklaard dat hij op 10 mei 2016 omstreeks 18:30 uur in de woning aanwezig was. Op dit tijdstip hoorde [slachtoffer 1] de buurvrouw op [slachtoffer 3] roepen. [slachtoffer 1] zag vervolgens een personenauto van het merk BMW wegrijden. [getuige 1] uitte de verdenking dat de mannen in die personenauto hadden ingebroken. [slachtoffer 1] heeft even later de poort van de achtertuin gerepareerd, zodat deze weer sloot nadat deze bleek te zijn opengebroken. Vervolgens is [slachtoffer 1] weer de woning ingegaan. Een kwartier later werd op de voordeur geklopt. [slachtoffer 1] zag door de voordeurruit twee personen in een politie-uniform staan. [slachtoffer 1] heeft vervolgens de voordeur opengemaakt en zag toen dat deze personen een sjaal voor hun gezicht hadden. Toen [slachtoffer 1] de deur opende, richtte één van deze personen een pistool op zijn hoofd. De andere persoon richtte een pistool op het hoofd van [slachtoffer 3] . Deze personen kwamen naar binnen en liepen de woonkamer in. [slachtoffer 3] moest op de vloer, bij de bank gaan liggen. [slachtoffer 1] moest ook op de vloer gaan liggen, bij een andere bank. Ze gooiden een deken over [slachtoffer 1] heen, waardoor hij niet meer kon zien wat er zich verder afspeelde. [slachtoffer 1] deed de deken tot twee keer toe af en keek af en toe ook onder de deken door. [slachtoffer 1] zag vervolgens een mes onder de salontafel liggen. Op een gegeven moment zette een van de indringers de revolver tegen zijn hoofd. De andere indringer zei toen: ‘
schiet hem maar kapot’. [slachtoffer 1] heeft toen het mes gepakt en heeft de man die het pistool tegen zijn hoofd hield daarmee gestoken. De man riep toen: ‘
hij heeft mij geraakt’. Hierop schoot de andere man op [slachtoffer 1] , hij denkt twee keren. De man die schoot stond bij [slachtoffer 3] , ongeveer twee tot drie meter bij [slachtoffer 1] vandaan. Toen zijn de indringers weer naar buiten gerend. Een van de indringers heeft [slachtoffer 1] meerdere klappen met het pistool op zijn hoofd gegeven.
Ook [slachtoffer 1] heeft meerdere verklaringen tegenover ambtenaren van de politie afgelegd. Hij heeft op 24 mei 2016 een verklaring afgelegd, inhoudende dat hij op 10 mei 2016 door [slachtoffer 3] werd gewaarschuwd dat er twee jongens de tuinpoort hadden opengebroken met een breekijzer. [slachtoffer 1] is naar buiten gelopen en zag twee onbekende mannen in de tuin staan, die direct wegliepen toen [slachtoffer 1] de tuin inliep. [slachtoffer 1] zag vervolgens dat de poort niet meer dicht kon doordat het slot was opengebroken. Hij heeft vervolgens twee tot drie keer met een hamer op het slot geslagen, waardoor de tuinpoort weer sloot. Ook in dit verhoor heeft [slachtoffer 1] verklaard dat er vervolgens twee mannen in politie-uniformen voor de deur stonden en dat een van de twee mannen direct een pistool tegen zijn hoofd zette. Toen [slachtoffer 1] op de grond lag voelde hij meerdere klappen op zijn hoofd. Op een gegeven moment zag en voelde [slachtoffer 1] dat opnieuw een van de indringers een pistool tegen zijn hoofd aanzette. [slachtoffer 1] hoorde vervolgens de andere indringer zeggen: ‘
als hij lastig is of niet luistert, schiet je hem maar door het hoofd’. Toen zag [slachtoffer 1] het mes liggen. Hij heeft het mes gepakt en toen in een reactie de indringer met het mes tussen zijn benen gestoken. [slachtoffer 1] weet zeker dat hij twee keer heeft gestoken, maar het kan ook drie keer zijn geweest. Toen [slachtoffer 1] opstond zag hij dat de indringer die hij had gestoken wegvluchtte richting de voordeur. De indringer die bij [slachtoffer 3] stond, schoot vervolgens drie keer op hem. De overvaller schoot daarna nog één keer. [slachtoffer 1] weet zeker dat de overvaller die hij heeft gestoken, niet de overvaller is die op hem heeft geschoten.
Medische informatie [slachtoffer 1]
Uit de medische gegevens blijkt dat [slachtoffer 1] drie schotverwondingen had, drie wonden op het hoofd en een schedelbasisfractuur.Een van de kogels is in eerste instantie niet uit het lichaam verwijderd.Op 30 oktober 2017 is [slachtoffer 1] nogmaals geopereerd. Bij deze operatie is de kogel alsnog uit het lichaam verwijderd.
Onderzoek door de politie en het Nederlands Forensisch Instituut
Aan de door [slachtoffer 1] op 10 mei 2016 gedragen kleding is door politie onderzoek verricht. In de onderbroek werd een gat met een diameter van 8 millimeter gezien. Aan de jeansbroek zat aan de voorzijde links eenzelfde beschadiging. Het T-shirt was hevig bebloed en open geknipt. Aan de voorzijde van dit T-shirt werd een rafelig gat gezien met een afmeting van ongeveer 5 millimeter. Uit de kledingzak, waarin de onderbroek was verpakt, rolde bij openen een kogel. Deze bleek van het kaliber 7,65 mm.
In de woning werd eveneens een onderzoek naar sporen ingesteld. Op de vloer van de woonkamer onder het raam aan de voorzijde van de woning werd een huls aangetroffen van het kaliber 7,65 mm. Rechts naast de televisie werd eenzelfde patroonhuls aangetroffen. Onder de salontafel werd een mes, verpakt in een bijpassend foedraal aangetroffen. Onder de zijkant van de bank werd een contactsleutel van een personenauto aangetroffen. Het merk van de auto is BMW.
Door onderzoek heeft een medewerker van het Nederlands Forensisch Instituut (hierna: NFI) vastgesteld dat de twee hulzen afkomstig zijn van munitie, die met eenzelfde wapen zijn verschoten. Het wapen waarmee is geschoten is vermoedelijk een Browning, merk FEG model PA-63 kaliber 7,65 mm. De sporen op de onderzochte kogel passen volgens de mededelingen van deze medewerker eveneens bij dat type wapen.
In de buurt van de woning werd door de politie een personenauto van het merk BMW aangetroffen, aan voor- en achterzijde voorzien van kentekenplaten [kenteken] .Uit onderzoek kwam vast te staan dat dit kenteken niet voor dit voertuig is opgegeven. Uit onderzoek is komen vast te staan dat het voertuig van diefstal afkomstig is. Aan dit voertuig is door de politie een sporenonderzoek ingesteld. Op de zitting van de rechtervoorstoel werd een bebloede klauwhamer met een houten steel aangetroffen. Op de achterbank werden twee breekijzers, twee snoeischaren, een riem zoals in gebruik bij de politie en twee pistoolholsters aangetroffen. Onder de rechtervoorzitting werd een linkerhandschoen aangetroffen. Op straat, maar in de omgeving van het linker voorportier van het voertuig werd een zwarte rechterhandschoen aangetroffen.
Medewerkers van het NFI hebben een onderzoek ingesteld naar de in dat voertuig aangetroffen hamer. Op deze hamer zijn weefsel en bloedsporen aangetroffen. Het DNA-profiel van dat weefsel en dat bloed past bij het profiel van DNA van [slachtoffer 1] . Daarnaast is bloed op de hamer aangetroffen, waarvan het DNA-profiel past bij het profiel van DNA van de verdachte. Op het mes dat in de woning werd aangetroffen werd bloed veiliggesteld. Het DNA-profiel van dat bloed past bij het profiel van DNA van de verdachte. In alle onderzochte gevallen is volgens de onderzoekers de kans dat deze DNA-profielen van het op deze hamer aangetroffen biologisch materiaal passen bij een willekeurig gekozen ander profiel van DNA kleiner dan één op één miljard.
Verklaringen van getuigen
De politie heeft een aantal getuigen gehoord. De getuige genaamd [getuige 2] (hierna te noemen: [getuige 2] ) heeft op 10 mei 2016 een verklaring afgelegd. Hij heeft verklaard dat hij aan de [straatnaam] 49 te Landgraaf woont. Op 10 mei 2016 omstreeks 19:13 uur zag [getuige 2] twee mannen voorbij lopen. Deze mannen droegen een politieshirt. [getuige 2] keek waar deze mannen naartoe gingen. Ze liepen de [straatnaam] omhoog, in de richting waar onder andere de woning met huisnummer 63 is gelegen. Na ongeveer 3 tot 4 minuten zag [getuige 2] weer beweging buiten. Hij zag dat er voor de woning met huisnummer 63 twee mannen in politieshirts stonden. Hij hoorde dat iemand riep: ‘
weg hier, weg hier, weg hier’. [getuige 2] hoorde veel geschreeuw door elkaar heen. [getuige 2] is vervolgens naar buiten gelopen. Hij zag een donkerkleurige personenauto van het merk BMW staan. [getuige 2] zag een man bij het geopende bijrijdersportier van dat voertuig staan. Een tweede man kwam aanlopen. De mannen droegen beiden een politieshirt. [getuige 2] hoorde de bijrijder tegen de chauffeur zeggen: ‘
ik ben gestoken, hij heeft een mes’. [getuige 2] zag dat beide personen verwondingen hadden. De bijrijder hield zijn been vast. Bij de chauffeur zag [getuige 2] ook een verwonding. Een van zijn handen zat helemaal onder het bloed. [getuige 2] heeft toen aan deze mannen gevraagd of hij hen kon helpen. [getuige 2] zag toen ook dat de persoon die bij het bijrijdersportier stond een pistool in een van zijn handen vasthield. [getuige 2] zag dat dit pistool zwart van kleur was. Plotseling zag [getuige 2] de twee mannen het voetpad in lopen. Ze liepen uit het zicht van [getuige 2] . [getuige 2] is toen zijn woning binnengegaan en heeft uit zijn slaapkamerraam gekeken. Hij zag toen vanuit het raam beide mannen in het midden van de Europaweg staan. [getuige 2] zag dat de man die het pistool eerder vast had, nu met het pistool gericht in de richting van Eygelshoven stond. [getuige 2] bedoelt hiermee dat hij zag dat die man zijn pistool met beide handen vasthield en daarmee voor zijn lichaam uitwees in de richting van Eygelshoven. Hierna liepen de mannen uit zijn gezichtsveld. Even later hoorde [getuige 2] het geluid van piepende banden. Hij meent te horen dat een auto met hoge snelheid weg rijdt. [getuige 2] zag toen vanuit het raam een kleine auto over de Europaweg-Zuid hard voorbij rijden.
De getuige [getuige 3] (hierna te noemen: [getuige 3] ) heeft op 10 mei 2016 eveneens een verklaring tegenover ambtenaren van de politie afgelegd. Zij is de echtgenote van [getuige 2] en woont eveneens aan de [straatnaam] 49 te Landgraaf. Zij heeft verklaard dat zij op 10 mei 2016 rond 19:30 uur nog net zag dat een politieagent bij de woning op nummer 63 naar binnen ging. Vijf minuten later zag zij een politieagent voor het huis rennen. Ze hoorde dat deze politieagent iets zei in de trant van: ‘
we moeten weg, gooi dat weg’. Ze zag de twee politieagenten richting de grote weg (Europaweg) rennen. Zij zag dat beiden een uniform droegen en dat ze beiden gewond waren. Ze hadden bloed aan hun benen en de broek was kapot. De eerste politieagent had een mes bij zich, de tweede politieagent had een zwart pistool bij zich.
Verklaring aangeefster over de daarop volgende diefstal van een personenauto
[slachtoffer 2] (hierna te noemen: [slachtoffer 2] ) heeft op 10 mei 2016 om 20.10 uur aangifte gedaan van de diefstal van haar personenauto. Zij heeft verklaard dat zij op voornoemde dag omstreeks 19.20 uur als bestuurder van een personenauto, merk Fiat, type Panda over de Europaweg-Zuid reed. Ze was alleen in de auto. Op een gegeven moment zag zij dat er een man vanaf het trottoir naar het midden van de weg liep. Deze man droeg politiekleding en had een doek voor zijn gezicht. De man kwam de weg oplopen en ging midden op de weg staan, althans op het midden van de rijbaan waar [slachtoffer 2] op dat moment reed. [slachtoffer 2] zag dat de man haar een stopteken gaf. [slachtoffer 2] dacht dat het zou gaan om een alcoholcontrole. [slachtoffer 2] stopte haar auto vlakbij de man. Ze zag dat de man vrijwel direct naar de bijrijderskant van de auto kwam gelopen. Hij opende het bijrijdersportier. [slachtoffer 2] zag dat de man een pistool in zijn hand had en dit pistool op haar richtte. De man had het pistool in zijn linkerhand vast. Hij richtte het pistool op haar bovenlichaam. De afstand tussen de man en [slachtoffer 2] was op dat moment hooguit een meter. [slachtoffer 2] hoorde dat de man naar haar riep dat ze uit de auto moest stappen. Hij riep: ‘
Uit de auto! En zo snel mogelijk! Anders gebeuren ongelukken hier!’. Terwijl de man dit riep, stapte hij aan de bijrijderskant in de auto. Over het pistool kan [slachtoffer 2] verklaren dat het een handvuurwapen was, een “
heel fijn pistooltje”. [slachtoffer 2] schat dat het wapen tussen de vijftien en twintig centimeter lang was. Er zat een fijn loopje op en het pistool, dat matzwart van kleur was. De loop had een andere kleur en was kort, ongeveer vier centimeter. De man had intussen op de bijrijdersstoel plaatsgenomen. [slachtoffer 2] kon maar aan één ding denken: ‘
eruit!’. Toen de man nog naast de auto stond, had [slachtoffer 2] gezien dat vanaf de andere kant een andere man was komen aanlopen. Hij liep ook in de richting van haar auto. Deze man droeg ook een politie-uniform en had ook een doek voor zijn gezicht. Terwijl de man met het pistool al op de bijrijdersstoel zat, heeft [slachtoffer 2] snel haar tas gepakt en is zij uit de auto gestapt. De andere man nam toen direct plaats op de bestuurdersstoel. De twee mannen zijn direct hierop met haar auto met zeer hoge snelheid weggereden over de Europaweg-Zuid. [slachtoffer 2] heeft voorts nog verklaard dat de man met het pistool voor het overige niets in zijn handen had. De andere man had verder niets bij zich.
Aantreffen auto
Het gestolen voertuig van [slachtoffer 2] is de volgende dag in Schinveld volledig uitgebrand teruggevonden.
De verklaringen van de verdachten met betrekking tot het onder 1. en onder 2. tenlastegelegde
De verdachte heeft tegenover ambtenaren van de politie verklaard dat [medeverdachte] hem op 10 mei 2016 met een auto van het merk BMW heeft opgehaald. [medeverdachte] had hem gezegd dat hij een adres wist waar ze geld konden
verdienen. Ze hebben eerst geprobeerd via de achtertuin de woning te bereiken, maar zagen toen dat de bewoners thuis waren. Ze hebben zich vervolgens gekleed in politie-uniformen en hebben via de voordeur de woning betreden. [medeverdachte] is naar de bovenverdieping gegaan terwijl de verdachte beneden is gebleven. [slachtoffer 1] kwam echter telkens onder de deken uit. De verdachte is naar hem toegelopen en wilde de deken goed leggen. Terwijl de verdachte de deken goed wilde leggen, voelde hij een raar gevoel in zijn been. Hij zag toen een handvat van een grote dolk boven zijn knieholte in zijn rechterbeen steken. De verdachte zag vervolgens dat [medeverdachte] kwam aanrennen. [medeverdachte] sprong bij [slachtoffer 1] op de rug. [slachtoffer 1] ging vervolgens toch rechtop staan. De verdachte zag dat [slachtoffer 1] [medeverdachte] probeerde het steken. [medeverdachte] riep toen naar de verdachte: ‘
schiet, schiet’en [medeverdachte] riep ook om hulp. De verdachte heeft vervolgens twee keer op [slachtoffer 1] geschoten. Vervolgens kwam [slachtoffer 1] niettemin met het mes op de verdachte af. De verdachte heeft vervolgens een hamer genomen en [slachtoffer 1] daarmee op zijn hoofd geslagen. Daarna hebben [medeverdachte] en de verdachte de woning verlaten. De verdachte heeft verklaard de hamer in de auto te hebben gegooid. [medeverdachte] kon vervolgens de sleutel van de auto niet meer vinden. De verdachte stond op dat moment bij de auto, hij meent bij het bijrijdersportier. Ze zijn toen via een steegje naar de Europaweg gerend. De verdachte heeft vervolgens een personenauto tot stoppen gemaand. Daarna zijn [medeverdachte] en de verdachte in deze auto weggereden.
Ter terechtzitting van 3 juli 2018 heeft de verdachte een verklaring afgelegd, inhoudende dat hij wel
moestschieten. Hij dacht dat [medeverdachte] bijna dood ging. De verdachte meende dat hij het leven van [medeverdachte] moest redden door op [slachtoffer 1] te schieten. Hij zag op dat moment geen andere uitweg. Voorts heeft de verdachte ter terechtzitting verklaard dat hij niemand “
de schuld in de schoenen wil schuiven” met betrekking tot het roepen van ‘
schiet, schiet’. Hij heeft voorts verklaard op de benen van [slachtoffer 1] te hebben gericht.
Na aanhouding is de verdachte op 11 april 2017 door een arts bezocht. Deze arts heeft gerelateerd dat de letsels op zijn rechterbeen passen bij littekenvorming. De oorzaak is waarschijnlijk een scherp voorwerp, waarmee de huid kan worden beschadigd.
[medeverdachte] heeft zowel tegenover ambtenaren van de politie, als ook ter terechtzitting verklaard (het proces-verbaal van de zitting is door de officier van justitie op 9 juli 2018 in het dossier van de verdachte gevoegd) dat het voornemen bestond tezamen met de verdachte de zich in de woning van [slachtoffer 3] en [slachtoffer 1] aanwezige hennepplanten te stelen. [medeverdachte] heeft de verdachte opgehaald en samen zijn ze naar de woning aan de [straatnaam] 63 te Landgraaf gereden. Ze hebben eerst de tuinpoort opengebroken om zo via de tuin de woning te bereiken. Toen ze zagen dat [slachtoffer 3] en [slachtoffer 1] zich in de woning bevonden en [slachtoffer 3] en [slachtoffer 1] de tuin in kwamen gelopen, zijn ze weggegaan. Ze hebben zich vervolgens samen omgekleed en hebben politiekleding aangedaan. Vervolgens zijn ze samen teruggereden naar de voorzijde van de woning. De auto hebben ze een stukje verderop geparkeerd. Ze zijn samen naar de woning gelopen en hebben aangeklopt. Ze hebben vervolgens via de voordeur de woning betreden. [medeverdachte] heeft verklaard dat hij [slachtoffer 3] naar binnen heeft geduwd door met een platte hand tegen haar borst te duwen. De verdachte heeft [slachtoffer 1] de woning ingeduwd. [medeverdachte] is vervolgens naar de bovenverdieping gegaan om de hennep te stelen. Hij heeft hiertoe een dekbedovertrek gepakt en wilde dit overtrek vullen met hennep. Op een gegeven moment hoorde [medeverdachte] gestommel beneden, waarop hij naar beneden is gegaan. Toen hij beneden kwam zag hij dat [slachtoffer 1] op de grond lag en dat de verdachte probeerde hem op de grond te houden. Op dat moment is [medeverdachte] ook bij [slachtoffer 1] gaan staan en heeft hem vastgepakt. Toen [medeverdachte] [slachtoffer 1] vast had riep de verdachte opeens: ‘
kijk uit, hij heeft een mes’. [medeverdachte] zag dat [slachtoffer 1] met het mes stekende bewegingen naar boven aan het maken was. [medeverdachte] voelde toen het mes in zijn lichaam. De eerste steek was in de bil van [medeverdachte] . [medeverdachte] werd hierna meerdere keren met het mes gestoken in zijn been. [medeverdachte] heeft toen de arm van [slachtoffer 1] vastgepakt. De verdachte probeerde op dat moment het mes uit de handen van [slachtoffer 1] te schoppen. [medeverdachte] zag vervolgens dat de verdachte een pistool vasthield en doorlaadde. [medeverdachte] zag en hoorde dat de verdachte op [slachtoffer 1] schoot. De verdachte heeft daarna nog een keer geschoten. Terwijl [medeverdachte] uit de woning wilde vluchten zag hij nog dat de verdachte [slachtoffer 1] met een hamer sloeg. De verdachte en [medeverdachte] hebben vervolgens de woning verlaten. Omdat [medeverdachte] de sleutel van de auto was verloren, was het niet mogelijk met de auto te vertrekken. De verdachte is vervolgens samen met [medeverdachte] weggerend. Op de Europaweg heeft de verdachte een auto tot stoppen gemaand. [medeverdachte] is vervolgens samen met de verdachte in deze auto weggereden, waarbij [medeverdachte] de auto heeft bestuurd.
Op de zitting van 3 juli 2018 heeft [medeverdachte] voorts verklaard dat hij zich niet kan herinneren tegen de verdachte te hebben gezegd ‘
schiet, schiet’. Hij heeft voorts verklaard dat terwijl de verdachte schoot, hij [slachtoffer 1] vast had en zodoende een schampschot op zijn rechterhand heeft gekregen.
Na zijn aanhouding is [medeverdachte] op 13 juni 2017 door een arts onderzocht. Deze arts heeft gerelateerd dat oud letsel werd vastgesteld bij [medeverdachte] , waaronder een over de linker bil verlopend littekens van ongeveer 8 centimeter.
Overwegingen ten aanzien van het bewijs
Ten aanzien van het onder 1. tenlastegelegde
Wat kan worden bewezen?
De rechtbank merkt op dat [slachtoffer 1] in zijn verklaringen omtrent de gebeurtenissen niet consistent is. De rechtbank neemt in aanmerking dat [slachtoffer 1] direct na de gebeurtenissen belangrijke chirurgische ingrepen heeft ondergaan om zijn leven te redden, waarbij hij enige tijd onder invloed van de bijbehorende narcose is geweest. Naar het oordeel van de rechtbank zijn op een aantal wezenlijke punten de voorstelling van zaken in zijn verklaringen toch in overeenstemming te brengen met de verklaringen van andere getuigen, zodat de rechtbank tot het oordeel komt, dat – anders dan de raadsman van de verdachte heeft bepleit – deze verklaringen niet als kennelijk niet in overeenstemming met de waarheid geheel buiten het bewijs behoeven te worden gelaten.
De rechtbank is van oordeel dat op basis van bovenstaande bewijsmiddelen het volgende is komen vast te staan. [medeverdachte] heeft op 10 mei 2016 de verdachte met een van diefstal afkomstige personenauto opgehaald om in de woning van [slachtoffer 3] en [slachtoffer 1] de aldaar aanwezige hennep te stelen. De verdachte en medeverdachte [medeverdachte] hebben allereerst geprobeerd via het forceren van de slot van de tuinpoort de woning via de achterzijde te betreden. Toen zij echter zagen dat [slachtoffer 3] en [slachtoffer 1] in de woning aanwezig waren en naar buiten kwamen, zijn ze weggereden. De verdachte en [medeverdachte] hebben zich vervolgens in de buurt omgekleed, in die zin dat ze politie-uniformen hebben aangetrokken. Ze zijn toen met de auto opnieuw naar de woning gereden. Een stukje verderop in de straat hebben ze de auto geparkeerd en zijn ze te voet naar de woning gelopen. Aldaar hebben ze aangeklopt. [slachtoffer 3] en [slachtoffer 1] stonden beiden in de hal, bij de voordeur, toen de verdachte en [medeverdachte] hen de woning in hebben ingeduwd. Ze hebben de bewoners vervolgens bevolen te gaan liggen in de woonkamer en ze hebben hen met dekens bedekt. De verdachte is bij de bewoners gebleven, terwijl [medeverdachte] naar de bovenverdieping is gegaan om de aldaar aanwezige hennep te gaan inpakken. [medeverdachte] heeft een dekbedovertrek gepakt en wilde hier de hennep in vervoeren. [medeverdachte] hoorde opeens gestommel beneden en is vervolgens naar beneden gegaan. Daar was een schermutseling tussen de verdachte en [slachtoffer 1] gaande. Er is vervolgens een schermutseling ontstaan tussen [medeverdachte] en [slachtoffer 1] . [slachtoffer 1] heeft tijdens deze schermutseling [medeverdachte] meermalen met een mes gestoken. De verdachte heeft vervolgens minimaal twee keer op [slachtoffer 1] geschoten en daarna hem met een hamer op het hoofd geslagen, waarna de verdachte en [medeverdachte] de woning hebben verlaten. Omdat [medeverdachte] de sleutel van de auto was verloren in de woning, was het niet mogelijk met de auto weer weg te rijden. De verdachte en [medeverdachte] zijn vervolgens via een steegje naar de Europaweg-Zuid gerend. De verdachte heeft daar [slachtoffer 2] een stopteken gegeven en gesommeerd haar auto af te geven. De verdachte heeft vervolgens op de bijrijdersstoel plaatsgenomen en [medeverdachte] op de bestuurdersstoel. Vervolgens zijn de verdachte en [medeverdachte] weggereden.
Over wapens bij de overval, het schieten op [slachtoffer 1] en het tonen van een wapen aan [slachtoffer 2]
Zowel de verdachte als [medeverdachte] hebben verklaard dat zij geen pistool mee naar de woning hebben genomen. De verdachte heeft verklaard dat het pistool tijdens de schermutseling tussen [medeverdachte] en [slachtoffer 1] in de woning
opeensvoor zijn voeten lag en dat hij niet weet waar dit pistool vandaan is gekomen. Voorts heeft de verdachte verklaard dat hij het pistool na het schieten in de woning heeft laten vallen en dat dit pistool dus in de woning is achtergebleven. De verdachte heeft voorts verklaard dat hij tijdens de diefstal van de auto, merk Fiat, type Panda, geen wapen heeft gebruikt. [medeverdachte] heeft verklaard niet te weten waar het pistool vandaan is gekomen. Ook heeft [medeverdachte] verklaard dat hij tijdens de diefstal van de auto geen wapen in de handen van de verdachte heeft gezien.
De rechtbank overweegt in dit verband als volgt. [slachtoffer 3] heeft verklaard, dat toen zij de voordeur opende, zij meteen een wapen op haar hoofd gericht kreeg. Zij heeft deze indringer beschreven als de man met de gekleurde gymschoenen en heeft [medeverdachte] op een foto op Facebook herkend als de indringer die een pistool tegen haar hoofd heeft gezet. [slachtoffer 1] heeft verklaard dat toen hij de voordeur opende, hij twee mannen zag staan en dat deze beide mannen een pistool bij zich hadden. Een van de mannen richtte het pistool op [slachtoffer 1] , de andere man richtte het pistool op [slachtoffer 3] . De getuige [getuige 2] heeft verklaard dat hij heeft gezien dat toen de mannen bij de auto stonden en gewond waren, de man die bij het bijrijdersportier stond een pistool vast had. De getuige [getuige 3] heeft eveneens verklaard dat hij heeft gezien dat één van de mannen die wegrenden naar de Europaweg-Zuid een pistool bij zich droeg.
[slachtoffer 2] heeft verklaard dat de man, die haar een stopteken gaf en die vervolgens op de bijrijdersstoel heeft plaatsgenomen, een pistool in zijn handen had. De getuige [getuige 2] heeft hierover verklaard dat hij heeft gezien dat beide mannen op de Europaweg-Zuid stonden, op het midden van de weg en dat een van de mannen een pistool met beide handen voor zich uit had gericht.
Conclusie over wapens
De rechtbank acht op basis van bovenstaande bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang bezien, bewezen dat beide verdachten een pistool naar de woning hebben meegenomen en dat het wapen waarmee de verdachte op [slachtoffer 1] heeft geschoten, het wapen was dat hij meegenomen had naar de woning.
Ook acht de rechtbank bewezen dat de verdachte bij het verlaten van de woning nog steeds een pistool in zijn handen heeft gehad. De verdachte heeft vervolgens tijdens de daarop volgende diefstal van de auto dit wapen aan [slachtoffer 2] getoond. De rechtbank wijst erop dat de verklaringen van de aangevers ondersteund worden door de verklaringen van de getuigen [getuige 2] en [getuige 3] . Dit betreffen getuigen, waarvan niet is gebleken dat zij enig belang hebben bij de inhoud van hun verklaring. Voorts merkt de rechtbank op dat de verklaringen, afgelegd door de verdachte op het punt van de herkomst of het verblijf van het vuurwapen op door geen enkel ander bewijsmiddel worden ondersteund. Integendeel, de verklaring van de verdachte dat het pistool in de woning is achtergebleven wordt weersproken doordat na grondig forensisch onderzoek het pistool, waarmee de schoten kennelijk op het lichaam van [slachtoffer 1] werden gelost, nergens is aangetroffen.
De juridische kwalificatie van het onder 1. tenlastegelegde.
1. primair(poging moord)
Voor een bewezenverklaring van een poging tot moord moet worden beoordeeld of er sprake was van voorbedachte raad. Uit het dossier blijkt dat de directe aanleiding voor het schieten in de richting van [slachtoffer 1] , het steken door [slachtoffer 1] was. Uit het dossier blijkt niet dat verdachte en/of [medeverdachte] doelbewust, na kalm beraad en/of rustig overleg, een plan hebben gemaakt om [slachtoffer 1] van het leven te beroven en dat zij op 10 mei 2016 aan dat plan, al dan niet gezamenlijk, hebben getracht uitvoering te doen geven. Naar het oordeel van de rechtbank ontbreekt derhalve het bewijs voor voorbedachte raad.
De verdachte moet van het onder 1. tenlastegelegde, te weten: poging tot moord, worden vrijgesproken.
1. subsidiair (poging gekwalificeerde diefstal)
Aan de verdachte is onder 1. subsidiair tenlastegelegd het medeplegen aan een poging gekwalificeerde doodslag. Voor een bewezenverklaring van een poging tot een gekwalificeerde doodslag, moet worden vastgesteld dat de doodslag heeft geleid tot begunstiging of vergemakkelijking van het strafbare feit in kwestie. Er moet sprake zijn van opzet op de dood terwijl de poging tot doodslag wordt gepleegd met een specifiek doel, in casu om de diefstal van de hennep uit de woning voor te bereiden, gemakkelijk te maken of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf of aan de andere deelnemers straffeloosheid of het bezit van het gestolene te verzekeren. De rechtbank is van oordeel dat op basis van de inhoud van het procesdossier en de verhandelde ter terechtzitting blijkt dat de verdachte niet op [slachtoffer 1] heeft geschoten om de diefstal van de hennep voor te bereiden, gemakkelijk te maken of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf of aan de andere deelnemers straffeloosheid of het bezit van de gestolen hennep te verzekeren. De verdachte heeft op het lichaam van [slachtoffer 1] geschoten omdat het tussen de verdachten en [slachtoffer 1] tot een schermutseling was gekomen. De verdachte zal dan ook van het onder 1. subsidiair tenlastegelegde moeten worden vrijgesproken.
1. meer subsidiair (poging doodslag)
Onder 1. meer subsidiair is een poging tot doodslag op [slachtoffer 1] tenlastegelegd. Vaststaat dat door de verdachte minimaal twee kogels op korte afstand op het lichaam van [slachtoffer 1] zijn afgevuurd. Deze kogels hebben [slachtoffer 1] in zijn been en in zijn buik geraakt. De verklaring van de verdachte, inhoudende dat hij bewust op de benen van [slachtoffer 1] heeft gericht om zo een te voorkomen dat hij [slachtoffer 1] dodelijk zou raken, acht de rechtbank niet aannemelijk geworden. Zoals de rechtbank begrijpt heeft de schermutseling in de woning in een kleine ruimte en in zeer korte tijd plaatsgevonden. [medeverdachte] was op het moment dat de verdachte heeft geschoten nog in deze schermutseling met [slachtoffer 1] verwikkeld, hetgeen ook blijkt uit het feit dat [medeverdachte] klaarblijkelijk door een schot aan zijn hand is geraakt. Daar komt nog bij dat één kogel het bovenbeen en de andere kogel de buik van [slachtoffer 1] heeft getroffen; dus geen van beide kogels de onderbenen.
Conclusie ten aanzien van poging doodslag
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank het handelen van de verdachte, te weten: het gericht afvuren van kogels op het lichaam van [slachtoffer 1] , naar de uiterlijke verschijningsvorm zo zeer gericht op het toebrengen van letsel, de dood ten gevolge hebbende, dat moet worden geoordeeld dat de verdachte opzet had op de dood van [slachtoffer 1] . Van feiten of omstandigheden welke een contra-indicatie vormen voor deze conclusie zijn aan de rechtbank niet gebleken. De rechtbank acht daarom, anders dan de verdediging, bewezen dat de verdachte het opzet heeft gehad op het van het leven beroven van [slachtoffer 1] .
Medeplegen?
Evident is dat de verdachte pleger is van de poging doodslag. Vervolgens is nog de vraag of [medeverdachte] als medepleger van de poging doodslag kan worden aangemerkt. Hierover overweegt de rechtbank als volgt.
Zoals door de Hoge Raad in het overzichtsarrest van 2 december 2014is overwogen is voor een bewezenverklaring van medeplegen vereist dat sprake moet zijn van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking met een ander of anderen. De kwalificatie medeplegen is slechts dan gerechtvaardigd als de bewezen verklaarde - intellectuele en/of materiële - bijdrage aan het delict van de (mede)verdachte van voldoende gewicht is. Bij de vorming van zijn oordeel dat sprake is van de voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking, kan de rechter rekening houden met onder meer de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling, de rol in de voorbereiding, de uitvoering of de afhandeling van het delict en het belang van de rol van de (mede)verdachte, diens aanwezigheid op belangrijke momenten en het zich niet terugtrekken op een daartoe geëigend tijdstip. De bijdrage van de medepleger zal in de regel worden geleverd tijdens het begaan van het strafbare feit in de vorm van een gezamenlijke uitvoering van het feit. Maar de bijdrage kan ook zijn geleverd in de vorm van verscheidene gedragingen voor en/of tijdens en/of na het strafbare feit. De rechtbank neemt in deze zaak de volgende gedragingen in aanmerking:
- [medeverdachte] heeft de verdachte met een auto opgehaald om samen een hennepplantage te gaan stelen;
- de verdachte heeft samen met [medeverdachte] geprobeerd de woning via de achterzijde te bereiken door het slot van de tuindeur te forceren;
- de verdachte is vervolgens samen met [medeverdachte] weggereden;
- de verdachte en [medeverdachte] hebben zich samen omgekleed in politie-uniformen en zijn vervolgens samen naar de voorzijde van de woning gereden;
- ze hebben samen aangeklopt en hebben vervolgens samen de woning betreden;
- bij het betreden van de woning hebben ze zich ieder over één van de aangevers ontfermd;
- [medeverdachte] is naar de bovenverdieping gegaan om de aldaar aanwezige hennep te stelen, terwijl de verdachte beneden bij aangevers is gebleven om deze in bedwang te houden;
- [medeverdachte] is op een gegeven moment naar beneden gekomen omdat er sprake zou zijn van een schermutseling tussen de verdachte en [slachtoffer 1] ;
- toen [slachtoffer 1] weigerde mee te werken, heeft [medeverdachte] een wapen op zijn hoofd gericht, waarbij de verdachte tegen [medeverdachte] zei: ‘
- [medeverdachte] is vervolgens met [slachtoffer 1] in een worsteling geraakt, waarbij [medeverdachte] door [slachtoffer 1] meerdere keren met een mes is gestoken;
- [medeverdachte] heeft op dat moment tegen de verdachte gezegd: ‘
- de verdachte heeft vervolgens minimaal twee keer op [slachtoffer 1] geschoten;
- de verdachte heeft vervolgens een hamer gepakt en [slachtoffer 1] hiermee meerdere malen op zijn hoofd geslagen;
- hierna zijn beide verdachten samen uit de woning gevlucht.
Conclusie over medeplegen
Gelet op de bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang bezien, en hetgeen daarover hiervoor is overwogen, is de rechtbank van oordeel dat bewezen kan worden dat er sprake was van een bewuste en nauwe samenwerking tussen de verdachte en [medeverdachte] , zowel voorafgaande aan als tijdens de woningoverval. Toen de situatie penibel werd voor de verdachten heeft de verdachte, na daartoe te zijn opgeroepen door [medeverdachte] , geschoten. De rechtbank acht dan ook bewezen dat de verdachte zich samen met [medeverdachte] schuldig heeft gemaakt aan een poging tot doodslag.
Ten aanzien van het onder 2. tenlastegelegde
De rechtbank acht, gelet op bovenstaande bewijsmiddelen in onderlinge samenhang bezien en hetgeen ze daarover heeft overwogen, ook wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte bij het doen stoppen van [slachtoffer 2] een vuurwapen heeft getoond en hierbij heeft geroepen: ‘
Uit de auto! En zo snel mogelijk! Anders gebeuren ongelukken hier!’.
Medeplegen?
Ook ten aanzien van dit feit is de vraag of [medeverdachte] als medepleger kan worden aangemerkt. De rechtbank verwijst allereerst naar het arrest van de Hoge Raad voor het betreft het medeplegen, zoals hierboven reeds is aangehaald. De rechtbank neemt in overweging dat uit het procesdossier en het verhandelde ter terechtzitting blijkt dat de verdachte en [medeverdachte] na de poging tot doodslag op [slachtoffer 1] tezamen de woning hebben verlaten. Toen het niet lukte om samen met de auto waarin ze waren gekomen te vertrekken, omdat [medeverdachte] de sleutel van de auto was verloren, moest er een andere oplossing komen en zijn beiden door een steegje naar de Europaweg-Zuid gerend. Daar heeft de verdachte [slachtoffer 2] gesommeerd haar auto te stoppen en haar onder bedreiging van een wapen gedwongen haar auto te verlaten. De verdachte is op de bijrijdersstoel gaan zitten. [slachtoffer 2] is uit de auto gestapt waarna [medeverdachte] onmiddellijk op de bestuurdersstoel is gaan zitten en is hij samen met de verdachte weggereden.
Conclusie over medeplegen
Gelet op de bewijsmiddelen en hetgeen daarover hiervoor is overwogen, blijkt van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en [medeverdachte] met betrekking tot het deze diefstal met bedreiging van geweld van de personenauto merk Fiat, type Pand. Dat betekent dat [medeverdachte] aangemerkt kan worden als medepleger en dat ten aanzien van de verdachte kan worden bewezen dat hij de diefstal gepleegd heeft tezamen en in vereniging.
03/866138-17
Ten aanzien van het bewijs
Aangifte van [aangever]
(hierna te noemen: [aangever] ) heeft op 1 januari 2017 aangifte gedaan van een inbraak, gepleegd op 31 december 2016 te Den Helder , in haar woning gelegen aan de [adres] . Zij verklaarde dat zij de kussensloop, die de inbreker in de logeerkamer van het kussen had afgehaald, in de woonkamer gevuld met haar spullen heeft aangetroffen. Daarin lag onder andere een tablet (merk Asus), een laptop (merk Acer), een portemonnee,
7 parfums, een autosleutel, de gezondheidspapieren met medische gegevens, een fototoestel (merk Samsung) en een oplader.[aangever] verklaarde aanvullend dat zij op
2 januari 2017 had bemerkt dat er geld was weggenomen uit haar portemonnee: een bedrag van € 1.500 in biljetten van € 50,- en € 100,-. [aangever] was zeker van de omvang van dit bedrag omdat zij aan het sparen was voor een weekend weg en zij het geld de afgelopen week nog had geteld.
Op 9 januari 2017 mailde [aangever] naar de politie dat zij tevens een parfum van haar man miste. Bij die mail voegde zij een foto van de verpakking van het betreffende parfum. Verbalisant [verbalisant 1] zag dat het ging om het parfum van het merk Paco Rabanne, type 1 Million.
Verklaring van [getuige 6]
(hierna te noemen: [getuige 6] ), echtgenoot van [aangever] , is op 1 januari 2017 als verdachte van een poging tot doodslag verhoord. Hij verklaarde dat hij en [aangever] op 31 december 2016 om 20:00 uur naar hun buren zijn gegaan (de familie [getuige 7] ). [getuige 6] stelde op enig moment voor om thuis rosébier te gaan halen. Rond 21:00 uur is [getuige 6] naar buiten gelopen. [getuige 7] (hierna te noemen: [getuige 7] ) stelde voor om met [getuige 6] mee te gaan. Aangezien zij om 24:00 uur vuurwerk wilden gaan afsteken, stelde [getuige 6] aan [getuige 7] voor om alvast de auto van [getuige 7] te verzetten. [getuige 7] is zijn auto ingestapt om deze verderop te parkeren. [getuige 6] is via de voordeur zijn woning ingegaan. [getuige 6] zag vanuit een ooghoek iemand in de woonkamer staan. Hij zag dat het een grote vent was. [getuige 6] vloog direct op de inbreker af. [getuige 6] zag aan de manier waarop de inbreker met zijn lichaamshouding reageerde dat hij waarschijnlijk door de aanwezigheid van [getuige 6] werd verrast en wilde wegrennen. [getuige 6] pakte de inbreker en zij raakten in gevecht met elkaar. [getuige 6] sloeg hem twee a drie keer met zijn vuisten; de inbreker sloeg terug met gebalde vuisten. De inbreker kon zich van [getuige 6] losrukken en naar achteren vluchten richting de achterdeur. [getuige 6] hoorde de inbreker heel duidelijk roepen: “
Ik ben gewapend, ik ben gewapend”. [getuige 6] zag dat de inbreker stopte met vluchten en de woonkamer weer in kwam rennen, op [getuige 6] af. [getuige 6] zag dat de inbreker een wolk pepperspray in zijn richting spoot en toen is [getuige 6] via de hal en de voordeur naar buiten gerend. [getuige 6] wist dat [getuige 7] buiten was en hij riep hem. [getuige 7] en [getuige 6] zijn toen meteen de woning in gerend. [getuige 6] zag en voelde dat de inbreker opnieuw met pepperspray in de richting van [getuige 7] en van hem spoot. [getuige 6] voelde zijn ogen branden. Hij werd vol in zijn gezicht geraakt, tot twee keer toe met pepperspray. [getuige 6] zag dat de inbreker naar buiten vluchtte via de achterdeur. [getuige 7] ging achter de inbreker aan. [getuige 6] kon [getuige 7] niet helpen omdat hij niets meer zag. In een flits heeft [getuige 6] naar een mes in het messenblok op het aanrecht gegrepen. Hij kon het mes niet goed zien vanwege de pepperspray, die nog in zijn ogen zat. Hij zag in een flits dat de inbreker al voor een groot deel over de schutting was geklommen en dat [getuige 7] de inbreker bij een been vast had. Terwijl de inbreker nog aan het klimmen was, spoot hij nog twee keer met pepperspray in het gezicht van [getuige 6] . [getuige 7] kreeg vervolgens ook de volle lading aan pepperspray in zijn gezicht. [getuige 6] zag ook nog vaag dat de inbreker [getuige 7] sloeg. Hij zag niets doordat het donker was en de pepperspray in zijn ogen prikte. Hij heeft de inbreker toen gestoken met het mes. [getuige 6] denkt dat hij de inbreker een paar keer heeft gestoken.
Verklaringen van de getuigen
Getuige [getuige 7] heeft op 31 december 2016 een verklaring bij de politie afgelegd. Hij verklaarde op 31 december 2016 omstreeks 20:00 uur met vrienden te hebben afgesproken. [getuige 6] en [aangever] waren er als eerste. Omstreeks 20:30 uur wilde [getuige 6] naar huis om even rosébier te halen. [getuige 7] zei tegen [getuige 6] dat hij met hem mee zou lopen omdat hij dan meteen zijn auto kon verzetten. [getuige 7] stapte in zijn auto en parkeerde deze aan de overkant. [getuige 7] hoorde toen [getuige 6] zijn naam roepen. Hij keek en zag [getuige 6] buiten staan. Hij hoorde [getuige 6] zeggen: “
Kom, kom er is iemand in mijn woning”. [getuige 7] liep toen de woonkamer in en zag links een persoon midden in de woonkamer staan. Hij zag dat die persoon recht voor hem stond. [getuige 7] wilde een stap zetten naar deze man om hem te kunnen grijpen. Hij zag dat de man in zijn hand iets had dat leek op een busje. Hij herkende aan de lichaamshouding van de man en de greep op het voorwerp dat de man een busje met CS-gas of pepperspray in zijn hand hield. [getuige 7] is zelf werkzaam bij de politie en herkende dit direct. Een fractie later zag [getuige 7] dat de man in zijn richting wees met het busje en in de richting van zijn gezicht spoot. [getuige 7] voelde dat hij aan de linkerzijde van zijn gezicht werd geraakt met een vloeistof. Op dat moment liep [getuige 7] naar de gang en pakte een jas van de kapstok om deze als afscherming voor de spray te gebruiken.
[getuige 7] ging weer de woonkamer in en toen hij daar aankwam, zag hij de man niet meer. [getuige 6] zei: “
Hij is naar achteren, naar buiten”. Via de woonkamer renden [getuige 6] en [getuige 7] langs de keuken, de bijkeuken in. [getuige 7] rende de plaats op en zag helemaal achter in de tuin links in de hoek de man over de schutting klimmen. Hij pakte het onderbeen van de man vast en probeerde de man terug naar beneden te trekken, zodat hij niet zou kunnen ontkomen. De man sproeide nog een keer met pepperspray. [getuige 7] zag en voelde niets, maar hoorde dat er gespoten werd. Vervolgens voelde [getuige 7] vloeistof over zijn achterhoofd en nek stromen. Hij zei tegen [getuige 6] : “
Ga mensen halen”. Hij hoorde [getuige 6] zeggen: “
Dat gaat niet, ik zie niks meer”.
Het viel [getuige 7] op, toen hij het been van de man vasthield, dat de spijkerbroek van de man onder het bloed zat. De man probeerde uit de greep van [getuige 7] te ontkomen, maar dat lukte hem niet. [getuige 7] zag vervolgens dat de man op zijn hand begon te rammen met zijn vuist. De man sloeg vijf, zes keer achter elkaar op de hand van [getuige 7] . [getuige 7] liep hierdoor een dikke linker wijsvinger op. [getuige 7] zag dat op enig moment de man achterover naar de andere zijde van de schutting viel. [getuige 7] liet de man los; de man was al over de schutting en [getuige 7] ging ervan uit dat de personen aan de andere kant van de schutting hem wel hadden vastgegrepen; hij hoorde namelijk tumult aan de andere zijde van schutting.
Getuige [getuige 8] (hierna te noemen: [getuige 8] ) verklaarde op 31 december 2016 tegenover ambtenaren van de politie dat hij op die dag vanuit de woonkamer van zijn buurman, waar hij op bezoek was, aan de overkant van het plein een persoon zag die met één been over een schutting hing. Eenmaal ter plaatse hoorde hij dat de man tegen hem riep: “
Help, help, ik ben gestoken”. Tevens hoorde hij dat er vanaf de andere zijde van de schutting werd geroepen: “
Het is een inbreker. Ik ben zelf van de politie, bel de politie.” Inmiddels waren ook [getuige 11] en [getuige 10] ter plaatse gekomen. [getuige 8] riep vervolgens naar de mannen aan de andere kant van de schutting: “
Laat maar los, we hebben hem vast.” [getuige 8] en [getuige 11] begeleidden de man naar de grond, zodat hij op zijn beide benen kwam te staan. [getuige 8] zag dat de man een schroevendraaier uit zijn rugzak pakte en hoorde de man zeggen: “
Ik steek jullie allemaal.” [getuige 8] zag ook dat de man twee stekende bewegingen maakte in de richting van [getuige 12] , de buurvrouw die inmiddels ook ter plaatse was gekomen. [getuige 8] is op dat moment bovenop de man gedoken. Ook [getuige 10] en [getuige 9] zijn bovenop de man gaan liggen.
Processen-verbaal van de ambtenaren van de politie.
Verbalisant [verbalisant 2] (hierna te noemen: [verbalisant 2] ) was op 31 december 2016 omstreeks 20:46 uur ter plaatse bij de woning gelegen aan de [adres] te Den Helder . Hij zag dat er een man op de grond lag, deze werd onder controle gehouden door twee mannen en een derde man hield zijn benen vast. Deze derde man herkende [verbalisant 2] als collega hoofdagent van de politie genaamd [getuige 7] . De jas van de man was kennelijk over zijn hoofd getrokken want deze zat aan de voorkant van zijn lichaam. [verbalisant 2] zag dat er ook een rugzak tussen de jas zat. De man werd aangehouden en zei desgevraagd dat hij “Ben” heet. Op de grond achter de verdachte trof [verbalisant 2] onder meer een schroevendraaier aan. De aangetroffen rugtas werd door [verbalisant 2] in beslag genomen. Daarin trof hij onder meer aan parfum van het merk Paco Rabanne, type “1 million”. In de woning gelegen aan de [adres] trof [verbalisant 2] in het midden van de kamer een kussensloop aan. Daarin zag hij een laptop en een portemonnee liggen. [verbalisant 2] zag voorts dat de bovenste grendel van de deur was afgebroken. De bovenverdieping van de woning bleek geheel overhoop te zijn gehaald. In de tuin trof [verbalisant 2] een busje pepperspray aan.
Verbalisant [verbalisant 3] (hierna te noemen: [verbalisant 3] ) was op 31 december 2016 om 20:47 uur ter plaatse bij de woning gelegen aan de [adres] te Den Helder . Hij is vervolgens met de ambulance meegereden naar het ziekenhuis om de verdachte te bewaken. [verbalisant 3] hoorde het personeel van het ziekenhuis aan de verdachte vragen om zijn persoonsgegevens op te geven. De verdachte gaf op te zijn genaamd [alias] , geboren op [geboortedatum] te [W.] . [verbalisant 3] kreeg bij een controle in de systemen geen met de door de verdachte opgegeven personalia overeenkomende opgave. Tijdens de controle van de kleding van de verdachte trof [verbalisant 3] in de linker achterzak van de door de verdachte gedragen spijkerbroek een pakket met geld aan: zesentwintig biljetten van € 50,- en één biljet van € 100,-.
Verbalisant Kramer zag op 31 december 2016 omstreeks 23:30 uur een foto van de verdachte. Hij herkende de man op de foto als [verdachte] , die hij kent van het
tv-programma genaamd Opsporing Verzocht.
Verklaringen verdachte.
De verdachte heeft op 17 januari 2017 een verklaring afgelegd tegenover ambtenaren van de politie. Hij verklaarde - zakelijk weergegeven - het volgende. Een week eerder kreeg hij een tip dat de bewoners van de woning gelegen aan de [adres] te Den Helder op vakantie zouden zijn en dat in die woning zich een kluis bevindt. Hij werd op de bewuste dag met de auto daarheen gebracht. Hij belde aan, maar niemand deed open. Hij is vervolgens via de regenpijp het dak opgeklommen en via het dak naar de achtertuin gegaan. Toen de verdachte achterom was, bemerkte hij dat er maar één klip op de achterdeur zat. Hij heeft toen aan die deur getrokken en gewrikt. Die achterdeur ging vervolgens heel gemakkelijk open. Hij riep vervolgens: “
Hallo, hallo”, maar daar reageerde niemand op. Daarna doorzocht hij het hele huis op zoek naar een kluis. Hij deed vervolgens wat voorwerpen in de kussensloop: een geldkistje, parfum en een laptop. Hij legde de kussensloop daarna op de eetkamertafel en liep naar de kast in de woonkamer. Er zou namelijk ook nog geld in een lade van een kast in de woonkamer liggen. De verdachte stond midden in de woonkamer. Hij hoorde toen iets aan de voordeur en opeens stond er een man naast hem in de woonkamer. Die man viel hem aan. De man trok de muts die hij droeg voor zijn ogen en sloeg hem. De man ging toen weer weg via de voordeur. Doordat hij door de man werd aangevallen, was zijn muts op de grond gevallen. Hij wilde zijn muts oprapen en wegrennen. Een paar seconden later kwam die man echter met een andere man naar binnen gerend via de voordeur. Later heeft hij vernomen dat die andere man agent van politie was. Hij had zich bewapend met pepperspray; om zich te weren spoot hij daarmee. Hij rende vervolgens de achtertuin in en sprong op de schutting.
De agent van politie pakte zijn been vast waardoor hij niet meer weg kon komen. Opeens zag de verdachte de andere man met een slagersmes aankomen en vervolgens voelde hij dat hij in zijn rechter onderbeen werd gestoken. Aan de andere kant van de schutting stonden verschillende personen, die hem van de schutting afgetrokken. Daarna zaten drie van deze personen op zijn lichaam. Hij pakte daarop ergens uit een jaszak een schroevendraaier en heeft die personen daarmee weggejaagd.
Tijdens de terechtzitting van 3 juli 2018 heeft de verdachte - zakelijk weergegeven - verklaard dat het geldbedrag van € 1.400,-, dat bij de fouillering in zijn kleding werd aangetroffen, door hem in de woning werd gestolen.
Overwegingen ten aanzien van het bewijs.
De raadsman heeft gesteld dat wat betreft de zich in de kussensloop bevindende voorwerpen, de diefstal niet was voltooid. Deze voorwerpen bevonden zich nog in de woning en hebben deze niet verlaten. Daarbij heeft de verdachte niet als heer en meester over deze goederen beschikt, aldus de raadsman.
De rechtbank overweegt hierover als volgt. Beslissend voor het antwoord op de vraag of een voorwerp is weggenomen in de zin van artikel 310 van het Wetboek van Strafrecht is of de dader zich feitelijk de heerschappij over het goed heeft verschaft, dan wel dit feitelijk aan de heerschappij van de rechthebbende heeft onttrokken. Is dat het geval, dan heeft de wegneming van het voorwerp als voltooid te gelden. Door de goederen in de kussensloop te doen, heeft de verdachte die goederen in zijn machtssfeer gebracht en zich de feitelijke heerschappij daarover verschaft. De opvatting dat eerst wanneer de voorwerpen buiten de woning zijn gebracht, de diefstal voltooid is vindt geen steun in het recht.
Verder heeft de raadsman naar voren gebracht dat de verdachte heeft gezwaaid met de schroevendraaier omdat hij in de veronderstelling verkeerde dat de aanwezige personen het voornemen hadden om hem te doden. Deze bedreiging met geweld had niet het oogmerk om bij deze betrapping op heterdaad de vlucht mogelijk te maken of het bezit van het gestolene te verzekeren.
De rechtbank is van oordeel dat dit verweer moet worden verworpen op grond van het feit dat dit niet is gegrond op de feiten, zoals deze uit de bewijsmiddelen volgen. Uit de bewijsmiddelen blijkt namelijk dat toen de verdachte op heterdaad werd betrapt, hij met medeneming van enige van de inmiddels gestolen voorwerpen in zijn kleding probeerde te ontkomen aan aanvankelijk de greep van [getuige 6] en [getuige 7] en vervolgens aan de greep van enkele buurtbewoners, die zich inmiddels aan de andere kant van de schutting hadden opgesteld. Uit inhoud van deze bewijsmiddelen blijkt niet van feiten of omstandigheden, die aanleiding vormen te veronderstellen dat [getuige 6] , [getuige 7] en de overige betrokken buurtbewoners een ander voornemen hadden dan de aanhouding van de verdachte.
Voor zover de raadsman ten aanzien van de bedreiging met geweld door het zwaaien met een schroevendraaier (mede) een beroep heeft willen doen op noodweer, geldt het volgende.
De overmeestering van de verdachte had kennelijk als doel de verdachte, die op heterdaad werd betrapt, aan te houden. In dat geval is op grond van artikel 53, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering, een ieder daartoe bevoegd. Tegen een dergelijk gewettigd optreden is een beroep op noodweer in beginsel uitgesloten. Dat is slechts anders indien het daarbij toegepast geweld buitenproportioneel is. In overweging genomen het feit dat de verdachte om de vlucht mogelijk te maken [getuige 6] en [getuige 7] heeft mishandeld door hen te slaan en met pepperspray in het gezicht te spuiten, is naar het oordeel van de rechtbank het van de van de zijde van [getuige 6] en [getuige 7] aangewende geweld niet disproportioneel. Gezien de situatie is het geweld, dat daarin bestond dat zij de verdachte naar de grond hebben gewerkt en zich op zijn lichaam hebben geworpen, dat werd toegepast door de aan de andere zijde van de schutting opgestelde buurtbewoners naar het oordeel van de rechtbank evenmin als disproportioneel aan te merken.
Gelet op de inhoud van de bewijsmiddelen en het over de gevoerde verweren nader overwogene, acht de rechtbank het primair aan de verdachte tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen.