3.2Het oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van feit 1
De aangifte van [slachtoffer 1]
Op 14 augustus 2016 heeft [slachtoffer 1] aangifte gedaan van poging tot moord dan wel doodslag. Zij heeft verklaard dat zij naar aanleiding van conflicten met haar verloofde [slachtoffer 2] tijdelijk inwoonde bij haar ex-vriend, zijnde de verdachte. De verdachte bewoonde een huisje op een bungalowpark te Posterholt. Toen de verdachte haar verplichtte tegen betaling seks te hebben met andere mannen, heeft zij per e-mail contact opgenomen met [slachtoffer 2] . Op 14 augustus 2016 heeft [slachtoffer 2] haar samen met [slachtoffer 4] en een voor haar onbekende man, met de auto opgehaald bij het huisje van de verdachte. Zij zag nog dat de verdachte in de deuropening was gaan staan en riep: “wat moet dat nu”. Vervolgens is zij met [slachtoffer 2] in een klein model blauwe auto gestapt. Achter het stuur zat een voor haar onbekende man. Zij is links achter hem gaan zitten. [slachtoffer 2] ging naast haar op de achterbank zitten en [slachtoffer 4] nam plaats op de bijrijdersstoel. Vervolgens zijn zij weggereden. Zij hoorde [slachtoffer 2] aan haar vragen of de verdachte in het bezit was van een donkerkleurige auto. [slachtoffer 1] heeft daarop geantwoord dat de verdachte een donkerblauwe Saab heeft. Toen zij vervolgens over haar schouder keek, zag zij dat de verdachte in die auto met een redelijke snelheid in hun richting kwam gereden en steeds dichterbij kwam. Zij voelde en hoorde vervolgens dat de verdachte met zijn auto met volle vaart tegen hun auto reed. De auto werd net achter het linker achterportier geraakt. Zij schat dat zij met 40 à 60 km per uur reden op dat moment. Door de klap draaide de auto 180 graden. Vervolgens stond de auto stil.
De aangifte van [slachtoffer 2]
Ook [slachtoffer 2] heeft op 14 augustus 2016 aangifte gedaan van poging tot doodslag. Hij verklaarde dat hij samen met [slachtoffer 4] en [slachtoffer 3] die dag [slachtoffer 1] heeft opgehaald bij het huisje van de verdachte. Vervolgens zijn zij met zijn vieren met de auto wegreden van het bungalowpark. [slachtoffer 1] riep plotseling dat de verdachte met zijn auto, een zwarte Saab, achter hen aan reed met vol gas. Plotseling voelde hij dat hun auto aan de achterzijde geraakt werd. Daarna werden zij nog twee keer aangereden aan de zijkant van de auto. Vervolgens raakte hun auto van de weg en stonden zij met de auto half in de greppel. Dat was op de [adres] te Posterholt. Hij heeft gezien dat het de verdachte was die de auto van het merk Saab bestuurde. [slachtoffer 2] verklaarde: “Het leek wel alsof hij ons dood wilde hebben. Hij wilde ons van de weg af rijden.”
De aangifte van [slachtoffer 3]
Op 15 augustus 2016 doet [slachtoffer 3] aangifte van poging tot doodslag. Hij heeft verklaard dat [slachtoffer 4] hem de dag daarvoor had gevraagd of hij een meisje kon ophalen. Daarop heeft hij op 14 augustus 2016 [slachtoffer 4] en zijn buurman [slachtoffer 2] met de auto opgehaald en zijn zij samen naar het bungalowpark in Posterholt gereden. Toen [slachtoffer 4] , [slachtoffer 2] en het meisje in de auto waren gestapt, is hij weer weggereden. Hij hoorde iemand in de auto zeggen: “Oei daar komt hij aangereden.” [slachtoffer 3] reed daarop gewoon door, met zo ongeveer 50 km/h. Plotseling voelde hij dat de auto die achter hem reed, tegen zijn auto aan reed aan de achterzijde. Zijn auto werd vervolgens vooruit gedrukt. Dat ging net zo lang door totdat hij kon indraaien naar een grasveldje. [slachtoffer 2] , [slachtoffer 4] en het meisje zijn toen uit de auto gestapt.
Vervolgens zag hij dat de auto die tegen zijn auto was aangereden voorbij reed en omkeerde. De auto is met een flinke vaart teruggereden en heeft toen de linkerzijde van zijn auto gepakt. Daarna heeft de auto hem nogmaals aangereden en flink in de flank gepakt. De auto is vervolgens weer een stukje achteruitgegaan en met volle vaart een derde keer op de auto ingereden, waarbij de auto de deurstijl van zijn auto tussen het voor- en achterportier raakte en het achterportier finaal indrukte. Hij voelde dat zijn auto naar rechts overhelde.
De achtervolging duurde ongeveer 700 meter voordat de auto voor het eerst werd aangereden. Hij vermoedde dat hij was geraakt door een Saab. Hij reed in een Hyundai E10 met het kenteken [kenteken 1]
De verbalisanten die ter plaatse kwamen na de aanrijding zagen dat de auto van het merk Hyundai met het kenteken [kenteken 1] veel schade aan de bestuurderszijde had. Dit komt overeen met de afbeeldingen van de auto van [slachtoffer 3] in het procesdossier.
De getuigenverklaring van [slachtoffer 4]
heeft, als getuige, een verklaring afgelegd tegen de verdachte. Hij heeft verklaard dat hij samen met [slachtoffer 2] op 14 augustus 2016 [slachtoffer 1] ging ophalen te Posterholt. Hij heeft [slachtoffer 3] gevraagd om mee te gaan, omdat [slachtoffer 3] een auto heeft. Toen hij [slachtoffer 1] had opgehaald bij het huisje, zijn zij met zijn vieren met de auto weggereden van het park. In de auto hoorde hij [slachtoffer 1] zeggen: “Daar komt hij”. Hij keek achterom en zag op tien meter afstand een auto met grote snelheid op hun af komen rijden. Hij voelde opeens een volle klap achter op de auto van [slachtoffer 3] . De auto is een paar keer geraakt door die andere auto. [slachtoffer 4] verklaarde: “Hij wilde ons gewoon kapot hebben”. Toen de auto stilstond is hij eruit gegaan. Hij heeft vervolgens gezien dat de auto met volle snelheid op de auto van [slachtoffer 3] inreed. Hij wist niet dat [slachtoffer 3] nog in de auto was. Hij zag dat de auto van [slachtoffer 3] overhelde en weer terugviel. Daarna ramde de auto nogmaals de auto van [slachtoffer 3] . De bestuurder van de auto was de verdachte.
De verklaring van de verdachte
De verdachte heeft tijdens het politieverhoor verklaard dat hij een Saab op zijn naam heeft staan. Ook heeft hij verklaard dat hij relatieproblemen heeft met aangeefster [slachtoffer 1] en dat die relatie op 14 augustus 2016 is beëindigd.
Kwalificatie van het handelen van de verdachte
De officier van justitie heeft primair ten laste gelegd dat de verdachte de inzittenden van de auto heeft geprobeerd te doden, subsidiair heeft geprobeerd zwaar te verwonden en meer subsidiair heeft bedreigd.
Naar het oordeel van de rechtbank bevat het procesdossier onvoldoende aanwijzingen over de snelheid die de verdachte reed ten tijde van de aanrijdingen en de kracht en impact van de botsingen om vast te kunnen stellen dat de kans op het overlijden van [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] , [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] ten gevolge van voormelde gedragingen van verdachte aanmerkelijk is geweest. De rechtbank acht reeds daarom de onder feit 1, primair, ten laste gelegde poging tot doodslag niet bewezen, zodat de verdachte daarvan dient te worden vrijgesproken.
Uit het samenstel van de aangiftes van [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] en de getuigenverklaring van [slachtoffer 4] , stelt de rechtbank vast dat de verdachte op 14 augustus 2016 met zijn auto achter de auto van [slachtoffer 3] is aangereden en dat hij doelbewust meerdere keren met flinke vaart op die auto van achteren is ingereden. In laatstgenoemde auto zaten in eerste instantie [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] , [slachtoffer 4] en [slachtoffer 3] .
Toen de auto van [slachtoffer 3] na de eerdere aanrijdingen stil stond in de berm en alleen [slachtoffer 3] nog in de auto zat, is de verdachte nog driemaal met zijn auto met flinke vaart tegen de zijkant van de auto van [slachtoffer 3] aangereden. Daarbij is de stijl tussen het voor- en achterportier en het achterportier ingedeukt.
De vraag die nu beantwoord moet worden is of bewezen kan worden dat de verdachte [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] , [slachtoffer 4] en [slachtoffer 3] heeft geprobeerd zwaar te mishandelen. Om daarvan te kunnen spreken moet er in ieder geval een aanmerkelijke kans geweest zijn op het ontstaan van zwaar lichamelijk letsel door het handelen van de verdachte.
Naar het oordeel van de rechtbank is die aanmerkelijke kans inderdaad aanwezig als iemand een kleine auto met meerdere inzittenden meermalen met aanzienlijke snelheid van achteren aanrijdt en vervolgens diezelfde kleine auto met nog een inzittende achter het stuur, aan de bestuurderszijde meerdere keren met aanzienlijke snelheid aanrijdt. Naar algemene ervaringsregels levert dergelijk handelen telkens een aanmerkelijke kans op zwaar lichamelijk letsel bij de inzittenden op.
Vervolgens moet beoordeeld worden of de verdachte van die aanmerkelijke kans geweten heeft en die aanvaard heeft. Kijkend naar de uiterlijke verschijningsvorm van het handelen van de verdachte, kan het niet anders geweest zijn dan dat de verdachte van die kans geweten heeft en die aanvaard heeft. Het was de verdachte er kennelijk om te doen om koste wat kost de auto te stoppen en de inzittenden letsel toe te brengen; het blijven inrijden op de auto met inzittenden spreekt boekdelen, zoals ook de hierna beschreven handelingen boekdelen spreken. Kennelijk was het verdachte er van meet af aan om te doen om de aangevers letsel toe te brengen. En daarbij onder andere zijn auto als wapen te gebruiken.
De rechtbank acht daarom de onder feit 1, subsidiair, ten laste gelegde poging tot zware mishandeling van [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] , [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] bewezen.
Ten aanzien van feit 2
De getuigenverklaring van [slachtoffer 4]
heeft verklaard dat hij op 14 augustus te Posterholt nadat de auto van [slachtoffer 3] tot stilstand was gekomen uit de auto is gestapt. Toen hij aan de andere kant van de weg stond, zag de verdachte hem. Hij zag dat de verdachte de auto draaide en op hem in volle vaart kwam afrijden. Hij zag dat de verdachte hem aankeek en vergrote ogen had. Vlak voordat de verdachte hem zou kunnen raken, maakte hij een schijnbeweging met zijn lichaam naar rechts. Vervolgens is hij naar links omhoog gesprongen. Hij voelde dat hij werd geraakt door de auto van de verdachte aan zijn rechterzijkant. Hierdoor vloog hij ongeveer drie meter de lucht in, schoof hij over de motorkap van de auto, kwam met zijn achterhoofd tegen de rechterstijl van het rechterportier aan en viel uiteindelijk langs de rechterkant van de auto op het gras. De bestuurder van de auto was de verdachte.
[slachtoffer 4] voelde ’s avonds overal pijn. Hij had spierpijn en blauwe plekken op zijn rechterbeen, rechterzijkant en linkerknie. Ook was zijn rechterknie opgezwollen en had hij schaafwonden op zijn arm van de val.Het letsel wordt bevestigd door de foto’s van de knie en de romp van [slachtoffer 4] die zich bevinden in het procesdossier.
[slachtoffer 4] had die dag een wit T-shirt aan.
De getuigenverklaring van [getuige 2]
De getuige [getuige 2] heeft verklaard dat zij op 14 augustus 2016 over de [adres] in Posterholt reed. Zij zag dat een Saab daar als een dolle aan het rondrijden was. Zij had stellig de indruk dat een man in een wit T-shirt wegrende van de Saab. Ze zag dat de Saab de man aanreed. Ze zag dat deze man over de motorkap van de Saab vloog, een buiteling maakte en op het gras terechtkwam. [getuige 2] verklaarde dat het echt een levensbedreigende situatie was.
De getuigenverklaring van [getuige 3]
De getuige [getuige 3] heeft verklaard dat hij op 14 augustus 2016 over de [adres] in Posterholt reed. Hij moest daar stoppen omdat de auto voor hem dat ook deed. Op dat moment zag hij aan zijn rechter voorzijde een man in de berm staan. Het was een man met een licht T-shirt aan. Op datzelfde moment zag hij een zwartkleurige of antracietkleurige Saab van de rijbaan afrijden en moedwillig op deze man inrijden. Hij zag dat de Saab de man met zijn linker voorzijde schepte waardoor de man door de lucht vloog en een behoorlijke smak maakte. Hij zag dat de man over het spatbord rolde en daarna in het gras viel. De man kwam vervolgens moeilijk overeind.
De getuigenverklaring van [getuige 4]
De getuige [getuige 4] heeft verklaard dat hij op 14 augustus 2016 met zijn auto in Posterholt reed. Op de doorgaande weg zag hij dat een donkerblauwe of donkergrijze personenauto over de weg reed. Hij zag dat die auto een man met witte kleding aanreed. Hij zag dat de man omhoog vloog.
De verklaring van de verdachte
De verdachte heeft tijdens het politieverhoor verklaard dat hij een Saab op zijn naam heeft staan.
Kwalificatie van het handelen van de verdachte
De officier van justitie heeft primair ten laste gelegd dat de verdachte [slachtoffer 4] heeft geprobeerd te doden, subsidiair heeft geprobeerd zwaar te verwonden en meer subsidiair heeft mishandeld.
Hoewel de rechtbank niet kan vaststellen met welke snelheid de verdachte heeft gereden staat gelet op deze getuigenverklaringen en de verklaring van de verdachte zelf, wel vast dat de auto een zekere vaart had. [slachtoffer 4] verklaart hierover dat het aanrijden met volle vaart is gebeurd. Gelet op de algemene ervaringsregels en gezien de kwetsbare positie van voetgangers, acht de rechtbank daarom de kans op een dodelijk ongeluk aanmerkelijk. Het gedrag van de verdachte is naar de uiterlijke verschijningsvorm, zoals die is gebleken uit de bewijsmiddelen, zo zeer gericht op het veroorzaken van een fataal verkeersongeval, dat het niet anders kan zijn dan dat hij de kans op de dood van [slachtoffer 4] heeft aanvaard. De verdachte heeft immers met zijn auto zonder te remmen [slachtoffer 4] moedwillig aangereden met zo een snelheid dat deze door de lucht vloog en een smak maakte. De rechtbank acht de onder feit 2, primair, tenlastegelegde poging tot doodslag van [slachtoffer 4] bewezen.
Ten aanzien van feit 3
De aangifte van [slachtoffer 2]
De aangever [slachtoffer 2] heeft verklaard dat hij op 14 augustus 2016 te Posterholt uit de auto van [slachtoffer 3] is gevlogen toen deze tot stilstand kwam in de greppel. Vervolgens werd hij achtervolgd door de verdachte in zijn auto. De verdachte heeft hem niet geraakt, omdat hij een bestuurder van een auto met een Duits kenteken liet stoppen. Deze auto stond tussen hem en de auto van de verdachte in. Die auto was zijn redding.
Vervolgens is [slachtoffer 2] naar de overzijde van de weg gegaan waar een boerderij lag. Hij zag toen dat de verdachte uit de auto stapte. De verdachte had een bijl in zijn hand en is met de bijl naar hem toegelopen. Hij kon niet weglopen of wegrennen. De verdachte heeft hem minstens een keer met de bijl op zijn rug geslagen.
De verbalisanten hoorden toen zij ter plaatse waren dat de verdachte [slachtoffer 2] met een bijl in zijn rug had geslagen. Zij zagen vervolgens dat [slachtoffer 2] meerdere snijwonden op zijn rug had en dat er bloed op zijn rug aanwezig was.Het letsel wordt bevestigd door de foto’s van de rug van [slachtoffer 2] die zich bevinden in het procesdossier.
De verklaringen van [slachtoffer 5]
De aangever en tevens getuige [slachtoffer 5] heeft verklaard dat hij op 14 augustus 2016 met zijn auto met Duits kenteken op de [adres] te Posterholt reed. Hij heeft daar zijn auto in de berm geparkeerd. Hij zag toen dat een bestuurder van een zwarte auto een man in een oranje T-shirt probeerde omver te rijden. Deze man rende in zijn richting en schuilde bij zijn auto. De bestuurder van de zwarte auto reed toen via een bocht om zijn auto heen om de man in het oranje T-shirt omver te rijden. Hierbij raakte de zwarte auto, de auto van [slachtoffer 5] .De man sprong de [adres] op. Als de man niet op tijd was weggesprongen dan had de zwarte auto hem aangereden. De auto van [slachtoffer 5] stond als het ware tussen de man in het oranje T-shirt en de zwarte auto in.
De getuigenverklaring van [getuige 5]
De getuige [getuige 5] heeft verklaard dat hij op 14 augustus 2016 op de [adres] te Posterholt een zwarte auto, van het merk Saab, bewust naar een man toe zag rijden. Die man riep nog iets naar de bestuurder van de Saab. Deze man is niet geraakt door de auto, omdat hij zich beschermde achter een blauwe auto.
De verklaring van [slachtoffer 1]
De aangeefster [slachtoffer 1] heeft verklaard dat zij zich op 14 augustus 2016 schuil hield in een stal op een boerderij, gelegen aan de [adres] te Posterholt. Vanuit een raam van de stal heeft zij gezien dat de verdachte [slachtoffer 2] neersloeg. De verdachte sloeg opzettelijk en met kracht op de rug van [slachtoffer 2] . Dit deed hij drie keer. Later heeft zij gezien dat [slachtoffer 2] een wond op zijn rug had. De wond was open en het leek alsof er een stukje huid weg was.
De getuigenverklaring van [slachtoffer 4]
De getuige [slachtoffer 4] heeft verklaard dat hij [slachtoffer 1] op 14 augustus 2016 heeft opgehaald bij het huisje van de verdachte te Posterholt. Hij zag dat [slachtoffer 1] hem toen waarschuwde dat de verdachte ook in het huisje was. Toen [slachtoffer 1] hem voorbij was gelopen, zag [slachtoffer 4] de verdachte. De deur van het huisje vloog open en de verdachte stormde naar buiten met een goudkleurige of messingkleurige hakbijl in zijn hand.
Kwalificatie van het handelen van de verdachte
De officier van justitie heeft primair een poging tot het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan [slachtoffer 2] tenlastegelegd en subsidiair een mishandeling en een bedreiging.
Door het slaan van de verdachte is [slachtoffer 2] gewond geraakt op zijn rug. Op de foto’s in het dossier zijn snijwonden te zien. De rechtbank leidt daaruit af dat de bijl waarmee verdachte meermalen naar [slachtoffer 2] heeft uitgehaald scherp moet zijn geweest. Wanneer iemand met een scherpe bijl meermalen naar iemand uithaalt, kan gevoeglijk worden aangenomen dat het opzet van die persoon gericht is op het toebrengen van letsel. Levert dat dan een poging tot zware mishandeling op? Wel als gesproken kan worden van een aanmerkelijke kans op zwaar lichamelijk letsel. En naar het oordeel van de rechtbank is die kans aanwezig. Niet alleen kan ernstig letsel toe worden gebracht aan de spieren die direct onder de huid van de rug liggen, maar ook de ruggengraat had gemakkelijk geraakt kunnen worden met alle gevolgen, zoals beschadiging van zenuwbanen, van dien.
Een afzonderlijk onderdeel van het primaire verwijt vormt ook dat de verdachte gepoogd heeft [slachtoffer 2] zwaar te mishandelen door met zijn auto in de richting van die [slachtoffer 2] te rijden. Naar het oordeel van de rechtbank levert dat geen poging tot zware mishandeling op. Vast zal namelijk moeten staan dat er een aanmerkelijke kans op zwaar lichamelijk letsel bij dat in de richting rijden is ontstaan. Dat die kans in casu heeft bestaan, kan de rechtbank op basis van het dossier echter niet vaststellen. De rechtbank weet, bijvoorbeeld, te weinig over de uiteindelijk resterende afstand tussen de auto van de verdachte en [slachtoffer 2] en de snelheid waarmee verdachte in de richting van [slachtoffer 2] gereden heeft.
Door met een auto in de richting van [slachtoffer 2] te rijden heeft verdachte zich echter wel schuldig gemaakt aan een bedreiging van die [slachtoffer 2] .
Op basis van de aangifte van [slachtoffer 2] en de getuigenverklaringen van [slachtoffer 5] en [getuige 5] stelt de rechtbank vast dat de verdachte met zijn auto heeft geprobeerd [slachtoffer 2] aan te rijden. Dat het niet tot een aanrijding is gekomen, komt door het feit dat [slachtoffer 2] eerst heeft geschuild achter de auto van [slachtoffer 5] en vervolgens op tijd is weggesprongen.
Voor een bewezenverklaring van de subsidiair tenlastegelegde bedreiging als bedoeld in artikel 285 Wetboek van Strafrecht is niet vereist dat de dader het voornemen heeft om de bedreiging te realiseren. Vereist is dat de bedreiging van dien aard is en onder zodanige omstandigheden is geschied dat bij de bedreigde redelijke vrees zou kunnen ontstaan dat het misdrijf waarmee gedreigd werd ook gepleegd zou worden.
Het handelen van de verdachte, het achter [slachtoffer 2] aanrijden en proberen op hem in te rijden en het daarbij raken van de auto van [slachtoffer 5] , is naar het oordeel van de rechtbank verkeersgedrag dat redelijkerwijs bij [slachtoffer 2] de vrees kon doen ontstaan dat hij zou worden aangereden met mogelijk fatale gevolgen. Zoals eerder al aangegeven acht de rechtbank de kans op een dodelijk ongeluk bij een aanrijding met voetgangers aanmerkelijk, gelet op de algemene ervaringsregels en gezien de kwetsbare positie van voetgangers. De verdachte heeft zich bewust en met aanvaarding van de risico’s ervan schuldig gemaakt aan dit verkeersgedrag en daarmee ook de aanmerkelijke kans aanvaard dat [slachtoffer 2] zich door dit gedrag bedreigd zouden voelen.
De rechtbank acht het onder feit 3, primair, tenlastegelegde bewezen voor zover dit ziet op het slaan met de bijl en het onder feit 3 subsidiair, tenlastegelegde bewezen voor zover dit ziet op het dreigend in de richting van [slachtoffer 2] rijden.
Ten aanzien van feit 4 en feit 5
De aangever [slachtoffer 5] heeft verklaard dat hij op 14 augustus 2016 met zijn personenauto een Ford Focus met het Duitse kenteken [kenteken 2] op de [adres] te Posterholt reed. Aangekomen in de omgeving van de kruising Posterweg, Harenderweg, zag hij een man staan die riep om hulp. Daarop heeft hij de auto in de berm van de weg geparkeerd. Enig moment later zag hij dat een zwarte auto hem aan zijn linkerzijde passeerde en achterlangs om zijn auto reed zodat de auto aan de rechterzijde uitkwam bij het fietspad. Bij het passeren van zijn auto, heeft de zwarte auto met zijn linker voorspatbord zijn rechter voorspatbord en rechter voorbumper geraakt. Hij voelde dat zijn auto bewoog door de aanrijding. Ook hoorde hij een klap toen de zwarte auto tegen zijn auto aanreed. Door deze aanrijding ontstond er schade aan zijn auto, bestaande uit lakschade en deuken. De bestuurder van de zwarte auto heeft vervolgens de plaats van het ongeval verlaten zonder op een gedegen manier zijn identiteit kenbaar te maken.
De schade wordt bevestigd door de afbeeldingen van de schade aan de auto van [slachtoffer 5] die zich bevinden in het procesdossier.
De getuige [slachtoffer 2] heeft hierover verklaard dat de verdachte hem wilde aanrijden met de auto op 14 augustus 2016 op de [adres] te Posterholt. Om dit te voorkomen heeft hij een auto met een Duits kenteken laten stoppen. Hij zag toen dat de verdachte met zijn auto tegen de auto met het Duitse kenteken aanreed. Dit was een bewuste actie van de verdachte. Hij neemt aan dat die Duitse auto ook beschadigd is geraakt, omdat de verdachte vol gas reed toen hij er tegenaan reed.
Op grond van de voorgaande bewijsmiddelen acht de rechtbank bewezen dat de verdachte op 14 augustus 2016 de auto van [slachtoffer 5] heeft beschadigd en vervolgens de plaats van het ongeval heeft verlaten, zonder zich kenbaar te maken.
Ten aanzien van feit 6
[slachtoffer 6] heeft op 17 augustus 2016 aangifte gedaan van vernieling van zijn raam, gepleegd op zijn woonadres [adres] te Posterholt. Hij hoorde een bonzend geluid en geschreeuw van buiten. Toen hij langs zijn voordeur liep, zag hij dat het raam van zijn voordeur vernield was. Het glas van het raam was naar binnen gevallen en er staken nog drie stukken glas in de raamomlijsting.De schade wordt bevestigd door de afbeeldingen in het dossier van het vernielde raam.
De getuige [getuige 1] bevond zich op 14 augustus 2016 op het terrein van zijn ouderlijke woning aan de [adres] te Posterholt. Hij zag toen een auto van het merk Saab de binnenplaats van zijn ouderlijke woning oprijden. Op enig moment zag hij dat de bestuurder van die Saab rondrende op het erf. De bestuurder sloeg vervolgens met een voorwerp de ruit van de voordeur van de woning in. Hij denkt dat de bestuurder twee of drie keer met het voorwerp tegen de ruit heeft geslagen. De ruit is daardoor geheel vernield.
De aangever [slachtoffer 2] heeft de man die op het terrein van [slachtoffer 6] uit de Saab stapte, herkend als de verdachte.
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte op 14 augustus 2016 een raam heeft vernield die toebehoorde aan [slachtoffer 6] .
Ten aanzien van feit 7
De rechtbank zal volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig het bepaalde in artikel 359, derde lid tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering, nu de verdachte het tenlastegelegde feit tijdens het politieverhoor duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte op 30 april 2016 voorhanden heeft gehad een alarmpistool, zijnde een wapen van categorie III, en 42 patronen, zijnde munitie van categorie III, gelet op:
- het verslag binnentreden van 30 april 2016;
- het proces-verbaal van bevindingen met betrekking tot het aantreffen van het alarmpistool en de munitie van 12 september 2016;
- de kennisgeving van inbeslagneming artikel 94 Wetboek van Strafvordering;
- het proces-verbaal van bevindingen met betrekking tot het alarmpistool van 10 augustus 2016;
- het proces-verbaal van bevindingen met betrekking tot de munitie van15 november 2016;
- de bekennende verklaring van de verdachte bij de politie van 30 april 2016.