ECLI:NL:RBLIM:2018:7038

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
23 juli 2018
Publicatiedatum
23 juli 2018
Zaaknummer
03/720716-16 en 03/866138-17
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen poging doodslag en carjacking met geweld, en woninginbraak met geweld

Op 10 mei 2016 hebben de verdachten, gekleed in politie-uniformen, de woning van [slachtoffer 3] en [slachtoffer 1] in Landgraaf overvallen. Tijdens de overval hebben zij geprobeerd [slachtoffer 1] te doden door meerdere keren op hem te schieten. [slachtoffer 1] heeft zich verzet en heeft de verdachte met een mes gestoken. De verdachte heeft vervolgens met een hamer op [slachtoffer 1] geslagen. Na de overval hebben de verdachten een auto van [slachtoffer 2] gestolen onder bedreiging met een vuurwapen. De rechtbank heeft geoordeeld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan poging tot doodslag en diefstal met geweld. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van negen jaren. De rechtbank heeft de vorderingen van de benadeelde partijen toegewezen, waaronder schadevergoeding voor immateriële en materiële schade.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Maastricht
Strafrecht
Parketnummers: 03/720716-16 en 03/866138-17 (ter terechtzitting gevoegd)
Tegenspraak
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 23 juli 2018
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboortegegevens verdachte] ,
gedetineerd in PI Vught, Vosseveld 2 HvB Regulier te Vught.
De verdachte wordt bijgestaan door mr. B.W.J. Krämer, advocaat kantoorhoudende te Amsterdam.

1.Onderzoek van de zaak

De zaken zijn inhoudelijk behandeld op de zittingen van 3 en 9 juli 2018. De verdachte en zijn raadsman zijn telkens ter terechtzitting verschenen. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt. De zaken zijn telkens gelijktijdig behandeld met de zaken tegen [medeverdachte] (hierna: [medeverdachte] ) met de parketnummers 03/704591-15 en 03/720712-16.

2.De tenlastelegging

De tenlasteleggingen zijn opgenomen in een bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte:
03/720716-16
1.:op 10 mei 2016 in Landgraaf al dan niet samen met een ander heeft geprobeerd
[slachtoffer 1] met voorbedachten rade dood te schieten
(primair)dan wel heeft geprobeerd [slachtoffer 1] dood te schieten om zo te kunnen vluchten na een poging een woninginbraak te plegen
(subsidiair)dan wel heeft geprobeerd [slachtoffer 1] dood te schieten
(meer subsidiair)dan wel heeft geprobeerd een woninginbraak met geweld te plegen
(meest subsidiair);
2.:op 10 mei 2016 in Landgraaf al dan niet samen met een ander door een vuurwapen te tonen en te dreigen met geweld [slachtoffer 2] heeft gedwongen haar auto af te staan.
03/866138-17
op 31 december 2016 in Den Helder in een woning, waartoe hij zich door middel van braak de toegang heeft verschaft, een diefstal heeft gepleegd, waarbij hij geweld en bedreiging met geweld heeft gebruikt (
primair) dan wel een poging heeft gedaan tot deze diefstal onder de genoemde straf verzwarende omstandigheden (
subsidiair).

3.De beoordeling van het bewijs

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
03/720716-16
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte van het onder 1. primair tenlastegelegde moet worden vrijgesproken. De officier van justitie acht het onder 1. subsidiair en onder 2. tenlastegelegde bewezen.
Ten aanzien van het onder 1. subsidiair tenlastegelegde heeft de officier van justitie verwezen naar de aangiften en de aanvullende verklaringen van [slachtoffer 3] en [slachtoffer 1] . Beide aangevers hebben verklaard dat de daders beiden gekleed als politieagent en een pistool bij zich hadden toen zij de woning betraden. De officier van justitie heeft voorts verwezen naar de verklaring van de verdachte en de verklaring van [medeverdachte] , inhoudende dat ze bekennen gekleed als politieagenten naar de woning te zijn gegaan om de aldaar in een plantage aanwezige hennepplanten te stelen. Beide aangevers hebben verklaard dat de verdachte met een pistool heeft geschoten. De verdachte heeft verklaard dat hij heeft geschoten nadat [medeverdachte] zei ‘
schiet, schiet’. Ook heeft de verdachte verklaard dat hij [slachtoffer 1] met een hamer op het hoofd heeft geslagen. De verdere verklaring van beide verdachten, inhoudende dat zij geen wapens naar de woning hebben gebracht of uit de woning hebben meegenomen, acht de officier van justitie niet aannemelijk. De officier van justitie bestempelt deze verklaringen als leugenachtig en heeft in dit verband, naast de verklaringen van beide aangevers, verwezen naar de getuigenverklaringen van [getuige 1] , [getuige 2] , [getuige 3] en
[getuige 4] . Al deze getuigen hebben verklaard buiten de woning een zwart pistool bij (een van) de verdachten te hebben waargenomen. Op het mes, waarmee [slachtoffer 1] de daders heeft gestoken, is biologisch materiaal aangetroffen waarvan het DNA-profiel overeenkomt met het DNA-profiel van de verdachte. Door het met een vuurwapen op korte afstand afvuren van meerdere kogels in het lichaam van [slachtoffer 1] is naar het oordeel van de officier van justitie bewezen dat de verdachte zich tezamen met [medeverdachte] schuldig heeft gemaakt aan een poging tot doodslag op [slachtoffer 1] , zulks onder strafverzwarende omstandigheden, gepleegd te Landgraaf op 10 mei 2016. De verdachte en [medeverdachte] waren in de woning van aangever [slachtoffer 3] om de hennep te stelen. Omdat [slachtoffer 1] zich hierbij verzette en met een mes stak, is op hem geschoten zodat de verdachten deze woning konden verlaten. De officier van justitie is van oordeel dat aan de verdachte een beroep op noodweer niet toekomt doordat zij zelf de situatie hebben geschapen waarin zij zich hebben moeten verdedigen tegen het door [slachtoffer 1] jegens hen gepleegde geweld. De verdachte en [medeverdachte] hebben gewapend met pistolen en goed voorbereid de woningoverval gepleegd. Zij hebben zich daarmee voorbereid op een situatie waarmee zij gewapenderhand eventueel verzet zouden willen breken. De officier van justitie is van oordeel dat juist het omgekeerde geldt: de aangevers kunnen zich beroepen op de rechtmatigheid van het toegepaste geweld doordat de verdachte en [medeverdachte] met het voornemen daar een diefstal te plegen de woning van aangevers zijn binnengegaan en zich daarbij ernstig geweld hebben gepleegd.
Ten aanzien van het onder 2. tenlastegelegde heeft de officier van justitie verwezen naar de aangifte en de verdere verklaringen van [slachtoffer 2] . Voorts heeft de officier van justitie verwezen naar de verklaring van de getuige [getuige 2] . De inhoud van de verklaring van deze getuige komt geheel overeen met de inhoud van de verklaring van de aangeefster. De getuige [getuige 3] heeft verklaard dat zij twee gewonde agenten heeft zien wegrennen, waarbij de eerste agent een mes in zijn handen had en de andere een zwart pistool. De getuige [getuige 4] heeft verklaard dat ze
nepagentenzag die bij een zwarte personenauto van het merk BMW stonden. Volgens haar verklaring heeft haar dochter gezien dat de beide
nepagenteneen pistool droegen. Direct na het voorval heeft de getuige [getuige 5] van [slachtoffer 2] gehoord dat haar auto van haar was afgenomen en dat het geen politieman was, maar dat hij wel een pistool had. De officier van justitie heeft voorts verwezen naar de verklaring van de verdachte en de verklaring van [medeverdachte] , inhoudende dat de verdachte de auto heeft gestopt en dat ze vervolgens samen met de auto zijn weggereden. De verdere verklaring van de verdachte en [medeverdachte] , inhoudende dat de verdachte bij het stoppen van de auto geen gebruik heeft gemaakt van een wapen, acht de officier van justitie leugenachtig, gelet op de verklaringen van [slachtoffer 2] en de hiervoor genoemde getuigen. Naar het oordeel van de officier van justitie is bewezen dat de verdachte zich samen met [medeverdachte] schuldig heeft gemaakt aan een diefstal met bedreiging met geweld. De bedreiging heeft bestaan uit het voorhouden van een vuurwapen aan [slachtoffer 2] en het op dreigende toon tegen haar zeggen: ‘
Uit de auto! En zo snel mogelijk. Anders gebeuren ongelukken hier!’.
03/866138-17
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het primair tenlastegelegde bewezen is: dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een diefstal met geweld en bedreiging met geweld.
De officier van justitie heeft allereerst verwezen naar de aangifte van de woninginbraak door
[aangever] . Voor wat betreft het door de verdachte toegepaste geweld heeft de officier van justitie verwezen naar de verklaringen van [getuige 6] en [getuige 7] . Uit de verklaringen van de getuigen [getuige 8] , [getuige 9] , [getuige 10] en [getuige 11] blijkt dat de verdachte na de woningbraak wilde vluchten en dat de getuigen hem in bedwang hebben gehouden. Hierbij heeft de verdachte een schroevendraaier gepakt en gezegd dat hij iedereen ging steken. Tijdens deze schermutseling heeft [getuige 12] de schroevendraaier uit de handen van de verdachte getrokken. [getuige 12] had verwondingen aan haar nek en rug. De officier van justitie heeft voorts verwezen naar de verklaring van de verdachte op de zitting van 3 juli 2018, inhoudende dat hij bekent de woninginbraak te hebben gepleegd. De verdachte erkent spullen in een kussensloop te hebben gestopt. Daarnaast heeft de verdachte geld in zijn kleding en een flesje parfum in zijn rugzak gestopt. De officier van justitie heeft zich voorts op het standpunt gesteld dat het feit dat een deel van de gestolen spullen nog in een kussensloop in de woning lagen, een bewezenverklaring niet in de weg staat. De verdachte had door die spullen in een kussensloop te stoppen, deze spullen al in zijn beschikkingsmacht gebracht.
3.2
Het standpunt van de verdediging
03/720716-16
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat aan de verdachte ter zake van het onder 1. tenlastegelegde een beroep op noodweer toekomt. Er was een ogenblikkelijke en wederrechtelijke aanranding van zijn lijf en dat van [medeverdachte] doordat [medeverdachte] en de verdachte bijna werden doodgestoken door [slachtoffer 1] . Wanneer de verdachte de trekker niet had overgehaald of de hamer had gebruikt, was het risico zeer groot dat [medeverdachte] of de verdachte het leven zouden hebben gelaten. De noodzaak tot verdediging was uitermate groot. Zeker op het moment dat [medeverdachte] werd vastgehouden en gestoken werd, kon de verdachte zich niet aan de situatie onttrekken. Dat zou namelijk betekend hebben dat [medeverdachte] doodgestoken zou worden. Ook het verdedigingsmiddel staat in redelijke verhouding tot de ernst van de aanranding. Een ander middel was niet effectief geweest om deze wederrechtelijke aanranding van het lijf en leden van [medeverdachte] en de verdachte af te wenden. Volgens de raadsman is er eigen schuld aan de kant van de aangever. De raadsman heeft ter onderbouwing van die stelling naar jurisprudentie verwezen door de Hoge Raad. [1]
De raadsman heeft aangevoerd dat de verklaringen van [slachtoffer 1] op zoveel aspecten van elkaar (en van andere verklaringen) verschillen dat deze, in elk geval met betrekking tot de wijze waarop en wanneer geschoten is, niet gebruikt kunnen worden als bewijs.
De raadsman heeft voorts aangevoerd dat kan worden gesteld dat de verdachte heeft gehandeld in een ogenblikkelijke gemoedsopwelling. De besluitvorming en uitvoering hebben in een plotselinge, hevige drift plaatsgevonden en het verloop van tijd tussen het besluit om op [slachtoffer 1] te schieten en uitvoering daarvan was kort: hoogstens een paar seconden. De verdachte werd onverwacht geconfronteerd het steken met een mes door [slachtoffer 1] ; deze heeft zowel [medeverdachte] als de verdachte meermalen gestoken. In luttele seconden moest de verdachte beslissen of hij het vuurwapen ging gebruiken of niet. Dit is een voorbeeld van besluitvorming in plotselinge, hevige drift. Dit betekent dat niet kan worden gesproken over een handelen met voorbedachten raad, zodat het handelen door de verdachte niet als een poging tot moord kan worden gekwalificeerd.
Ten aanzien van het subsidiair tenlastegelegde heeft de raadsman aangevoerd dat niet bewezen is dat de verdachte de kogels op het lichaam van [slachtoffer 1] heeft afgevuurd met het oogmerk om bij betrapping op heterdaad aan [medeverdachte] of aan zichzelf straffeloosheid te verzekeren.
Ten aanzien van het meest subsidiair tenlastegelegde heeft de raadsman aangevoerd dat het onderdeel
die [slachtoffer 1] met een hard voorwerp op/tegen het hoofd hebben/heeft geslagenniet bewezen is. Indien dit onderdeel van het tenlastegelegde verwijst naar het slaan op het hoofd van [slachtoffer 1] met een hamer, moet worden geconcludeerd dat dit onderdeel niet op de diefstal met geweld ziet. Het slaan met deze hamer is weliswaar gedaan om de vlucht mogelijk te maken, maar niet een vlucht die nog in het teken stond van een diefstal. De verdachte heeft met een hamer geslagen om zich te verdedigen tegen de aanvallen van [slachtoffer 1] en aan die aanvallen te ontkomen en daarmee zijn leven te redden.
Ten aanzien van het onder 2. tenlastegelegde voor zover dat betreft dat een vuurwapen is getoond, de verdachte moet worden vrijgesproken. Alleen de aangeefster heeft verklaard dat zij heeft gezien dat de verdachte over een vuurwapen beschikte, maar er zijn geen andere bewijsmiddelen die op dat punt steun geven aan de inhoud van deze verklaring.
03/866138-17
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat voor wat betreft de genoemde voorwerpen tablet (merk Asus), laptop (merk Acer), portemonnee, flesje(s) parfum,
fototoestel met oplader (merk Samsung) en de autosleutel, welke zich al in een kussensloop bevonden niet kan worden gezegd dat deze al waren gestolen. Deze voorwerpen bevonden zich nog in de woning waar de verdachte heeft ingebroken en hebben deze woning nimmer verlaten. Dat ligt anders voor wat betreft het parfum en het geldbedrag; daarvan heeft de verdachte bekend deze goederen mee uit de woning te hebben genomen.
Voor wat betreft de poging tot diefstal (subsidiair tenlastegelegd) heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat het gebruik van de schroevendraaier om daarmee te dreigen met geweld niet bewezen kan worden verklaard. Deze bedreiging staat niet in relatie tot de diefstal, maar slechts in relatie tot het redden van het vege lijf. De verdachte heeft verklaard dat hij in de veronderstelling was dat de aanwezigen het voornemen hadden opgevat hem te doden dat hij met deze bedreiging met dat geweld zijn belagers heeft proberen af te schrikken teneinde te overleven.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
03/720716-16 [2]
Ten aanzien van het onder 1. en onder 2. tenlastegelegde.
Inleiding
Onder 1. en onder 2. is aan de verdachte tenlastegelegd – kort gezegd – telkens samen met een ander; een poging moord dan wel een poging (gekwalificeerde) doodslag dan wel een poging tot een diefstal met geweld en bedreiging met geweld in de woning van [slachtoffer 3] (hierna te noemen: [slachtoffer 3] ) en [slachtoffer 1] (hierna te noemen: [slachtoffer 1] ), waarbij op [slachtoffer 1] is geschoten. Daarna heeft een diefstal met bedreiging met geweld plaatsgevonden van de personenauto van [slachtoffer 2] (hierna te noemen: [slachtoffer 2] ). De rechtbank zal allereerst het dossier bespreken.
Ten aanzien van de bewijsmiddelen
Verklaringen van de buurvrouw en beide aangevers
De getuige [getuige 1] (hierna te noemen: [getuige 1] ) heeft op 10 mei 2016 bij de politie een verklaring afgelegd. Zij heeft verklaard dat zij zich die dag omstreeks 19:10 uur in haar woning op de [straatnaam] 61 te Landgraaf bevond. Naast haar, op nummer 63, woonden [slachtoffer 3] en [slachtoffer 1] . [getuige 1] hoorde op voornoemd tijdstip een geluid, afkomstig uit haar achtertuin. Het geluid leek op gerommel aan een houten tuinpoort. Zij is vervolgens bij haar tuinpoort gaan kijken. Toen [getuige 1] haar tuinpoort opende, zag zij twee mannelijke personen op de Europaweg-Noord staan. Deze personen stapten juist op dat moment in een auto. Op dat moment hoorde [getuige 1] dat [slachtoffer 3] en [slachtoffer 1] ook naar buiten kwamen. [getuige 1] zag dat [slachtoffer 3] naar de voornoemde auto liep waar juist deze de twee mannelijke personen waren ingestapt. Op het moment dat [slachtoffer 3] naar de auto liep, zag [getuige 1] dat die auto weg reed. [getuige 1] zag even later dat [slachtoffer 1] bij de tuinpoort stond en met een hamer het slot recht tikt. [getuige 1] vermoedt hierdoor dat het slot verbogen was. Ongeveer 10 tot 15 minuten later, [getuige 1] denkt dat dit rond 19:25 uur was, hoorde zij een hoop gestommel, komende uit de woning van [slachtoffer 3] en [slachtoffer 1] . Het leek alsof er met meubels werd geschoven. [getuige 1] hoorde geschreeuw alsof mensen ruzie hadden. [getuige 1] is hierop naar haar voordeur gelopen, heeft deze geopend en is een stukje naar buiten gelopen. Zij zag op dat moment nog niets. [getuige 1] keek in de richting van de woning van [slachtoffer 3] en [slachtoffer 1] , maar zag daar ook niets. [getuige 1] keek daarop naar de andere kant van de straat. Zij zag toen twee mannen staan. Deze twee mannen stonden bij een donkerkleurige personenauto van het merk BMW. Deze twee mannen droegen elk een politie-uniform. [getuige 1] zag dat een van deze twee mannen druk doende was met zijn been. Ze hoorde hem ook iets zeggen in de trant van: ‘
messteken, gestoken, mes’. [getuige 1] draaide zich hierop weer in de richting van de voordeur van [slachtoffer 3] en [slachtoffer 1] . Zij zag dat deze voordeur was gesloten en dat er bloed op zat. De twee mannen die eerder bij deze personenauto stonden waren inmiddels vertrokken. Zo’n 5 tot 10 minuten later stond [getuige 1] nog steeds voor haar woning. Zij zag dat de voordeur van de woning van [slachtoffer 3] en [slachtoffer 1] openging. [getuige 1] zag dat [slachtoffer 3] helemaal overstuur naar buiten kwam gelopen. [slachtoffer 3] is vervolgens bij [getuige 1] de woning binnen gegaan. [slachtoffer 3] verklaarde toen tegenover [getuige 1] dat het
nepagentenwaren. [3]
[slachtoffer 3] heeft op 10 mei 2016 om 20.30 uur een eerste verklaring tegenover ambtenaren van de politie afgelegd. [slachtoffer 3] heeft verklaard dat zij die avond televisie aan het kijken was, toen zij een geluid hoorde dat afkomstig was van de poort aan de achterzijde van de woning. [slachtoffer 3] zag vervolgens bij de poort een mannelijk persoon staan. Terwijl [slachtoffer 3] naar de man riep, riep zij ook naar [slachtoffer 1] , die ook in de woning aanwezig was. [slachtoffer 3] liep de tuin in en zag dat de tuinpoort open stond. Op dat moment zag [slachtoffer 3] dat ook haar buurvrouw [getuige 1] naar buiten was gekomen. Vervolgens is [slachtoffer 3] naar de Europaweg-Zuid gelopen. [slachtoffer 1] liep achter haar aan. Op de parkeerplaats stond een zwarte auto. [slachtoffer 3] zag dat een mannelijk persoon op de bestuurdersplaats zat. Of er ook iemand op de bijrijdersplaats zat weet [slachtoffer 3] niet. Op de achterbank lagen grote lichtblauwe vuilniszakken. [slachtoffer 3] klopte op het raam van het bestuurdersportier, maar kreeg de indruk dat de bestuurder niet haar kant uit durfde te kijken. De auto is vervolgens met hoge snelheid weggereden. [slachtoffer 3] heeft vervolgens op zolder een hamer gepakt en daarmee heeft [slachtoffer 1] op een stuk ijzer van de poort geslagen, waarna de poort weer kon worden gesloten. [slachtoffer 1] en [slachtoffer 3] zijn vervolgens de woning weer ingegaan. [4]
Enige tijd later, ongeveer tien minuten, stond [slachtoffer 3] in de keuken. [slachtoffer 3] hoorde dat er op de voordeur werd geklopt. [slachtoffer 3] hoorde dat [slachtoffer 1] zei dat er politie voor de deur stond. De voordeur was afgesloten. [slachtoffer 3] pakte de sleutel en liep naar de voordeur. [slachtoffer 1] stond toen ook in de gang naar de voordeur. Door het glas van de voordeur zag [slachtoffer 3] een politie-uniform. Met de sleutel draaide [slachtoffer 3] de voordeur van het slot. [slachtoffer 3] opende de voordeur en voelde dat de voordeur open werd geduwd. Een persoon in een politie-uniform duwde [slachtoffer 3] boven de borst met een vlakke hand een stukje achteruit, de woonkamer in. [slachtoffer 3] hoorde dat de persoon met een mannenstem schreeuwde: ‘
liggen, liggen!’, ‘niet kijken!’en ‘
gezicht op de grond!’. [slachtoffer 3] zag dat die persoon een wapen in zijn hand hield. Hij wees met dat pistool in haar richting. Hij hield de arm gestrekt op schouderhoogte. Hij stond heel dichtbij, zodanig dichtbij dat hij met een gestrekte arm [slachtoffer 3] bijna aanraakte. In de woonkamer bij de eetkamertafel ging [slachtoffer 3] op de grond liggen. Er werd direct een deken over [slachtoffer 3] heen gelegd, waardoor ze niets meer kon zien. Terwijl zij op de grond lag, voelde zij dat tegen haar linkerbeen werd geschopt. Op het moment dat [slachtoffer 3] werd geschopt, zag zij felgekleurde gymschoenen. Zij realiseerde zich op dat moment – door die opvallende schoenen – dat deze persoon geen politieagent kon zijn. [slachtoffer 3] hoorde dat een mannenstem zei: ‘
liggen!’. [slachtoffer 3] hoorde gerommel. Spullen vielen op de grond en ze hoorde [slachtoffer 1] schreeuwen. Ook door het feit dat [slachtoffer 1] kennelijk niet deed wat hem werd opgedragen, kreeg [slachtoffer 3] de indruk dat de mannen geen agenten van politie waren. [slachtoffer 3] hoorde dat iemand naar de eerste verdieping liep. Dit was de persoon met de felgekleurde schoenen. [slachtoffer 3] hoorde een klik en dacht daarom dat de deur van de slaapkamer waar een hennepplantage stond werd geopend. Ze hoorde dat iemand na 15 tot 30 seconden weer naar beneden liep. [slachtoffer 3] hoorde dat er in de gang een gevecht plaatsvond. Ze hoorde twee harde knallen. [slachtoffer 3] besefte dat het schoten uit een vuurwapen waren. Ze dacht: ‘
ik ga eraan’. [slachtoffer 3] was op dat moment heel erg bang. Ze hoorde een hoop gestommel. Ze hoorde dat iemand riep: ‘
kijk uit, hij heeft een mes!’. Met die van [slachtoffer 1] erbij geteld, hoorde [slachtoffer 3] drie stemmen. [slachtoffer 3] kreeg het idee dat de schoten waren gevallen omdat [slachtoffer 1] niet deed wat hem werd gezegd. [slachtoffer 3] weet niet meer in welke volgorde ze dit alles hoorde. Op een bepaald moment was het stil. Ze hoorde dat [slachtoffer 1] riep dat zij de politie en een ambulance moest bellen. [slachtoffer 3] kwam onder de deken vandaan en zag dat [slachtoffer 1] helemaal onder het bloed zat. [slachtoffer 3] heeft vervolgens de woning verlaten om hulp in te schakelen. [5]
[slachtoffer 3] heeft hierna meerdere verklaringen tegenover ambtenaren van de politie afgelegd. [slachtoffer 3] heeft op 3 juli 2017 verklaard dat toen zij de voordeur opende, een van de mannen meteen een wapen tegen haar hoofd zette en haar naar binnen duwde. Ze moest meteen gaan liggen. [slachtoffer 3] heeft daarom de andere man niet gezien. Het was een donker of zwart pistool. [6] Tegenover de rechter-commissaris heeft [slachtoffer 3] op 7 maart 2018 verklaard dat zij op de pagina van Rachelle van Werven op Facebook een foto heeft gezien van een man die zij herkent als de man die zij eerder in de zwarte personenauto heeft gezien en ook als de man die het pistool tegen haar hoofd heeft gezet en dat deze man is genaamd [medeverdachte] . [7] [slachtoffer 3] heeft zich op 9 maart 2018 bij de politie gemeld. [slachtoffer 3] heeft toen verklaard dat haar na het verhoor bij de rechter-commissaris is ingevallen dat een van de daders in de woning zei: ‘
schiet hem kapot’. Welke dader dat zei, weet [slachtoffer 3] niet. [slachtoffer 3] meent dat met ‘
hem’ [slachtoffer 1] werd bedoeld. [8]
[slachtoffer 1] heeft op 11 mei 2016 aangifte gedaan van het geweld en bedreiging met geweld in de woning. [slachtoffer 1] heeft verklaard dat hij op 10 mei 2016 omstreeks 18:30 uur in de woning aanwezig was. Op dit tijdstip hoorde [slachtoffer 1] de buurvrouw op [slachtoffer 3] roepen. [slachtoffer 1] zag vervolgens een personenauto van het merk BMW wegrijden. [getuige 1] uitte de verdenking dat de mannen in die personenauto hadden ingebroken. [slachtoffer 1] heeft even later de poort van de achtertuin gerepareerd, zodat deze weer sloot nadat deze bleek te zijn opengebroken. Vervolgens is [slachtoffer 1] weer de woning ingegaan. Een kwartier later werd op de voordeur geklopt. [slachtoffer 1] zag door de voordeurruit twee personen in een politie-uniform staan. [slachtoffer 1] heeft vervolgens de voordeur opengemaakt en zag toen dat deze personen een sjaal voor hun gezicht hadden. Toen [slachtoffer 1] de deur opende, richtte één van deze personen een pistool op zijn hoofd. De andere persoon richtte een pistool op het hoofd van [slachtoffer 3] . Deze personen kwamen naar binnen en liepen de woonkamer in. [slachtoffer 3] moest op de vloer, bij de bank gaan liggen. [slachtoffer 1] moest ook op de vloer gaan liggen, bij een andere bank. Ze gooiden een deken over [slachtoffer 1] heen, waardoor hij niet meer kon zien wat er zich verder afspeelde. [slachtoffer 1] deed de deken tot twee keer toe af en keek af en toe ook onder de deken door. [slachtoffer 1] zag vervolgens een mes onder de salontafel liggen. Op een gegeven moment zette een van de indringers de revolver tegen zijn hoofd. De andere indringer zei toen: ‘
schiet hem maar kapot’. [slachtoffer 1] heeft toen het mes gepakt en heeft de man die het pistool tegen zijn hoofd hield daarmee gestoken. De man riep toen: ‘
hij heeft mij geraakt’. Hierop schoot de andere man op [slachtoffer 1] , hij denkt twee keren. De man die schoot stond bij [slachtoffer 3] , ongeveer twee tot drie meter bij [slachtoffer 1] vandaan. Toen zijn de indringers weer naar buiten gerend. Een van de indringers heeft [slachtoffer 1] meerdere klappen met het pistool op zijn hoofd gegeven. [9]
Ook [slachtoffer 1] heeft meerdere verklaringen tegenover ambtenaren van de politie afgelegd. Hij heeft op 24 mei 2016 een verklaring afgelegd, inhoudende dat hij op 10 mei 2016 door [slachtoffer 3] werd gewaarschuwd dat er twee jongens de tuinpoort hadden opengebroken met een breekijzer. [slachtoffer 1] is naar buiten gelopen en zag twee onbekende mannen in de tuin staan, die direct wegliepen toen [slachtoffer 1] de tuin inliep. [slachtoffer 1] zag vervolgens dat de poort niet meer dicht kon doordat het slot was opengebroken. Hij heeft vervolgens twee tot drie keer met een hamer op het slot geslagen, waardoor de tuinpoort weer sloot. Ook in dit verhoor heeft [slachtoffer 1] verklaard dat er vervolgens twee mannen in politie-uniformen voor de deur stonden en dat een van de twee mannen direct een pistool tegen zijn hoofd zette. Toen [slachtoffer 1] op de grond lag voelde hij meerdere klappen op zijn hoofd. Op een gegeven moment zag en voelde [slachtoffer 1] dat opnieuw een van de indringers een pistool tegen zijn hoofd aanzette. [slachtoffer 1] hoorde vervolgens de andere indringer zeggen: ‘
als hij lastig is of niet luistert, schiet je hem maar door het hoofd’. Toen zag [slachtoffer 1] het mes liggen. Hij heeft het mes gepakt en toen in een reactie de indringer met het mes tussen zijn benen gestoken. [slachtoffer 1] weet zeker dat hij twee keer heeft gestoken, maar het kan ook drie keer zijn geweest. Toen [slachtoffer 1] opstond zag hij dat de indringer die hij had gestoken wegvluchtte richting de voordeur. De indringer die bij [slachtoffer 3] stond, schoot vervolgens drie keer op hem. De overvaller schoot daarna nog één keer. [slachtoffer 1] weet zeker dat de overvaller die hij heeft gestoken, niet de overvaller is die op hem heeft geschoten. [10]
Medische informatie [slachtoffer 1]
Uit de medische gegevens blijkt dat [slachtoffer 1] drie schotverwondingen had, drie wonden op het hoofd en een schedelbasisfractuur. [11] Een van de kogels is in eerste instantie niet uit het lichaam verwijderd. [12] Op 30 oktober 2017 is [slachtoffer 1] nogmaals geopereerd. Bij deze operatie is de kogel alsnog uit het lichaam verwijderd. [13]
Onderzoek door de politie en het Nederlands Forensisch Instituut
Aan de door [slachtoffer 1] op 10 mei 2016 gedragen kleding is door politie onderzoek verricht. In de onderbroek werd een gat met een diameter van 8 millimeter gezien. Aan de jeansbroek zat aan de voorzijde links eenzelfde beschadiging. Het T-shirt was hevig bebloed en open geknipt. Aan de voorzijde van dit T-shirt werd een rafelig gat gezien met een afmeting van ongeveer 5 millimeter. Uit de kledingzak, waarin de onderbroek was verpakt, rolde bij openen een kogel. Deze bleek van het kaliber 7,65 mm. [14]
In de woning werd eveneens een onderzoek naar sporen ingesteld. Op de vloer van de woonkamer onder het raam aan de voorzijde van de woning werd een huls aangetroffen van het kaliber 7,65 mm. Rechts naast de televisie werd eenzelfde patroonhuls aangetroffen. Onder de salontafel werd een mes, verpakt in een bijpassend foedraal aangetroffen. Onder de zijkant van de bank werd een contactsleutel van een personenauto aangetroffen. Het merk van de auto is BMW. [15]
Door onderzoek heeft een medewerker van het Nederlands Forensisch Instituut (hierna: NFI) vastgesteld dat de twee hulzen afkomstig zijn van munitie, die met eenzelfde wapen zijn verschoten. Het wapen waarmee is geschoten is vermoedelijk een Browning, merk FEG model PA-63 kaliber 7,65 mm. De sporen op de onderzochte kogel passen volgens de mededelingen van deze medewerker eveneens bij dat type wapen. [16]
In de buurt van de woning werd door de politie een personenauto van het merk BMW aangetroffen, aan voor- en achterzijde voorzien van kentekenplaten [kenteken] . [17] Uit onderzoek kwam vast te staan dat dit kenteken niet voor dit voertuig is opgegeven. Uit onderzoek is komen vast te staan dat het voertuig van diefstal afkomstig is. Aan dit voertuig is door de politie een sporenonderzoek ingesteld. Op de zitting van de rechtervoorstoel werd een bebloede klauwhamer met een houten steel aangetroffen. Op de achterbank werden twee breekijzers, twee snoeischaren, een riem zoals in gebruik bij de politie en twee pistoolholsters aangetroffen. Onder de rechtervoorzitting werd een linkerhandschoen aangetroffen. Op straat, maar in de omgeving van het linker voorportier van het voertuig werd een zwarte rechterhandschoen aangetroffen. [18]
Medewerkers van het NFI hebben een onderzoek ingesteld naar de in dat voertuig aangetroffen hamer. Op deze hamer zijn weefsel en bloedsporen aangetroffen. Het DNA-profiel van dat weefsel en dat bloed past bij het profiel van DNA van [slachtoffer 1] . Daarnaast is bloed op de hamer aangetroffen, waarvan het DNA-profiel past bij het profiel van DNA van de verdachte. Op het mes dat in de woning werd aangetroffen werd bloed veiliggesteld. Het DNA-profiel van dat bloed past bij het profiel van DNA van de verdachte. In alle onderzochte gevallen is volgens de onderzoekers de kans dat deze DNA-profielen van het op deze hamer aangetroffen biologisch materiaal passen bij een willekeurig gekozen ander profiel van DNA kleiner dan één op één miljard. [19]
Verklaringen van getuigen
De politie heeft een aantal getuigen gehoord. De getuige genaamd [getuige 2] (hierna te noemen: [getuige 2] ) heeft op 10 mei 2016 een verklaring afgelegd. Hij heeft verklaard dat hij aan de [straatnaam] 49 te Landgraaf woont. Op 10 mei 2016 omstreeks 19:13 uur zag [getuige 2] twee mannen voorbij lopen. Deze mannen droegen een politieshirt. [getuige 2] keek waar deze mannen naartoe gingen. Ze liepen de [straatnaam] omhoog, in de richting waar onder andere de woning met huisnummer 63 is gelegen. Na ongeveer 3 tot 4 minuten zag [getuige 2] weer beweging buiten. Hij zag dat er voor de woning met huisnummer 63 twee mannen in politieshirts stonden. Hij hoorde dat iemand riep: ‘
weg hier, weg hier, weg hier’. [getuige 2] hoorde veel geschreeuw door elkaar heen. [getuige 2] is vervolgens naar buiten gelopen. Hij zag een donkerkleurige personenauto van het merk BMW staan. [getuige 2] zag een man bij het geopende bijrijdersportier van dat voertuig staan. Een tweede man kwam aanlopen. De mannen droegen beiden een politieshirt. [getuige 2] hoorde de bijrijder tegen de chauffeur zeggen: ‘
ik ben gestoken, hij heeft een mes’. [getuige 2] zag dat beide personen verwondingen hadden. De bijrijder hield zijn been vast. Bij de chauffeur zag [getuige 2] ook een verwonding. Een van zijn handen zat helemaal onder het bloed. [getuige 2] heeft toen aan deze mannen gevraagd of hij hen kon helpen. [getuige 2] zag toen ook dat de persoon die bij het bijrijdersportier stond een pistool in een van zijn handen vasthield. [getuige 2] zag dat dit pistool zwart van kleur was. Plotseling zag [getuige 2] de twee mannen het voetpad in lopen. Ze liepen uit het zicht van [getuige 2] . [getuige 2] is toen zijn woning binnengegaan en heeft uit zijn slaapkamerraam gekeken. Hij zag toen vanuit het raam beide mannen in het midden van de Europaweg staan. [getuige 2] zag dat de man die het pistool eerder vast had, nu met het pistool gericht in de richting van Eygelshoven stond. [getuige 2] bedoelt hiermee dat hij zag dat die man zijn pistool met beide handen vasthield en daarmee voor zijn lichaam uitwees in de richting van Eygelshoven. Hierna liepen de mannen uit zijn gezichtsveld. Even later hoorde [getuige 2] het geluid van piepende banden. Hij meent te horen dat een auto met hoge snelheid weg rijdt. [getuige 2] zag toen vanuit het raam een kleine auto over de Europaweg-Zuid hard voorbij rijden. [20]
De getuige [getuige 3] (hierna te noemen: [getuige 3] ) heeft op 10 mei 2016 eveneens een verklaring tegenover ambtenaren van de politie afgelegd. Zij is de echtgenote van [getuige 2] en woont eveneens aan de [straatnaam] 49 te Landgraaf. Zij heeft verklaard dat zij op 10 mei 2016 rond 19:30 uur nog net zag dat een politieagent bij de woning op nummer 63 naar binnen ging. Vijf minuten later zag zij een politieagent voor het huis rennen. Ze hoorde dat deze politieagent iets zei in de trant van: ‘
we moeten weg, gooi dat weg’. Ze zag de twee politieagenten richting de grote weg (Europaweg) rennen. Zij zag dat beiden een uniform droegen en dat ze beiden gewond waren. Ze hadden bloed aan hun benen en de broek was kapot. De eerste politieagent had een mes bij zich, de tweede politieagent had een zwart pistool bij zich. [21]
Verklaring aangeefster over de daarop volgende diefstal van een personenauto
[slachtoffer 2] (hierna te noemen: [slachtoffer 2] ) heeft op 10 mei 2016 om 20.10 uur aangifte gedaan van de diefstal van haar personenauto. Zij heeft verklaard dat zij op voornoemde dag omstreeks 19.20 uur als bestuurder van een personenauto, merk Fiat, type Panda over de Europaweg-Zuid reed. Ze was alleen in de auto. Op een gegeven moment zag zij dat er een man vanaf het trottoir naar het midden van de weg liep. Deze man droeg politiekleding en had een doek voor zijn gezicht. De man kwam de weg oplopen en ging midden op de weg staan, althans op het midden van de rijbaan waar [slachtoffer 2] op dat moment reed. [slachtoffer 2] zag dat de man haar een stopteken gaf. [slachtoffer 2] dacht dat het zou gaan om een alcoholcontrole. [slachtoffer 2] stopte haar auto vlakbij de man. Ze zag dat de man vrijwel direct naar de bijrijderskant van de auto kwam gelopen. Hij opende het bijrijdersportier. [slachtoffer 2] zag dat de man een pistool in zijn hand had en dit pistool op haar richtte. De man had het pistool in zijn linkerhand vast. Hij richtte het pistool op haar bovenlichaam. De afstand tussen de man en [slachtoffer 2] was op dat moment hooguit een meter. [slachtoffer 2] hoorde dat de man naar haar riep dat ze uit de auto moest stappen. Hij riep: ‘
Uit de auto! En zo snel mogelijk! Anders gebeuren ongelukken hier!’. Terwijl de man dit riep, stapte hij aan de bijrijderskant in de auto. Over het pistool kan [slachtoffer 2] verklaren dat het een handvuurwapen was, een “
heel fijn pistooltje”. [slachtoffer 2] schat dat het wapen tussen de vijftien en twintig centimeter lang was. Er zat een fijn loopje op en het pistool, dat matzwart van kleur was. De loop had een andere kleur en was kort, ongeveer vier centimeter. De man had intussen op de bijrijdersstoel plaatsgenomen. [slachtoffer 2] kon maar aan één ding denken: ‘
eruit!’. Toen de man nog naast de auto stond, had [slachtoffer 2] gezien dat vanaf de andere kant een andere man was komen aanlopen. Hij liep ook in de richting van haar auto. Deze man droeg ook een politie-uniform en had ook een doek voor zijn gezicht. Terwijl de man met het pistool al op de bijrijdersstoel zat, heeft [slachtoffer 2] snel haar tas gepakt en is zij uit de auto gestapt. De andere man nam toen direct plaats op de bestuurdersstoel. De twee mannen zijn direct hierop met haar auto met zeer hoge snelheid weggereden over de Europaweg-Zuid. [slachtoffer 2] heeft voorts nog verklaard dat de man met het pistool voor het overige niets in zijn handen had. De andere man had verder niets bij zich. [22]
Aantreffen auto
Het gestolen voertuig van [slachtoffer 2] is de volgende dag in Schinveld volledig uitgebrand teruggevonden. [23]
De verklaringen van de verdachten met betrekking tot het onder 1. en onder 2. tenlastegelegde
De verdachte heeft tegenover ambtenaren van de politie verklaard dat [medeverdachte] hem op 10 mei 2016 met een auto van het merk BMW heeft opgehaald. [medeverdachte] had hem gezegd dat hij een adres wist waar ze geld konden
verdienen. Ze hebben eerst geprobeerd via de achtertuin de woning te bereiken, maar zagen toen dat de bewoners thuis waren. Ze hebben zich vervolgens gekleed in politie-uniformen en hebben via de voordeur de woning betreden. [medeverdachte] is naar de bovenverdieping gegaan terwijl de verdachte beneden is gebleven. [slachtoffer 1] kwam echter telkens onder de deken uit. De verdachte is naar hem toegelopen en wilde de deken goed leggen. Terwijl de verdachte de deken goed wilde leggen, voelde hij een raar gevoel in zijn been. Hij zag toen een handvat van een grote dolk boven zijn knieholte in zijn rechterbeen steken. De verdachte zag vervolgens dat [medeverdachte] kwam aanrennen. [medeverdachte] sprong bij [slachtoffer 1] op de rug. [slachtoffer 1] ging vervolgens toch rechtop staan. De verdachte zag dat [slachtoffer 1] [medeverdachte] probeerde het steken. [medeverdachte] riep toen naar de verdachte: ‘
schiet, schiet’en [medeverdachte] riep ook om hulp. De verdachte heeft vervolgens twee keer op [slachtoffer 1] geschoten. Vervolgens kwam [slachtoffer 1] niettemin met het mes op de verdachte af. De verdachte heeft vervolgens een hamer genomen en [slachtoffer 1] daarmee op zijn hoofd geslagen. Daarna hebben [medeverdachte] en de verdachte de woning verlaten. De verdachte heeft verklaard de hamer in de auto te hebben gegooid. [medeverdachte] kon vervolgens de sleutel van de auto niet meer vinden. De verdachte stond op dat moment bij de auto, hij meent bij het bijrijdersportier. Ze zijn toen via een steegje naar de Europaweg gerend. De verdachte heeft vervolgens een personenauto tot stoppen gemaand. Daarna zijn [medeverdachte] en de verdachte in deze auto weggereden. [24]
Ter terechtzitting van 3 juli 2018 heeft de verdachte een verklaring afgelegd, inhoudende dat hij wel
moestschieten. Hij dacht dat [medeverdachte] bijna dood ging. De verdachte meende dat hij het leven van [medeverdachte] moest redden door op [slachtoffer 1] te schieten. Hij zag op dat moment geen andere uitweg. Voorts heeft de verdachte ter terechtzitting verklaard dat hij niemand “
de schuld in de schoenen wil schuiven” met betrekking tot het roepen van ‘
schiet, schiet’. Hij heeft voorts verklaard op de benen van [slachtoffer 1] te hebben gericht.
Na aanhouding is de verdachte op 11 april 2017 door een arts bezocht. Deze arts heeft gerelateerd dat de letsels op zijn rechterbeen passen bij littekenvorming. De oorzaak is waarschijnlijk een scherp voorwerp, waarmee de huid kan worden beschadigd. [25]
[medeverdachte] heeft zowel tegenover ambtenaren van de politie, als ook ter terechtzitting verklaard (het proces-verbaal van de zitting is door de officier van justitie op 9 juli 2018 in het dossier van de verdachte gevoegd) dat het voornemen bestond tezamen met de verdachte de zich in de woning van [slachtoffer 3] en [slachtoffer 1] aanwezige hennepplanten te stelen. [medeverdachte] heeft de verdachte opgehaald en samen zijn ze naar de woning aan de [straatnaam] 63 te Landgraaf gereden. Ze hebben eerst de tuinpoort opengebroken om zo via de tuin de woning te bereiken. Toen ze zagen dat [slachtoffer 3] en [slachtoffer 1] zich in de woning bevonden en [slachtoffer 3] en [slachtoffer 1] de tuin in kwamen gelopen, zijn ze weggegaan. Ze hebben zich vervolgens samen omgekleed en hebben politiekleding aangedaan. Vervolgens zijn ze samen teruggereden naar de voorzijde van de woning. De auto hebben ze een stukje verderop geparkeerd. Ze zijn samen naar de woning gelopen en hebben aangeklopt. Ze hebben vervolgens via de voordeur de woning betreden. [medeverdachte] heeft verklaard dat hij [slachtoffer 3] naar binnen heeft geduwd door met een platte hand tegen haar borst te duwen. De verdachte heeft [slachtoffer 1] de woning ingeduwd. [medeverdachte] is vervolgens naar de bovenverdieping gegaan om de hennep te stelen. Hij heeft hiertoe een dekbedovertrek gepakt en wilde dit overtrek vullen met hennep. Op een gegeven moment hoorde [medeverdachte] gestommel beneden, waarop hij naar beneden is gegaan. Toen hij beneden kwam zag hij dat [slachtoffer 1] op de grond lag en dat de verdachte probeerde hem op de grond te houden. Op dat moment is [medeverdachte] ook bij [slachtoffer 1] gaan staan en heeft hem vastgepakt. Toen [medeverdachte] [slachtoffer 1] vast had riep de verdachte opeens: ‘
kijk uit, hij heeft een mes’. [medeverdachte] zag dat [slachtoffer 1] met het mes stekende bewegingen naar boven aan het maken was. [medeverdachte] voelde toen het mes in zijn lichaam. De eerste steek was in de bil van [medeverdachte] . [medeverdachte] werd hierna meerdere keren met het mes gestoken in zijn been. [medeverdachte] heeft toen de arm van [slachtoffer 1] vastgepakt. De verdachte probeerde op dat moment het mes uit de handen van [slachtoffer 1] te schoppen. [medeverdachte] zag vervolgens dat de verdachte een pistool vasthield en doorlaadde. [medeverdachte] zag en hoorde dat de verdachte op [slachtoffer 1] schoot. De verdachte heeft daarna nog een keer geschoten. Terwijl [medeverdachte] uit de woning wilde vluchten zag hij nog dat de verdachte [slachtoffer 1] met een hamer sloeg. De verdachte en [medeverdachte] hebben vervolgens de woning verlaten. Omdat [medeverdachte] de sleutel van de auto was verloren, was het niet mogelijk met de auto te vertrekken. De verdachte is vervolgens samen met [medeverdachte] weggerend. Op de Europaweg heeft de verdachte een auto tot stoppen gemaand. [medeverdachte] is vervolgens samen met de verdachte in deze auto weggereden, waarbij [medeverdachte] de auto heeft bestuurd. [26]
Op de zitting van 3 juli 2018 heeft [medeverdachte] voorts verklaard dat hij zich niet kan herinneren tegen de verdachte te hebben gezegd ‘
schiet, schiet’. Hij heeft voorts verklaard dat terwijl de verdachte schoot, hij [slachtoffer 1] vast had en zodoende een schampschot op zijn rechterhand heeft gekregen.
Na zijn aanhouding is [medeverdachte] op 13 juni 2017 door een arts onderzocht. Deze arts heeft gerelateerd dat oud letsel werd vastgesteld bij [medeverdachte] , waaronder een over de linker bil verlopend littekens van ongeveer 8 centimeter. [27]
Overwegingen ten aanzien van het bewijs
Ten aanzien van het onder 1. tenlastegelegde
Wat kan worden bewezen?
De rechtbank merkt op dat [slachtoffer 1] in zijn verklaringen omtrent de gebeurtenissen niet consistent is. De rechtbank neemt in aanmerking dat [slachtoffer 1] direct na de gebeurtenissen belangrijke chirurgische ingrepen heeft ondergaan om zijn leven te redden, waarbij hij enige tijd onder invloed van de bijbehorende narcose is geweest. Naar het oordeel van de rechtbank zijn op een aantal wezenlijke punten de voorstelling van zaken in zijn verklaringen toch in overeenstemming te brengen met de verklaringen van andere getuigen, zodat de rechtbank tot het oordeel komt, dat – anders dan de raadsman van de verdachte heeft bepleit – deze verklaringen niet als kennelijk niet in overeenstemming met de waarheid geheel buiten het bewijs behoeven te worden gelaten.
De rechtbank is van oordeel dat op basis van bovenstaande bewijsmiddelen het volgende is komen vast te staan. [medeverdachte] heeft op 10 mei 2016 de verdachte met een van diefstal afkomstige personenauto opgehaald om in de woning van [slachtoffer 3] en [slachtoffer 1] de aldaar aanwezige hennep te stelen. De verdachte en medeverdachte [medeverdachte] hebben allereerst geprobeerd via het forceren van de slot van de tuinpoort de woning via de achterzijde te betreden. Toen zij echter zagen dat [slachtoffer 3] en [slachtoffer 1] in de woning aanwezig waren en naar buiten kwamen, zijn ze weggereden. De verdachte en [medeverdachte] hebben zich vervolgens in de buurt omgekleed, in die zin dat ze politie-uniformen hebben aangetrokken. Ze zijn toen met de auto opnieuw naar de woning gereden. Een stukje verderop in de straat hebben ze de auto geparkeerd en zijn ze te voet naar de woning gelopen. Aldaar hebben ze aangeklopt. [slachtoffer 3] en [slachtoffer 1] stonden beiden in de hal, bij de voordeur, toen de verdachte en [medeverdachte] hen de woning in hebben ingeduwd. Ze hebben de bewoners vervolgens bevolen te gaan liggen in de woonkamer en ze hebben hen met dekens bedekt. De verdachte is bij de bewoners gebleven, terwijl [medeverdachte] naar de bovenverdieping is gegaan om de aldaar aanwezige hennep te gaan inpakken. [medeverdachte] heeft een dekbedovertrek gepakt en wilde hier de hennep in vervoeren. [medeverdachte] hoorde opeens gestommel beneden en is vervolgens naar beneden gegaan. Daar was een schermutseling tussen de verdachte en [slachtoffer 1] gaande. Er is vervolgens een schermutseling ontstaan tussen [medeverdachte] en [slachtoffer 1] . [slachtoffer 1] heeft tijdens deze schermutseling [medeverdachte] meermalen met een mes gestoken. De verdachte heeft vervolgens minimaal twee keer op [slachtoffer 1] geschoten en daarna hem met een hamer op het hoofd geslagen, waarna de verdachte en [medeverdachte] de woning hebben verlaten. Omdat [medeverdachte] de sleutel van de auto was verloren in de woning, was het niet mogelijk met de auto weer weg te rijden. De verdachte en [medeverdachte] zijn vervolgens via een steegje naar de Europaweg-Zuid gerend. De verdachte heeft daar [slachtoffer 2] een stopteken gegeven en gesommeerd haar auto af te geven. De verdachte heeft vervolgens op de bijrijdersstoel plaatsgenomen en [medeverdachte] op de bestuurdersstoel. Vervolgens zijn de verdachte en [medeverdachte] weggereden.
Over wapens bij de overval, het schieten op [slachtoffer 1] en het tonen van een wapen aan [slachtoffer 2]
Zowel de verdachte als [medeverdachte] hebben verklaard dat zij geen pistool mee naar de woning hebben genomen. De verdachte heeft verklaard dat het pistool tijdens de schermutseling tussen [medeverdachte] en [slachtoffer 1] in de woning
opeensvoor zijn voeten lag en dat hij niet weet waar dit pistool vandaan is gekomen. Voorts heeft de verdachte verklaard dat hij het pistool na het schieten in de woning heeft laten vallen en dat dit pistool dus in de woning is achtergebleven. De verdachte heeft voorts verklaard dat hij tijdens de diefstal van de auto, merk Fiat, type Panda, geen wapen heeft gebruikt. [medeverdachte] heeft verklaard niet te weten waar het pistool vandaan is gekomen. Ook heeft [medeverdachte] verklaard dat hij tijdens de diefstal van de auto geen wapen in de handen van de verdachte heeft gezien.
De rechtbank overweegt in dit verband als volgt. [slachtoffer 3] heeft verklaard, dat toen zij de voordeur opende, zij meteen een wapen op haar hoofd gericht kreeg. Zij heeft deze indringer beschreven als de man met de gekleurde gymschoenen en heeft [medeverdachte] op een foto op Facebook herkend als de indringer die een pistool tegen haar hoofd heeft gezet. [slachtoffer 1] heeft verklaard dat toen hij de voordeur opende, hij twee mannen zag staan en dat deze beide mannen een pistool bij zich hadden. Een van de mannen richtte het pistool op [slachtoffer 1] , de andere man richtte het pistool op [slachtoffer 3] . De getuige [getuige 2] heeft verklaard dat hij heeft gezien dat toen de mannen bij de auto stonden en gewond waren, de man die bij het bijrijdersportier stond een pistool vast had. De getuige [getuige 3] heeft eveneens verklaard dat hij heeft gezien dat één van de mannen die wegrenden naar de Europaweg-Zuid een pistool bij zich droeg.
[slachtoffer 2] heeft verklaard dat de man, die haar een stopteken gaf en die vervolgens op de bijrijdersstoel heeft plaatsgenomen, een pistool in zijn handen had. De getuige [getuige 2] heeft hierover verklaard dat hij heeft gezien dat beide mannen op de Europaweg-Zuid stonden, op het midden van de weg en dat een van de mannen een pistool met beide handen voor zich uit had gericht.
Conclusie over wapens
De rechtbank acht op basis van bovenstaande bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang bezien, bewezen dat beide verdachten een pistool naar de woning hebben meegenomen en dat het wapen waarmee de verdachte op [slachtoffer 1] heeft geschoten, het wapen was dat hij meegenomen had naar de woning.
Ook acht de rechtbank bewezen dat de verdachte bij het verlaten van de woning nog steeds een pistool in zijn handen heeft gehad. De verdachte heeft vervolgens tijdens de daarop volgende diefstal van de auto dit wapen aan [slachtoffer 2] getoond. De rechtbank wijst erop dat de verklaringen van de aangevers ondersteund worden door de verklaringen van de getuigen [getuige 2] en [getuige 3] . Dit betreffen getuigen, waarvan niet is gebleken dat zij enig belang hebben bij de inhoud van hun verklaring. Voorts merkt de rechtbank op dat de verklaringen, afgelegd door de verdachte op het punt van de herkomst of het verblijf van het vuurwapen op door geen enkel ander bewijsmiddel worden ondersteund. Integendeel, de verklaring van de verdachte dat het pistool in de woning is achtergebleven wordt weersproken doordat na grondig forensisch onderzoek het pistool, waarmee de schoten kennelijk op het lichaam van [slachtoffer 1] werden gelost, nergens is aangetroffen.
De juridische kwalificatie van het onder 1. tenlastegelegde.
1. primair(poging moord)
Voor een bewezenverklaring van een poging tot moord moet worden beoordeeld of er sprake was van voorbedachte raad. Uit het dossier blijkt dat de directe aanleiding voor het schieten in de richting van [slachtoffer 1] , het steken door [slachtoffer 1] was. Uit het dossier blijkt niet dat verdachte en/of [medeverdachte] doelbewust, na kalm beraad en/of rustig overleg, een plan hebben gemaakt om [slachtoffer 1] van het leven te beroven en dat zij op 10 mei 2016 aan dat plan, al dan niet gezamenlijk, hebben getracht uitvoering te doen geven. Naar het oordeel van de rechtbank ontbreekt derhalve het bewijs voor voorbedachte raad.
De verdachte moet van het onder 1. tenlastegelegde, te weten: poging tot moord, worden vrijgesproken.
1. subsidiair (poging gekwalificeerde diefstal)
Aan de verdachte is onder 1. subsidiair tenlastegelegd het medeplegen aan een poging gekwalificeerde doodslag. Voor een bewezenverklaring van een poging tot een gekwalificeerde doodslag, moet worden vastgesteld dat de doodslag heeft geleid tot begunstiging of vergemakkelijking van het strafbare feit in kwestie. Er moet sprake zijn van opzet op de dood terwijl de poging tot doodslag wordt gepleegd met een specifiek doel, in casu om de diefstal van de hennep uit de woning voor te bereiden, gemakkelijk te maken of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf of aan de andere deelnemers straffeloosheid of het bezit van het gestolene te verzekeren. De rechtbank is van oordeel dat op basis van de inhoud van het procesdossier en de verhandelde ter terechtzitting blijkt dat de verdachte niet op [slachtoffer 1] heeft geschoten om de diefstal van de hennep voor te bereiden, gemakkelijk te maken of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf of aan de andere deelnemers straffeloosheid of het bezit van de gestolen hennep te verzekeren. De verdachte heeft op het lichaam van [slachtoffer 1] geschoten omdat het tussen de verdachten en [slachtoffer 1] tot een schermutseling was gekomen. De verdachte zal dan ook van het onder 1. subsidiair tenlastegelegde moeten worden vrijgesproken.
1. meer subsidiair (poging doodslag)
Onder 1. meer subsidiair is een poging tot doodslag op [slachtoffer 1] tenlastegelegd. Vaststaat dat door de verdachte minimaal twee kogels op korte afstand op het lichaam van [slachtoffer 1] zijn afgevuurd. Deze kogels hebben [slachtoffer 1] in zijn been en in zijn buik geraakt. De verklaring van de verdachte, inhoudende dat hij bewust op de benen van [slachtoffer 1] heeft gericht om zo een te voorkomen dat hij [slachtoffer 1] dodelijk zou raken, acht de rechtbank niet aannemelijk geworden. Zoals de rechtbank begrijpt heeft de schermutseling in de woning in een kleine ruimte en in zeer korte tijd plaatsgevonden. [medeverdachte] was op het moment dat de verdachte heeft geschoten nog in deze schermutseling met [slachtoffer 1] verwikkeld, hetgeen ook blijkt uit het feit dat [medeverdachte] klaarblijkelijk door een schot aan zijn hand is geraakt. Daar komt nog bij dat één kogel het bovenbeen en de andere kogel de buik van [slachtoffer 1] heeft getroffen; dus geen van beide kogels de onderbenen.
Conclusie ten aanzien van poging doodslag
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank het handelen van de verdachte, te weten: het gericht afvuren van kogels op het lichaam van [slachtoffer 1] , naar de uiterlijke verschijningsvorm zo zeer gericht op het toebrengen van letsel, de dood ten gevolge hebbende, dat moet worden geoordeeld dat de verdachte opzet had op de dood van [slachtoffer 1] . Van feiten of omstandigheden welke een contra-indicatie vormen voor deze conclusie zijn aan de rechtbank niet gebleken. De rechtbank acht daarom, anders dan de verdediging, bewezen dat de verdachte het opzet heeft gehad op het van het leven beroven van [slachtoffer 1] .
Medeplegen?
Evident is dat de verdachte pleger is van de poging doodslag. Vervolgens is nog de vraag of [medeverdachte] als medepleger van de poging doodslag kan worden aangemerkt. Hierover overweegt de rechtbank als volgt.
Zoals door de Hoge Raad in het overzichtsarrest van 2 december 2014 [28] is overwogen is voor een bewezenverklaring van medeplegen vereist dat sprake moet zijn van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking met een ander of anderen. De kwalificatie medeplegen is slechts dan gerechtvaardigd als de bewezen verklaarde - intellectuele en/of materiële - bijdrage aan het delict van de (mede)verdachte van voldoende gewicht is. Bij de vorming van zijn oordeel dat sprake is van de voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking, kan de rechter rekening houden met onder meer de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling, de rol in de voorbereiding, de uitvoering of de afhandeling van het delict en het belang van de rol van de (mede)verdachte, diens aanwezigheid op belangrijke momenten en het zich niet terugtrekken op een daartoe geëigend tijdstip. De bijdrage van de medepleger zal in de regel worden geleverd tijdens het begaan van het strafbare feit in de vorm van een gezamenlijke uitvoering van het feit. Maar de bijdrage kan ook zijn geleverd in de vorm van verscheidene gedragingen voor en/of tijdens en/of na het strafbare feit. De rechtbank neemt in deze zaak de volgende gedragingen in aanmerking:
  • [medeverdachte] heeft de verdachte met een auto opgehaald om samen een hennepplantage te gaan stelen;
  • de verdachte heeft samen met [medeverdachte] geprobeerd de woning via de achterzijde te bereiken door het slot van de tuindeur te forceren;
  • de verdachte is vervolgens samen met [medeverdachte] weggereden;
  • de verdachte en [medeverdachte] hebben zich samen omgekleed in politie-uniformen en zijn vervolgens samen naar de voorzijde van de woning gereden;
  • ze hebben samen aangeklopt en hebben vervolgens samen de woning betreden;
  • bij het betreden van de woning hebben ze zich ieder over één van de aangevers ontfermd;
  • [medeverdachte] is naar de bovenverdieping gegaan om de aldaar aanwezige hennep te stelen, terwijl de verdachte beneden bij aangevers is gebleven om deze in bedwang te houden;
  • [medeverdachte] is op een gegeven moment naar beneden gekomen omdat er sprake zou zijn van een schermutseling tussen de verdachte en [slachtoffer 1] ;
  • toen [slachtoffer 1] weigerde mee te werken, heeft [medeverdachte] een wapen op zijn hoofd gericht, waarbij de verdachte tegen [medeverdachte] zei: ‘
  • [medeverdachte] is vervolgens met [slachtoffer 1] in een worsteling geraakt, waarbij [medeverdachte] door [slachtoffer 1] meerdere keren met een mes is gestoken;
  • [medeverdachte] heeft op dat moment tegen de verdachte gezegd: ‘
  • de verdachte heeft vervolgens minimaal twee keer op [slachtoffer 1] geschoten;
  • de verdachte heeft vervolgens een hamer gepakt en [slachtoffer 1] hiermee meerdere malen op zijn hoofd geslagen;
  • hierna zijn beide verdachten samen uit de woning gevlucht.
Conclusie over medeplegen
Gelet op de bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang bezien, en hetgeen daarover hiervoor is overwogen, is de rechtbank van oordeel dat bewezen kan worden dat er sprake was van een bewuste en nauwe samenwerking tussen de verdachte en [medeverdachte] , zowel voorafgaande aan als tijdens de woningoverval. Toen de situatie penibel werd voor de verdachten heeft de verdachte, na daartoe te zijn opgeroepen door [medeverdachte] , geschoten. De rechtbank acht dan ook bewezen dat de verdachte zich samen met [medeverdachte] schuldig heeft gemaakt aan een poging tot doodslag.
Ten aanzien van het onder 2. tenlastegelegde
De rechtbank acht, gelet op bovenstaande bewijsmiddelen in onderlinge samenhang bezien en hetgeen ze daarover heeft overwogen, ook wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte bij het doen stoppen van [slachtoffer 2] een vuurwapen heeft getoond en hierbij heeft geroepen: ‘
Uit de auto! En zo snel mogelijk! Anders gebeuren ongelukken hier!’.
Medeplegen?
Ook ten aanzien van dit feit is de vraag of [medeverdachte] als medepleger kan worden aangemerkt. De rechtbank verwijst allereerst naar het arrest van de Hoge Raad voor het betreft het medeplegen, zoals hierboven reeds is aangehaald. De rechtbank neemt in overweging dat uit het procesdossier en het verhandelde ter terechtzitting blijkt dat de verdachte en [medeverdachte] na de poging tot doodslag op [slachtoffer 1] tezamen de woning hebben verlaten. Toen het niet lukte om samen met de auto waarin ze waren gekomen te vertrekken, omdat [medeverdachte] de sleutel van de auto was verloren, moest er een andere oplossing komen en zijn beiden door een steegje naar de Europaweg-Zuid gerend. Daar heeft de verdachte [slachtoffer 2] gesommeerd haar auto te stoppen en haar onder bedreiging van een wapen gedwongen haar auto te verlaten. De verdachte is op de bijrijdersstoel gaan zitten. [slachtoffer 2] is uit de auto gestapt waarna [medeverdachte] onmiddellijk op de bestuurdersstoel is gaan zitten en is hij samen met de verdachte weggereden.
Conclusie over medeplegen
Gelet op de bewijsmiddelen en hetgeen daarover hiervoor is overwogen, blijkt van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en [medeverdachte] met betrekking tot het deze diefstal met bedreiging van geweld van de personenauto merk Fiat, type Pand. Dat betekent dat [medeverdachte] aangemerkt kan worden als medepleger en dat ten aanzien van de verdachte kan worden bewezen dat hij de diefstal gepleegd heeft tezamen en in vereniging.
03/866138-17 [29]
Ten aanzien van het bewijs
Aangifte van [aangever]
(hierna te noemen: [aangever] ) heeft op 1 januari 2017 aangifte gedaan van een inbraak, gepleegd op 31 december 2016 te Den Helder , in haar woning gelegen aan de [adres] . Zij verklaarde dat zij de kussensloop, die de inbreker in de logeerkamer van het kussen had afgehaald, in de woonkamer gevuld met haar spullen heeft aangetroffen. Daarin lag onder andere een tablet (merk Asus), een laptop (merk Acer), een portemonnee,
7 parfums, een autosleutel, de gezondheidspapieren met medische gegevens, een fototoestel (merk Samsung) en een oplader. [30] [aangever] verklaarde aanvullend dat zij op
2 januari 2017 had bemerkt dat er geld was weggenomen uit haar portemonnee: een bedrag van € 1.500 in biljetten van € 50,- en € 100,-. [aangever] was zeker van de omvang van dit bedrag omdat zij aan het sparen was voor een weekend weg en zij het geld de afgelopen week nog had geteld. [31]
Op 9 januari 2017 mailde [aangever] naar de politie dat zij tevens een parfum van haar man miste. Bij die mail voegde zij een foto van de verpakking van het betreffende parfum. Verbalisant [verbalisant 1] zag dat het ging om het parfum van het merk Paco Rabanne, type 1 Million. [32]
Verklaring van [getuige 6]
(hierna te noemen: [getuige 6] ), echtgenoot van [aangever] , is op 1 januari 2017 als verdachte van een poging tot doodslag verhoord. Hij verklaarde dat hij en [aangever] op 31 december 2016 om 20:00 uur naar hun buren zijn gegaan (de familie [getuige 7] ). [getuige 6] stelde op enig moment voor om thuis rosébier te gaan halen. Rond 21:00 uur is [getuige 6] naar buiten gelopen. [getuige 7] (hierna te noemen: [getuige 7] ) stelde voor om met [getuige 6] mee te gaan. Aangezien zij om 24:00 uur vuurwerk wilden gaan afsteken, stelde [getuige 6] aan [getuige 7] voor om alvast de auto van [getuige 7] te verzetten. [getuige 7] is zijn auto ingestapt om deze verderop te parkeren. [getuige 6] is via de voordeur zijn woning ingegaan. [getuige 6] zag vanuit een ooghoek iemand in de woonkamer staan. Hij zag dat het een grote vent was. [getuige 6] vloog direct op de inbreker af. [getuige 6] zag aan de manier waarop de inbreker met zijn lichaamshouding reageerde dat hij waarschijnlijk door de aanwezigheid van [getuige 6] werd verrast en wilde wegrennen. [getuige 6] pakte de inbreker en zij raakten in gevecht met elkaar. [getuige 6] sloeg hem twee a drie keer met zijn vuisten; de inbreker sloeg terug met gebalde vuisten. De inbreker kon zich van [getuige 6] losrukken en naar achteren vluchten richting de achterdeur. [getuige 6] hoorde de inbreker heel duidelijk roepen: “
Ik ben gewapend, ik ben gewapend”. [getuige 6] zag dat de inbreker stopte met vluchten en de woonkamer weer in kwam rennen, op [getuige 6] af. [getuige 6] zag dat de inbreker een wolk pepperspray in zijn richting spoot en toen is [getuige 6] via de hal en de voordeur naar buiten gerend. [getuige 6] wist dat [getuige 7] buiten was en hij riep hem. [getuige 7] en [getuige 6] zijn toen meteen de woning in gerend. [getuige 6] zag en voelde dat de inbreker opnieuw met pepperspray in de richting van [getuige 7] en van hem spoot. [getuige 6] voelde zijn ogen branden. Hij werd vol in zijn gezicht geraakt, tot twee keer toe met pepperspray. [getuige 6] zag dat de inbreker naar buiten vluchtte via de achterdeur. [getuige 7] ging achter de inbreker aan. [getuige 6] kon [getuige 7] niet helpen omdat hij niets meer zag. In een flits heeft [getuige 6] naar een mes in het messenblok op het aanrecht gegrepen. Hij kon het mes niet goed zien vanwege de pepperspray, die nog in zijn ogen zat. Hij zag in een flits dat de inbreker al voor een groot deel over de schutting was geklommen en dat [getuige 7] de inbreker bij een been vast had. Terwijl de inbreker nog aan het klimmen was, spoot hij nog twee keer met pepperspray in het gezicht van [getuige 6] . [getuige 7] kreeg vervolgens ook de volle lading aan pepperspray in zijn gezicht. [getuige 6] zag ook nog vaag dat de inbreker [getuige 7] sloeg. Hij zag niets doordat het donker was en de pepperspray in zijn ogen prikte. Hij heeft de inbreker toen gestoken met het mes. [getuige 6] denkt dat hij de inbreker een paar keer heeft gestoken. [33]
Verklaringen van de getuigen
Getuige [getuige 7] heeft op 31 december 2016 een verklaring bij de politie afgelegd. Hij verklaarde op 31 december 2016 omstreeks 20:00 uur met vrienden te hebben afgesproken. [getuige 6] en [aangever] waren er als eerste. Omstreeks 20:30 uur wilde [getuige 6] naar huis om even rosébier te halen. [getuige 7] zei tegen [getuige 6] dat hij met hem mee zou lopen omdat hij dan meteen zijn auto kon verzetten. [getuige 7] stapte in zijn auto en parkeerde deze aan de overkant. [getuige 7] hoorde toen [getuige 6] zijn naam roepen. Hij keek en zag [getuige 6] buiten staan. Hij hoorde [getuige 6] zeggen: “
Kom, kom er is iemand in mijn woning”. [getuige 7] liep toen de woonkamer in en zag links een persoon midden in de woonkamer staan. Hij zag dat die persoon recht voor hem stond. [getuige 7] wilde een stap zetten naar deze man om hem te kunnen grijpen. Hij zag dat de man in zijn hand iets had dat leek op een busje. Hij herkende aan de lichaamshouding van de man en de greep op het voorwerp dat de man een busje met CS-gas of pepperspray in zijn hand hield. [getuige 7] is zelf werkzaam bij de politie en herkende dit direct. Een fractie later zag [getuige 7] dat de man in zijn richting wees met het busje en in de richting van zijn gezicht spoot. [getuige 7] voelde dat hij aan de linkerzijde van zijn gezicht werd geraakt met een vloeistof. Op dat moment liep [getuige 7] naar de gang en pakte een jas van de kapstok om deze als afscherming voor de spray te gebruiken.
[getuige 7] ging weer de woonkamer in en toen hij daar aankwam, zag hij de man niet meer. [getuige 6] zei: “
Hij is naar achteren, naar buiten”. Via de woonkamer renden [getuige 6] en [getuige 7] langs de keuken, de bijkeuken in. [getuige 7] rende de plaats op en zag helemaal achter in de tuin links in de hoek de man over de schutting klimmen. Hij pakte het onderbeen van de man vast en probeerde de man terug naar beneden te trekken, zodat hij niet zou kunnen ontkomen. De man sproeide nog een keer met pepperspray. [getuige 7] zag en voelde niets, maar hoorde dat er gespoten werd. Vervolgens voelde [getuige 7] vloeistof over zijn achterhoofd en nek stromen. Hij zei tegen [getuige 6] : “
Ga mensen halen”. Hij hoorde [getuige 6] zeggen: “
Dat gaat niet, ik zie niks meer”.
Het viel [getuige 7] op, toen hij het been van de man vasthield, dat de spijkerbroek van de man onder het bloed zat. De man probeerde uit de greep van [getuige 7] te ontkomen, maar dat lukte hem niet. [getuige 7] zag vervolgens dat de man op zijn hand begon te rammen met zijn vuist. De man sloeg vijf, zes keer achter elkaar op de hand van [getuige 7] . [getuige 7] liep hierdoor een dikke linker wijsvinger op. [getuige 7] zag dat op enig moment de man achterover naar de andere zijde van de schutting viel. [getuige 7] liet de man los; de man was al over de schutting en [getuige 7] ging ervan uit dat de personen aan de andere kant van de schutting hem wel hadden vastgegrepen; hij hoorde namelijk tumult aan de andere zijde van schutting. [34]
Getuige [getuige 8] (hierna te noemen: [getuige 8] ) verklaarde op 31 december 2016 tegenover ambtenaren van de politie dat hij op die dag vanuit de woonkamer van zijn buurman, waar hij op bezoek was, aan de overkant van het plein een persoon zag die met één been over een schutting hing. Eenmaal ter plaatse hoorde hij dat de man tegen hem riep: “
Help, help, ik ben gestoken”. Tevens hoorde hij dat er vanaf de andere zijde van de schutting werd geroepen: “
Het is een inbreker. Ik ben zelf van de politie, bel de politie.” Inmiddels waren ook [getuige 11] en [getuige 10] ter plaatse gekomen. [getuige 8] riep vervolgens naar de mannen aan de andere kant van de schutting: “
Laat maar los, we hebben hem vast.” [getuige 8] en [getuige 11] begeleidden de man naar de grond, zodat hij op zijn beide benen kwam te staan. [getuige 8] zag dat de man een schroevendraaier uit zijn rugzak pakte en hoorde de man zeggen: “
Ik steek jullie allemaal.” [getuige 8] zag ook dat de man twee stekende bewegingen maakte in de richting van [getuige 12] , de buurvrouw die inmiddels ook ter plaatse was gekomen. [getuige 8] is op dat moment bovenop de man gedoken. Ook [getuige 10] en [getuige 9] zijn bovenop de man gaan liggen. [35]
Processen-verbaal van de ambtenaren van de politie.
Verbalisant [verbalisant 2] (hierna te noemen: [verbalisant 2] ) was op 31 december 2016 omstreeks 20:46 uur ter plaatse bij de woning gelegen aan de [adres] te Den Helder . Hij zag dat er een man op de grond lag, deze werd onder controle gehouden door twee mannen en een derde man hield zijn benen vast. Deze derde man herkende [verbalisant 2] als collega hoofdagent van de politie genaamd [getuige 7] . De jas van de man was kennelijk over zijn hoofd getrokken want deze zat aan de voorkant van zijn lichaam. [verbalisant 2] zag dat er ook een rugzak tussen de jas zat. De man werd aangehouden en zei desgevraagd dat hij “Ben” heet. Op de grond achter de verdachte trof [verbalisant 2] onder meer een schroevendraaier aan. De aangetroffen rugtas werd door [verbalisant 2] in beslag genomen. Daarin trof hij onder meer aan parfum van het merk Paco Rabanne, type “1 million”. In de woning gelegen aan de [adres] trof [verbalisant 2] in het midden van de kamer een kussensloop aan. Daarin zag hij een laptop en een portemonnee liggen. [verbalisant 2] zag voorts dat de bovenste grendel van de deur was afgebroken. De bovenverdieping van de woning bleek geheel overhoop te zijn gehaald. In de tuin trof [verbalisant 2] een busje pepperspray aan. [36]
Verbalisant [verbalisant 3] (hierna te noemen: [verbalisant 3] ) was op 31 december 2016 om 20:47 uur ter plaatse bij de woning gelegen aan de [adres] te Den Helder . Hij is vervolgens met de ambulance meegereden naar het ziekenhuis om de verdachte te bewaken. [verbalisant 3] hoorde het personeel van het ziekenhuis aan de verdachte vragen om zijn persoonsgegevens op te geven. De verdachte gaf op te zijn genaamd [alias] , geboren op [geboortedatum] te [W.] . [verbalisant 3] kreeg bij een controle in de systemen geen met de door de verdachte opgegeven personalia overeenkomende opgave. Tijdens de controle van de kleding van de verdachte trof [verbalisant 3] in de linker achterzak van de door de verdachte gedragen spijkerbroek een pakket met geld aan: zesentwintig biljetten van € 50,- en één biljet van € 100,-. [37]
Verbalisant Kramer zag op 31 december 2016 omstreeks 23:30 uur een foto van de verdachte. Hij herkende de man op de foto als [verdachte] , die hij kent van het
tv-programma genaamd Opsporing Verzocht. [38]
Verklaringen verdachte.
De verdachte heeft op 17 januari 2017 een verklaring afgelegd tegenover ambtenaren van de politie. Hij verklaarde - zakelijk weergegeven - het volgende. Een week eerder kreeg hij een tip dat de bewoners van de woning gelegen aan de [adres] te Den Helder op vakantie zouden zijn en dat in die woning zich een kluis bevindt. Hij werd op de bewuste dag met de auto daarheen gebracht. Hij belde aan, maar niemand deed open. Hij is vervolgens via de regenpijp het dak opgeklommen en via het dak naar de achtertuin gegaan. Toen de verdachte achterom was, bemerkte hij dat er maar één klip op de achterdeur zat. Hij heeft toen aan die deur getrokken en gewrikt. Die achterdeur ging vervolgens heel gemakkelijk open. Hij riep vervolgens: “
Hallo, hallo”, maar daar reageerde niemand op. Daarna doorzocht hij het hele huis op zoek naar een kluis. Hij deed vervolgens wat voorwerpen in de kussensloop: een geldkistje, parfum en een laptop. Hij legde de kussensloop daarna op de eetkamertafel en liep naar de kast in de woonkamer. Er zou namelijk ook nog geld in een lade van een kast in de woonkamer liggen. De verdachte stond midden in de woonkamer. Hij hoorde toen iets aan de voordeur en opeens stond er een man naast hem in de woonkamer. Die man viel hem aan. De man trok de muts die hij droeg voor zijn ogen en sloeg hem. De man ging toen weer weg via de voordeur. Doordat hij door de man werd aangevallen, was zijn muts op de grond gevallen. Hij wilde zijn muts oprapen en wegrennen. Een paar seconden later kwam die man echter met een andere man naar binnen gerend via de voordeur. Later heeft hij vernomen dat die andere man agent van politie was. Hij had zich bewapend met pepperspray; om zich te weren spoot hij daarmee. Hij rende vervolgens de achtertuin in en sprong op de schutting.
De agent van politie pakte zijn been vast waardoor hij niet meer weg kon komen. Opeens zag de verdachte de andere man met een slagersmes aankomen en vervolgens voelde hij dat hij in zijn rechter onderbeen werd gestoken. Aan de andere kant van de schutting stonden verschillende personen, die hem van de schutting afgetrokken. Daarna zaten drie van deze personen op zijn lichaam. Hij pakte daarop ergens uit een jaszak een schroevendraaier en heeft die personen daarmee weggejaagd. [39]
Tijdens de terechtzitting van 3 juli 2018 heeft de verdachte - zakelijk weergegeven - verklaard dat het geldbedrag van € 1.400,-, dat bij de fouillering in zijn kleding werd aangetroffen, door hem in de woning werd gestolen. [40]
Overwegingen ten aanzien van het bewijs.
De raadsman heeft gesteld dat wat betreft de zich in de kussensloop bevindende voorwerpen, de diefstal niet was voltooid. Deze voorwerpen bevonden zich nog in de woning en hebben deze niet verlaten. Daarbij heeft de verdachte niet als heer en meester over deze goederen beschikt, aldus de raadsman.
De rechtbank overweegt hierover als volgt. Beslissend voor het antwoord op de vraag of een voorwerp is weggenomen in de zin van artikel 310 van het Wetboek van Strafrecht is of de dader zich feitelijk de heerschappij over het goed heeft verschaft, dan wel dit feitelijk aan de heerschappij van de rechthebbende heeft onttrokken. Is dat het geval, dan heeft de wegneming van het voorwerp als voltooid te gelden. Door de goederen in de kussensloop te doen, heeft de verdachte die goederen in zijn machtssfeer gebracht en zich de feitelijke heerschappij daarover verschaft. De opvatting dat eerst wanneer de voorwerpen buiten de woning zijn gebracht, de diefstal voltooid is vindt geen steun in het recht.
Verder heeft de raadsman naar voren gebracht dat de verdachte heeft gezwaaid met de schroevendraaier omdat hij in de veronderstelling verkeerde dat de aanwezige personen het voornemen hadden om hem te doden. Deze bedreiging met geweld had niet het oogmerk om bij deze betrapping op heterdaad de vlucht mogelijk te maken of het bezit van het gestolene te verzekeren.
De rechtbank is van oordeel dat dit verweer moet worden verworpen op grond van het feit dat dit niet is gegrond op de feiten, zoals deze uit de bewijsmiddelen volgen. Uit de bewijsmiddelen blijkt namelijk dat toen de verdachte op heterdaad werd betrapt, hij met medeneming van enige van de inmiddels gestolen voorwerpen in zijn kleding probeerde te ontkomen aan aanvankelijk de greep van [getuige 6] en [getuige 7] en vervolgens aan de greep van enkele buurtbewoners, die zich inmiddels aan de andere kant van de schutting hadden opgesteld. Uit inhoud van deze bewijsmiddelen blijkt niet van feiten of omstandigheden, die aanleiding vormen te veronderstellen dat [getuige 6] , [getuige 7] en de overige betrokken buurtbewoners een ander voornemen hadden dan de aanhouding van de verdachte.
Voor zover de raadsman ten aanzien van de bedreiging met geweld door het zwaaien met een schroevendraaier (mede) een beroep heeft willen doen op noodweer, geldt het volgende.
De overmeestering van de verdachte had kennelijk als doel de verdachte, die op heterdaad werd betrapt, aan te houden. In dat geval is op grond van artikel 53, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering, een ieder daartoe bevoegd. Tegen een dergelijk gewettigd optreden is een beroep op noodweer in beginsel uitgesloten. Dat is slechts anders indien het daarbij toegepast geweld buitenproportioneel is. In overweging genomen het feit dat de verdachte om de vlucht mogelijk te maken [getuige 6] en [getuige 7] heeft mishandeld door hen te slaan en met pepperspray in het gezicht te spuiten, is naar het oordeel van de rechtbank het van de van de zijde van [getuige 6] en [getuige 7] aangewende geweld niet disproportioneel. Gezien de situatie is het geweld, dat daarin bestond dat zij de verdachte naar de grond hebben gewerkt en zich op zijn lichaam hebben geworpen, dat werd toegepast door de aan de andere zijde van de schutting opgestelde buurtbewoners naar het oordeel van de rechtbank evenmin als disproportioneel aan te merken.
Gelet op de inhoud van de bewijsmiddelen en het over de gevoerde verweren nader overwogene, acht de rechtbank het primair aan de verdachte tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte:
03/720716-16
1. meer subsidiair
op 10 mei 2016 in de gemeente Landgraaf, ter uitvoering van het door hem voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een of meer anderen, [slachtoffer 1] opzettelijk van het leven te beroven, met dat opzet met een vuurwapen meermalen kogels in het lichaam van [slachtoffer 1] heeft geschoten, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
op 10 mei 2016 in de gemeente Landgraaf, tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een personenauto (merk Fiat, type Panda), toebehorende aan [slachtoffer 2] , welke diefstal werd vergezeld van bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 2] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, welke bedreiging met geweld hierin bestond dat hij die [slachtoffer 2] een vuurwapen heeft getoond en op dreigende toon tegen die [slachtoffer 2] heeft gezegd "Uit de auto! En zo snel mogelijk! Anders gebeuren ongelukken hier!".
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen onder 1. meer subsidiair of onder 2. meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
03/866138-17
1. primair
op of omstreeks 31 december 2016 in de gemeente Den Helder met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen
- een kussensloop, inhoudende onder meer een tablet (merk Asus), een laptop
(merk Acer), een portemonnee, 7 flesjes parfum, een fototoestel met oplader (merk Samsung) en een autosleutel,
- een flesje parfum (merk Paco Rabanne, type 1 million),
- 1400 euro,
toebehorende aan [aangever] of [getuige 6] , welke diefstal werd vergezeld en gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen [getuige 6] , [getuige 7] , [getuige 12] , [getuige 8] , [getuige 9] , [getuige 10] en [getuige 11] ,
gepleegd met het oogmerk om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf de vlucht mogelijk te maken en het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestond dat hij, verdachte
- met pepperspray heeft gespoten in de richting van [getuige 6] en [getuige 7] en meermalen [getuige 6] en [getuige 7] heeft geslagen, en
- dreigend een schroevendraaier heeft getoond aan [getuige 12] , [getuige 8] , [getuige 9] , [getuige 10] en [getuige 11] en daarbij op dreigende toon heeft gezegd: "ik ga jullie steken" en
- met die schroevendraaier een of meer (achterwaartse) stekende of zwaaiende bewegingen heeft gemaakt in de richting van het lichaam van [getuige 12] .
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen primair meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert de volgende strafbare feiten op:
03/720716-16

1. meer subsidiair:

medeplegen van poging tot doodslag
2.
diefstal door twee of meer verenigde personen, vergezeld van bedreiging met geweld, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken
03/866138-17

1. primair

diefstal, vergezeld en gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

03/720716-16
Noodweer
De raadsman heeft ter terechtzitting aangevoerd dat de verdachte kogels op het lichaam van [slachtoffer 1] heeft geschoten ter verdediging tegen een ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding van zijn lijf en dat van [medeverdachte] . Deze wijze van verdediging was in de situatie waarin [medeverdachte] en de verdachte waren komen te verkeren geboden door de noodzakelijke verdediging. Op dat moment was voor deze handelwijze geen redelijk alternatief, zodat is voldaan aan de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit, aldus de raadsman.
De Hoge Raad heeft in zijn arrest van 22 maart 2016 [41] , dat aan de hand van zijn eerdere rechtspraak een samenvattend overzicht van mogelijke aandachtspunten bij de beoordeling van een beroep op noodweer(exces) handvatten biedt onder meer het volgende overwogen:
3.3.
Een beroep op noodweer kan niet worden aanvaard ingeval de gedraging van degene die zich op deze exceptie beroept, noch op grond van diens bedoeling, noch op grond van de uiterlijke verschijningsvorm van zijn gedraging kan worden aangemerkt als 'verdediging', maar — naar de kern bezien — als aanvallend moet worden gezien, bijvoorbeeld gericht op een confrontatie of deelneming aan een gevecht. (…)
3.4. (…)
Er is geen "wederrechtelijke" aanranding wanneer bijvoorbeeld de politie rechtmatig dwangmiddelen toepast of wanneer de verdachte zich op zijn beurt verdedigt tegen iemand die zelf in noodweer handelt als reactie op een daarvóór gepleegde aanranding. (…)
De rechtbank overweegt dat uit de bewijsmiddelen volgt dat de verdachte en [medeverdachte] goed voorbereid en gewapend met vuurwapens de woning zijn binnengedrongen om daar een diefstal te plegen. Ze hebben zich aldus welbewust in de situatie gebracht waarbij een confrontatie met [slachtoffer 3] en [slachtoffer 1] kon ontstaan, waarvan immers hen bekend was dat deze thuis waren. De verdachte en [medeverdachte] zijn onmiddellijk zeer agressief jegens [slachtoffer 3] en [slachtoffer 1] opgetreden. De verdachte en [medeverdachte] hebben een risico dat [slachtoffer 3] en [slachtoffer 1] zich zouden verzetten aanvaard en de verdachte en [medeverdachte] hebben zich daar ook op voorbereid. De rechtbank is van oordeel dat het gedrag van de verdachte en [medeverdachte] als aanval moet worden gekwalificeerd, zodat aan de verdachten geen straffeloosheid voor het schieten van kogels in het lichaam van [slachtoffer 1] toekomt.
De psychiater genaamd A.H.A.C. van Bakel heeft een onderzoek ingesteld naar de geestvermogens van de verdachte en over dat onderzoek op 27 februari 2017 een rapport uitgebracht. De psycholoog genaamd S.J.J. Steketee heeft eveneens een onderzoek ingesteld naar de geestvermogens van de verdachte en over dat onderzoek op 24 februari 2017 een rapport uitgebracht. Voorts is de verdachte geobserveerd in de psychiatrische observatiekliniek van het ministerie van Justitie en Veiligheid, genaamd Pieter Baan Centrum. Daarvan is eveneens een rapport opgemaakt, dat is gedateerd 6 oktober 2017. De verdachte heeft in alle gevallen geweigerd zijn medewerking aan het onderzoek te verlenen. Geen van de in die rapporten vervatte bevindingen geven aanleiding tot het oordeel dat de geestestoestand van de verdachte, in het algemeen of op het moment dat door hem de bewezenverklaarde strafbare feiten werden gepleegd, zodanig was dat de conclusie moet zijn dat de strafbaarheid van de verdachte moet worden uitgesloten.
De verdachte is strafbaar, omdat geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De straf en/of de maatregel

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft primair gevorderd de verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 jaren, gecombineerd met de oplegging van de maatregel van terbeschikkingstelling (hierna: tbs) met dwangverpleging. Subsidiair heeft de officier van justitie gevorderd de verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 15 jaren.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit aan de verdachte geen tbs met dwangverpleging op te leggen. Volgens de raadsman kan niet worden onderbouwd dat de verdachte ten tijde van het plegen van de strafbare feiten (gedeeltelijk) ontoerekeningsvatbaar was en daarnaast leent het karakter van de strafbare feiten, bestaande uit verwervingscriminaliteit, zich niet voor de oplegging van deze verstrekkende maatregel. De raadsman heeft voorts aangevoerd dat tbs-klinieken op dit moment
onder vuur liggenvanwege verslechterde omstandigheden.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan ernstige strafbare feiten.
De verdachte en zijn medeverdachte hebben– in politie-uniform gekleed – de woning van [slachtoffer 3] en [slachtoffer 1] overvallen. Toen deze laatste zich daar niet bij neerlegde, heeft [verdachte] op instigatie van de verdachte op het slachtoffer geschoten, die daarbij het leven had kunnen laten. Een gewapende woningoverval als deze, waarbij uiteindelijk het toepassen van geweld niet wordt geschuwd, getuigt van een ongekende brutaliteit. Het gebeuren heeft ernstig letsel tot gevolg gehad bij [slachtoffer 1] en grote impact en psychische gevolgen gehad voor beide bewoners.
Om te kunnen vluchten na de woningoverval, bedreigt de medeverdachte vervolgens een willekeurige automobiliste met een wapen haar voertuig af te geven. Ook op haar heeft het handelen van de verdachten grote impact gehad.
Ook heeft de verdachte een woninginbraak met geweld en bedreiging met geweld in Den Helder gepleegd. Een woninginbraak die ook voor de bewoners van die woning de nodige impact heeft gehad en hun leven ontregeld heeft.
De verdachte heeft blijkbaar geen enkel respect voor de eigendommen van anderen en overschrijdt alle grenzen om zich die eigendommen toe te eigenen. Hij en zijn medeverdachte schrikken er ook niet voor terug om mensen in hun eigen woning te overvallen en hen daarbij te bedreigen met wapens of anderszins te bedreigen. Het daadwerkelijk toepassen van geweld wordt niet geschuwd. De lichamelijke integriteit van de ander wordt door de verdachte niet gerespecteerd. De impact van zijn handelen voor anderen, lijkt de verdachte onvoldoende te raken. Voor geldelijk gewin moet blijkbaar alles wijken.
Bijzonder kwalijk is nog dat de verdachte en de medeverdachte bij de woningoverval op [slachtoffer 3] en [slachtoffer 1] gebruik hebben gemaakt van gestolen politie-uniformen en dat zij zich voordeden als zijnde politieagenten. Dit getuigt naar het oordeel van de rechtbank dat de verdachte en de medeverdachte geen enkel respect hebben voor de autoriteit van de politie en op de koop toe nemen dat zij hiermee het vertrouwen ondermijnen van de burger in de politie en daarmee ook de rechtsorde ondermijnen.
Blijkens het uittreksel uit het justitiële documentatieregister van 29 mei 2018 is de verdachte meerdere keren veroordeeld tot onder meer (soms lange) gevangenisstraffen voor het plegen van vermogensdelicten. De rechtbank stelt vast dat de verdachte - ondanks deze eerdere veroordelingen - voortgaat met het plegen van dit soort strafbare feiten. Ook hieruit blijkt dat de verdachte blijkbaar geen inzicht heeft in de onjuistheid van zijn handelen en de gevolgen daarvan voor zijn slachtoffers.
De rechtbank houdt bij het opleggen van de straf voorts rekening met de persoonlijke omstandigheden, voor zover die uit het rapport van het Pieter Baan Centrum en op de terechtzitting zijn gebleken.
Oplegging van de maatregel van terbeschikkingstelling met dwangverpleging?
De rechtbank zal niet overgaan tot het opleggen van de maatregel van terbeschikkingstelling met dwangverpleging. Zonder afbreuk te willen doen aan de ernst van hetgeen de verdachte de slachtoffers heeft aangedaan, is de rechtbank van oordeel dat het bewezenverklaarde het ultimum remedium van de maatregel van terbeschikkingstelling met dwangverpleging niet rechtvaardigt. De rechtbank acht het opleggen van de maatregel van terbeschikkingstelling met een bevel tot verpleging van overheidswege met louter als doel de beveiliging van de maatschappij, niet gerechtvaardigd.
Straf
De rechtbank acht de kans dat de verdachte zich opnieuw schuldig maakt aan het plegen van strafbare feiten groot. Gelet op deze omstandigheid is er geen aanleiding de straf te matigen. Doordat de verdachte al verschillende keren eerder werd veroordeeld voor ernstige vermogensdelicten, ziet de rechtbank evenmin aanleiding te bepalen dat van de vrijheidsstraf geheel of gedeeltelijk, al dan niet onder bijzondere voorwaarden, vooralsnog niet ten uitvoer wordt gelegd.
De rechtbank heeft zich voor de straftoemeting georiënteerd op de voor soortgelijke strafbare feiten gebruikelijke straffen. Volgens de oriëntatiepunten voor straftoemeting, gepubliceerd door het Landelijk overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS), wordt voor een inbraak in een woning in beginsel een gevangenisstraf voor de duur van een aantal maanden in aanmerking genomen, maar hierin is nog niet de recidive en het door de verdachte toegepaste geweld en de bedreiging met geweld verdisconteerd. Voor een poging tot doodslag en de diefstal onder bedreiging van geweld van een auto zijn geen oriëntatiepunten voorhanden, maar voor deze ernstige strafbare feiten is naar het oordeel van de rechtbank een gevangenisstraf van lange duur passend.
Alles overwegende komt de rechtbank tot het oordeel dat de verdachte moet worden veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van negen jaren.

7.De benadeelde partijen en de schadevergoedingsmaatregel

7.1
De vordering van de benadeelde partij
03/720716-16, het onder 1. tenlastegelegde.
[slachtoffer 3] heeft zich door haar vordering tot vergoeding van haar schade tot een bedrag van € 10.000,00, vermeerderd met de wettelijke rente, civiele partij gesteld.
03/720716-16, het onder 1. tenlastegelegde.
[slachtoffer 1] heeft zich door zijn vordering tot vergoeding van zijn schade tot een bedrag van € 64.520,00, vermeerderd met de wettelijke rente, civiele partij gesteld. Volgens deze vordering betreft het een bedrag van € 34.520,00 wegens materiële schade en een bedrag van € 30.000,00 wegens immateriële schade.
03/720716-16, het onder 2. tenlastegelegde.
[slachtoffer 2] heeft zich door haar vordering tot vergoeding van haar schade tot een bedrag van € 2.950,44, vermeerderd met de wettelijke rente civiele partij gesteld. Volgens deze vordering betreft het een bedrag van € 4.950,44 wegens materiële schade en een bedrag van € 2.500 wegens immateriële schade, waarbij echter de materiële schade tot een bedrag van € 4.500 al door derden werd vergoed.
03/866138-17
[aangever] heeft zich door haar vordering tot vergoeding van haar schade tot een bedrag van € 1.500, vermeerderd met de wettelijke rente, civiele partij gesteld.
Volgens deze vordering betreft het een bedrag € 900 wegens materiële schade en een bedrag van € 600 wegens immateriële schade.
03/866138-17
[getuige 6] heeft zich door zijn vordering tot vergoeding van zijn schade tot een bedrag van
€ 4.530, vermeerderd met de wettelijke rente civiele partij gesteld.
Volgens deze vordering betreft het een bedrag van € 2.730 wegens materiële schade en een bedrag van € 1.800 wegens immateriële schade.
7.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de voormelde vorderingen.
Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd dat de rechtbank voor het volledig bedrag van de te vergoeden schade tevens aan de verdachte de schadevergoedingsregel zal opleggen.
7.3
Het standpunt van de verdediging
De vordering van [slachtoffer 3]
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van [slachtoffer 3]
niet-ontvankelijk moet worden verklaard, dan wel het gevorderde bedrag te hoog is. De schade ten gevolge van de door [slachtoffer 3] geleden shock kan niet voor rekening van de verdachte worden gebracht, gelet op het feit het beroep op noodweer moet worden gehonoreerd en de verdachte aan die shock, veroorzaakt door het schieten van kogels in het lichaam van [slachtoffer 1] geen schuld draagt.
De vordering van [slachtoffer 1]
Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] heeft de raadsman aangevoerd dat de schade mede het gevolg is van de gedragingen die zijn toe te rekenen aan deze benadeelde. Een behandeling van deze vordering levert een onevenredige belasting van het strafgeding op; daarom moet de benadeelde niet-ontvankelijk worden verklaard.
De vordering van [slachtoffer 2]
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat [slachtoffer 2] de immateriële schade te hoog schat. Het door haar geleden nadeel komt niet overeen met de door haar aangehaalde uitspraken, ten aanzien waarvan zij blijkbaar een overeenkomst ziet met het aan haar aangedaan leed.
De vordering van [getuige 6]
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de kosten van [getuige 6] voor de behandelingen door een psycholoog niet voor rekening van de verdachte dienen te komen, omdat er geen rechtstreeks verband bestaat tussen deze behandelingen en het strafbare feit. Het is namelijk het optreden van de politie, die aanvankelijk [getuige 6] als verdachte hebben bejegend en hem van zijn vrijheid hebben beroofd, dat de oorzaak is voor de bij [getuige 6] veroorzaakte psychische schade, en in dat verband is ook niet duidelijk in welke mate de het verlies aan arbeidsvermogen van [getuige 6] voor de rekening van de verdachte kan worden gebracht. Mocht de rechtbank tot een ander oordeel komen ten aanzien van het verlies aan arbeidsvermogen, dan concludeert de raadsman subsidiair tot de afwijzing van deze schadepost, omdat nergens wordt gesteld dat de benadeelde niet verzekerd was voor arbeidsongeschiktheid. Tot slot wordt geconcludeerd dat [getuige 6] niet voldoet aan de stel- en bewijsplicht en ook daarom dient de vordering wegens materiële schade te worden afgewezen.
Op grond van het buitensporig geweld dat [getuige 6] tegen de verdachte heeft toegepast concludeert de raadsman tot niet-ontvankelijkheid van [getuige 6] , dan wel afwijzing van de vordering voor zover deze strekt tot vergoeding van immateriële schade.
De vordering van [aangever]
De raadsman heeft ten aanzien van de vordering van [aangever] aangevoerd dat haar materiële schade zal worden opgelost doordat het onder de verdachte inbeslaggenomen geldbedrag, waarvan hij heeft erkend dat te hebben gestolen, aan haar wordt teruggegeven. De gevorderde immateriële schade is voornamelijk ontstaan door de arrestatie van haar echtgenoot. Dit betreft aldus geen rechtstreekse schade uit het strafbare feit en voor wat betreft dit deel van de vordering moet [aangever] niet ontvankelijk worden verklaard.
7.4
Het oordeel van de rechtbank
De vordering van [slachtoffer 3]
De benadeelde [slachtoffer 3] heeft een vordering wegens immateriële schade ingediend van
€ 10.000. Haar schade bestaat uit de aantasting in de persoon doordat aan haar de vrijheid werd ontnomen, schade door shock ten gevolge van het in haar aanwezigheid schieten van kogels in het lichaam van [slachtoffer 1] en vanwege de psychische gevolgen daarvan. Zij heeft gesteld dat zij als gevolg van het handelen van de verdachte en [medeverdachte] te kampen heeft met ernstig psychisch letsel. Zij is onder behandeling bij psycholoog H.J.A. Kersten. Deze psycholoog heeft onder meer geconstateerd dat [slachtoffer 3] lijdt aan een posttraumatische stressstoornis (PTSS).
Ten aanzien van de gevorderde shockschade oordeelt de rechtbank als volgt. Het burgerlijk recht kent - indien is voldaan aan een aantal vereisten - ruimte voor vergoeding van zogenaamde shockschade. Van shockschade wordt voor zover in het kader van het strafrecht relevant, gesproken indien een persoon geestelijk letsel oploopt als gevolg van het waarnemen van een strafbaar feit, of het direct geconfronteerd worden met de ernstige gevolgen daarvan, waardoor bij deze persoon een zo hevige emotionele schok wordt teweeggebracht, dat daaruit geestelijk letsel voortvloeit.
Deze situatie zal zich met name kunnen voordoen indien iemand tot wie deze persoon in een nauwe affectieve relatie staat, wordt gedood of gewond raakt. Men denke aan de situatie waarin een familielid ooggetuige is van een geweldsdelict. Vereiste voor de toekenning van shockschade is dat het geestelijk letsel in rechte moet kunnen worden vastgesteld, hetgeen in het algemeen slechts het geval zal zijn indien sprake is van een in de psychiatrie erkend ziektebeeld. In onderhavige zaak is [slachtoffer 3] direct geconfronteerd met de geweldshandelingen jegens [slachtoffer 1] . Het is niet aan de rechtbank om de relatie tussen [slachtoffer 3] en [slachtoffer 1] te beoordelen op de mate van haar affectiviteit, maar gelet op het gegeven dat [slachtoffer 3] en [slachtoffer 1] kennelijk al langere tijd samen in de woning verbleven, gaat de rechtbank uit van het bestaan van een dergelijk soort relatie.
De rechtbank neemt
zondermeeraan dat dit een bijzonder traumatische gebeurtenis voor [slachtoffer 3] moet zijn geweest. De rechtbank heeft er nota van genomen dat [slachtoffer 3] onder behandeling staat van een psycholoog. Nu is vastgesteld dat zij lijdt aan PTSS heeft de rechtbank kunnen vaststellen dat er een in de psychiatrie erkend ziektebeeld bij [slachtoffer 3] bestaat. Dat deze ziekte werd veroorzaakt door de gebeurtenissen op 10 mei 2016 acht de rechtbank aannemelijk.
De rechtbank heeft reeds geoordeeld dat aan de verdachte het beroep op noodweer niet toekomt. Het verweer dat het niet de schuld van de verdachte is dat [slachtoffer 3] wordt getroffen door deze ziekte verwerpt de rechtbank. De vordering van [slachtoffer 3] ligt aldus voor toewijzing gereed, inclusief de wettelijke rente, te berekenen over de periode vanaf 10 mei 2016 tot aan de dag van algehele voldoening.
Nu de verdachte ter zake van het hiervoor onder 3.4 sub 03/720716-16
1. meer subsidiair bewezen verklaarde strafbare feit zal worden veroordeeld en hij naar burgerlijk recht jegens de benadeelde partij aansprakelijk is voor de schade die door dat strafbare feit is toegebracht, heeft de rechtbank tot het opleggen van de schademaatregel besloten. Ten aanzien van het gevorderde bedrag aan immateriële schade, dat de rechtbank zal toewijzen tot een bedrag van € 10.000, zal zij deze maatregel naar redelijkheid en billijkheid beperken tot een bedrag van € 2.500.
De vordering van [slachtoffer 1]
De raadsman heeft aangevoerd dat de behandeling van de vordering van [slachtoffer 1] een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert omdat aan de verdachte een beroep op noodweer toekomst en daarom bij het bepalen van de omvang van de toe te kennen schadevergoeding rekening moet worden gehouden met de (mate van) eigen schuld van de benadeelde.
De rechtbank heeft reeds geoordeeld dat aan de verdachte het beroep op noodweer niet toekomt, zodat bij het bepalen van de omvang van de toe te kennen schadevergoeding geen rekening behoeft te worden gehouden met de (mate van) eigen schuld van de benadeelde.
Nu is komen vast te staan dat aan de benadeelde als gevolg van het bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks schade is toegebracht en de verdachte de omvang van de materiële schade overigens niet heeft betwist, ligt de in zoverre de vordering voor toewijzing gereed tot het door de benadeelde gevorderde totaalbedrag van € 34.520, met de wettelijke rente, te berekenen over de periode vanaf 10 mei 2016 tot aan de algehele voldoening.
De rechtbank is voorts van oordeel dat aannemelijk is geworden dat er immateriële schade is geleden en dat deze schade het rechtstreeks gevolg is van het bewezen verklaarde. De vordering leent zich - naar maatstaven van billijkheid - voor toewijzing tot een bedrag van
€ 15.000,-, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag, te berekenen over de periode vanaf 10 mei 2016 tot aan de dag der algehele voldoening.
Nu de verdachte ter zake van het hiervoor onder 3.4 sub 03/720716-16
1. meer subsidiair bewezen verklaarde strafbare feit zal worden veroordeeld en hij naar burgerlijk recht jegens de benadeelde partij aansprakelijk is voor de schade die door dat strafbare feit is toegebracht, heeft de rechtbank tot het opleggen van de schademaatregel besloten.
De vordering van [slachtoffer 2]
Nu is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij [slachtoffer 2] als gevolg van het hiervoor onder 3.4 sub 03/720716-16, onder 2. bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks materiële schade is toegebracht en de verdachte de omvang van de materiële schade niet heeft betwist, ligt deze vordering voor toewijzing gereed tot het door de benadeelde gevorderde totaal van € 450,44, met de wettelijke rente te berekenen over de periode vanaf 10 mei 2016 tot aan de dag van algehele voldoening.
Ten aanzien van de gevorderde immateriële schade neemt de rechtbank
zondermeeraan dat de diefstal van de auto onder bedreiging van geweld een bijzonder traumatische gebeurtenis voor [slachtoffer 2] is geweest. De rechtbank heeft er nota van genomen dat [slachtoffer 2] onder behandeling heeft gestaan van een psycholoog. Nu is vastgesteld dat zij lijdt aan PTSS heeft de rechtbank kunnen vaststellen dat er sprake is van een in de psychiatrie erkend ziektebeeld. De rechtbank is van oordeel dat aannemelijk is dat er immateriële schade is geleden welke zich leent voor aansprakelijkheid van de verdachte en dat deze schade het rechtstreeks gevolg is van het door de verdachte gepleegde strafbaar feit. De vordering leent zich - naar maatstaven van billijkheid - voor toewijzing tot het gevorderde bedrag van € 2.500, en de wettelijke rente over dit bedrag, te berekenen over de periode vanaf 10 mei 2016 tot aan de dag der algehele voldoening.
Nu de verdachte ter zake van het hiervoor onder 3.4 sub 03/720716-16 onder 2.
bewezen verklaarde strafbare feit zal worden veroordeeld en hij naar burgerlijk recht jegens de benadeelde partij aansprakelijk is voor de schade die door dat strafbare feit is toegebracht, heeft de rechtbank tot het opleggen van de schademaatregel besloten.
De vordering van [getuige 6]
Behandeling van de vordering van [getuige 6] , voor zover strekkende tot vergoeding van materiële schade, levert naar het oordeel van de rechtbank gelet op de omstandigheden, zoals deze zijn gebleken uit het dossier een onevenredige belasting van het strafgeding op. Een goede beoordeling van de vordering vergt een nader onderzoek naar de oorzaak en omvang van de schade. De benadeelde partij kan daarom in deze vordering in het strafgeding niet worden ontvangen en kan deze slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Gezien het vorenstaande komt de rechtbank niet meer toe aan een beoordeling van het verweer van de raadsman dat het bestaan van de materiële schade onvoldoende met bewijsstukken is onderbouwd.
De rechtbank is voorts van oordeel dat aannemelijk is geworden dat [getuige 6] immateriële schade heeft geleden en dat deze schade het rechtstreeks gevolg is van het bewezen verklaarde strafbare feit. De vordering leent zich - naar maatstaven van billijkheid - voor gedeeltelijke toewijzing, namelijk tot een bedrag van € 500, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag, te berekenen over de periode vanaf 31 december 2016 tot aan de dag der algehele voldoening. De vordering moet voor het overige worden afgewezen.
Nu de verdachte ter zake van het hiervoor onder 3.4 sub 03/866138-17
onder 1. primair bewezen verklaarde strafbare feit zal worden veroordeeld en hij naar burgerlijk recht jegens de benadeelde partij aansprakelijk is voor de schade die door dat strafbare feit is toegebracht, heeft de rechtbank tot de opleggen van de schademaatregel besloten.
De vordering van [aangever]
Gebleken is dat bij de verdachte toen hij op 31 december 2016 werd aangehouden een geldbedrag is aangetroffen. Op dat geldbedrag is door de officier van justitie conservatoir beslag gelegd. Welk doel dat conservatoir beslag nog gaat dienen is niet bekend. Om een beslissing daarover is niet verzocht. De verdachte erkent weliswaar dat hij dat geld heeft weggenomen uit de woning van de benadeelde [aangever] , maar vooralsnog is niet gebleken dat zij dat geldbedrag heeft terug ontvangen. Wel is aan haar door haar verzekeraar een uitkering gedaan in verband met de schade. Thans is de situatie aldus, dat als gevolg van het bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks materiële schade is toegebracht aan [aangever] doordat het geld door de verdachte is ontvreemd. Na aftrek van de door de verzekeraar inmiddels vergoede schade resteert volgens de vordering van [aangever] een materiële schade van € 900. De omvang van de schade is niet betwist, zodat deze vordering voor toewijzing gereed ligt, met inbegrip van de wettelijke rente, te berekenen over de periode vanaf 31 december 2016 tot aan de dag van algehele voldoening.
Ten aanzien van de gevorderde immateriële schade is de rechtbank van oordeel dat niet kan worden vastgesteld dat de immateriële schade rechtstreeks door het strafbare feit werd toegebracht. [aangever] zal daarom in zoverre in haar vordering niet-ontvankelijk moeten worden verklaard.
Nu de verdachte ter zake van het hiervoor onder 3.4 sub 03/866138-17
onder 1. primair bewezen verklaarde strafbare feit zal worden veroordeeld en hij naar burgerlijk recht jegens de benadeelde partij aansprakelijk is voor de schade die door dat strafbare feit is toegebracht, heeft de rechtbank tot de opleggen van de schademaatregel besloten.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 36f, 45, 47, 57, 287 en 312 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
03/720716-16
Vrijspraak
- spreekt de verdachte vrij van het onder 1. primair en onder 1. subsidiair tenlastegelegde;
Bewezenverklaring
  • verklaart het onder 1. meer subsidiair en onder 2. tenlastegelegde bewezen, zoals dat hierboven onder 3.4 is omschreven;
  • spreekt de verdachte vrij van wat onder 1. meer subsidiair en onder 2. meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezenverklaarde de strafbare feiten oplevert, zoals deze hierboven onder 4 zijn omschreven;
  • verklaart de verdachte daardoor strafbaar;
03/866138-17
Bewezenverklaring
- verklaart het onder 1. primair tenlastegelegde bewezen, zoals dat hierboven onder 3.4 is omschreven;
- spreekt de verdachte vrij van wat onder 1. primair meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde het strafbare feiten oplevert, zoals dat hierboven onder 4 is omschreven;
- verklaart de verdachte daardoor strafbaar;
03/720716-16 en 03/866138-17
Straf
  • veroordeelt de verdachte tot een
  • beveelt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van deze gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
Benadeelde partijen en schadevergoedingsmaatregelen
  • veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan
  • veroordeelt de verdachte in de kosten van deze procedure, daaronder begrepen de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging, aan de zijde van [slachtoffer 3] tot op heden begroot op nihil;
  • legt aan de verdachte de verplichting op tot betaling aan de staat ten behoeve van
[slachtoffer 3] van
€ 2.500, te vermeerderen met de wettelijke rente te berekenen over de periode vanaf 10 mei 2016 tot aan de dag van de volledige voldoening, bij niet betaling en verhaal te vervangen door 35 dagen hechtenis, met dien verstande dat de vervangende hechtenis deze betalingsverplichting niet opheft en in dier voege, dat indien dit bedrag door [medeverdachte] geheel of gedeeltelijk is betaald, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd van de betalingsverplichting;
- bepaalt dat, in zoverre de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat, daarmee de verplichting tot betaling aan de [slachtoffer 3] in zoverre komt te vervallen en andersom dat, in zoverre de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de [slachtoffer 3] , daarmee de verplichting tot betaling aan de staat in zoverre komt te vervallen;
  • veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan
  • wijst de vordering van [slachtoffer 1] voor het overige af;
  • veroordeelt de verdachte in de kosten van deze procedure, daaronder begrepen de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging, aan de zijde van [slachtoffer 1] tot op heden begroot op nihil;
  • legt aan de verdachte de verplichting op tot betaling aan de staat ten behoeve van
[slachtoffer 1] van
€ 49.520, te vermeerderen met de wettelijke rente te berekenen over de periode vanaf 10 mei 2016 tot aan de dag van de volledige voldoening, bij niet betaling en verhaal te vervangen door 282 dagen hechtenis, met dien verstande dat de vervangende hechtenis deze betalingsverplichting niet opheft en in dier voege, dat indien dit bedrag door [medeverdachte] geheel of gedeeltelijk is betaald, de verdachte in zoverre is of zal zijn bevrijd van deze betalingsverplichting;
- bepaalt dat, in zoverre de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat, daarmee de verplichting tot betaling aan [slachtoffer 1] in zoverre komt te vervallen en andersom dat, in zoverre de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de [slachtoffer 1] , daarmee de verplichting tot betaling aan de staat in zoverre komt te vervallen;
  • veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan
  • veroordeelt de verdachte in de kosten van deze procedure, daaronder begrepen de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging, aan de zijde van [slachtoffer 2] tot op heden begroot op nihil;
  • legt aan de verdachte de verplichting op tot betaling aan de staat ten behoeve van
[slachtoffer 2] van
€ 2.950,44, te vermeerderen met de wettelijke rente te berekenen over de periode vanaf 10 mei 2016 tot aan de dag van de volledige voldoening, bij niet betaling en verhaal te vervangen door 39 dagen hechtenis, met dien verstande dat de vervangende hechtenis deze betalingsverplichting niet opheft en in dier voege, dat indien dit bedrag door [medeverdachte] geheel of gedeeltelijk is of wordt betaald, de verdachte in zoverre zal zijn bevrijd van deze betalingsverplichting;
- bepaalt dat, in zoverre de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat, daarmee de verplichting tot betaling aan [slachtoffer 2] in zoverre komt te vervallen en andersom dat, in zoverre de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de [slachtoffer 2] daarmee de verplichting tot betaling aan de staat in zoverre komt te vervallen;
  • veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan
  • verklaart [getuige 6] voor het overige niet-ontvankelijk in diens vordering;
  • veroordeelt de verdachte in de kosten van deze procedure, daaronder begrepen de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging, aan de zijde van [getuige 6] tot op heden begroot op nihil;
  • legt aan de verdachte de verplichting op tot betaling aan de staat ten behoeve van
[getuige 6] van
€ 500, te vermeerderen met de wettelijke rente te berekenen over de periode vanaf 31 december 2016 tot aan de dag van de volledige voldoening, bij niet betaling en verhaal te vervangen door 10 dagen hechtenis, met dien verstande dat de vervangende hechtenis deze betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat, in zoverre de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat, daarmee de verplichting tot betaling aan [getuige 6] in zoverre komt te vervallen en andersom dat, in zoverre de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan [getuige 6] daarmee de verplichting tot betaling aan de staat in zoverre komt te vervallen;
  • veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan
  • verklaart voor het overige [aangever] niet-ontvankelijk in haar vordering;
  • veroordeelt de verdachte in de kosten van deze procedure, daaronder begrepen de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging, aan de zijde van [aangever] tot op heden begroot op nihil;
  • legt aan de verdachte de verplichting op tot betaling aan de staat ten behoeve van
[aangever] van
€ 900, te vermeerderen met de wettelijke rente te berekenen over de periode vanaf 31 december 2016 tot aan de dag van de volledige voldoening, bij niet betaling en verhaal te vervangen door 18 dagen hechtenis, met dien verstande dat de vervangende hechtenis deze betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat, in zoverre de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat, daarmee de verplichting tot betaling aan de [aangever] in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan [aangever] daarmee de verplichting tot betaling aan de staat in zoverre komt te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.M.W. Nobis, voorzitter, mr. F.M. van Maanen Winters en mr. D. Osmic, rechters, in tegenwoordigheid van mr. K.J.M. Voncken, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 23 juli 2018.
Buiten staat
Mr. D. Osmic is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is na wijziging van de tenlastelegging ten laste gelegd dat
03/720716-16
1.
hij op of omstreeks 10 mei 2016 in de gemeente Landgraaf
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
[slachtoffer 1] opzettelijk en met voorbedachten rade
van het leven te beroven met dat opzet die [slachtoffer 1] met een
vuurwapen meermalen, althans eenmaal, (een) kogel(s) in het lichaam heeft
geschoten,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden, dat:
hij op of omstreeks 10 mei 2016 in de gemeente Landgraaf,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen
en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk [slachtoffer 1]
van het leven te beroven, met dat opzet genoemde
[slachtoffer 1] met een vuurwapen een of meer kogel(s) in het
lichaam heeft geschoten,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid,
welke vorenomschreven poging tot doodslag werd gevolgd, vergezeld en/of
voorafgegaan van enig strafbaar feit, te weten
een poging tot diefstal van hennepplanten uit de woning, gelegen aan de
[straatnaam] nr 63,
gepleegd op of omstreeks 10 mei 2016 in de gemeente Landgraaf ten opzichte
van [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 3]
en welke poging doodslag werd gepleegd met het oogmerk om de uitvoering van
dat feit voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om, bij betrapping
op heterdaad, aan zichzelf en/of aan de andere deelnemer(s) straffeloosheid
en/of het bezit van het wederrechtelijk verkregene te verzekeren;
meer subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling
mocht of zou kunnen leiden, dat:
hij op of omstreeks 10 mei 2016 in de gemeente Landgraaf
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
[slachtoffer 1] opzettelijk van het leven te beroven
met dat opzet die [slachtoffer 1] met een
vuurwapen meermalen, althans eenmaal, (een) kogel(s) in het lichaam heeft
geschoten,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
meest subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling
mocht of zou kunnen leiden, dat:
hij op of omstreeks 10 mei 2016 in de gemeente Landgraaf,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woning, gelegen
aan de [straatnaam] n0 63, weg te nemen wat van hun/zijn gading waren/was
geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] en/of
[slachtoffer 3] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of
zijn mededader,
met dat oogmerk bij die woning heeft aangebeld en/of (vervolgens) de deur van
die woning heeft opengeduwd, die woning is binnengegaan en in die woning heeft
gezocht naar wat van hun/zijn gading waren/was,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid,
welke poging tot diefstal werd vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of
bedreiging met geweld tegen
[slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 3]
gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken en/of om bij
betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij
het bezit van het gestolene te verzekeren,
welk geweld en/of bedreiging met geweld hierin bestond dat
hij, verdachte en/of zijn mededader:
die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 3] een vuurwapen, in elk geval
een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, hebben/heeft getoond en/of
voorgehouden en/of die [slachtoffer 1] met een hard voorwerp
op/tegen het hoofd hebben/heeft geslagen en/of op dreigende toon tegen die
[slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 3] hebben/heeft gezegd "ga op de
grond liggen" en/of "niet kijken", in elk geval een of meer woorden van
soortgelijke dreigende aard en/of strekking, en/of (vervolgens) een deken over
(het hoofd van) die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 3] hebben/heeft
gelegd;
2.
hij op of omstreeks 10 mei 2016 in de gemeente Landgraaf
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen
een personenauto (merk Fiat, type Panda), in elk geval enig goed,
geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 2] , in elk
geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn
mededader,
welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of
bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 2] ,
gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden, gemakkelijk te
maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan
zijn/haar mededaders hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit
van het gestolene te verzekeren,
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond dat hij,
verdachte, en/of zijn mededader, die [slachtoffer 2] een vuurwapen hebben/heeft
getoond althans voorgehouden en/of op dreigende toon tegen die [slachtoffer 2]
hebben/heeft gezegd "Uit de auto! En zo snel mogelijk! Anders gebeuren
ongelukken hier!", in elk geval een of meer woorden van soortgelijke
dreigende aard of strekking;
03/866138-17
1.
hij op of omstreeks 31 december 2016 in de gemeente Den Helder
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen
- een kussensloop, inhoudende ondermeer een tablet (merk Asus), een laptop
(merk Acer), een portemonnaie, 7, in elk geval een of meer flesje(s) parfum,
een fototoestel met oplader (merk Samsung) en een autosleutel,
- een flesje parfum (merk Paco Rabanne, type 1 million),- 1400 euro, in elk
geval een bedrag aan geld, in elk geval enig goed,
geheel of ten dele toebehorende aan [aangever] en/of [getuige 6] , in elk
geval aan een ander of anderen dan aan verdachte,
welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld
en/of bedreiging met geweld tegen [getuige 6] en/of [getuige 7] en/of [getuige 12]
en/of [getuige 8] en/of [getuige 9] en/of [getuige 10]
en/of [getuige 11] ,
gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden, gemakkelijk te
maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht
mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond dat hij,
verdachte:
- met pepperspray, in elk geval een bijtende stof heeft gespoten in de
richting van die [getuige 6] en/of [getuige 7] en/of (meermalen) die [getuige 6]
en/of [getuige 7] heeft geslagen, en/of
- dreigend een schroevendraaier heeft getoond aan die [getuige 12] en/of
[getuige 8] en/of [getuige 9] en/of [getuige 10] en/of [getuige 11] en
daarbij op dreigende toon heeft gezegd: "ik ga jullie steken", in elk geval
een of meer woorden van soortgelijke dreigende aard of strekking, en/of
- met die schroevendraaier een of meer (achterwaartse) stekende of zwaaiende
bewegingen heeft gemaakt in de richting van het lichaam van die [getuige 12]
;
Subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden, dat:
hij op of omstreeks 31 december 2016 in de gemeente Den Helder
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woning, gelegen
aan de Ruyghweg 335, weg te nemen
- een kussensloop, inhoudende ondermeer een tablet (merk Asus), een laptop
(merk Acer), een portemonnaie, 7, in elk geval een of meer flesje(s) parfum,
een fototoestel met oplader (merk Samsung) en een autosleutel,
- een flesje parfum (merk Paco Rabanne, type 1 million),
- 1400 euro, in elk geval een bedrag aan geld,
geheel of ten dele toebehorende aan [aangever] en/of [getuige 6] , in elk
geval aan een ander of anderen dan aan verdachte
met dat oogmerk een deur van die woning heeft opengebroken/gewrikt, die woning
is binnengegaan en in die woning heeft gezocht naar wat van zijn gading was,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid,
welke poging tot diefstal werd vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of
bedreiging met geweld tegen
[getuige 6] en/of [getuige 7] en/of [getuige 12] en/of [getuige 8] en/of
[getuige 9] en/of [getuige 10] en/of [getuige 11] ,
gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken en/of om bij
betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij
het bezit van het gestolene te verzekeren,
welk geweld en/of bedreiging met geweld hierin bestond dat
hij, verdachte:
- met pepperspray, in elk geval een bijtende stof heeft gespoten in de
richting van die [getuige 6] en/of [getuige 7] en/of (meermalen) die [getuige 6]
en/of [getuige 7] heeft geslagen, en/of
- dreigend een schroevendraaier heeft getoond aan die [getuige 12] en/of
[getuige 8] en/of [getuige 9] en/of [getuige 10] en/of [getuige 11] en
daarbij op dreigende toon heeft gezegd: "ik ga jullie steken", in elk geval
een of meer woorden van soortgelijke dreigende aard of strekking, en/of
- met die schroevendraaier een of meer (achterwaartse) stekende of zwaaiende
bewegingen heeft gemaakt in de richting van het lichaam van die [getuige 12]
.

Voetnoten

2.Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van politie Limburg, Districtsrecherche Parkstad, High Impact Crime Team, proces-verbaalnummer LBRAB16009-68, gesloten d.d. 11 april 2017, doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 1247.
3.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] d.d. 10 mei 2016, pagina’s 188 en 189 van de doornummering.
4.Proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer 3] d.d. 10 mei 2016, pagina’s 129 en 130 van de doornummering.
5.Proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer 3] d.d. 10 mei 2016, pagina’s 130 tot en met 132 van de doornummering.
6.Proces-verbaal van verhoor aangever [slachtoffer 3] d.d. 3 juli 2017, pagina 1082 van de doornummering.
7.Proces-verbaal verhoor van getuige [slachtoffer 3] d.d. 7 maart 2018 bij de rechter-commissaris, blad 5 van dit verhoor.
8.Proces-verbaal van verhoor getuige A. [slachtoffer 3] d.d. 9 maart 2018, pagina’s 1215 en 1216 van de doornummering.
9.Proces-verbaal aangifte d.d. 11 mei 2016 door [slachtoffer 1] , pagina’s 82 tot en met 84 van de doornummering.
10.Proces-verbaal van verhoor verdachte [slachtoffer 1] d.d. 24 mei 2016, pagina’s 97 tot en met 103 van de doornummering.
11.Medisch verslag, pagina’s 125 en 126 van de doornummering.
12.Medisch verslag, pagina 127 van de doornummering.
13.Proces-verbaal inbeslagname kogel d.d. 11 december 2017, pagina 1207 van de doornummering.
14.Proces-verbaal sporenonderzoek d.d. 16 mei 2016, pagina’s 690 en 691 van de doornummering.
15.Proces-verbaal sporenonderzoek d.d. 29 juli 2016, pagina’s 606 tot en met 609 van de doornummering.
16.Rapport ‘munitieonderzoek naar aanleiding van een schietincident in Landgraaf op 10 mei 2016’ d.d. 27 juni 2016, pagina’s 830 tot en met 836 van de doornummering.
17.Kennisgeving van inbeslagneming, pagina 732 van de doornummering.
18.Proces-verbaal sporenonderzoek personenauto [kenteken] , pagina’s 652 tot en met 658 van de doornummering.
19.Rapport ‘Onderzoek naar biologische sporen en DNA-onderzoek naar aanleiding van een overval gepleegd in Landgraaf op 10 mei 2016’ d.d. 9 augustus 2016 van het Nederlands Forensisch Instituut, pagina’s 814 tot en met 818 van de doornummering.
20.Proces-verbaal verhoor getuige [getuige 2] d.d. 10 mei 2016, pagina’s 194 tot en met 196 van de doornummering.
21.Proces-verbaal verhoor getuige [getuige 3] d.d. 10 mei 2016, pagina’s 197 en 198 van de doornummering.
22.Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 2] d.d. 10 mei 2016, pagina’s 315 tot en met 317 van de doornummering.
23.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 22 juni 2016, pagina 319 van de doornummering.
24.Proces-verbaal verhoor verdachte [verdachte] d.d. 7 september 2017, pagina’s 1061 tot en met 1069 van de doornummering en de verklaring van de verdachte, afgelegd ter terechtzitting d.d. 3 juli 2018.
25.Forensisch geneeskundig onderzoek d.d. 1 mei 2017, pagina’s 1070 tot en met 1072 van de doornummering.
26.Proces-verbaal verhoor verdachte [medeverdachte] d.d. 23 juni 2017, pagina’s 1050 tot en met 1058 van de doornummering en het proces-verbaal ter terechtzitting d.d. 3 juli 2018 van de rechtbank Limburg in de zaken tegen medeverdachte [medeverdachte] , zonder doornummering.
27.Letselbeschrijving d.d. 13 juni 2017, pagina 1197 van de doornummering.
28.Vindplaats: ECLI:NL:HR:2014:3474.
29.Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van politie Districtsrecherche Noord-Holland-Noord,
30.Proces-verbaal van aangifte door [aangever] d.d. 1 januari 2017, pagina’s 114 en 115 van de doornummering.
31.Proces-verbaal van verhoor van [aangever] d.d. 2 januari 2017, pagina 121 van de doornummering
32.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 13 februari 2017, pagina 125 van de doornummering.
33.Proces-verbaal verhoor [getuige 6] d.d. 1-1-2017, pagina’s 57 t/m 59 van de doornummering.
34.Proces-verbaal verhoor getuige [getuige 7] d.d. 31 december 2016, pagina’s 129 t/m 131 van de doornummering.
35.Proces-verbaal verhoor getuige [getuige 8] d.d. 31 december 2016, pagina 137 en 138 van de doornummering.
36.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 1 januari 2017, pagina’s 71 en 72 van de doornummering.
37.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 1 januari 2017, pagina’s 88 en 89 van de doornummering.
38.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 1 januari 2017, pagina 99 van de doornummering.
39.Proces-verbaal van aangifte van verdachte [verdachte] d.d. 17 januari 2017, pagina 172 t/m 174 van de doornummering.
40.Proces-verbaal van de terechtzitting van 3 juli 2018.
41.Vindplaats: ECLI:NL:HR:2016:456, NJ 2016/316.