Parketnummer: 24-001775-08
Parketnummer eerste aanleg: 19-830104-08
Arrest van 23 maart 2009 van het gerechtshof te Leeuwarden, meervoudige strafkamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Assen van 1 juli 2008 in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren op [1968] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [adres],
thans verblijvende in P.I. Veenhuizen, gevangenis Norgerhaven te Veenhuizen,
verschenen in persoon, bijgestaan door zijn raadsman mr. W. de Kleine, advocaat te Emmen.
Het vonnis waarvan beroep
De rechtbank Assen heeft de verdachte bij het vonnis wegens misdrijven veroordeeld tot een straf (vier jaar gevangenisstraf, waarvan een jaar voorwaardelijk), heeft beslist op de vorderingen tot schadevergoeding van de benadeelde partijen en heeft schadevergoedingsmaatregelen opgelegd, zoals in dat vonnis omschreven.
Gebruik van het rechtsmiddel
De verdachte is op de voorgeschreven wijze en tijdig in hoger beroep gekomen.
Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
De vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof verdachte ter zake van het onder 1 primair, 2 en 3 ten laste gelegde zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van drie jaar, waarvan één jaar voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaren, met als bijzondere voorwaarde reclasseringsbegeleiding, mede inhoudende het volgen van een behandeling bij de AFPN.
De advocaat-generaal heeft voorts gevorderd dat het hof de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde 1] geheel zal toewijzen met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel, dat het hof de vorderingen tot schadevergoeding van de benadeelde partijen [benadeelde 2], [benadeelde 3] en [benadeelde 4] zal toewijzen tot een bedrag van, ieder, € 1.500, -, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel, en dat het hof deze vorderingen voor het overige niet-ontvankelijk zal verklaren.
De beslissing op het hoger beroep
Het hof zal het vonnis vernietigen en opnieuw recht doen.
Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 16 april 2008 in de gemeente [gemeente] ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk en met voorbedachten rade [benadeelde 1] en/of [benadeelde 3] en/of [benadeelde 4] en/of [slachtoffer 1] en/of [benadeelde 2] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] van het leven te beroven, althans zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, meermalen, met een door hem, verdachte bestuurd motorvoertuig, met hoge snelheid, rijdend op de openbare weg, een motorvoertuig (personenbus), waarin zich de eerder genoemde personen bevonden, is gevolgd en/of (deels) heeft ingehaald en/of heeft aangereden en/of op dat motorvoertuig is ingereden en/of na een inhaalmanouvre, dat motorvoertuig, onverhoeds, de doorgang heeft belemmerd, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op of omstreeks 16 april 2008 in de gemeente [gemeente] opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [benadeelde 3]), meermalen, met kracht, heeft gestompt/geslagen en/of vast gepakt en/of een kopstoot gegeven, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
3.
hij op of omstreeks 16 april 2008 in de gemeente [gemeente] [benadeelde 3] en/of [benadeelde 4] en/of [slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend een mes in zijn hand gehouden en/of met dat mes gezwaaid, althans dat mes getoond en/of (daarbij) deze dreigend de woorden toegevoegd : "ik maak jullie dood, ik steek jullie neer", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.
Het hof beschouwt het in de negende regel van feit 1 vermelde 'inhaalmanouvre' en het in de tweede regel van feit 3 vermelde '[slachtoffer 1]' als kennelijke misslagen en leest dit verbeterd als 'inhaalmanoeuvre' respectievelijk '[slachtoffer 1]'. Hierdoor wordt verdachte niet in enig belang geschaad.
Vrijspraak
Het hof zal de verdachte vrijspreken van de hem onder 1 impliciet primair ten laste gelegde poging tot moord, omdat het hof niet wettig en overtuigend bewezen acht dat verdachte met voorbedachten rade heeft gehandeld. Verdachte handelde in een paniektoestand in een reeks van opeenvolgende gebeurtenissen. Er is geen moment van kalm beraad en rustig overleg geweest.
Bewijsoverweging met betrekking tot feit 1
Namens verdachte is aangevoerd dat hij niet opzettelijk heeft gehandeld omdat het nooit verdachtes bedoeling is geweest om de slachtoffers van het leven te beroven.
Het hof verwerpt het verweer en overweegt als volgt.
Van opzet op een bepaald gevolg kan niet alleen sprake zijn als de verdachte met de bedoeling handelde om een bepaald gevolg te laten intreden, maar ook als hij gezien zijn handelingen willens en wetens de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat een bepaald gevolg intreedt. Bepaalde gedragingen kunnen naar hun uiterlijke verschijningsvorm worden aangemerkt als zo zeer op een bepaald gevolg gericht te zijn geweest dat het, behoudens aanwijzingen voor het tegendeel, niet anders kan zijn geweest dan dat verdachte de kans op het desbetreffende gevolg heeft aanvaard.
Met een personenauto op hoge snelheid meermalen van achteren en op de zijkant van een ook met hoge snelheid rijdende personenbus/taxibus inrijden, brengt naar algemene ervaringsregels het grote risico met zich mee dat zo'n personenbus van de weg raakt, kantelt of ergens tegen aan botst. Een dergelijk ongeval veroorzaakt niet zelden de dood van de inzittenden van zo'n personenbus.
Het risico dat een dergelijk gevolg intreedt - de dood van de inzittenden van de personenbus - bestaat eveneens indien men een personenauto onverhoeds dwars op de weg voor zo'n aanrijdend busje zet, waardoor de chauffeur van die personenbus genoodzaakt is uit te wijken, de tussenberm moet oprijden en gedwongen wordt op de rijstrook voor het tegemoet komende verkeer te rijden.
Hoewel het hof aannemelijk acht dat het motief van verdachtes handelingen gelegen is geweest in het terughalen van zijn twee kinderen die ook in de personenbus zaten, heeft verdachte gezien zijn handelingen besloten om naar middelen te grijpen die de aanmerkelijke kans in het leven riepen dat de inzittenden van de personenbus om het leven zouden komen. Door zo te handelen kan het niet anders zijn geweest dan dat verdachte de gevolgen van zijn handelingen heeft aanvaard.
Bewezenverklaring
Het hof verklaart ten laste van verdachte bewezen dat
1.
hij op 16 april 2008 in de gemeente [gemeente] ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [benadeelde 1] en [benadeelde 3] en [benadeelde 4] en [slachtoffer 1] en [benadeelde 2] en [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] van het leven te beroven, met dat opzet, meermalen, met een door hem, verdachte bestuurd motorvoertuig, met hoge snelheid, rijdend op de openbare weg, een motorvoertuig (personenbus), waarin zich de eerder genoemde personen bevonden, is gevolgd en heeft ingehaald en heeft aangereden en op dat motorvoertuig is ingereden en na een inhaalmanoeuvre, dat motorvoertuig, onverhoeds, de doorgang heeft belemmerd, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op 16 april 2008 in de gemeente [gemeente] opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [benadeelde 3]), meermalen, met kracht, heeft geslagen en een kopstoot gegeven, waardoor deze pijn heeft ondervonden;
3.
hij op 16 april 2008 in de gemeente [gemeente] [benadeelde 3] en/of [benadeelde 4] en/of [slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte dezen dreigend de woorden toegevoegd: "ik maak jullie dood, ik steek jullie neer".
Het hof acht niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld onder 1 impliciet subsidiair, 2 en 3 meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen.
Kwalificatie
Het bewezen verklaarde levert respectievelijk op de misdrijven:
feit 1:
poging tot doodslag, meermalen gepleegd;
feit 3:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.
Strafbaarheid
De raadsman heeft ter terechtzitting van het hof aangevoerd dat ter zake van het als feit 2 ten laste gelegde sprake is geweest van een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding waartegen verdachte zich noodzakelijkerwijs moest verdedigen. Verdachte kon zich als gevolg van zijn spieratrofie niet goed verdedigen en moest, aldus de raadsman, wel een kopstoot uitdelen om te voorkomen dat hij meer klappen kreeg.
Het hof verwerpt het verweer. Een beroep op noodweer kan alleen slagen indien sprake is geweest van een ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding jegens verdachte. Het hof acht geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden waaruit zo'n aanranding blijkt. Integendeel. Gebleken is dat verdachte degene was die het initiatief tot de confrontatie nam door dreigend op [benadeelde 3] af te lopen en geweld heeft gebruikt en dat [benadeelde 3] zich toen moest verdedigen tegen die aanval van verdachte.
Omtrent verdachte is op 27 mei 2008 een rapport opgemaakt door drs. G. de Jong, psycholoog.
Deze deskundige komt tot het oordeel dat ten tijde van plegen van de ten laste gelegde feiten bij verdachte sprake was van een ziekelijke stoornis in de zin van een aanpassingsstoornis met gemengde stoornis van emoties en gedrag. De deskundige komt tot het oordeel dat het ten laste gelegde verdachte gezien de ziekelijke stoornis in verminderde mate moet worden toegerekend.
Het hof neemt deze conclusie over en maakt deze tot de zijne. Het hof is derhalve van oordeel dat het bewezenverklaarde feit aan verdachte kan worden toegerekend, zij het in verminderde mate.
Gelet hierop en voorts in aanmerking genomen dat overigens ten opzichte van verdachte geen strafuitsluitingsgronden aanwezig worden geacht, acht het hof verdachte strafbaar.
Strafmotivering
Het hof heeft gelet op de aard en de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd en de persoon van verdachte. Het hof heeft hierbij in het bijzonder het navolgende in beschouwing genomen.
Verdachte heeft op 16 april 2008 met zijn auto een taxibusje achtervolgd, waarin zich zeven personen bevonden, waaronder de twee jonge kinderen van verdachte. Deze achtervolging vond plaats met hoge snelheid op de openbare weg, binnen de bebouwde kom van [plaats]. Verdachte is gedurende deze achtervolging meermalen ingereden op het taxibusje en heeft zijn auto op een gegeven moment zelfs voor het busje dwars over de weg gezet, zodat de chauffeur van het busje zich genoodzaakt zag over de middenberm en tegen het verkeer in verder te rijden. Verdachte verkeerde op dat moment in een panieksituatie, waarin hij zelfs degenen die hem het meest dierbaar zijn, zijn twee kinderen, heeft blootgesteld aan het risico van de dood. Het is slechts aan het goede en deskundige optreden van de taxichauffeur te danken dat het busje niet is verongelukt en dat er geen slachtoffers zijn gevallen onder de passagiers. Verdachte heeft als gevolg van het dit feit gevoelens van grote angst en schrik veroorzaakt, zowel bij de inzittenden van het taxibusje als bij passanten. Uit de toelichting op hun vorderingen als benadeelde partij komt naar voren dat het gebeuren voor de inzittenden van het taxibusje een traumatische ervaring is geweest, die in diverse verschijningsvormen invloed heeft op hun dagelijks leven.
Verder heeft verdachte [benadeelde 3] mishandeld door hem te slaan en een kopstoot te geven. Hierdoor heeft verdachte inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer. Ook heeft verdachte [benadeelde 3] en [benadeelde 4] en [slachtoffer 1] bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht. Verdachte heeft hierdoor bij de slachtoffers gevoelens van angst veroorzaakt.
Het hof heeft bij het bepalen van de straf tevens rekening gehouden met het de verdachte betreffende Uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 20 januari 2009, waaruit blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld ter zake van strafbare feiten.
Het hof heeft tevens in aanmerking genomen de persoonlijke omstandigheden van verdachte zoals deze door hem en zijn raadsman ter terechtzitting van het hof naar voren zijn gebracht, en zoals die blijken uit het rapport van de Reclassering Nederland van 12 juni 2008 en uit bovengenoemd rapport van psycholoog De Jong van 27 mei 2008.
Uit het rapport van psycholoog De Jong blijkt onder meer dat bij verdachte sprake is van een ziekelijke stoornis in de zin van een aanpassingsstoornis met gemengde stoornis van emoties en gedrag. Deze ziekelijke stoornis kan tot gevolg hebben dat verdachte (te) snel ontremd raakt c.q. agressief grensoverschrijdend gedrag vertoont, wanneer hij zich bedreigd voelt of wanneer er zich bedreigende omstandigheden voordoen zoals ten tijde van het ten laste gelegde. Ter preventie van recidive is het wenselijk dat verdachte begeleiding krijgt door de reclassering en dat een behandeling van de stoornis plaatsvindt bij de AFPN. Deze begeleiding/behandeling zou plaats kunnen vinden in het kader van een gedeeltelijk voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf, aldus de deskundige.
In het voorlichtingsrapport van Reclassering Nederland wordt geadviseerd om verdachte een gecombineerde straf op te leggen met een zo groot mogelijk voorwaardelijk deel, waaraan de bijzondere voorwaarde van reclasseringstoezicht wordt gekoppeld, zodat verdachte een stok achter de deur heeft om begeleiding en behandeling vol te houden.
Ten slotte heeft het hof bij de strafoplegging rekening gehouden met de vaststelling dat - zoals hierboven nader uiteengezet - de bewezen verklaarde feiten aan verdachte in verminderde mate kunnen worden toegerekend.
Hetgeen hiervoor is overwogen maakt dat aan verdachte een vrijheidsbenemende straf van aanmerkelijke duur moet worden opgelegd. In afwijking van het oordeel daaromtrent van de rechter in eerste aanleg en de advocaat-generaal, kan het hof uit de bewijsmiddelen niet afleiden dat er sprake is geweest van voorbedachte raad. Desondanks is het hof van oordeel dat de door de advocaat-generaal gevorderde straf recht doet aan de ernst en aard van de bewezenverklaarde feiten, met name feit 1. Het hof zal - conform de vordering van de advocaat-generaal en het vonnis van de rechtbank - een deel van deze gevangenisstraf voorwaardelijk opleggen. Het hof legt verdachte een gevangenisstraf op van kortere duur dan door de rechtbank is opgelegd, nu uit het vonnis van de rechtbank noch uit het proces-verbaal van de terechtzitting van de rechtbank blijkt dat de rechtbank rekening heeft gehouden met de op 1 juli 2008 in werking getreden wetswijziging, waarbij de vervroegde invrijheidstelling is vervangen door een voorwaardelijke invrijheidstelling, welke als consequentie heeft dat verdachte het onvoorwaardelijk deel van de in eerste aanleg opgelegde straf volledig dient te ondergaan.
Om verdachte de steun te bieden die noodzakelijk is om recidive te voorkomen, verbindt het hof aan het voorwaardelijk deel van de gevangenisstraf de bijzondere voorwaarde dat verdachte zich onder toezicht zal stellen van de reclassering en zich aan de aanwijzingen van deze instelling dient te houden, ook als dit inhoudt het volgen van een behandeling bij de AFPN.
Benadeelde partij [benadeelde 1]
Uit het onderzoek ter terechtzitting van het hof is gebleken, dat de benadeelde partij [benadeelde 1] zich in het geding in eerste aanleg heeft gevoegd en dat de vordering in eerste aanleg geheel is toegewezen. Derhalve duurt de voeging ter zake van de gehele vordering tot schadevergoeding in het geding in hoger beroep voort.
Vast is komen te staan dat de benadeelde partij als direct gevolg van het onder 1 impliciet subsidiair bewezen verklaarde feit schade heeft geleden. In totaal wordt bij wijze van voorschot een bedrag van € 1.534,56 gevorderd, waarvan € 34,56 aan materiële schade en € 1.500, - aan immateriële schade. Deze met bewijsstukken gestaafde vordering van de benadeelde partij is van de zijde van verdachte niet weersproken. De advocaat-generaal heeft geconcludeerd dat de vordering toegewezen kan worden.
Het hof verstaat de vordering aldus, dat dit bedrag slechts strekt tot vergoeding van een gedeelte van de schade die rechtstreeks is geleden door het onder 1 impliciet subsidiair bewezen verklaarde feit. Het hof is van oordeel dat voldoende is komen vast te staan dát immateriële schade is geleden en dat deze tenminste € 1.500, - bedraagt. Ook het bedrag aan materiële schade, te weten € 34,56 aan reiskosten, is genoegzaam vast komen te staan. Het hof zal derhalve de gehele vordering toewijzen.
Gelet op het vorenstaande dient verdachte, als de in het ongelijk gestelde partij, te worden veroordeeld in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot aan deze uitspraak begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
Aangezien verdachte jegens voornoemd slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het strafbare feit is toegebracht en het belang van het slachtoffer ermee is gediend, zal het hof voormeld bedrag tevens toewijzen in de vorm van een schadevergoedingsmaatregel.
Benadeelde partij [benadeelde 2]
Uit het onderzoek ter terechtzitting van het hof is gebleken, dat de benadeelde partij Baas zich in het geding in eerste aanleg heeft gevoegd en dat de vordering in eerste aanleg deels is toegewezen en deels niet-ontvankelijk is verklaard. De benadeelde partij heeft zich binnen de grenzen van de eerste vordering in het geding in hoger beroep opnieuw gevoegd. Derhalve duurt de voeging ter zake van de in eerste aanleg gedane vordering tot schadevergoeding in het geding in hoger beroep voort.
Vast is komen te staan dat de benadeelde partij als direct gevolg van het onder 1 impliciet subsidiair bewezen verklaarde feit schade heeft geleden. In totaal wordt een bedrag van € 5.000, - aan immateriële schade gevorderd. De advocaat-generaal heeft geconcludeerd dat de vordering toegewezen kan worden tot een bedrag van € 1.500, -. De vordering van de benadeelde partij is van de zijde van verdachte niet weersproken.
Het hof is van oordeel dat de hoogte van de schade genoegzaam vast is komen te staan tot een bedrag van € 1.500, -. De vordering van de benadeelde partij zal voor het meerdere, als zijnde onvoldoende onderbouwd niet-ontvankelijk worden verklaard, met bepaling, dat de benadeelde partij de vordering in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Gelet op het vorenstaande dient verdachte, als de in het ongelijk gestelde partij, te worden veroordeeld in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot aan deze uitspraak begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
Aangezien verdachte jegens voornoemd slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het strafbare feit is toegebracht en het belang van het slachtoffer ermee is gediend, zal het hof voormeld bedrag tevens toewijzen in de vorm van een schadevergoedingsmaatregel.
Benadeelde partij [benadeelde 3]
Uit het onderzoek ter terechtzitting van het hof is gebleken, dat de benadeelde partij
[benadeelde 3] zich in het geding in eerste aanleg heeft gevoegd en dat de vordering in eerste aanleg deels is toegewezen en deels niet-ontvankelijk is verklaard. De benadeelde partij heeft zich binnen de grenzen van de eerste vordering in het geding in hoger beroep opnieuw gevoegd. Derhalve duurt de voeging ter zake van de in eerste aanleg gedane vordering tot schadevergoeding in het geding in hoger beroep voort.
Vast is komen te staan dat de benadeelde partij als direct gevolg van de bewezen verklaarde feiten schade heeft geleden. In totaal wordt een bedrag van € 5.158,70 gevorderd, waarvan € 158,70 aan materiële schade en € 5.000, - aan immateriële schade. De advocaat-generaal heeft geconcludeerd dat de vordering toegewezen kan worden tot een bedrag van € 1.500, -. De vordering van de benadeelde partij is van de zijde van verdachte onvoldoende weersproken, nu verdachte slechts heeft aangevoerd, dat de benadeelde partij niet beloond moet worden, omdat hij de oorzaak is van de situatie.
Het hof is van oordeel dat de hoogte van de immateriële schade genoegzaam vast is komen te staan tot een bedrag van
€ 1.500, -. Ook het bedrag aan materiële schade, te weten € 158,70 aan taxikosten, is genoegzaam vast komen te staan. De vordering van de benadeelde partij zal voor het meerdere, als zijnde onvoldoende onderbouwd niet-ontvankelijk worden verklaard, met bepaling, dat de benadeelde partij de vordering in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Gelet op het vorenstaande dient verdachte, als de in het ongelijk gestelde partij, te worden veroordeeld in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot aan deze uitspraak begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
Aangezien verdachte jegens voornoemd slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het strafbare feit is toegebracht en het belang van het slachtoffer ermee is gediend, zal het hof voormeld bedrag tevens toewijzen in de vorm van een schadevergoedingsmaatregel.
Benadeelde partij [benadeelde 4]
Uit het onderzoek ter terechtzitting van het hof is gebleken, dat de benadeelde partij [benadeelde 4] zich in het geding in eerste aanleg heeft gevoegd en dat de vordering in eerste aanleg deels is toegewezen en deels niet-ontvankelijk is verklaard. De benadeelde partij heeft zich binnen de grenzen van de eerste vordering in het geding in hoger beroep opnieuw gevoegd. Derhalve duurt de voeging ter zake van de in eerste aanleg gedane vordering tot schadevergoeding in het geding in hoger beroep voort.
Vast is komen te staan dat de benadeelde partij als direct gevolg van het onder 1 impliciet subsidiair bewezen verklaarde feit schade heeft geleden. In totaal wordt een bedrag van € 5.000, - aan immateriële schade gevorderd. De advocaat-generaal heeft geconcludeerd dat de vordering toegewezen kan worden tot een bedrag van € 1.500, -. De vordering van de benadeelde partij is van de zijde van verdachte niet weersproken.
Het hof is van oordeel dat de hoogte van de schade genoegzaam vast is komen te staan tot een bedrag van € 1.500, -.
De vordering van de benadeelde partij zal voor het meerdere, als zijnde onvoldoende onderbouwd niet-ontvankelijk worden verklaard, met bepaling, dat de benadeelde partij de vordering in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Gelet op het vorenstaande dient verdachte, als de in het ongelijk gestelde partij, te worden veroordeeld in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot aan deze uitspraak begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
Aangezien verdachte jegens voornoemd slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het strafbare feit is toegebracht en het belang van het slachtoffer ermee is gediend, zal het hof voormeld bedrag tevens toewijzen in de vorm van een schadevergoedingsmaatregel.
Toepassing van wetsartikelen
Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 36f, 45, 57, 285, 287 en 300 van het Wetboek van Strafrecht.
De uitspraak
HET HOF,
RECHT DOENDE OP HET HOGER BEROEP:
vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en opnieuw recht doende:
verklaart het verdachte onder 1 impliciet primair ten laste gelegde niet bewezen en spreekt hem daarvan vrij;
verklaart het verdachte onder 1 impliciet subsidiair, 2 en 3 ten laste gelegde bewezen en kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart deze feiten en verdachte strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld onder 1 impliciet subsidiair, 2 en 3 meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij;
veroordeelt verdachte [verdachte] tot gevangenisstraf voor de duur van drie jaren;
beveelt, dat van de gevangenisstraf een gedeelte van één jaar, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd van drie jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt, of de hierna te noemen bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd;
stelt als bijzondere voorwaarde:
- dat de veroordeelde zich zal stellen onder toezicht van de Stichting Reclassering Nederland en zich zal gedragen naar de aanwijzingen van die instelling, ook als dit inhoudt het volgen van een behandeling bij de AFPN;
- draagt genoemde instelling op de veroordeelde bij de naleving van de voorwaarden hulp en steun te verlenen;
beveelt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van het onvoorwaardelijk deel van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering wordt gebracht;
wijst toe de vordering van de benadeelde partij, [benadeelde 1], p.a. SSR Rechtsbijstand, t.a.v. L.B. Ham, gevestigd te [vestigingsplaats], tot een bedrag van duizend vijfhonderdvierendertig euro en zesenvijftig cent;
veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt - tot aan deze uitspraak begroot op nihil - en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan verdachte tevens de verplichting op tot betaling aan de Staat van duizend vijfhonderdvierendertig euro en zesenvijftig cent ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde 1], p.a. SSR Rechtsbijstand, L.B. Ham, te Zoetermeer;
beveelt dat vervangende hechtenis voor de duur van dertig dagen zal worden toegepast, indien noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt;
bepaalt dat indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat van bovenvermeld bedrag, de verplichting om te voldoen aan de vordering van de benadeelde partij komt te vervallen, alsmede dat, indien veroordeelde aan de vordering van de benadeelde partij heeft voldaan, de verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen;
wijst toe de vordering van de benadeelde partij, [benadeelde 2], p.a. mr. W. Coppoolse, gevestigd te [vestigingsplaats], tot een bedrag van duizend vijfhonderd euro;
verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering;
bepaalt dat de benadeelde partij de vordering in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt - tot aan deze uitspraak begroot op nihil - en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan verdachte tevens de verplichting op tot betaling aan de Staat van duizend vijfhonderd euro ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde 2], p.a. mr. W. Coppoolse, gevestigd te [vestigingsplaats];
beveelt dat vervangende hechtenis voor de duur van dertig dagen zal worden toegepast, indien noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt;
bepaalt dat indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat van bovenvermeld bedrag, de verplichting om te voldoen aan de vordering van de benadeelde partij komt te vervallen, alsmede dat, indien veroordeelde aan de vordering van de benadeelde partij heeft voldaan, de verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen;
wijst toe de vordering van de benadeelde partij, [benadeelde 3], p.a. mr. W. Coppoolse, gevestigd te [vestigingsplaats], tot een bedrag van duizend zeshonderdachtenvijftig euro en zeventig cent;
verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering;
bepaalt dat de benadeelde partij de vordering in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt - tot aan deze uitspraak begroot op nihil - en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan verdachte tevens de verplichting op tot betaling aan de Staat van duizend zeshonderdachtenvijftig euro en zeventig cent ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde 3], p.a. mr. W. Coppoolse, wonende te [woonplaats];
beveelt dat vervangende hechtenis voor de duur van drieëndertig dagen zal worden toegepast, indien noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt;
bepaalt dat indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat van bovenvermeld bedrag, de verplichting om te voldoen aan de vordering van de benadeelde partij komt te vervallen, alsmede dat, indien veroordeelde aan de vordering van de benadeelde partij heeft voldaan, de verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen;
wijst toe de vordering van de benadeelde partij, [benadeelde 4], p.a. mr. W. Coppoolse, gevestigd te [vestigingsplaats], tot een bedrag van duizend vijfhonderd euro;
verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering;
bepaalt dat de benadeelde partij de vordering in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt - tot aan deze uitspraak begroot op nihil - en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan verdachte tevens de verplichting op tot betaling aan de Staat van duizend vijfhonderd euro ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde 4], p.a. mr. W. Coppoolse, gevestigd te [vestigingsplaats];
beveelt dat vervangende hechtenis voor de duur van dertig dagen zal worden toegepast, indien noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt;
bepaalt dat indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat van bovenvermeld bedrag, de verplichting om te voldoen aan de vordering van de benadeelde partij komt te vervallen, alsmede dat, indien veroordeelde aan de vordering van de benadeelde partij heeft voldaan, de verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen.
Dit arrest is aldus gewezen door mr. W.P.M. ter Berg, voorzitter, mr. J. Hielkema en mr. J.A. Wiarda, in tegenwoordigheid van mr. W. Landstra als griffier, zijnde mr. Wiarda voornoemd buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.