ECLI:NL:RBLIM:2018:11807

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
14 december 2018
Publicatiedatum
14 december 2018
Zaaknummer
03-721257-16
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot doodslag en zware mishandeling tijdens dollemansrit met auto

Op 14 augustus 2016 vond er in de gemeente Roerdalen een ernstige strafzaak plaats waarbij de verdachte, zonder vaste woon- of verblijfplaats, meerdere ernstige strafbare feiten heeft gepleegd tijdens een dollemansrit. De verdachte heeft met zijn auto met hoge snelheid op een voertuig gereden waarin meerdere slachtoffers zich bevonden, met de intentie hen letsel toe te brengen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte opzettelijk met zijn auto achter de slachtoffers aanreed, wat leidde tot meerdere aanrijdingen. De verdachte heeft ook geprobeerd een van de slachtoffers met een bijl te verwonden. De rechtbank heeft de verdachte uiteindelijk veroordeeld voor poging tot zware mishandeling, poging tot doodslag, bedreiging, vernieling en het verlaten van de plaats van het ongeval. De rechtbank heeft de verdachte een gevangenisstraf van vijf jaar opgelegd, met een ontzegging van de rijbevoegdheid voor tien jaar. De slachtoffers hebben psychische en fysieke schade opgelopen door de daden van de verdachte, wat de rechtbank zwaar heeft meegewogen in de strafmaat.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Maastricht
Strafrecht
Parketnummer: 03/721257-16
Verstek
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 14 december 2018
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboortegegevens verdachte] ,
zonder vaste woon- of verblijfplaats.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 30 november 2018. Tegen de verdachte is verstek verleend. De raadsman van de verdachte, mr. G.G.J. Geerlings, is niet ter terechtzitting verschenen. Hij heeft op 28 november 2018 bericht dat hij niet ter terechtzitting zal verschijnen, omdat hij zich niet bepaaldelijk gemachtigd acht.
De officier van justitie heeft zijn standpunt kenbaar gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er – na wijziging –, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte:
Feit 1 primair, subsidiair, meer subsidiair:
heeft geprobeerd om [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] te doden dan wel zwaar te verwonden, dan wel hen heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht althans met zware mishandeling, door met een personenauto met hoge snelheid tegen het voertuig te rijden waarin deze personen zich bevonden.
Feit 2 primair, subsidiair, meer subsidiair:
heeft geprobeerd [slachtoffer 4] te doden, dan wel zwaar te verwonden, danwel heeft mishandeld, door met een personenauto met hoge snelheid op [slachtoffer 4] in te rijden.
Feit 3 primair, subsidiair:
heeft geprobeerd [slachtoffer 2] zwaar te verwonden door met een personenauto met hoge snelheid op [slachtoffer 2] in te rijden en/of hem te slaan met een bijl dan wel hem heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht althans met zware mishandeling, en/of hem heeft mishandeld.
Feit 4:
de plaats van een ongeluk heeft verlaten terwijl hij als bestuurder van een motorrijtuig bij het verkeersongeluk betrokken was geweest.
Feit 5:
de auto van [slachtoffer 5] heeft beschadigd;
Feit 6:
Een raam van [slachtoffer 6] heeft vernield;
Feit 7:
een alarmpistool en 42 knalpatronen voorhanden heeft gehad.

3.De beoordeling van het bewijs

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het tenlastegelegde onder feit 1, subsidiair, feit 2, primair en feit 3, subsidiair bewezen. Hij heeft daarbij telkens verwezen naar de aangiftes van [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] , de vele getuigenverklaringen en de afbeeldingen van de schade aan de auto van [slachtoffer 3] en het letsel van de slachtoffers.
Ten aanzien van feit 1 heeft hij voorts aangevoerd dat het procesdossier onvoldoende concrete omstandigheden bevat om vast te kunnen stellen dat er sprake is geweest van een kans op dodelijk letsel. Die omstandigheden zijn er wel voor het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel, gelet op de meer dan geringe snelheid die [slachtoffer 3] met zijn auto reed toen verdachte tegen hem aanreed en het feit dat de auto van [slachtoffer 3] , met daarin de slachtoffers, ging tollen en van de weg raakte.
Ten aanzien van feit 2 heeft hij naar voren gebracht dat de verdachte met zijn auto [slachtoffer 4] heeft aangereden en wel met zo een snelheid dat [slachtoffer 4] omhoog vloog en een smak maakte op de grond. Door met een auto van ongeveer 1300 kilo met meer dan een geringe snelheid in te rijden op een voetganger, heeft de verdachte de aanmerkelijke kans aanvaard dat [slachtoffer 4] door de aanrijding zou kunnen komen te overlijden.
Ten aanzien van feit 3 heeft hij naar voren gebracht dat niet duidelijk is geworden waarmee de verdachte [slachtoffer 2] heeft geslagen, waardoor ook niet vastgesteld kan worden of er een kans was op zwaar lichamelijk letsel. Door met een voorwerp te slaan heeft de verdachte [slachtoffer 2] wel mishandeld. Ook heeft de verdachte [slachtoffer 2] bedreigd door op hem in te rijden.
Verder acht de officier van justitie het tenlastegelegde onder feit 4, feit 5 en feit 6 bewezen, gelet op de aangiftes van [slachtoffer 5] en [slachtoffer 6] , de getuigenverklaring van [getuige 1] en de afbeeldingen van de schade. Feit 7 acht hij ook bewezen, op grond van het aantreffen van het alarmpistool, het onderzoek aan het wapen en de bekennende verklaring van de verdachte.
3.2
Het oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van feit 1 [1]
De aangifte van [slachtoffer 1]
Op 14 augustus 2016 heeft [slachtoffer 1] aangifte gedaan van poging tot moord dan wel doodslag. Zij heeft verklaard dat zij naar aanleiding van conflicten met haar verloofde [slachtoffer 2] tijdelijk inwoonde bij haar ex-vriend, zijnde de verdachte. De verdachte bewoonde een huisje op een bungalowpark te Posterholt. Toen de verdachte haar verplichtte tegen betaling seks te hebben met andere mannen, heeft zij per e-mail contact opgenomen met [slachtoffer 2] . Op 14 augustus 2016 heeft [slachtoffer 2] haar samen met [slachtoffer 4] en een voor haar onbekende man, met de auto opgehaald bij het huisje van de verdachte. Zij zag nog dat de verdachte in de deuropening was gaan staan en riep: “wat moet dat nu”. Vervolgens is zij met [slachtoffer 2] in een klein model blauwe auto gestapt. Achter het stuur zat een voor haar onbekende man. Zij is links achter hem gaan zitten. [slachtoffer 2] ging naast haar op de achterbank zitten en [slachtoffer 4] nam plaats op de bijrijdersstoel. Vervolgens zijn zij weggereden. Zij hoorde [slachtoffer 2] aan haar vragen of de verdachte in het bezit was van een donkerkleurige auto. [slachtoffer 1] heeft daarop geantwoord dat de verdachte een donkerblauwe Saab heeft. Toen zij vervolgens over haar schouder keek, zag zij dat de verdachte in die auto met een redelijke snelheid in hun richting kwam gereden en steeds dichterbij kwam. Zij voelde en hoorde vervolgens dat de verdachte met zijn auto met volle vaart tegen hun auto reed. De auto werd net achter het linker achterportier geraakt. Zij schat dat zij met 40 à 60 km per uur reden op dat moment. Door de klap draaide de auto 180 graden. Vervolgens stond de auto stil. [2]
De aangifte van [slachtoffer 2]
Ook [slachtoffer 2] heeft op 14 augustus 2016 aangifte gedaan van poging tot doodslag. Hij verklaarde dat hij samen met [slachtoffer 4] en [slachtoffer 3] die dag [slachtoffer 1] heeft opgehaald bij het huisje van de verdachte. Vervolgens zijn zij met zijn vieren met de auto wegreden van het bungalowpark. [slachtoffer 1] riep plotseling dat de verdachte met zijn auto, een zwarte Saab, achter hen aan reed met vol gas. Plotseling voelde hij dat hun auto aan de achterzijde geraakt werd. Daarna werden zij nog twee keer aangereden aan de zijkant van de auto. Vervolgens raakte hun auto van de weg en stonden zij met de auto half in de greppel. Dat was op de [adres] te Posterholt. Hij heeft gezien dat het de verdachte was die de auto van het merk Saab bestuurde. [slachtoffer 2] verklaarde: “Het leek wel alsof hij ons dood wilde hebben. Hij wilde ons van de weg af rijden.” [3]
De aangifte van [slachtoffer 3]
Op 15 augustus 2016 doet [slachtoffer 3] aangifte van poging tot doodslag. Hij heeft verklaard dat [slachtoffer 4] hem de dag daarvoor had gevraagd of hij een meisje kon ophalen. Daarop heeft hij op 14 augustus 2016 [slachtoffer 4] en zijn buurman [slachtoffer 2] met de auto opgehaald en zijn zij samen naar het bungalowpark in Posterholt gereden. Toen [slachtoffer 4] , [slachtoffer 2] en het meisje in de auto waren gestapt, is hij weer weggereden. Hij hoorde iemand in de auto zeggen: “Oei daar komt hij aangereden.” [slachtoffer 3] reed daarop gewoon door, met zo ongeveer 50 km/h. Plotseling voelde hij dat de auto die achter hem reed, tegen zijn auto aan reed aan de achterzijde. Zijn auto werd vervolgens vooruit gedrukt. Dat ging net zo lang door totdat hij kon indraaien naar een grasveldje. [slachtoffer 2] , [slachtoffer 4] en het meisje zijn toen uit de auto gestapt.
Vervolgens zag hij dat de auto die tegen zijn auto was aangereden voorbij reed en omkeerde. De auto is met een flinke vaart teruggereden en heeft toen de linkerzijde van zijn auto gepakt. Daarna heeft de auto hem nogmaals aangereden en flink in de flank gepakt. De auto is vervolgens weer een stukje achteruitgegaan en met volle vaart een derde keer op de auto ingereden, waarbij de auto de deurstijl van zijn auto tussen het voor- en achterportier raakte en het achterportier finaal indrukte. Hij voelde dat zijn auto naar rechts overhelde.
De achtervolging duurde ongeveer 700 meter voordat de auto voor het eerst werd aangereden. Hij vermoedde dat hij was geraakt door een Saab. Hij reed in een Hyundai E10 met het kenteken [kenteken 1] [4]
De verbalisanten die ter plaatse kwamen na de aanrijding zagen dat de auto van het merk Hyundai met het kenteken [kenteken 1] veel schade aan de bestuurderszijde had. Dit komt overeen met de afbeeldingen van de auto van [slachtoffer 3] in het procesdossier. [5]
De getuigenverklaring van [slachtoffer 4]
heeft, als getuige, een verklaring afgelegd tegen de verdachte. Hij heeft verklaard dat hij samen met [slachtoffer 2] op 14 augustus 2016 [slachtoffer 1] ging ophalen te Posterholt. Hij heeft [slachtoffer 3] gevraagd om mee te gaan, omdat [slachtoffer 3] een auto heeft. Toen hij [slachtoffer 1] had opgehaald bij het huisje, zijn zij met zijn vieren met de auto weggereden van het park. In de auto hoorde hij [slachtoffer 1] zeggen: “Daar komt hij”. Hij keek achterom en zag op tien meter afstand een auto met grote snelheid op hun af komen rijden. Hij voelde opeens een volle klap achter op de auto van [slachtoffer 3] . De auto is een paar keer geraakt door die andere auto. [slachtoffer 4] verklaarde: “Hij wilde ons gewoon kapot hebben”. Toen de auto stilstond is hij eruit gegaan. Hij heeft vervolgens gezien dat de auto met volle snelheid op de auto van [slachtoffer 3] inreed. Hij wist niet dat [slachtoffer 3] nog in de auto was. Hij zag dat de auto van [slachtoffer 3] overhelde en weer terugviel. Daarna ramde de auto nogmaals de auto van [slachtoffer 3] . De bestuurder van de auto was de verdachte. [6]
De verklaring van de verdachte
De verdachte heeft tijdens het politieverhoor verklaard dat hij een Saab op zijn naam heeft staan. Ook heeft hij verklaard dat hij relatieproblemen heeft met aangeefster [slachtoffer 1] en dat die relatie op 14 augustus 2016 is beëindigd. [7]
Kwalificatie van het handelen van de verdachte
De officier van justitie heeft primair ten laste gelegd dat de verdachte de inzittenden van de auto heeft geprobeerd te doden, subsidiair heeft geprobeerd zwaar te verwonden en meer subsidiair heeft bedreigd.
Naar het oordeel van de rechtbank bevat het procesdossier onvoldoende aanwijzingen over de snelheid die de verdachte reed ten tijde van de aanrijdingen en de kracht en impact van de botsingen om vast te kunnen stellen dat de kans op het overlijden van [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] , [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] ten gevolge van voormelde gedragingen van verdachte aanmerkelijk is geweest. De rechtbank acht reeds daarom de onder feit 1, primair, ten laste gelegde poging tot doodslag niet bewezen, zodat de verdachte daarvan dient te worden vrijgesproken.
Uit het samenstel van de aangiftes van [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] en de getuigenverklaring van [slachtoffer 4] , stelt de rechtbank vast dat de verdachte op 14 augustus 2016 met zijn auto achter de auto van [slachtoffer 3] is aangereden en dat hij doelbewust meerdere keren met flinke vaart op die auto van achteren is ingereden. In laatstgenoemde auto zaten in eerste instantie [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] , [slachtoffer 4] en [slachtoffer 3] .
Toen de auto van [slachtoffer 3] na de eerdere aanrijdingen stil stond in de berm en alleen [slachtoffer 3] nog in de auto zat, is de verdachte nog driemaal met zijn auto met flinke vaart tegen de zijkant van de auto van [slachtoffer 3] aangereden. Daarbij is de stijl tussen het voor- en achterportier en het achterportier ingedeukt.
De vraag die nu beantwoord moet worden is of bewezen kan worden dat de verdachte [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] , [slachtoffer 4] en [slachtoffer 3] heeft geprobeerd zwaar te mishandelen. Om daarvan te kunnen spreken moet er in ieder geval een aanmerkelijke kans geweest zijn op het ontstaan van zwaar lichamelijk letsel door het handelen van de verdachte.
Naar het oordeel van de rechtbank is die aanmerkelijke kans inderdaad aanwezig als iemand een kleine auto met meerdere inzittenden meermalen met aanzienlijke snelheid van achteren aanrijdt en vervolgens diezelfde kleine auto met nog een inzittende achter het stuur, aan de bestuurderszijde meerdere keren met aanzienlijke snelheid aanrijdt. Naar algemene ervaringsregels levert dergelijk handelen telkens een aanmerkelijke kans op zwaar lichamelijk letsel bij de inzittenden op.
Vervolgens moet beoordeeld worden of de verdachte van die aanmerkelijke kans geweten heeft en die aanvaard heeft. Kijkend naar de uiterlijke verschijningsvorm van het handelen van de verdachte, kan het niet anders geweest zijn dan dat de verdachte van die kans geweten heeft en die aanvaard heeft. Het was de verdachte er kennelijk om te doen om koste wat kost de auto te stoppen en de inzittenden letsel toe te brengen; het blijven inrijden op de auto met inzittenden spreekt boekdelen, zoals ook de hierna beschreven handelingen boekdelen spreken. Kennelijk was het verdachte er van meet af aan om te doen om de aangevers letsel toe te brengen. En daarbij onder andere zijn auto als wapen te gebruiken.
De rechtbank acht daarom de onder feit 1, subsidiair, ten laste gelegde poging tot zware mishandeling van [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] , [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] bewezen.
Ten aanzien van feit 2
De getuigenverklaring van [slachtoffer 4]
heeft verklaard dat hij op 14 augustus te Posterholt nadat de auto van [slachtoffer 3] tot stilstand was gekomen uit de auto is gestapt. Toen hij aan de andere kant van de weg stond, zag de verdachte hem. Hij zag dat de verdachte de auto draaide en op hem in volle vaart kwam afrijden. Hij zag dat de verdachte hem aankeek en vergrote ogen had. Vlak voordat de verdachte hem zou kunnen raken, maakte hij een schijnbeweging met zijn lichaam naar rechts. Vervolgens is hij naar links omhoog gesprongen. Hij voelde dat hij werd geraakt door de auto van de verdachte aan zijn rechterzijkant. Hierdoor vloog hij ongeveer drie meter de lucht in, schoof hij over de motorkap van de auto, kwam met zijn achterhoofd tegen de rechterstijl van het rechterportier aan en viel uiteindelijk langs de rechterkant van de auto op het gras. De bestuurder van de auto was de verdachte.
[slachtoffer 4] voelde ’s avonds overal pijn. Hij had spierpijn en blauwe plekken op zijn rechterbeen, rechterzijkant en linkerknie. Ook was zijn rechterknie opgezwollen en had hij schaafwonden op zijn arm van de val. [8] Het letsel wordt bevestigd door de foto’s van de knie en de romp van [slachtoffer 4] die zich bevinden in het procesdossier. [9]
[slachtoffer 4] had die dag een wit T-shirt aan. [10]
De getuigenverklaring van [getuige 2]
De getuige [getuige 2] heeft verklaard dat zij op 14 augustus 2016 over de [adres] in Posterholt reed. Zij zag dat een Saab daar als een dolle aan het rondrijden was. Zij had stellig de indruk dat een man in een wit T-shirt wegrende van de Saab. Ze zag dat de Saab de man aanreed. Ze zag dat deze man over de motorkap van de Saab vloog, een buiteling maakte en op het gras terechtkwam. [getuige 2] verklaarde dat het echt een levensbedreigende situatie was. [11]
De getuigenverklaring van [getuige 3]
De getuige [getuige 3] heeft verklaard dat hij op 14 augustus 2016 over de [adres] in Posterholt reed. Hij moest daar stoppen omdat de auto voor hem dat ook deed. Op dat moment zag hij aan zijn rechter voorzijde een man in de berm staan. Het was een man met een licht T-shirt aan. Op datzelfde moment zag hij een zwartkleurige of antracietkleurige Saab van de rijbaan afrijden en moedwillig op deze man inrijden. Hij zag dat de Saab de man met zijn linker voorzijde schepte waardoor de man door de lucht vloog en een behoorlijke smak maakte. Hij zag dat de man over het spatbord rolde en daarna in het gras viel. De man kwam vervolgens moeilijk overeind. [12]
De getuigenverklaring van [getuige 4]
De getuige [getuige 4] heeft verklaard dat hij op 14 augustus 2016 met zijn auto in Posterholt reed. Op de doorgaande weg zag hij dat een donkerblauwe of donkergrijze personenauto over de weg reed. Hij zag dat die auto een man met witte kleding aanreed. Hij zag dat de man omhoog vloog. [13]
De verklaring van de verdachte
De verdachte heeft tijdens het politieverhoor verklaard dat hij een Saab op zijn naam heeft staan. [14]
Kwalificatie van het handelen van de verdachte
De officier van justitie heeft primair ten laste gelegd dat de verdachte [slachtoffer 4] heeft geprobeerd te doden, subsidiair heeft geprobeerd zwaar te verwonden en meer subsidiair heeft mishandeld.
Hoewel de rechtbank niet kan vaststellen met welke snelheid de verdachte heeft gereden staat gelet op deze getuigenverklaringen en de verklaring van de verdachte zelf, wel vast dat de auto een zekere vaart had. [slachtoffer 4] verklaart hierover dat het aanrijden met volle vaart is gebeurd. Gelet op de algemene ervaringsregels en gezien de kwetsbare positie van voetgangers, acht de rechtbank daarom de kans op een dodelijk ongeluk aanmerkelijk. Het gedrag van de verdachte is naar de uiterlijke verschijningsvorm, zoals die is gebleken uit de bewijsmiddelen, zo zeer gericht op het veroorzaken van een fataal verkeersongeval, dat het niet anders kan zijn dan dat hij de kans op de dood van [slachtoffer 4] heeft aanvaard. De verdachte heeft immers met zijn auto zonder te remmen [slachtoffer 4] moedwillig aangereden met zo een snelheid dat deze door de lucht vloog en een smak maakte. De rechtbank acht de onder feit 2, primair, tenlastegelegde poging tot doodslag van [slachtoffer 4] bewezen.
Ten aanzien van feit 3
De aangifte van [slachtoffer 2]
De aangever [slachtoffer 2] heeft verklaard dat hij op 14 augustus 2016 te Posterholt uit de auto van [slachtoffer 3] is gevlogen toen deze tot stilstand kwam in de greppel. Vervolgens werd hij achtervolgd door de verdachte in zijn auto. De verdachte heeft hem niet geraakt, omdat hij een bestuurder van een auto met een Duits kenteken liet stoppen. Deze auto stond tussen hem en de auto van de verdachte in. Die auto was zijn redding.
Vervolgens is [slachtoffer 2] naar de overzijde van de weg gegaan waar een boerderij lag. Hij zag toen dat de verdachte uit de auto stapte. De verdachte had een bijl in zijn hand en is met de bijl naar hem toegelopen. Hij kon niet weglopen of wegrennen. De verdachte heeft hem minstens een keer met de bijl op zijn rug geslagen. [15]
De verbalisanten hoorden toen zij ter plaatse waren dat de verdachte [slachtoffer 2] met een bijl in zijn rug had geslagen. Zij zagen vervolgens dat [slachtoffer 2] meerdere snijwonden op zijn rug had en dat er bloed op zijn rug aanwezig was. [16] Het letsel wordt bevestigd door de foto’s van de rug van [slachtoffer 2] die zich bevinden in het procesdossier. [17]
De verklaringen van [slachtoffer 5]
De aangever en tevens getuige [slachtoffer 5] heeft verklaard dat hij op 14 augustus 2016 met zijn auto met Duits kenteken op de [adres] te Posterholt reed. Hij heeft daar zijn auto in de berm geparkeerd. Hij zag toen dat een bestuurder van een zwarte auto een man in een oranje T-shirt probeerde omver te rijden. Deze man rende in zijn richting en schuilde bij zijn auto. De bestuurder van de zwarte auto reed toen via een bocht om zijn auto heen om de man in het oranje T-shirt omver te rijden. Hierbij raakte de zwarte auto, de auto van [slachtoffer 5] . [18] De man sprong de [adres] op. Als de man niet op tijd was weggesprongen dan had de zwarte auto hem aangereden. De auto van [slachtoffer 5] stond als het ware tussen de man in het oranje T-shirt en de zwarte auto in. [19]
De getuigenverklaring van [getuige 5]
De getuige [getuige 5] heeft verklaard dat hij op 14 augustus 2016 op de [adres] te Posterholt een zwarte auto, van het merk Saab, bewust naar een man toe zag rijden. Die man riep nog iets naar de bestuurder van de Saab. Deze man is niet geraakt door de auto, omdat hij zich beschermde achter een blauwe auto. [20]
De verklaring van [slachtoffer 1]
De aangeefster [slachtoffer 1] heeft verklaard dat zij zich op 14 augustus 2016 schuil hield in een stal op een boerderij, gelegen aan de [adres] te Posterholt. Vanuit een raam van de stal heeft zij gezien dat de verdachte [slachtoffer 2] neersloeg. De verdachte sloeg opzettelijk en met kracht op de rug van [slachtoffer 2] . Dit deed hij drie keer. Later heeft zij gezien dat [slachtoffer 2] een wond op zijn rug had. De wond was open en het leek alsof er een stukje huid weg was. [21]
De getuigenverklaring van [slachtoffer 4]
De getuige [slachtoffer 4] heeft verklaard dat hij [slachtoffer 1] op 14 augustus 2016 heeft opgehaald bij het huisje van de verdachte te Posterholt. Hij zag dat [slachtoffer 1] hem toen waarschuwde dat de verdachte ook in het huisje was. Toen [slachtoffer 1] hem voorbij was gelopen, zag [slachtoffer 4] de verdachte. De deur van het huisje vloog open en de verdachte stormde naar buiten met een goudkleurige of messingkleurige hakbijl in zijn hand. [22]
Kwalificatie van het handelen van de verdachte
De officier van justitie heeft primair een poging tot het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan [slachtoffer 2] tenlastegelegd en subsidiair een mishandeling en een bedreiging.
Door het slaan van de verdachte is [slachtoffer 2] gewond geraakt op zijn rug. Op de foto’s in het dossier zijn snijwonden te zien. De rechtbank leidt daaruit af dat de bijl waarmee verdachte meermalen naar [slachtoffer 2] heeft uitgehaald scherp moet zijn geweest. Wanneer iemand met een scherpe bijl meermalen naar iemand uithaalt, kan gevoeglijk worden aangenomen dat het opzet van die persoon gericht is op het toebrengen van letsel. Levert dat dan een poging tot zware mishandeling op? Wel als gesproken kan worden van een aanmerkelijke kans op zwaar lichamelijk letsel. En naar het oordeel van de rechtbank is die kans aanwezig. Niet alleen kan ernstig letsel toe worden gebracht aan de spieren die direct onder de huid van de rug liggen, maar ook de ruggengraat had gemakkelijk geraakt kunnen worden met alle gevolgen, zoals beschadiging van zenuwbanen, van dien.
Een afzonderlijk onderdeel van het primaire verwijt vormt ook dat de verdachte gepoogd heeft [slachtoffer 2] zwaar te mishandelen door met zijn auto in de richting van die [slachtoffer 2] te rijden. Naar het oordeel van de rechtbank levert dat geen poging tot zware mishandeling op. Vast zal namelijk moeten staan dat er een aanmerkelijke kans op zwaar lichamelijk letsel bij dat in de richting rijden is ontstaan. Dat die kans in casu heeft bestaan, kan de rechtbank op basis van het dossier echter niet vaststellen. De rechtbank weet, bijvoorbeeld, te weinig over de uiteindelijk resterende afstand tussen de auto van de verdachte en [slachtoffer 2] en de snelheid waarmee verdachte in de richting van [slachtoffer 2] gereden heeft.
Door met een auto in de richting van [slachtoffer 2] te rijden heeft verdachte zich echter wel schuldig gemaakt aan een bedreiging van die [slachtoffer 2] .
Op basis van de aangifte van [slachtoffer 2] en de getuigenverklaringen van [slachtoffer 5] en [getuige 5] stelt de rechtbank vast dat de verdachte met zijn auto heeft geprobeerd [slachtoffer 2] aan te rijden. Dat het niet tot een aanrijding is gekomen, komt door het feit dat [slachtoffer 2] eerst heeft geschuild achter de auto van [slachtoffer 5] en vervolgens op tijd is weggesprongen.
Voor een bewezenverklaring van de subsidiair tenlastegelegde bedreiging als bedoeld in artikel 285 Wetboek van Strafrecht is niet vereist dat de dader het voornemen heeft om de bedreiging te realiseren. Vereist is dat de bedreiging van dien aard is en onder zodanige omstandigheden is geschied dat bij de bedreigde redelijke vrees zou kunnen ontstaan dat het misdrijf waarmee gedreigd werd ook gepleegd zou worden.
Het handelen van de verdachte, het achter [slachtoffer 2] aanrijden en proberen op hem in te rijden en het daarbij raken van de auto van [slachtoffer 5] , is naar het oordeel van de rechtbank verkeersgedrag dat redelijkerwijs bij [slachtoffer 2] de vrees kon doen ontstaan dat hij zou worden aangereden met mogelijk fatale gevolgen. Zoals eerder al aangegeven acht de rechtbank de kans op een dodelijk ongeluk bij een aanrijding met voetgangers aanmerkelijk, gelet op de algemene ervaringsregels en gezien de kwetsbare positie van voetgangers. De verdachte heeft zich bewust en met aanvaarding van de risico’s ervan schuldig gemaakt aan dit verkeersgedrag en daarmee ook de aanmerkelijke kans aanvaard dat [slachtoffer 2] zich door dit gedrag bedreigd zouden voelen.
De rechtbank acht het onder feit 3, primair, tenlastegelegde bewezen voor zover dit ziet op het slaan met de bijl en het onder feit 3 subsidiair, tenlastegelegde bewezen voor zover dit ziet op het dreigend in de richting van [slachtoffer 2] rijden.
Ten aanzien van feit 4 en feit 5
De aangever [slachtoffer 5] heeft verklaard dat hij op 14 augustus 2016 met zijn personenauto een Ford Focus met het Duitse kenteken [kenteken 2] op de [adres] te Posterholt reed. Aangekomen in de omgeving van de kruising Posterweg, Harenderweg, zag hij een man staan die riep om hulp. Daarop heeft hij de auto in de berm van de weg geparkeerd. Enig moment later zag hij dat een zwarte auto hem aan zijn linkerzijde passeerde en achterlangs om zijn auto reed zodat de auto aan de rechterzijde uitkwam bij het fietspad. Bij het passeren van zijn auto, heeft de zwarte auto met zijn linker voorspatbord zijn rechter voorspatbord en rechter voorbumper geraakt. Hij voelde dat zijn auto bewoog door de aanrijding. Ook hoorde hij een klap toen de zwarte auto tegen zijn auto aanreed. Door deze aanrijding ontstond er schade aan zijn auto, bestaande uit lakschade en deuken. De bestuurder van de zwarte auto heeft vervolgens de plaats van het ongeval verlaten zonder op een gedegen manier zijn identiteit kenbaar te maken. [23]
De schade wordt bevestigd door de afbeeldingen van de schade aan de auto van [slachtoffer 5] die zich bevinden in het procesdossier. [24]
De getuige [slachtoffer 2] heeft hierover verklaard dat de verdachte hem wilde aanrijden met de auto op 14 augustus 2016 op de [adres] te Posterholt. Om dit te voorkomen heeft hij een auto met een Duits kenteken laten stoppen. Hij zag toen dat de verdachte met zijn auto tegen de auto met het Duitse kenteken aanreed. Dit was een bewuste actie van de verdachte. Hij neemt aan dat die Duitse auto ook beschadigd is geraakt, omdat de verdachte vol gas reed toen hij er tegenaan reed. [25]
Op grond van de voorgaande bewijsmiddelen acht de rechtbank bewezen dat de verdachte op 14 augustus 2016 de auto van [slachtoffer 5] heeft beschadigd en vervolgens de plaats van het ongeval heeft verlaten, zonder zich kenbaar te maken.
Ten aanzien van feit 6
[slachtoffer 6] heeft op 17 augustus 2016 aangifte gedaan van vernieling van zijn raam, gepleegd op zijn woonadres [adres] te Posterholt. Hij hoorde een bonzend geluid en geschreeuw van buiten. Toen hij langs zijn voordeur liep, zag hij dat het raam van zijn voordeur vernield was. Het glas van het raam was naar binnen gevallen en er staken nog drie stukken glas in de raamomlijsting. [26] De schade wordt bevestigd door de afbeeldingen in het dossier van het vernielde raam. [27]
De getuige [getuige 1] bevond zich op 14 augustus 2016 op het terrein van zijn ouderlijke woning aan de [adres] te Posterholt. Hij zag toen een auto van het merk Saab de binnenplaats van zijn ouderlijke woning oprijden. Op enig moment zag hij dat de bestuurder van die Saab rondrende op het erf. De bestuurder sloeg vervolgens met een voorwerp de ruit van de voordeur van de woning in. Hij denkt dat de bestuurder twee of drie keer met het voorwerp tegen de ruit heeft geslagen. De ruit is daardoor geheel vernield. [28]
De aangever [slachtoffer 2] heeft de man die op het terrein van [slachtoffer 6] uit de Saab stapte, herkend als de verdachte. [29]
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte op 14 augustus 2016 een raam heeft vernield die toebehoorde aan [slachtoffer 6] .
Ten aanzien van feit 7 [30]
De rechtbank zal volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig het bepaalde in artikel 359, derde lid tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering, nu de verdachte het tenlastegelegde feit tijdens het politieverhoor duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte op 30 april 2016 voorhanden heeft gehad een alarmpistool, zijnde een wapen van categorie III, en 42 patronen, zijnde munitie van categorie III, gelet op:
- het verslag binnentreden van 30 april 2016 [31] ;
- het proces-verbaal van bevindingen met betrekking tot het aantreffen van het alarmpistool en de munitie van 12 september 2016 [32] ;
- de kennisgeving van inbeslagneming artikel 94 Wetboek van Strafvordering [33] ;
- het proces-verbaal van bevindingen met betrekking tot het alarmpistool van 10 augustus 2016 [34] ;
- het proces-verbaal van bevindingen met betrekking tot de munitie van15 november 2016 [35] ;
- de bekennende verklaring van de verdachte bij de politie van 30 april 2016. [36]
3.3
De bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte
Ten aanzien van feit 1, subsidiair.
op meer momenten op 14 augustus 2016 in de gemeente Roerdalen,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 1]
en [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet met een door hem, verdachte, bestuurde personenauto met hoge snelheid tegen een ander voertuig, waarin die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] zich bevonden, is gereden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid
en
op meer momenten op 14 augustus 2016 in de gemeente Roerdalen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 3] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet met een door hem, verdachte, bestuurde personenauto met hoge snelheid tegen een ander voertuig, waarin die [slachtoffer 3] zich bevond, is gereden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Ten aanzien van feit 2, primair.
op 14 augustus 2016 in de gemeente Roerdalen ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 4] , opzettelijk van het leven te beroven, met dat opzet met een door hem, verdachte, bestuurde personenauto met hoge snelheid op die [slachtoffer 4] is ingereden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Ten aanzien van feit 3, primair.
Op 14 augustus 2016 in de gemeente Roerdalen
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 2] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet met een bijl, tegen de rug van die [slachtoffer 2] heeft geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Ten aanzien van feit 3, subsidiair.
op 14 augustus 2016 in de gemeente Roerdalen [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend met een door hem, verdachte, bestuurde personenauto in de richting van die [slachtoffer 2] gereden;
Ten aanzien van feit 4.
als degene die al dan niet als bestuurder van een motorrijtuig betrokken was geweest bij een verkeersongeval dat had plaatsgevonden in de gemeente Roerdalen op/aan de kruising de Echterboschlaan, de Haarenderweg en de Postertweg, op 14 augustus 2016 de (voornoemde) plaats van vorenbedoeld ongeval heeft verlaten, terwijl bij dat ongeval, naar hij wist of
redelijkerwijs moest vermoeden, aan een ander (te weten [slachtoffer 5] ) schade was toegebracht;
Ten aanzien van feit 5.
op 14 augustus 2016 in de gemeente Roerdalen, opzettelijk en wederrechtelijk een goed, te weten een personenauto (van het merk Ford, type Focus, kleur blauw met kenteken [kenteken 2] ), die toebehoorde aan [slachtoffer 5] heeft beschadigd;
Ten aanzien van feit 6.
op 14 augustus 2016 in de gemeente Roerdalen, opzettelijk en wederrechtelijk een goed, te weten een voordeurruit, die toebehoorde aan [slachtoffer 6] heeft vernield;
Ten aanzien van feit 7.
op 30 april 2016 te Posterholt, in elk geval in de gemeente Roerdalen, een wapen van categorie III, te weten een alarmpistool, en munitie van categorie III, te weten 42 patronen, voorhanden heeft gehad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert de volgende strafbare feiten op:
Ten aanzien van feit 1, subsidiair.
Poging tot zware mishandeling, meermalen gepleegd.
Ten aanzien van feit 2, primair.
Poging tot doodslag.
Ten aanzien van feit 3, primair.
Poging tot zware mishandeling.
Ten aanzien van feit 3, subsidiair.
Bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.
Ten aanzien van feit 4.
Overtreding van artikel 7, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994.
Ten aanzien van feit 5.
Opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander
toebehoort, beschadigen.
Ten aanzien van feit 6.
Opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander
toebehoort, vernielen.
Ten aanzien van feit 7.
Handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en
het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III
en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid van de Wet wapens en munitie.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De straf en maatregel

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd aan de verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van vier jaren, waarvan een jaar voorwaardelijk, met aftrek van de duur van het voorarrest. Daarnaast vordert hij een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van vier jaren.
Ter onderbouwing van zijn strafeis heeft hij verwezen naar de straffen die zijn opgelegd in vergelijkbare zaken, te weten: Gerechtshof ’s-Hertogenbosch van 27 maart 2012, ECLI:NL:GHSHE:2012:BW0049, Gerechtshof Amsterdam van 29 april 2008, ECLI:NL:GHAMS:2008:BY2043 en Gerechtshof Leeuwarden van 23 maart 2009, ECLI:NL:GHLEE:2009:BH7435. Ook heeft hij rekening gehouden met de overschrijding van de redelijke termijn.
6.2
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
[slachtoffer 1] is op 14 augustus 2016 de woning van de verdachte ontvlucht en kreeg daarbij hulp van [slachtoffer 2] , [slachtoffer 4] en [slachtoffer 3] . Kennelijk kon verdachte dat niet verkroppen. In blinde razernij heeft hij vervolgens meermalen en op allerlei manieren geprobeerd [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] , [slachtoffer 4] en [slachtoffer 3] iets aan te doen. Hij is hen in zijn auto achtervolgd en vervolgens heeft hij de auto van de slachtoffers meermalen aangereden, waardoor deze uiteindelijk in de berm tot stilstand kwam. De verdachte heeft zich daarmee achtereenvolgend schuldig gemaakt aan een poging tot zware mishandeling, meermalen gepleegd, een poging doodslag, een mishandeling en bedreiging met een misdrijf tegen het leven gericht, een vernieling, een beschadiging en het verlaten van de plaats van een ongeval. Dit alles heeft zich afgespeeld gedurende een dollemansrit in Posterholt. De verdachte is toen achter een auto met daarin de slachtoffers [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] , [slachtoffer 4] en [slachtoffer 3] aangereden. Vervolgens heeft hij deze auto meermalen aangereden, waardoor deze uiteindelijk in de berm tot stilstand kwam. Daarna is de verdachte met zijn auto achter [slachtoffer 4] , toen als voetganger, aan gaan rijden en heeft hem vervolgens aangereden. Hetzelfde heeft hij geprobeerd te doen bij [slachtoffer 2] , hetgeen echter niet is gelukt. Wel heeft hij toen de auto van het slachtoffer [slachtoffer 5] geraakt. Vervolgens is de verdachte het erf van een nabijgelegen boerderij opgereden, uit de auto gestapt en heeft hij meermalen met een bijl tegen de rug van [slachtoffer 2] geslagen. Ook heeft hij toen een voordeurruit van de woning daar vernield.
De verdachte heeft die dag zijn auto als wapen gebruikt. Hierbij hebben de slachtoffers lichamelijk letsel opgelopen. Het is overduidelijk dat de slachtoffers bijzonder bang moeten zijn geweest. [slachtoffer 1] , [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] kampen nu, twee jaar na het voorval, nog steeds met psychische problemen. Zo hebben ze herbelevingen en slaapproblemen. Ook hebben [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] nog ernstige pijnklachten, kennelijk ten gevolge van de aanrijdingen. Het hele voorval heeft een grote invloed gehad op hun dagelijks leven.
Niet alleen de slachtoffers hebben angstige moment meegemaakt, maar ook de getuigen van het incident: de gewone weggebruikers. Dat blijkt wel uit de woorden van de getuige [getuige 2] “ik was super bang. Het was een supergevaarlijke situatie. Er reed een dolle rond in een Saab om mensen te raken.”
En die dolle was dus verdachte. Niets en niemand ontziend heeft hij zijn woede en frustratie kennelijk willen koelen. Dat neemt de rechtbank hem zeer kwalijk. Ook neemt zij het hem zeer kwalijk dat verdachte nooit verantwoording heeft willen nemen voor zijn daden. Nooit is er gebleken van enig inzicht, enig doorleefd besef dat wat hij gedaan heeft echt niet kan.
De verdachte heeft zich tevens schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van een alarmpistool en knalpatronen. Het illegaal bezit van dergelijke wapens dient krachtig te worden bestreden, zowel met het oog op de veiligheid van personen als ook om te voorkomen dat de wapens voor criminele activiteiten worden gebruikt.
Op zulke feiten en dergelijk gedrag kan in beginsel niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf van lange duur. Bij het bepalen van de duur daarvan heeft de rechtbank aansluiting gezocht bij soortgelijke jurisprudentie, waaruit volgt dat alleen al voor een enkele poging doodslag doorgaans een gevangenisstraf voor de duur van vier jaren wordt opgelegd.
De rechtbank houdt anderzijds rekening met het recht op een openbare behandeling binnen een redelijke termijn als bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden is geschonden. De rechtbank vindt in deze termijnoverschrijding aanleiding een lagere straf op te leggen dan de rechtbank zonder deze verdragsschending zou hebben opgelegd.
De rechtbank is gelet op de ernst van de feiten, de hoeveelheid feiten, het fysieke en psychische letsel dat de slachtoffers hebben opgelopen van oordeel dat oplegging van een gevangenisstraf van vijf jaren, met aftrek van voorarrest, een passende straf is. Zij ziet
- anders dan de officier van justitie - geen enkele reden om een deel van deze straf voorwaardelijk op te leggen.
Daarnaast zal de rechtbank aan verdachte een ontzegging van de rijbevoegdheid opleggen voor de duur van tien jaren ten aanzien van feit 2, primair. Een onvoorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid van deze omvang is noodzakelijk, enerzijds ter bescherming van de verkeersveiligheid en anderzijds om verdachte de onjuistheid van zijn handelen te doen inzien.

7.De benadeelde partijen en de schadevergoedingsmaatregelen

7.1
De vorderingen van de benadeelde partijen
De benadeelde partij [slachtoffer 1]
De benadeelde partij vordert in totaal € 1.023,92 aan schade ter zake van feit 1.
De gevorderde materiële schade van in totaal € 223,92 bestaat uit de posten:
  • een geldbedrag € 150
  • de kosten voor het aanvragen van een nieuwe identiteitsbewijs € 51,05
  • eigen risico ziektekosten (Virenze) (i.v.m. consulten GGZ) € 22,87
De gevorderde immateriële schade bestaat uit een bedrag van € 800,00 en is gevorderd voor het fysieke letsel en de psychische gevolgen van het voorval.
Daarnaast vordert zij de wettelijke rente en verzoekt zij oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De benadeelde partij [slachtoffer 3]
De benadeelde partij vordert in totaal € 13.251,59 aan schade ter zake van feit 1.
De gevorderde materiële schade van in totaal € 6.126,59 bestaat uit de posten:
  • niet vergoede kosten fysiotherapie € 92,95
  • schade auto € 5.800,00
  • kosten opvragen informatie huisarts en praktijkondersteuner € 76,10
  • kosten opvragen informatie MUMC € 96,47
  • reiskosten € 61,07
De gevorderde immateriële schade bestaat uit een bedrag van € 9.625,00 en is gevorderd voor het fysieke letsel en de psychische gevolgen van het voorval.
Daarnaast vordert hij de wettelijke rente en verzoekt zij oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De benadeelde partij [slachtoffer 4]
De benadeelde partij vordert in totaal € 12.533,13 aan schade ter zake van feit 1 en 2.
De gevorderde materiële schade van in totaal € 533,13 bestaat uit de posten:
  • trainingspak Adidas € 70,90
  • schoenen Nike € 79,99
  • telefoon Huawei P8 € 299,00
  • medische kosten € 48,11
  • reiskosten € 35,13
De gevorderde immateriële schade bestaat uit een bedrag van € 12.000,00 en is gevorderd voor het fysieke letsel en de psychische gevolgen van het voorval.
Daarnaast vordert hij de wettelijke rente en verzoekt hij oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
7.2
Het standpunt van de officier van justitie
De benadeelde partij [slachtoffer 1]
De officier van justitie acht de vordering voor toewijzing vatbaar, met uitzondering van de posten: geldbedrag en aanvragen identiteitskaart. De benadeelde partij moet voor die posten niet-ontvankelijk worden verklaard.
Hij verzoekt de rechtbank om de verdachte tevens te veroordelen tot het betalen van de wettelijke rente en om de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
De benadeelde partij [slachtoffer 3]
De officier van justitie acht de vordering voor toewijzing vatbaar, met uitzondering € 7.000,00 aan immateriële schade. Hij is immers van mening dat ten aanzien van de immateriële schade slechts een bedrag van € 5.000,00 passend is. De benadeelde partij moet voor het resterende bedrag aan immateriële schade niet-ontvankelijk worden verklaard.
Hij verzoekt de rechtbank om de verdachte tevens te veroordelen tot het betalen van de
wettelijke rente en om de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
De benadeelde partij [slachtoffer 4]
De officier van justitie acht de vordering gedeeltelijk voor toewijzing vatbaar.
Ten aanzien van de posten over het trainingspak en de schoenen is hij van mening dat deze voor de helft van het bedrag toewijsbaar zijn. Ten aanzien van de post telefoon heeft hij gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk dient te worden verklaard, nu over die telefoon niets is opgenomen in het procesdossier.
Ten aanzien van de immateriële schade heeft hij gesteld dat toewijzing van een bedrag van € 3.000,00 passend is, gelet op de jurisprudentie in soortgelijke zaken. De benadeelde partij moet voor het resterende bedrag aan immateriële schade niet-ontvankelijk te worden verklaard.
Hij verzoekt de rechtbank om de verdachte tevens te veroordelen tot het betalen van de
wettelijke rente en om de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
De benadeelde partij [slachtoffer 1]
Uit het onderzoek ter terechtzitting is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij
door het bewezen verklaarde onder feit 1 rechtstreeks schade is toegebracht. Nu het gevorderde bedrag niet is betwist en nu aan de verdachte voor dat feit een straf zal worden opgelegd, kan deze vordering worden toegewezen. De rechtbank zal dit dan ook doen, maar wel met uitzondering van de posten die betrekking hebben op een geldbedrag van € 150,00 en de aanvraag van een nieuw identiteitsbewijs voor € 51,05. De rechtbank zal de benadeelde partij in die posten niet-ontvankelijk verklaren, nu deze schade niet rechtstreeks is toegebracht door het feit waarvoor de verdachte is veroordeeld.
De rechtbank zal een bedrag van € 822,87 toewijzen en de verdachte veroordelen tot betaling van de wettelijke rente tot aan de dag van volledige voldoening. De datum vanaf wanneer de wettelijke rente zal gaan lopen wordt vastgesteld op 14 augustus 2016, de dag waarop de schade is ingetreden.
De benadeelde partij [slachtoffer 3]
Uit het onderzoek ter terechtzitting is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij
door het bewezen verklaarde onder feit 1 rechtstreeks schade is toegebracht. Nu het gevorderde bedrag niet is betwist en nu aan de verdachte voor dat feit een straf zal worden opgelegd, kan deze vordering worden toegewezen. De rechtbank zal dit dan ook doen, maar wel met uitzondering van een gedeelte van de immateriële schade. Ten aanzien daarvan zal de rechtbank gebruikmaken van haar schattingsbevoegdheid en zal zij de immateriële schade naar redelijkheid vaststellen op een bedrag van € 5.000,00.
In het meerdere van zijn vordering zal de rechtbank de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren. Ten aanzien van dit gedeelte bepaalt de rechtbank dat de benadeelde dit deel van zijn vordering desgewenst aan de burgerlijke rechter kan voorleggen.
De rechtbank zal een bedrag van € 11.126,59 toewijzen en de verdachte veroordelen tot betaling van de wettelijke rente tot aan de dag van volledige voldoening. De datum vanaf wanneer de wettelijke rente zal gaan lopen wordt vastgesteld op 14 augustus 2016, de dag waarop de schade is ingetreden.
De benadeelde partij [slachtoffer 4]
Uit het onderzoek ter terechtzitting is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij
door het bewezen verklaarde onder feit 1 rechtstreeks schade is toegebracht. Nu het gevorderde bedrag niet is betwist en nu aan de verdachte voor dat feit een straf zal worden opgelegd, kan deze vordering worden toegewezen.
De rechtbank zal dit dan ook doen, maar wel met uitzondering van een gedeelte van de materiële schade en immateriële schade.
Ten aanzien van de materiële schade zal de rechtbank de benadeelde partij ten aanzien van de post die betrekking heeft op de telefoon voor een bedrag van € 299,00 niet-ontvankelijk verklaren, nu onvoldoende is komen vast te staan er sprake is van een rechtstreeks verband tussen de schade en het feit waarvoor de verdachte is veroordeeld.
Ten aanzien van de immateriële schade zal de rechtbank gebruikmaken van haar schattingsbevoegdheid en zal zij het de immateriële schade naar redelijkheid vaststellen op een bedrag van € 5.000,00. Zij zal de benadeelde partij in het meerdere van de gevorderde immateriële schade niet-ontvankelijk verklaren. Ten aanzien van dit gedeelte bepaalt de rechtbank dat de benadeelde dit deel van zijn vordering desgewenst aan de burgerlijke rechter kan voorleggen.
De rechtbank zal een bedrag van € 5.234,13 toewijzen en de verdachte veroordelen tot betaling van de wettelijke rente tot aan de dag van volledige voldoening. De datum vanaf wanneer de wettelijke rente zal gaan lopen wordt vastgesteld op 14 augustus 2016, de dag waarop de schade is ingetreden.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 36f, 45, 57, 285, 287, 302 en 350 van het Wetboek van Strafrecht, de artikelen 7, 176 en 179a van de Wegenverkeerswet 1994 en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
- spreekt de verdachte vrij van het onder feit 1, primair, tenlastegelegde;
Bewezenverklaring
  • verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hierboven onder 3.3 is omschreven;
  • spreekt de verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezenverklaarde de strafbare feiten oplevert zoals hierboven onder 4 is omschreven;
  • verklaart de verdachte strafbaar;
Straf
  • veroordeelt de verdachte tot een
  • beveelt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van deze gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
  • veroordeelt verdachte tot een
Ben
adeelde partijen en schadevergoedingsmaatregelen
  • verklaart de benadeelde partij,
  • wijstde vordering van de benadeelde partij
    voor het overige toeen veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij te betalen
    € 822,87, bestaande uit € 22,87 aan materiële schade en € 800,00 immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente te berekenen over de periode van 14 augustus 2016 tot aan de dag van de volledige voldoening;
  • veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij in het kader van deze procedure gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, begroot tot heden op nihil;
  • legt aan de verdachte de verplichting op tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer, [slachtoffer 1] , van € 822,87, bij niet betaling en verhaal te vervangen door 16 dagen hechtenis, met dien verstande dat de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft, te vermeerderen met de wettelijke rente te berekenen over de periode vanaf 14 augustus 2016 tot aan de dag van de volledige voldoening;
  • bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de staat in zoverre komt te vervallen;
  • bepaalt dat de vordering van de benadeelde partij
  • wijstde vordering van de benadeelde partij
    voor het overige toeen veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij te betalen
    € 11.126,59, bestaande uit € 6.126,59 aan materiële schade en € 5.000,00 aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente te berekenen over de periode van 14 augustus 2016 tot aan de dag van de volledige voldoening;
  • veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij in het kader van deze procedure gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, begroot tot heden op nihil;
  • legt aan de verdachte de verplichting op tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer, [slachtoffer 3] , van € 11.126,59, bij niet betaling en verhaal te vervangen door 90 dagen hechtenis, met dien verstande dat de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft, te vermeerderen met de wettelijke rente te berekenen over de periode vanaf 14 augustus 2016 tot aan de dag van de volledige voldoening;
  • bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de staat in zoverre komt te vervallen;
  • verklaart de benadeelde partij,
  • bepaalt dat de vordering van de benadeelde partij ten aanzien van een gedeelte van de immateriële schade, te weten € 7.000,00
  • wijstde vordering van de benadeelde partij
    voor het overige toeen veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij te betalen
    € 5.234,13, bestaande uit € 234,13 aan materiële schade en € 5000,00 aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente te berekenen over de periode van 14 augustus 2016 tot aan de dag van de volledige voldoening;
  • veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij in het kader van deze procedure gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, begroot tot heden op nihil;
  • legt aan de verdachte de verplichting op tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer, [slachtoffer 4] , van € 5.234,13, bij niet betaling en verhaal te vervangen door 61 dagen hechtenis, met dien verstande dat de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft, te vermeerderen met de wettelijke rente te berekenen over de periode vanaf 14 augustus 2016 tot aan de dag van de volledige voldoening;
  • bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de staat in zoverre komt te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.J.A.G. van Baal, voorzitter, mr. M.B. Bax en mr. D. Osmić, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.K. Klompe, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 14 december 2018.
Buiten staat
Mr. M.J.A.G. van Baal en mr. M.K. Klompe zijn niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
BIJLAGE: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
1.
hij op een of meer momenten op of omstreeks 14 augustus 2016
in de gemeente Roerdalen,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 1]
en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] ,
(telkens) opzettelijk van het leven te beroven, met dat opzet met een door
hem, verdachte, bestuurde personenauto met hoge snelheid tegen een ander
voertuig, waarin die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] zich
bevond(en), is gereden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf
niet is voltooid;
Subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden, dat:
hij op een of meer momenten op of omstreeks 14 augustus 2016
in de gemeente Roerdalen,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 1]
en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] (telkens)
opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet met een
door hem, verdachte, bestuurde personenauto met hoge snelheid tegen een ander
voertuig, waarin die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] zich
bevond(en), is gereden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf
niet is voltooid;
meer subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling
mocht of zou kunnen leiden, dat:
hij op een of meer momenten op of omstreeks 14 augustus 2016 in de gemeente
Roerdalen, [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of
[slachtoffer 4] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht,
althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte (telkens) opzettelijk
dreigend met een door hem, verdachte, bestuurde personenauto met hoge snelheid
tegen een ander voertuig, waarin die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3]
en/of [slachtoffer 4] zich bevond(en) gereden;
2.
hij op of omstreeks 14 augustus 2016 in de gemeente Roerdalen
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 4] ,
opzettelijk van het leven te beroven, met dat opzet met een door hem,
verdachte, bestuurde personenauto met hoge snelheid op die [slachtoffer 4] is ingereden,
althans in de richting van die [slachtoffer 4] heeft gereden, terwijl de uitvoering van
dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden, dat:
hij op of omstreeks 14 augustus 2016 in de gemeente Roerdalen ter uitvoering
van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 4] opzettelijk
zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet met een door hem,
verdachte, bestuurde personenauto met hoge snelheid op die [slachtoffer 4] is ingereden,
althans in de richting van die [slachtoffer 4] heeft gereden, terwijl de uitvoering van
dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
meer subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling
mocht of zou kunnen leiden, dat:
hij op of omstreeks 14 augustus 2016 te Posterholt, in elk geval in de
gemeente Roerdalen, [slachtoffer 4] heeft mishandeld door met een door hem,
verdachte, bestuurde personenauto met hoge snelheid op die [slachtoffer 4] in te rijden;
3.
hij op of omstreeks 14 augustus 2016 in de gemeente Roerdalen
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 2]
opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet
met een door hem, verdachte, bestuurde personenauto in de richting van die
[slachtoffer 2] is gereden en/of met een bijl, althans een scherp en/of hard
voorwerp ,tegen de rug, althans het lichaam, van die [slachtoffer 2] heeft
geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden, dat:
hij op of omstreeks 14 augustus 2016 in de gemeente Roerdalen [slachtoffer 2]
heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans
met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend met een
door hem, verdachte, bestuurde personenauto in de richting van die [slachtoffer 2]
gereden;
en/of
hij op of omstreeks 14 augustus 2016 in de gemeente Roerdalen [slachtoffer 2]
heeft mishandeld door die [slachtoffer 2] met met een bijl, althans een
scherp en/of hard voorwerp, tegen de rug, althans het lichaam, te slaan;
art 300 Wetboek van Strafrecht
4.
hij, als degene die al dan niet als bestuurder van een motorrijtuig betrokken
was geweest bij een verkeersongeval dat had plaatsgevonden in de gemeente
Roerdalen op/aan de kruising de Echterboschlaan, de Haarenderweg en de
Postertweg, op of omstreeks 14 augustus 2016 de (voornoemde) plaats van
vorenbedoeld ongeval heeft verlaten, terwijl bij dat ongeval, naar hij wist of
redelijkerwijs moest vermoeden, aan een ander (te weten [slachtoffer 5] ) letsel
en/of schade was toegebracht;
5.
hij op of omstreeks 14 augustus 2016 in de gemeente Roerdalen, opzettelijk en
wederrechtelijk een goed, te weten een personenauto (van het merk Ford, type
Focus, kleur blauw met kenteken [kenteken 2] ), dat geheel of ten dele aan een
ander toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 5] heeft vernield en/of beschadigd;
6.
hij op of omstreeks 14 augustus 2016 in de gemeente Roerdalen, opzettelijk en
wederrechtelijk een goed, te weten een (voordeur)ruit, dat geheel of ten dele
aan een ander toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 6] heeft vernield;
7.
hij op of omstreeks 30 april 2016 te Posterholt, in elk geval in de gemeente
Roerdalen, een wapen van categorie III, te weten een alarmpistool, en/of
munitie van categorie III, te weten 42 patronen, voorhanden heeft gehad;
De in deze tenlastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover
daaraan in de Wet wapens en munitie betekenis is gegeven, geacht in dezelfde
betekenis te zijn gebezigd.

Voetnoten

1.Waar hierna, onder feit 1 tot en met feit 6, wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van politie Eenheid Limburg, District Noord- en Midden-Limburg, Basisteam Echt, proces-verbaalnummer PL2300-2016168215, gesloten d.d. 21 september 2016, doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 143.
2.Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 1] d.d. 14 augustus 2016, pagina’s 12, 14, 15 en 16.
3.Proces-verbaal van verhoor aangever [slachtoffer 2] d.d. 14 augustus 2016, pagina’s 22 t/m 24.
4.Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 3] d.d. 15 augustus 2016, pagina’s 26 t/m 28.
5.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 14 augustus 2016, pagina 7 in samenhang bezien met de afbeeldingen van een Hyundai E10 met het kenteken [kenteken 1] , pagina’s 78 t/m 81 en 95, 96.
6.Proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer 4] d.d. 18 augustus 2016, pagina’s 46 en 47.
7.Proces-verbaal van verhoor van verdachte d.d. 6 september 2016, pagina 140.
8.Proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer 4] d.d. 18 augustus 2016, pagina 47.
9.Afbeeldingen van het letsel van [slachtoffer 4] , pagina’s 50, 51 en 52.
10.Afbeelding van de getuige [slachtoffer 4] , pagina 84.
11.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] d.d. 19 augustus 2016, pagina’s 59 en 60.
12.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 3] d.d. 23 augustus 2016, pagina’s 63 en 64.
13.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 4] d.d. 22 augustus 2016, pagina’s 66 en 67.
14.Proces-verbaal van verhoor van verdachte d.d. 6 september 2016, pagina 140.
15.Proces-verbaal van verhoor van aangever [slachtoffer 2] d.d. 14 augustus 2016, pagina’s 22 en 24.
16.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 14 augustus 2016, pagina 7.
17.Afbeeldingen van het letsel van [slachtoffer 2] , pagina 74 t/m 77.
18.Proces-verbaal aangever [slachtoffer 5] d.d. 14 augustus 2016, pagina 72.
19.Proces-verbaal van verhoor aangever [slachtoffer 5] d.d. 31 augustus 2016, pagina’s 36 en 37.
20.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 5] d.d. 14 augustus 2016, pagina 53.
21.Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 1] d.d. 14 augustus 2016, pagina’s 16 en 17.
22.Proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer 4] d.d. 18 augustus 2016, pagina 46.
23.Proces-verbaal van verhoor aangever [slachtoffer 5] d.d. 31 augustus 2016, pagina’s 36, 37 en 38.
24.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 31 augustus 2016, pagina’s 39, 42 en 43.
25.Proces-verhoor aangever [slachtoffer 2] d.d. 14 augustus 2016, pagina 24.
26.Proces-verbaal aangifte [slachtoffer 6] d.d. 17 augustus 2016, pagina 30.
27.Proces-verbaal aangifte [slachtoffer 6] d.d. 17 augustus 2016, pagina’s 34 en 35.
28.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] d.d. 30 augustus 2016, pagina’s 68 t/m 70.
29.Proces-verhoor aangever [slachtoffer 2] d.d. 14 augustus 2016, pagina 24.
30.Waar hierna, onder feit 7, wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van politie Eenheid Limburg, District Noord- en Midden-Limburg, Basisteam Echt, proces-verbaalnummer PL2300-2016076875, gesloten d.d. 31 maart 2017, doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 24.
31.Verslag van binnentreden woning ex art. 10 Awbi d.d. 30 april 2016, pagina 4 in samenhang bezien met de machtiging tot binnentreden d.d. 30 april 2016, pagina 3.
32.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 12 september 2016, pagina 7.
33.Kennisgeving van inbeslagneming artikel 94 Wetboek van Strafvordering, pagina’s 5 en 6.
34.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 10 augustus 2016, pagina’s 9 t/m 12.
35.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 15 november 2016, pagina’s 13 en 15.
36.Proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 30 april 2016, pagina’s 16 en 17.