ECLI:NL:RBLIM:2017:3317

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
13 april 2017
Publicatiedatum
12 april 2017
Zaaknummer
03/659019-14
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Mensenhandel, zware mishandeling en ontucht met minderjarige

In deze zaak heeft de Rechtbank Limburg op 13 april 2017 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van mensenhandel, zware mishandeling en ontucht met een minderjarige. De verdachte, geboren op 17 april 1995, werd beschuldigd van het werven en overbrengen van [slachtoffer 1], een Hongaarse vrouw, naar Nederland met het oogmerk haar in de prostitutie te laten werken. De rechtbank oordeelde dat de verdachte misbruik had gemaakt van de kwetsbare positie van [slachtoffer 1], die in financiële problemen verkeerde en onder druk van de verdachte in de prostitutie ging werken. De verdachte werd ook beschuldigd van het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan [slachtoffer 1] door haar meermalen te slaan, wat resulteerde in een gebroken kaak. Daarnaast werd de verdachte beschuldigd van ontuchtige handelingen met [slachtoffer 2], een minderjarige, waarbij hij haar seksueel misbruikte. De rechtbank achtte de verdachte schuldig aan mensenhandel, zware mishandeling en ontucht, en legde een gevangenisstraf van 20 maanden op, met aftrek van het voorarrest. De rechtbank oordeelde dat de verdachte geen inzicht had getoond in de ernst van zijn daden en dat de psychische gevolgen voor de slachtoffers aanzienlijk waren. De vorderingen van de benadeelde partijen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] werden gedeeltelijk toegewezen, waarbij de verdachte werd veroordeeld tot schadevergoeding.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Maastricht
Strafrecht
Parketnummer: 03/659019-14
Tegenspraak
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 13 april 2017
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboortegegevens verdachte] ,
zonder bekende woon- of verblijfplaats in Nederland.
De verdachte wordt bijgestaan door mr. H.P. Ruysink, advocaat kantoorhoudende te Bunde.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zittingen van 8 maart 2017, 9 maart 2017, 10 maart 2017, 13 maart 2017 en 15 maart 2017. De verdachte is op deze zittingen niet verschenen. Wel is verschenen zijn gemachtigde raadsman. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt. De rechtbank heeft het onderzoek ter terechtzitting vervolgens gesloten op 30 maart 2017.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte:
Feit 1: zich meermalen heeft schuldig gemaakt aan het medeplegen van mensenhandel ten aanzien van [slachtoffer 1] ;
Feit 2: [slachtoffer 1] zwaar lichamelijk letsel heeft toegebracht;
Feit 3: meermalen, buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd met [slachtoffer 2] die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van [slachtoffer 2] , terwijl zij de leeftijd van 12 jaren, maar nog niet van 16 jaren had bereikt
Voor zover in de tenlastelegging kennelijke schrijffouten of misslagen voorkomen, zijn die in de weergave van de tenlastelegging door de rechtbank verbeterd. De verdachte is door deze verbetering, zoals uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, niet in de verdediging geschaad.

3.De voorvragen

3.1
De ontvankelijkheid van de officier van justitie (rechtsmacht)
Onder 1 is tevens Hongarije als pleegplaats genoemd en worden verdachte ook uitvoeringshandelingen verweten die blijkens de stukken (ook) in Hongarije zouden hebben plaatsgevonden. Op grond van artikel 2 Sr is de Nederlandse strafwet van toepassing op ieder die zich in Nederland aan enig strafbaar feit schuldig maakt. Volgens vaste jurisprudentie kunnen gedragingen die buiten Nederland hebben plaatsgevonden op grond van artikel 2 Sr ook in Nederland worden vervolgd, mits deze gedragingen deel uitmaken van een strafbaar feit dat zowel in Nederland als in het buitenland is gepleegd [1] . De rechtsmacht geldt in dat geval voor het hele feitencomplex, los van het feit dat een in Nederland begane gedraging als een zelfstandig delict kan worden gezien. Om rechtsmacht te kunnen aannemen moet het dus gaan om feiten die deel uitmaken van hetzelfde feitencomplex.
De rechtbank is van oordeel dat hiervan in dit geval sprake is. De verdachte in de tenlastelegging verweten varianten van mensenhandel worden gekenmerkt door grensoverschrijdende handelingen, te weten onder meer het al dan niet tezamen en in vereniging met anderen (aan)werven van [slachtoffer 1] in Hongarije, haar vanuit Hongarije vervoeren naar Nederland, haar bewegen om zich (ook) in Nederland in de prostitutie beschikbaar te stellen en het gedurende de tenlastegelegde periode uitbuiten van [slachtoffer 1] . De aanwerving en uitbuiting vormen aldus een geheel, zodat de Nederlandse strafwet ook van toepassing is op door verdachte – binnen dit geheel – in Hongarije gepleegde handelingen en verdachte ten aanzien van de van strafbare feit deel uitmakende gedragingen die buiten Nederland hebben plaatsgevonden in Nederland kan worden vervolgd.
De Hongaarse (rechterlijke) autoriteiten hebben toestemming verleend voor de vervolging van de verdachte ten laste gelegde feiten.
Er zijn overigens geen feiten en omstandigheden gebleken die aan de vervolging van verdachte in de weg (zouden) staan, zodat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging van verdachte.
3.2
De overige voorvragen
Ten aanzien van de overige voorvragen is de rechtbank verder van oordeel dat:
  • de dagvaarding geldig is;
  • is gebleken dat de rechtbank krachtens de wettelijke bepalingen bevoegd is van het ten laste gelegde kennis te nemen;
  • er geen gronden voor schorsing der vervolging zijn gebleken.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie is van mening dat de feiten 1, 2 en 3 wettig en overtuigend bewezen kunnen worden verklaard.
Ter zake van de feiten 1 en 2 heeft de officier van justitie verwezen naar de aangifte van
[slachtoffer 1] en haar verklaringen, zoals zij deze heeft afgelegd ten overstaan van de politie en de rechter-commissaris. Deze verklaringen worden ondersteund door de bij de verdachte aangetroffen identiteitskaart op naam van ‘ [verdachte] ’, de hotelreservering bij Van der Valk te Heerlen op 26 en 27 augustus 2012 op naam van [slachtoffer 1] en de verklaring van taxichauffeur [naam taxichauffeur] . Voorts heeft de officier van justitie verwezen naar de verklaringen van [getuige 1] en [getuige 2] , beiden werkzaam bij seksclub [naam seksclub] , en naar de verklaringen van [getuige 3] , [getuige 4] en [slachtoffer 2] . De officier van justitie heeft voorts verwezen naar de verklaring van de verdachte, afgelegd ten overstaan van de politie, waarin hij heeft verklaard dat hij [slachtoffer 1] tweemaal met de vlakke hand heeft geslagen. De officier van justitie heeft tenslotte gewezen op het letsel van [slachtoffer 1] en de medische stukken dienaangaande.
De officier van justitie acht echter niet bewezen dat er sprake is van ‘medeplegen’, om welke reden de verdachte hiervan partieel dient te worden vrijgesproken.
Ter zake van feit 3 heeft de officier van justitie verwezen naar de aangifte van het slachtoffer [slachtoffer 2] en haar verklaring bij de rechter-commissaris, alsook op de getuigenverklaringen van [getuige 3] , [getuige 5] en [getuige 6] . Tenslotte heeft de officier van justitie verwezen naar de verklaring van de verdachte bij de politie, inhoudende dat hij een seksuele relatie met het slachtoffer [slachtoffer 2] heeft gehad, alsook naar de ‘schuldbekentenis’ van de verdachte in de brief die hij vanuit de gevangenis aan het slachtoffer heeft verzonden.
4.2
Het standpunt van de verdediging
Ter zake van feit 1 heeft de raadsman primair aangevoerd dat de verdachte dient te worden vrijgesproken. De raadsman heeft daartoe aangevoerd dat de verdachte geen dwang op
[slachtoffer 1] heeft uitgeoefend om in de prostitutie te werken. Zij is evenmin onder valse voorwendselen naar Nederland gekomen. Daarnaast vinden elementen van de verklaringen van [slachtoffer 1] geen steun in de processtukken en zijn deze verklaringen wisselend van aard. Om deze reden kan aan de verklaringen van [slachtoffer 1] weinig waarde worden gehecht. De raadsman heeft gesteld dat er aldus geen sprake is van mensenhandel in de zin van artikel 273f Sr. Subsidiair heeft de raadsman ter zake van feit 1 aangevoerd dat de door de verdachte toegepaste dwang zeer beperkt is.
Ter zake van feit 2 heeft de raadsman aangevoerd dat uit het procesdossier aanwijzingen volgen dat de relatie tussen de verdachte en [slachtoffer 1] was geëindigd, omdat [slachtoffer 1] een ander vriendje zou hebben. De verklaring van [slachtoffer 1] , dat de hotelkamer onder het bloed zat, wordt niet door enig ander bewijsmiddel gesteund. Er is voorts sprake van een groot tijdsverloop tussen de hotelboeking en het aantreffen van [slachtoffer 1] op station Utrecht. Tenslotte is de aanwezigheid van de verdachte in het hotel nooit vastgesteld. Nu er teveel twijfels bestaan over de mishandeling dient de verdachte te worden vrijgesproken.
Ter zake van feit 3 heeft de raadsman aangevoerd dat dit feit bewezen kan worden, gelet op de verklaring van [slachtoffer 2] , de verklaring van de verdachte en diens brief aan [slachtoffer 2] .
4.3
Het oordeel van de rechtbank [2]
Ten aanzien van feit 1 en feit 2
Bewijsmiddelen
I. Aantreffen van [slachtoffer 1] en haar letsel
Uit het proces-verbaal van bevindingen d.d. 26 oktober 2012 volgt, zakelijk weergegeven, dat [slachtoffer 1] op 14 september 2012 omstreeks 5:35 uur het bureau van de spoorwegpolitie in Utrecht is ingelopen en naar de toilet wilde. Verbalisant [verbalisant 1] zag dat de kaak van [slachtoffer 1] scheef stond ten opzichte van haar gelaat. Aan de rechterkant zat een plek ter grootte van een ei. [slachtoffer 1] had erg veel pijn, ze wreef steeds met haar hand over haar rechterwang en ze huilde. [slachtoffer 1] vertelde dat ze in de prostitutie werkte. Op de vraag hoe haar wang zo dik kwam, antwoordde [slachtoffer 1] dat ze was geslagen. Verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] hebben een ambulance laten komen. De ambulancemedewerkers vermoedden dat de kaak van [slachtoffer 1] was gebroken. [3]
Uit het proces-verbaal van bevindingen d.d. 14 september 2012 volgt, zakelijk weergegeven, dat de verbalisanten [verbalisant 3] en [verbalisant 4] hebben waargenomen dat de onderkaak van [slachtoffer 1] scheef stond ten opzichte van haar gezicht en dat de adem van [slachtoffer 1] riekte naar een kennelijk ontstoken wond. [slachtoffer 1] had hevige pijn aan haar kaak. De dienstdoende arts in het ziekenhuis zei dat de kaak van [slachtoffer 1] op drie plaatsen gebroken was. Ze zou worden opgenomen en zo spoedig mogelijk worden geopereerd. Voorts zagen de verbalisanten dat [slachtoffer 1] diverse haematome verwondingen (blauwe plekken/kneuzingen) had op haar armen en benen. [4]
Uit de brief d.d. 14 september 2012 van SEH-arts-assistent drs. R.P. Venekamp volgt, zakelijk weergegeven, dat deze heeft geconcludeerd dat er op 14 september 2012 bij [slachtoffer 1] sprake was van contusies van de clavicula rechts, een oud haematoom op de laterale zijde van de bovenarm links en drie haematomen op de laterale zijde van het bovenbeen links, alsook van een communitieve gedisloceerde mandibula fractuur. [5]
Uit de brief d.d. 2 oktober 2012 van drs. L.P.P. Stroij, arts-assistent, namens drs. A.J.W.P. Rosenberg, kaakchirurg, volgt dat [slachtoffer 1] van 14 september 2012 tot en met 25 september 2012 was opgenomen op de verpleegafdeling voor het specialisme Kaakchirurgie. Drs. L.P. Stroij heeft in dit schrijven het volgende gerelateerd:
“Aanvullend onderzoek: (…) gedisloceerde mandibulafractuur op 2 plaatsen: rechts ter plaatse van element 44 en 45, en links achter element 38. (…) Op 17-09-2012 werd onder algehele anesthesie de volgende verrichtingen uitgevoerd: (…) repositie van de fractuurdelen. (…) IMF middels staaldraden.
Decursus: het post-operatief verloop verliep ongestoord. (…) Mevrouw kon op 25-09-2012 worden ontslagen. Poliklinische controle werd afgesproken.
Conclusie: paramediaan en angulus fractuur mandibula, waarvoor repositie en IMF middels staaldraden.
Beleid: poliklinische controle 1 maal per week, gedurende 5 weken. Tegelijkertijd verzorging bij de mondhygiënist. Vloeibaar dieet tot einde IMF.” [6]
II. De verklaringen van [slachtoffer 1]
Uit het proces-verbaal van bevindingen volgt, zakelijk weergegeven, dat [slachtoffer 1] tussen 26 september 2012 en 7 november 2012 verscheidene malen is verhoord door de politie. Tijdens deze verhoren heeft zij verklaard, zakelijk weergegeven, dat zij is opgegroeid in pleeggezinnen. Toen zij eenmaal 18 was – [slachtoffer 1] is op 24 januari 2012 18 jaar geworden – is zij weer bij haar biologische moeder gaan wonen. Haar biologische moeder woonde samen met een nieuwe partner en haar twee halfbroertjes. Deze nieuwe partner werkte en de moeder van [slachtoffer 1] ontving een uitkering, omdat zij vanwege psychische problemen niet kon werken. De nieuwe partner van haar moeder werd echter ernstig ziek aan zijn alvleesklier en de medische behandeling kostte veel geld. Om die reden is [slachtoffer 1] gestopt met school. Zij is als oppashulp en als schoonmaakster gaan werken om het gezin financieel te ondersteunen. Na ongeveer tweeëneenhalve maand is zij hiermee in juni 2012 gestopt. [7]
Op 20 november 2012 heeft [slachtoffer 1] een getuigenverklaring afgelegd. Zij heeft daarin verklaard, zakelijk weergegeven, dat zij was gestopt met haar werk als schoonmaakster en oppashulp, omdat dit te weinig geld opleverde. Begin juni 2012 heeft zij haar vriend [verdachte] leren kennen. Zij vertelde [verdachte] over de financiële situatie van haar gezin. Hij stelde haar voor om als prostituee te gaan werken. [verdachte] zei gedurende een week regelmatig tegen [slachtoffer 1] dat zij op die manier veel geld kon verdienen en haar moeder daarmee zou kunnen helpen. Omdat de gezondheid van de vriend van haar moeder steeds slechter werd, besloot zij geld te verdienen om hen te helpen. [verdachte] heeft toen een foto van [slachtoffer 1] in lingerie gemaakt en deze op de website [naam website] .hu gezet onder de naam ‘ [werknaam] ’. [verdachte] zou de helft van het door [slachtoffer 1] verdiende geld krijgen. Dit was het idee van [verdachte] . [verdachte] vond dat het zo zou moeten omdat [verdachte] op het idee van het plaatsen van die foto was gekomen. [slachtoffer 1] stemde daarmee in. [verdachte] wist van de slechte gezondheid van de vriend van haar moeder en de slechte financiële situatie. Zij kreeg van [verdachte] een papiertje waarop stond wat zij allemaal moest zeggen. Voor een half uur moest zij aan een klant 5.000 Forint vragen, en voor een heel uur 10.000 Forint. [verdachte] zei dat zij het alleen met condoom moest doen. [slachtoffer 1] heeft twee dagen in het huis van [verdachte] gewerkt en zij heeft daar 10 of 12 klanten ontvangen. Het geld heeft zij met [verdachte] gedeeld. Na 4 dagen moest de advertentie opnieuw op internet worden gezet, maar [slachtoffer 1] wilde dat niet. Hij zei dat ze op straat kon gaan werken. Zij stemde daarmee in en ging samen met [verdachte] met de bus. [slachtoffer 1] moest op en neer lopen en zogenaamd op haar vriend wachten, terwijl [verdachte] in een kroeg zat en op haar lette. Zij heeft het toen met een klant in de auto gedaan. Er waren ook enkele klanten met wie zij is meegegaan naar de woning. Op het einde van de dag gaf zij [verdachte] de helft van het geld. Dat vond zij normaal. [verdachte] ging tenslotte mee, hij wist de plek. Volgens [slachtoffer 1] heeft zij die dagen in totaal ongeveer 60.000 tot 70.000 Forint verdiend. Met oppassen verdiende zij 3.000 of 4.000 Forint per dag. Zij heeft haar deel van haar inkomsten aan haar moeder gegeven. Daarna zei [slachtoffer 1] dat zij niet meer op het internet of op straat wilde werken. [verdachte] zei tegen haar dat hij ook een plek in Nederland wist. Volgens [slachtoffer 1] was de situatie van de vriend van haar moeder inmiddels verslechterd. Haar moeder was helemaal in de war en had ook psychische problemen. [slachtoffer 1] heeft toen tegen [verdachte] gezegd dat hij haar maar moest helpen en dat zij dan toch maar naar het buitenland moest gaan.
Na ongeveer 2 weken arriveerde [slachtoffer 1] met [verdachte] , op 6 juli 2012, met de Euroliner in Nederland. [verdachte] heeft de kaartjes betaald. De eerste drie weken heeft [slachtoffer 1] niet gewerkt in Nederland. Na drie weken heeft [slachtoffer 1] aan [getuige 4] gevraagd waar zij kon gaan werken. [verdachte] heeft aan [getuige 4] uitgelegd wat voor werk [slachtoffer 1] wilde gaan doen. [getuige 4] zei dat [slachtoffer 1] in Vlodrop, in de club [naam seksclub] , zou kunnen werken. De volgende dag zijn zij naar de club gegaan. [slachtoffer 1] werd door [getuige 4] , [verdachte] en een onbekende Nederlandse man naar de bar gebracht. [getuige 4] en [slachtoffer 1] gingen naar binnen en werden daar ontvangen door [getuige 1] . [slachtoffer 1] is die dag gebleven en heeft daar onder de naam ‘ [werknaam] ’ gewerkt. Voor een half uur bleef 30 euro voor [slachtoffer 1] over, voor een heel uur 45 euro. [slachtoffer 1] zou ook nu de helft van haar verdiende geld aan [verdachte] geven. Die nacht is [slachtoffer 1] in Vlodrop blijven slapen. [slachtoffer 1] verstond de taal niet waarin [getuige 1] sprak. De volgende dag ging zij met ‘ [naam 1] ’ met de trein naar de club [naam seksclub] in Breda. [8]
Op 21 november 2012 heeft [slachtoffer 1] een getuigenverklaring afgelegd. Zij heeft verklaard, zakelijk weergegeven, dat zij nadat zij naar Breda is vertrokken een telefoon heeft gekocht en [verdachte] heeft gebeld om te vertellen waar zij was. [slachtoffer 1] vertelde aan [verdachte] dat zij in Breda meer klanten had dan in Vlodrop. [verdachte] zei toen dat [slachtoffer 1] daar moest blijven. [slachtoffer 1] is een week in Breda geweest en vervolgens is zij teruggekomen naar Heerlen om te rusten. Na een paar dagen is zij teruggegaan naar Breda. Dit heeft zij een paar keer zo gedaan. Zij schat dat alles bij elkaar anderhalve maand duurde. Van het geld dat [slachtoffer 1] in Breda verdiende ging, zoals eerder afgesproken, de helft naar [verdachte] . Als zij in Breda was hield zij contact met [verdachte] behalve de laatste week. Voordat [slachtoffer 1] de laatste keer terugging naar Breda heeft [verdachte] haar geslagen. Hij wilde al haar geld hebben, omdat het bij hem veilig was. [slachtoffer 1] antwoordde hierop dat haar helft bij haar veilig was. [verdachte] heeft toen toch haar deel van het geld afgenomen en haar been met zijn vuisten bont en blauw geslagen. Zij kwam vervolgens bont en blauw aan bij de club in Breda. [verdachte] wist wel dat ze weer terug zou komen, waar moest ze anders heen. Volgens [slachtoffer 1] heeft [naam 2] , de cheffin, tegen [slachtoffer 1] gezegd dat zij weg moest blijven als zij er nog een keer zo uit zou zien, omdat zij klanten zou afschrikken. [slachtoffer 1] heeft toen weer een week bij [naam seksclub] in Breda gewerkt. Na vervolgens nog een paar dagen in Vlodrop te hebben gewerkt, ging zij terug naar Heerlen en [verdachte] stelde haar op het station voor om naar een hotel te gaan. [slachtoffer 1] had toen ongeveer 2.000 euro bij zich. Dit geld had zij verdiend in Breda en tijdens die laatste dagen in Vlodrop. Zij gingen naar een hotel in Heerlen met een blauwe vogel op het dak. Zij boekten een kamer voor één nacht. Ze moest wiet roken en een XTC-tablet gebruiken. Ze weet niet waarom. Ze heeft dit toen gebruikt en [verdachte] ook. Ze voelde zich daarna vreselijk, ze werd duizelig, misselijk en moest meerdere malen overgeven. Ze raakte in paniek, kreeg hoofdpijn en wist niet meer wat er aan de hand was. Ze weet alleen nog dat zij op de hotelkamer door [verdachte] werd geslagen en geschopt. Hij sloeg haar met zijn twee vuisten meerdere malen in het gezicht, schopte in haar rug en ging met zijn voet op haar keel staan, waardoor zij het gevoel had dat zij stikte. Hierna is hij weggegaan nadat hij eerst nog de telefoon op het bed gooide, zonder simkaartje, en is de volgende dag teruggekomen. [slachtoffer 1] zag toen dat de kamer onder het bloed zat. Toen zij in de spiegel keek, raakte zij nog meer in paniek. Haar tanden stonden niet meer recht. Zij begreep dat haar mond erg gebloed had. Ook had zij verwondingen aan haar voorhoofd. Ze dacht dat haar kaak gekneusd was. Het deed enorm pijn. [verdachte] kwam en zei dat hij al haar geld wilde hebben. Hij heeft toen al het geld gepakt uit haar portemonnee en haar broekzakken doorzocht. Ze is samen met [verdachte] vertrokken. Ze gingen ieder hun weg. Zij is toen naar de camping in Amstenrade gegaan. De vrouw van de oom van [verdachte] , [getuige 3] , zag meteen dat er iets met haar gezicht was. [slachtoffer 1] heeft aan [getuige 3] verteld wat [verdachte] had gedaan op die hotelkamer. Na een uur of drie kwam [verdachte] ook naar de woning van [getuige 3] op de camping. [slachtoffer 1] is vervolgens bij [getuige 3] op de camping gebleven om uit te rusten. [verdachte] kwam toen en zei dat ze weer aan het werk moest omdat hij geld nodig had. Ze is toen ook met de trein en vervolgens vanaf Roermond met de taxi naar Vlodrop gegaan naar [naam seksclub] met het idee dat ze [getuige 1] zou treffen en haar om hulp zou vragen. [getuige 1] was er niet, wel een andere vrouw die zei dat [slachtoffer 1] weg moest gaan omdat ze anders de politie zou bellen. De taxichauffeur heeft haar terug naar Roermond gebracht. Ze kon de taxikosten (€ 37,-) niet betalen. In Roermond heeft zij de trein gepakt en vervolgens drie dagen op straat gewoond. Ze kreeg zo’n pijn aan haar kaak dat ze besloot terug te gaan naar Heerlen omdat ze daar het ziekenhuis wist. In Utrecht heeft de spoorwegpolitie haar naar het ziekenhuis gebracht. [slachtoffer 1] denkt dat zij ongeveer 5.500 euro heeft verdiend in de prostitutie in Nederland. De eerste keer in Vlodrop heeft zij 200 euro verdiend, de eerste week in Breda ongeveer 1.000 euro, de tweede en de derde week in Breda ongeveer 2.000 euro, en de laatste dagen in Vlodrop ongeveer 1.000 euro. Die laatste bedragen heeft [verdachte] van [slachtoffer 1] afgenomen op de hotelkamer. [9]
Op 10 juli 2013 heeft [slachtoffer 1] in Hongarije bij de politie een getuigenverklaring afgelegd. Zij heeft verklaard, zakelijk weergegeven, dat zij er pas na terugkomst in Hongarije achter kwam dat de persoon die zij in Nederland als [verdachte] kende, in werkelijkheid [verdachte] heet. [10]
Op 9 maart 2016 is [slachtoffer 1] in Hongarije als getuige gehoord door de rechter-commissaris. Zij heeft verklaard, zakelijk weergegeven, dat het klopte dat zij al in de prostitutie werkte in Hongarije voordat zij naar Nederland kwam. Volgens [slachtoffer 1] werd zij daartoe gedwongen. [verdachte] heeft haar ook naar Breda gestuurd. Hij heeft haar ertoe gedwongen. Haar been was bont en blauw, hij heeft haar meer dan eens geslagen. Volgens [slachtoffer 1] waren er twee weken verstreken tussen de datum waarop zij haar kaak had gebroken en dat de politie haar naar het ziekenhuis bracht. Zij heeft drie dagen gereisd tussen het moment dat zij bij [verdachte] is weggegaan en zij in Utrecht was aangetroffen door de spoorwegpolitie. Ze was toen drie dagen onderweg, maar haar kaak was al twee weken gebroken. Volgens [slachtoffer 1] kon zij zich in een vreemd land, in een vreemde omgeving, niet oriënteren. [11]
III. Getuigenverklaringen
Op 11 april 2013 heeft [getuige 1] een getuigenverklaring afgelegd. Zij heeft verklaard, zakelijk weergegeven, dat zij als manager werkt voor een kamerverhuurbedrijf, dat bestaat uit elf vestigingen in Nederland van [naam seksclub] . Binnen deze vestigingen worden kamers voor enkele uren verhuurd aan personen die deze kamer willen gebruiken voor seksuele handelingen. [getuige 1] heeft verklaard dat zij zich kan herinneren dat het Hongaarse meisje [slachtoffer 1] werd gebracht door een vrouw, die zich [getuige 4] noemde. [slachtoffer 1] sprak een beetje gebrekkig Duits en Engels. Haar vriendje zou volgens [slachtoffer 1] een jaar of 18 zijn. Die avond heeft [slachtoffer 1] meerdere klanten gehad. [slachtoffer 1] is die nacht blijven slapen. [getuige 1] had geen goed gevoel bij het hele gebeuren met [getuige 4] . Om die reden heeft zij de volgende dag met de baas [naam seksclub] gebeld. [naam seksclub] zei dat [slachtoffer 1] de keuze had om niet meer te werken bij [naam seksclub] of om naar zijn club in Breda te komen. [slachtoffer 1] is nog dezelfde dag naar [naam seksclub] in Breda gegaan. Zij ging samen met een ander meisje met de trein. Volgens [getuige 1] heeft zij [slachtoffer 1] twee maanden later, in de zomer, weer gezien. [slachtoffer 1] heeft toen twee dagen in Vlodrop gewerkt. [getuige 1] zag toen dat [slachtoffer 1] blauwe plekken op haar benen had. Dit was ook klanten opgevallen. Managers bij [naam seksclub] in Rotterdam en Breda hadden volgens [getuige 1] ook de blauwe plekken gezien. [12]
Op 2 oktober 2013 heeft [getuige 3] een getuigenverklaring afgelegd. Zij heeft verklaard, zakelijk weergegeven, dat haar stiefzoon [verdachte] vanaf de lente of zomer van 2012 7 of 8 maanden bij haar en haar man, tevens geheten [naam man] , heeft gewoond. [verdachte] heeft [slachtoffer 1] meegenomen. [getuige 3] heeft verklaard dat [slachtoffer 1] van [verdachte] in een bar moest werken. Volgens [getuige 3] zei [slachtoffer 1] dat ze moest werken om een toekomst met [verdachte] op te bouwen. [verdachte] heeft [slachtoffer 1] mishandeld. Op het einde gebeurde het dagelijks en [getuige 3] had medelijden met [slachtoffer 1] . [verdachte] heeft [slachtoffer 1] erg geslagen. [getuige 3] schrok toen zij [slachtoffer 1] zag. Ze zag er bont en blauw uit, haar kin was paars en opgezwollen. Zij dacht dat [slachtoffer 1] dood zou gaan. Haar hoofd was helemaal blauw. Haar hele hoofd was misvormd. [getuige 3] zag dat [slachtoffer 1] pijn had. Volgens [getuige 3] heeft [verdachte] [slachtoffer 1] in de prostitutie laten werken. Zij heeft gehoord dat er ruzies waren over het geld, omdat [slachtoffer 1] te weinig geld had verdiend en ook over jaloezie van [verdachte] . [getuige 3] heeft [slachtoffer 1] voor het laatst gezien toen ze naar de bar werd meegenomen. Toen bereikten haar de geruchten dat ze er vandoor was met iemand anders, maar ze bleek in het ziekenhuis te liggen. Ze zei toen tegen haar partner dat [verdachte] problemen zou krijgen, maar [naam man] zei dat ze geen aangifte durfde te doen omdat ze verliefd was. [13]
Op 4 februari 2014 heeft [getuige 4] een getuigenverklaring afgelegd. Zij heeft verklaard, zakelijk weergegeven, dat zij ongeveer anderhalf jaar geleden een Hongaarse vrouw een keer een tip heeft gegeven waar ze als hoer kon gaan werken. De 17-jarige zoon van [verdachte] had een vriendin die hij zijn vrouw noemde. Die vrouw was volwassen, zij was 18 of 19 jaar oud. Die jonge [verdachte] liet zijn vriendin werken. Hij had haar meegebracht vanuit Hongarije en liet haar hier in een bar werken. Zowel die vrouw als jonge [verdachte] hebben aan [getuige 4] gevraagd waar ze zou kunnen werken. [getuige 4] heeft een bar in Kerkrade en een club in Vlodrop genoemd. Zij heeft samen met [verdachte] het meisje naar de club in Vlodrop gebracht. [getuige 4] wist niet hoe het meisje heette. [verdachte] nam buiten de club afscheid van het meisje. [getuige 4] heeft het meisje op de foto’s 2451512007-1B en 2451512007-1C herkend. [14] Door de politie-eenheid Limburg is gerelateerd, zakelijk weergegeven, dat op de foto’s genummerd 2451512007-1B en 2451512007-1C [slachtoffer 1] (24-01-1994) staat weergegeven. [15]
Tijdens een intakegesprek zeden met [slachtoffer 2] op 19 februari 2014 heeft [slachtoffer 2] verklaard, zakelijk weergegeven, dat [verdachte] aan haar heeft verteld dat hij [slachtoffer 1] in het hotel heeft geslagen. Volgens [slachtoffer 2] was hij hier trots op. Hij had haar op bed gegooid, haar geslagen en toen was haar kaak om. Het meisje werkte voor hem. Zij had seks met mannen voor geld, waarna [verdachte] het geld kreeg dat zij daarmee verdiende. [slachtoffer 2] heeft verklaard dat [verdachte] zelf tegen haar vertelde dat dit meisje het door hem verdiende geld aan hem afstond en dat iedereen dat ook wist. [16]
Op 26 februari 2014 heeft [slachtoffer 2] vervolgens aangifte gedaan tegen de verdachte. Tijdens deze aangifte heeft zij onder meer verklaard, zakelijk weergegeven, dat [verdachte] , toen zij een paar dagen samen waren, zelf aan haar heeft verteld dat hij [slachtoffer 1] in een hotel heeft geslagen. Hij had haar op bed gegooid en haar zo geslagen dat haar kaak gebroken was. [verdachte] heeft aan haar verteld dat [slachtoffer 1] als werk seks had met mannen voor geld. [verdachte] pakte dat geld van haar. Hij zei dat ze zijn hoer was en dat zij voor hem werkte. Toen hij haar uit Hongarije haalde, wist iedereen wat zijn bedoeling was. Hij was ongeveer zes maanden in Nederland. Hij sprak daar met iedereen over. [17]
Bij de rechter-commissaris heeft [slachtoffer 2] op 24 november 2015 tenslotte verklaard, zakelijk weergegeven, dat zij via Facebook contact heeft gehad met het eerdere vriendinnetje van [verdachte] , geheten [slachtoffer 1] . [verdachte] heeft haar eerst verteld dat hij dat meisje heeft geslagen. Daarna heeft zij dit pas van [slachtoffer 1] zelf gehoord. [18]
IV. De bevindingen van de politie omtrent het werken in de prostitutie door [slachtoffer 1]
In het proces-verbaal van bevindingen d.d. 5 november 2012 staat gerelateerd, zakelijk weergegeven, dat er op 3 augustus 2012 bij de recherche van de Vreemdelingenpolitie melding werd gedaan door [getuige 1] , beheerster van seksclub [naam seksclub] te Vlodrop. Zij vroeg of een Hongaars meisje, [slachtoffer 1] , geboren [geboortedatum 1] , als prostituee mocht werken in de club. Zij wilde 4 weken werken. Op 15 augustus 2012 werd een onderzoek ingesteld bij club [naam seksclub] te Vlodrop. Er werd gesproken met de beheerster [getuige 2] . Zij verklaarde dat [slachtoffer 1] slechts één dag gewerkt had. Zij had begrepen dat [slachtoffer 1] was gebracht door een Hongaarse vrouw en twee Hongaarse mannen. [slachtoffer 1] had nagenoeg de hele avond gehuild, men had het vermoeden dat ze niet vrijwillig als prostituee werkte. De Hongaarse vrouw die haar bracht was [getuige 4] ofwel [getuige 4] . [getuige 1] had hierop contact opgenomen met [naam seksclub] , die zei dat [slachtoffer 1] de volgende dag naar zijn club in Breda kon komen. [slachtoffer 1] is met ‘ [naam 3] ’ naar Breda gereisd. [getuige 2] overhandigde de verbalisanten een kopie van het id-bewijs van [slachtoffer 1] . [19]
In het proces-verbaal van bevindingen d.d. 2 oktober 2012 staat gerelateerd, zakelijk weergegeven, dat op 16 augustus 2012 een onderzoek werd ingesteld in een seksinrichting, Club [naam seksclub] , in Breda. [slachtoffer 1] was op dat moment actief als prostituee in [naam seksclub] . [20]
Op 27 augustus 2012 heeft de beheerster van [naam seksclub] Vlodrop de politie gebeld en aangegeven dat [slachtoffer 1] het afgelopen weekend weer werkzaam was geweest in Vlodrop en dat opgevallen was dat de benen van [slachtoffer 1] onder de blauwe plekken zaten. [21]
In het proces-verbaal van bevindingen d.d. 4 april 2013 wordt gerelateerd, zakelijk weergegeven, dat [slachtoffer 1] heeft verklaard dat [verdachte] een foto van haar op de website [naam website] .nu heeft gezet. Uit onderzoek van de politie bleek dat dit een Hongaarse site betrof waarop schaars geklede dames afgebeeld staan in erotisch getinte poses. [22]
V. Bevindingen van de politie omtrent de hotelovernachting
Uit het proces-verbaal van bevindingen d.d. 28 november 2012 volgt, zakelijk weergegeven, dat verbalisanten een onderzoek hebben ingesteld bij het Hotel Van der Valk te Heerlen. Uit controle van de digitale administratie van het hotel bleek dat er twee boekingen waren gedaan op naam van [slachtoffer 1] . Een kopie van deze boekingen werd aan de politie overhandigd. Deze boekingen zagen op overnachtingen van 11 op 12 augustus 2012 en van 26 op 27 augustus 2012. Op 26 augustus 2012 was er om 18:36 uur ingecheckt. Dit betrof een last-minute boeking. Uit het archief werd een zwart-wit kopie van de identiteitskaart op naam van [slachtoffer 1] getoond, horende bij de boeking van 26 augustus 2012. Op de rekening behorende bij deze overnachting stond ‘
city tax 2’, hetgeen betekent dat de kamer voor twee personen is gereserveerd en dat er twee keer city tax is betaald. [23]
VI. Bevindingen van de politie omtrent de taxirit op 12 september 2012
Uit het proces-verbaal van bevindingen d.d. 4 december 2012 volgt, zakelijk weergegeven, dat de politie op 14 september 2012 onder [slachtoffer 1] een visitekaartje van taxibedrijf [naam taxibedrijf] Taxi, gevestigd te Roermond, in beslag heeft genomen, met daarop de handgeschreven aantekening ‘
zij betaald niet 37 euro’. Uit telefonisch contact met taxichauffeur [naam taxichauffeur] bleek dat [naam taxichauffeur] zich een taxirit kon herinneren, waarbij hij een pasje, waarop de naam [slachtoffer 1] stond vermeld, van een vrouwelijke klant had gekregen omdat zij de rit niet kon betalen. [24]
De politie heeft [naam taxichauffeur] op 28 november 2012 als getuige gehoord. [naam taxichauffeur] heeft verklaard, zakelijk weergegeven, dat hij het pasje op 12 september 2012 heeft gekregen van een jong meisje dat vanaf het station te Roermond naar club [naam seksclub] in Vlodrop wilde worden gebracht. Toen zij daar arriveerden, bleek dat het meisje geen geld had om de rit te betalen. Toen een oudere vrouw het meisje niet wilde binnenlaten, heeft [naam taxichauffeur] het meisje mee teruggenomen. [naam taxichauffeur] zag dat het jonge meisje snotterde en huilde, en ook dat haar mond scheef stond. Bij het station heeft zij aan [naam taxichauffeur] een Hongaars pasje gegeven en gezegd dat zij de volgende dag zou betalen. Zij hebben afgesproken dat zij 37 euro moest betalen. [naam taxichauffeur] heeft dit op een kaartje geschreven en dit kaartje aan haar gegeven. [25]
VII. De verklaringen van de verdachte
De verdachte heeft op 27 januari 2014 bij de politie verklaard, zakelijk weergegeven, dat hij [slachtoffer 1] in augustus 2012 voor het laatst heeft gesproken. In de zomerperiode van 2012 is hij samen met [slachtoffer 1] met een Euroliner vanuit Budapest naar Nederland gekomen en in april 2013 is de verdachte teruggereisd naar Hongarije. Ze arriveerden met de Euroliner in Eindhoven. Vanuit de camping in Amstenrade ging de verdachte containers schoonmaken. Hij heeft dit werk twee of drie weken gedaan. Daarna werkte zijn vriendin. De verdachte heeft verklaard dat hij ruzie heeft gehad met [slachtoffer 1] . Hij heeft haar geslagen en aan haar haren getrokken. Ze huilde. In augustus 2012 heeft hij [slachtoffer 1] het laatst gesproken. Kort daarna heeft verdachte [slachtoffer 2] leren kennen. [26]
De verdachte heeft voorts op 27 januari 2014 bij de politie verklaard, zakelijk weergegeven, dat zij naar Nederland zijn gekomen om te werken, omdat zij hier meer geld zouden verdienen dan in Hongarije. [27]
Overwegingen van de rechtbank
De betrouwbaarheid van de verklaringen van [slachtoffer 1]
In mensenhandel- en mishandelingszaken waarin de verdachte de feiten ontkent is de verklaring van het slachtoffer een belangrijk bewijsmiddel. Dat is ook in deze zaak het geval. De verdediging is van mening dat de verklaringen van [slachtoffer 1] onvoldoende betrouwbaar zijn.
Uit het dossier blijkt dat [slachtoffer 1] niet direct is gaan verklaren over wat haar is overkomen. Ze verklaart aanvankelijk dat haar vriend niet weet dat zij in de prostitutie werkt en dat ze door ene [naam 4] in elkaar geslagen is. Vervolgens geeft ze aan dat ze in elkaar is geslagen door iemand waar ze van houdt en geen aangifte tegen wil doen. Pas geruime tijd nadat zij in Utrecht door de politie is aangetroffen, legt zij een aantal verklaringen af. Aan [slachtoffer 1] wordt tijdens het laatste verhoor een foto getoond van [verdachte] . Zij verklaart dan dat zij haar ex-vriend op die foto herkent en dat de naam [verdachte] haar niets zegt. Wanneer zij later in Hongarije nader wordt gehoord, verklaart zij dat haar vriend in werkelijkheid [verdachte] heet en wijst zij verdachte ook aan op een foto.
De uiteindelijk door [slachtoffer 1] afgelegde verklaringen worden ondersteund door getuigenverklaringen, het bij [slachtoffer 1] geconstateerde letsel op moment van aantreffen van [slachtoffer 1] medio september 2012 en de overige bevindingen die door de politie zijn gedaan in deze zaak.
De rechtbank acht aannemelijk dat de affectieve gevoelens die [slachtoffer 1] voor verdachte had verklaren waarom zij aanvankelijk niet belastend heeft willen of kunnen verklaren over verdachte en dat het benoemen en de herkenning van verdachte als degene die zij bedoeld in haar verklaringen is gegaan zoals het is gegaan. De verklaringen van [slachtoffer 1] worden door de rechtbank dan ook als betrouwbaar aangemerkt en gebezigd voor het bewijs.
Mede gelet op het overige bewijs in het dossier bestaat er geen twijfel over dat verdachte degene is waar [slachtoffer 1] over verklaard. De suggestie van de verdediging dat er sprake zou zijn van een derde, die verantwoordelijk zou zijn geweest voor de laatste mishandeling van [slachtoffer 1] waarbij haar kaak is gebroken, is onaannemelijk.
Voorts ten aanzien van feit 1
Uitvoeringshandelingen
Uit het bewijsmiddelenoverzicht volgt dat de navolgende uitvoeringshandelingen wettig en overtuigend bewezen zijn, in dier voege dat de verdachte:
  • het vervoer heeft geregeld voor [slachtoffer 1] van Hongarije naar Nederland en
  • [slachtoffer 1] in een kwetsbare positie heeft gebracht, daar die [slachtoffer 1] de Nederlandse taal niet voldoende machtig is en de weg in Nederland niet weet en
  • die [slachtoffer 1] op internet heeft aangeboden als prostituee en
  • die [slachtoffer 1] als prostituee heeft laten werken en
  • voor die [slachtoffer 1] gelegenheid heeft geregeld en/of laten regelen alwaar zij zich kon prostitueren en
  • die [slachtoffer 1] naar de plek waar zij zich prostitueerde heeft laten brengen en
  • die [slachtoffer 1] een aanzienlijk deel van haar verdiensten heeft laten afgeven aan de verdachte en
  • die [slachtoffer 1] heeft mishandeld.
Ter zake van de overige in de tenlastelegging genoemde uitvoeringshandelingen is de rechtbank van oordeel dat daarvoor onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is. De verdachte zal ter zake van deze uitvoeringshandelingen partieel worden vrijgesproken. De rechtbank ziet zich vervolgens voor de vraag gesteld of de bewezen verklaarde feiten en omstandigheden uitbuiting in een van de tenlastegelegde varianten van artikel 273f lid 1 Sr opleveren.
I. Ten aanzien van de ten laste gelegde ‘sub 1-variant’
Bij de beoordeling of sprake is van mensenhandel zoals bedoeld in artikel 273f lid 1 sub 1 Sr wordt gekeken naar drie elementen, te weten 1) een aantal handelingen, 2) een aantal dwangmiddelen en 3) het oogmerk van uitbuiting. Om tot een bewezenverklaring te komen moet er sprake zijn van een of meer handelingen onder uitoefening van een dwangmiddel met het oogmerk van uitbuiting van de ander. Tussen handelingen en dwangmiddelen dient een causaal verband te bestaan, in die zin dat de handelingen worden mogelijk gemaakt door het aanwenden van de dwangmiddelen.
De rechtbank overweegt omtrent de drie elementen het volgende.
Ad 1. Handelingen: werven, vervoeren, overbrengen, huisvesten en opnemen
De rechtbank acht, op grond van de hiervoor genoemde bewijsmiddelen en bewezen geachte uitvoeringshandelingen door de verdachte, bewezen dat de verdachte [slachtoffer 1] heeft geworven en overgebracht. Er is onvoldoende bewijs voor het vervoeren, huisvesten en/of opnemen van [slachtoffer 1] door de verdachte. Hiervan zal de verdachte partieel worden vrijgesproken.
Ad 2. Dwangmiddelen: dwang, (bedreiging met) geweld, (bedreiging met) één of meer feitelijkheden, misleiding, misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht, misbruik van een kwetsbare positie
Een dwangmiddel dient ertoe te leiden dat iemand in een uitbuitingssituatie belandt dan wel dat iemand wordt belet zich aan een uitbuitingsituatie te onttrekken. De uitbuiting kan ook bestaan in een combinatie van verschillende dwangmiddelen (HR 17 januari 2012, ECLI:NL:HR:2012:BU4004). De instemming van het slachtoffer met de beoogde of bestaande uitbuiting is niet relevant, indien een van de dwangmiddelen is gebruikt. Van een zodanige uitbuitingssituatie is in de prostitutie sprake indien de betrokkene in een situatie verkeert die niet gelijk is aan de omstandigheden waarin een mondige prostituee in Nederland pleegt te verkeren. Daarbij komt het er op aan dat sprake is van omstandigheden waarin het slachtoffer niet of slechts in verminderde mate de mogelijkheid heeft om een keuze te maken met betrekking tot het al dan niet aangaan of voortzetten van zijn of haar relatie tot de mensenhandelaar. Een beperking van de keuzevrijheid is voldoende om het gedwongen karakter aan te nemen.
Misbruik van een kwetsbare positie
Uit het bewijsmiddelenoverzicht blijkt dat de verdachte ervan op de hoogte was dat [slachtoffer 1] gebukt ging onder grote zorgen vanwege de financiële situatie van haar moeder en stiefvader, van haar bereidheid om arbeid te verrichten om deze situatie te verbeteren en de beperkte mogelijkheden die zij daartoe had. De thuissituatie maakte [slachtoffer 1] kwetsbaar. Daar kwam bij dat [slachtoffer 1] en verdachte een relatie hadden en [slachtoffer 1] verliefd was op verdachte. Onder deze omstandigheden heeft verdachte de mogelijkheid veel geld te verdienen met werk in de prostitutie herhaaldelijk onder de aandacht gebracht bij [slachtoffer 1] onder aangeven dat ze haar moeder daarmee zou kunnen helpen. Uit de verklaring van [slachtoffer 1] blijkt dat zij aanvankelijk niet wilde maar onder druk van de verslechterende gezondheid van de vriend van haar moeder en financiële situatie thuis, korte tijd later heeft gezegd dat het goed was. De verdachte heeft dan ook met misbruik van haar kwetsbare positie [slachtoffer 1] ertoe bewogen om in de prostitutie te gaan werken. Verdachte heeft geregeld dat zij klanten kreeg en haar instructies gegeven over de wijze waarop zij haar werk moest uitvoeren. Na korte tijd in Hongarije in de prostitutie te hebben gewerkt heeft verdachte [slachtoffer 1] voorgesteld in Nederland prostitutiewerkzaamheden te gaan verrichten. Door [slachtoffer 1] naar Nederland over te brengen heeft de verdachte haar vervolgens in een nóg kwetsbaarder positie gemanoeuvreerd. Verdachte en [slachtoffer 1] verbleven hier in Nederland bij familie en kennissen van verdachte. [slachtoffer 1] kende hier zelf verder niemand, sprak geen Nederlands en kende de weg in Nederland niet. De rechtbank acht dan ook wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte misbruik heeft gemaakt van deze kwetsbare positie van [slachtoffer 1] en dat hij dit dwangmiddel heeft aangewend bij het werven en overbrengen van [slachtoffer 1] .
Dwang, (bedreiging met) geweld, (bedreiging met) één of meer feitelijkheden, misleiding en misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht
Er is onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is dat de verdachte dwang, (bedreiging met) één of meerdere feitelijkheden, misleiding of misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht als dwangmiddel heeft aangewend bij het werven en overbrengen van [slachtoffer 1] . Wegens het ontbreken van wettig en overtuigend bewijs voor dit vereiste causaal verband, zal de rechtbank de verdachte van deze bestanddelen partieel vrijspreken.
Ad 3. (Het oogmerk van) uitbuiting
Voor het oogmerk van uitbuiting is vereist dat het handelen van een verdachte, naar hij moet hebben beseft, als noodzakelijk en dus door hem gewild gevolg meebracht dat de ander door hem of een ander werd of zou kunnen worden uitgebuit (HR 27 oktober 2009, NbSr 2009, 363). Bij gedwongen tewerkstelling in de prostitutie is de lichamelijke integriteit van het slachtoffer altijd in het geding zodat sprake is van uitbuiting.
Uit de bewijsmiddelen en het hiervoor overwogene volgt dat het verdachtes bedoeling was dat [slachtoffer 1] in de prostitutie zou gaan werken. Hetgeen de rechtbank omtrent het dwangmiddel ‘misbruik van een kwetsbare positie’ heeft overwogen geldt hier onverkort. De verdachte heeft met misbruik van de kwetsbare positie van [slachtoffer 1] haar ervan overtuigd om zowel in Hongarije als in Nederland voor hem in de prostitutie te werken. De verdachte heeft deze werkzaamheden gefaciliteerd door transport te regelen, [slachtoffer 1] op het internet als prostituee aan te bieden en gelegenheid te regelen alwaar zij zich kon prostitueren. Verdachte sprak met [slachtoffer 1] af dat de helft van haar verdiensten voor hem zouden zijn. Op welke grond verdachte aanspraak zou kunnen maken op een (groot) deel van de verdiensten van [slachtoffer 1] valt niet in te zien. Zeker in Nederland hebben daar geen reële werkzaamheden van de zijde van verdachte tegenover gestaan.
De rechtbank acht derhalve wettig en overtuigend bewezen dat het oogmerk van de verdachte gericht was op de uitbuiting van [slachtoffer 1] .
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan mensenhandel ten aanzien van [slachtoffer 1] in de zin van artikel 273f lid 1 sub 1 Sr.
II. Ten aanzien van de ten laste gelegde ‘sub 3-variant’
Artikel 273f lid 1 sub 3 Sr stelt strafbaar het aanwerven of meenemen van iemand, met het oogmerk die ander in een ander land ertoe te brengen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met of voor een derde tegen betaling. De in de deze ‘sub 3-variant’ omschreven gedragingen zijn alleen strafbaar als zij zijn begaan onder omstandigheden waarbij uitbuiting kan worden verondersteld (Hoge Raad 24 november 2015, ECLI:NL:HR:2015:3309).
Met betrekking tot de bewezenverklaring van de ‘sub 3-variant’ verwijst de rechtbank naar hetgeen zij hiervoor ten aanzien van de bewezenverklaring van de ‘sub 1-variant’ heeft overwogen. Op grond van de bewijsmiddelen en deze overwegingen kan ook de verdachte ten laste gelegde mensenhandel ten aanzien van [slachtoffer 1] in de zin van artikel 273f lid 1 sub 3 Sr bewezen worden verklaard.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de tenlastegelegde ‘sub 3-variant’ van artikel 273f lid 1 Sr heeft gepleegd jegens [slachtoffer 1] .
III. Ten aanzien van de ten laste gelegde ‘sub 4-variant’
Waar de gedragingen van artikel 273f lid 1 sub 1 Sr zien op de activiteit die op de uiteindelijke uitbuiting is gericht, heeft sub 4 primair het oog op de uitbuiting zelf [28] . Artikel 273f lid 1 sub 4 Sr ziet allereerst op het met een dwangmiddel iemand dwingen dan wel bewegen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid of diensten. De arbeid of dienstverlening hoeft niet al plaats te hebben gevonden. Het gaat er om dat iemand in de feitelijke situatie komt te verkeren waarin deze zich beschikbaar stelt tot het verrichten van die arbeid of arbeid.
Artikel 273f lid 1 sub 4 Sr ziet voorts op het onder de in lid 1 sub 1 genoemde omstandigheden enige handeling ondernemen waarvan de dader weet of redelijkerwijs moet vermoeden dat de ander zich daardoor beschikbaar stelt tot het verrichten van arbeid of diensten.
Uitbuiting moet worden aangemerkt als een impliciet bestanddeel van artikel 273f lid 1 sub 4 Sr. Dit betekent dat voor bewezenverklaring van een op artikel 273f lid 1 sub 4 Sr toegesneden tenlastelegging is vereist dat op grond van de omstandigheden van het geval uitbuiting komt vast te staan [29] . Bij gedwongen tewerkstelling in de seksindustrie is, gelet op de aard van het werk, sprake van uitbuiting omdat de lichamelijke integriteit per definitie in geding is.
Met betrekking tot de bewezenverklaring van de ‘sub 4-variant’, verwijst de rechtbank naar hetgeen zij hiervoor ten aanzien van de bewezenverklaring van de uitvoeringshandelingen, het dwangmiddel ‘misbruik van een kwetsbare positie’ en de uitbuitingssituatie van [slachtoffer 1] heeft overwogen. Deze overwegingen gelden onverkort voor de ‘sub 4-variant’.
Uit het bewijsmiddelenoverzicht blijkt dat verdachte op een gegeven moment geen genoegen meer nam met de helft van de [slachtoffer 1] ’s verdiensten. Verdachte is ook fysiek geweld gaan toepassen en heeft [slachtoffer 1] meermalen (ernstig) mishandeld. Onder toepassing van (grof) geweld is verdachte [slachtoffer 1] alles wat zij verdiende in de prostitutie gaan afnemen. De rechtbank acht derhalve niet alleen de toepassing van het dwangmiddel ‘misbruik van een kwetsbare positie’, maar ook van het dwangmiddel ‘geweld’ in deze ‘sub 4-variant’ wettig en overtuigend bewezen, alsook het causaal verband tussen deze dwangmiddelen en het zich (verder) beschikbaar stellen voor prostitutie door [slachtoffer 1] .
De rechtbank is van oordeel dat de verdachte, gelet op voornoemde bewijsmiddelen en de overwegingen van de rechtbank, [slachtoffer 1] door geweld en door misbruik van een kwetsbare positie heeft gedwongen en/of bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid of diensten.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de tenlastegelegde ‘sub 4-variant’ van artikel 273f lid 1 Sr heeft gepleegd jegens [slachtoffer 1] .
IV. Ten aanzien van het ten laste gelegde ‘sub 6-variant’
Hiervoor is door de rechtbank overwogen dat verdachte [slachtoffer 1] heeft uitgebuit en haar haar verdiensten deels dan wel geheel heeft laten afstaan. Uit het bewijsmiddelenoverzicht en het hiervoor reeds overwogene volgt dat verdachte [slachtoffer 1] als prostituee heeft geworven en haar in Hongarije en Nederland te werk heeft gesteld met het doel daar zelf aan te verdienen. Uit de verklaringen van [slachtoffer 1] , gesteund door de verklaringen van [slachtoffer 2] en [getuige 3] , volgt dat de verdachte zich een aanzienlijk deel van de inkomsten van [slachtoffer 1] heeft toegeëigend.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de tenlastegelegde ‘sub 6-variant’ van artikel 273f lid 1 Sr jegens [slachtoffer 1] heeft gepleegd.
V. Ten aanzien van het ten laste gelegde ‘sub 9-variant’
De rechtbank overweegt dat voor een bewezenverklaring van de ‘sub 9-variant’ volstaat dat bewezen kan worden dat de verdachte het slachtoffer met toepassing van een van de dwangmiddelen genoemd in sub 1 gedwongen of bewogen heeft hem te bevoordelen uit hetgeen met de prostitutie is verdiend. In dit geval heeft verdachte [slachtoffer 1] geld aan hem laten afgeven door misbruik te maken van haar kwetsbare positie en door toepassing van geweld.
De rechtbank verwijst in dit verband naar hetgeen zij reeds ter zake van de uitvoeringshandelingen, de handelingen en de dwangmiddelen ‘geweld’ en ‘misbruik van een kwetsbare positie’ heeft overwogen. Gelet op het bewijsmiddelenoverzicht en deze overwegingen acht de rechtbank bewezen dat de verdachte door middel van voornoemde dwangmiddelen [slachtoffer 1] heeft gedwongen en/of bewogen om hem te bevoordelen uit de opbrengst van haar seksuele handelingen.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de tenlastegelegde ‘sub 9-variant’ van artikel 273f lid 1 Sr jegens [slachtoffer 1] heeft gepleegd.
Medeplegen
De rechtbank is van oordeel dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is dat de verdachte nauw en bewust heeft samengewerkt met een ander of anderen bij de uitbuiting van [slachtoffer 1] in een van de tenlastegelegde varianten van artikel 273f lid 1 Sr. Om deze reden zal de rechtbank de verdachte van dit bestanddeel partieel vrijspreken.
Verweren raadsman
Ter zake van de verweren van de raadsman overweegt de rechtbank dat deze door de bewijsmiddelen zijn weerlegd.
Conclusie
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich in de ten laste gelegde periode heeft schuldig gemaakt heeft aan mensenhandel ten aanzien van [slachtoffer 1] , in de zin van artikel 273f lid 1 sub 1, sub 3, sub 4, sub 6 en sub 9 Sr.
Voorts ten aanzien van feit 2
Gelet op de bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat [slachtoffer 1] door de verdachte meermalen in haar gezicht is geslagen, ten gevolge waarvan de kaak van [slachtoffer 1] op meerdere plekken is gebroken. De rechtbank stelt voorts vast dat deze mishandeling heeft plaatsgevonden in het Hotel Van der Valk te Heerlen in de nacht van 26 op 27 augustus 2012. De verklaring van [slachtoffer 1] wordt onder meer gesteund door bewijsmiddelen die de hotelovernachting aantonen en bewijsmiddelen die aantonen dat [slachtoffer 1] op 12 september 2012 met een taxi naar [naam seksclub] te Vlodrop is gegaan, terwijl zij al letsel had. Hoewel getuige [getuige 3] niet in de tijd heeft geduid wanneer zij het toegetakelde gelaat van [slachtoffer 1] heeft waargenomen, kan dit – op basis van de verklaringen van [slachtoffer 1] – in de tijd worden geplaatst tussen de hotelovernachting van 26 en 27 augustus 2012 en de taxirit van [slachtoffer 1] op 12 september 2012. Ook dit ondersteunt de verklaring van [slachtoffer 1] , nu zij heeft verklaard dat zij na de mishandeling enige tijd op de camping bij [getuige 3] verbleef, totdat zij per taxi naar Vlodrop reisde.
Uit de verklaringen van [slachtoffer 1] , [getuige 3] en [slachtoffer 2] volgt dat verdachte degene is die [slachtoffer 1] heeft mishandeld. Hetgeen [slachtoffer 2] heeft verklaard over wat verdachte haar heeft verteld over de toedracht van de mishandeling van [slachtoffer 1] , stemt overeen met de verklaring van [slachtoffer 1] . Tenslotte heeft de verdachte bij de politie verklaard dat hij op enig moment [slachtoffer 1] heeft geslagen.
Gelet op de geneeskundige verklaringen omtrent het letsel van [slachtoffer 1] , de benodigde operatie om dit letsel te herstellen, het voor enige tijd met staaldraad immobiliseren van de kaak van [slachtoffer 1] ten gevolge waarvan zij enkel vloeibaar voedsel tot zich kon nemen, en de duur van de ziekenhuisopname, acht de rechtbank bewezen dat de verdachte zwaar lichamelijk letsel aan [slachtoffer 1] heeft toegebracht.
Alles overwegende acht de rechtbank feit 2 wettig en overtuigend bewezen, in dier voege dat de verdachte [slachtoffer 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel heeft toegebracht doordat hij haar opzettelijk meermalen heeft geslagen.
Ten aanzien van feit 3
Bewijsmiddelen
Op 19 februari 2014 heeft de politie een informatief gesprek gevoerd met [slachtoffer 2] , geboren op [geboortedatum 2] . Zij heeft tijdens dit gesprek verklaard, zakelijk weergegeven, dat zij op 20 september 2012 een relatie kreeg met [verdachte] . In november 2012, toen zij 12 jaar oud was, ging zij voor het eerst met [verdachte] naar bed in een pand aan de [adres 1] te Heerlen. [verdachte] was toen 16 of 17 jaar oud en wist dat [slachtoffer 2] 12 jaar oud was. [slachtoffer 2] zei meermalen tegen hem dat ze niet wilde, maar [verdachte] was blijven aandringen en had gezegd dat hij rustig zou doen en op haar zou letten. [slachtoffer 2] vertelde dat [verdachte] heel hardhandig was geweest en dat ze twee weken pijn had gehad. Ze is meer dan 20 keer met [verdachte] naar bed was geweest, waarvan ze het zelf 2 of 3 keer had gewild. [30]
[slachtoffer 2] heeft vervolgens op 26 februari 2014 aangifte gedaan van ‘seksueel misbruik kinderen (geen incest)’ tegen de verdachte, gepleegd te Heerlen tussen 1 oktober 2012 en 1 februari 2013. Zij heeft in haar aangifte verklaard, zakelijk weergegeven, dat zij verliefd is geworden op [verdachte] . [verdachte] was 16 of 17 jaar oud toen zij een relatie kregen. [verdachte] was haar eerste vriendje. Op een avond was [slachtoffer 2] met [verdachte] in het pand aan de [adres 1] . Ze waren bij een vriend. [verdachte] had drugs gebruikt. Toen het voor haar tijd was om naar huis te gaan, vroeg [verdachte] of ze nog even bleef. Dit was in de winter van 2012. In december. In een kamertje bij de trap gingen ze op bed zitten. Ze gingen zoenen. [verdachte] zoende met zijn tong. Hij legde haar op bed en begon haar aan te raken. Hij duwde haar langzaam achterover en kwam op zijn zij naast haar liggen. Hij ging met zijn handen naar haar benen. Ze wilde weggaan, maar hij heeft haar teruggetrokken. Zij zei toen dat ze nog eventjes zou blijven. Ze begonnen weer te zoenen. Hij stopte zijn handen in haar broek en ging met zijn vinger naar haar vagina. Ze zei dat ze het niet leuk vond. Hij ging aaien over haar vagina. Vervolgens maakt hij de knoop en rits van haar broek los. Hij wilde haar broek uittrekken. Ze wilde hem tegenhouden maar hij bleef doorgaan. Toen kreeg ze zo’n gevoel van wat zou er gebeuren als ik het toch doe en het leuk is, maar ze gaf nog niet toe. [verdachte] heeft toch haar broek uitgetrokken. Hij duwde zijn vinger in haar vagina. Ze werd toen bang want het deed pijn. Ze heeft weer gezegd dat ze het niet wilde. [verdachte] zei niets en bleef doorgaan met de vinger in haar vagina. Ze kneep haar vagina dicht. Toen heeft hij zijn vinger eruit gehaald en zoende hij haar weer. Toen heeft hij snel zijn broek uitgetrokken. Ze was bang maar ze dacht dat het toch ging gebeuren en heeft het maar zo gelaten. Zij lag onder. [verdachte] lag op haar en stopte zijn penis in haar vagina. Het was het slechtste gevoel in haar leven. Hij ging meteen heel snel met zijn penis in en uit haar vagina. Het deed pijn. Ze zei rustig doen, langzaam doen, maar dat deed hij niet. Het stopte denkt ze, omdat hij klaar was. Ze heeft dat die keer niet gemerkt. Ze hoorde wel aan zijn geluiden waaruit ze nu opmaakt dat hij toen klaar kwam. Ze voelde zich heel slechts. Ze heeft hem toen twee weken niet gezien. Daarna hebben ze het uitgepraat. Drie weken later hadden zij weer seks. [slachtoffer 2] wilde dit weer niet, maar het gebeurde toch. [slachtoffer 2] heeft verklaard dat zij tussen de 15 en 20 keer met elkaar naar bed zijn gegaan. Vier keer daarvan wilde [slachtoffer 2] het zelf. In februari 2013 is de relatie geëindigd en ging [verdachte] terug naar Hongarije. [31]
Bij de rechter-commissaris heeft [slachtoffer 2] op 24 november 2015 verklaard, zakelijk weergegeven, dat zij misschien vier keer vrijwillig met [verdachte] naar bed is gegaan. Dit was helemaal aan het einde, voordat hij naar Hongarije ging. De eerste keer wilde [slachtoffer 2] helemaal niet. Als zij geen seks wilde, dan heeft zij dat tegen hem gezegd. Ze zei dan dat hij haar met rust moest laten. Toch raakte hij haar aan. Hij gebruikte geen geweld om haar te dwingen, maar was wel dwingend dan wel opdringerig. [32]
De verdachte heeft op 27 januari 2014 een verklaring bij de politie afgelegd. De verdachte is geboren op 17 april 1995. Hij heeft verklaard, zakelijk weergegeven, dat hij in augustus 2012 naar Heerlen is gegaan en dat hij kort daarna [slachtoffer 2] heeft leren kennen. In het voorjaar van 2013 is hij teruggegaan naar Hongarije. De verdachte heeft verklaard dat hij en zijn vriendin [slachtoffer 2] een seksuele relatie hadden. [33]
Overwegingen van de rechtbank
Op grond van de bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat de verdachte en [slachtoffer 2] (hierna: [slachtoffer 2] ) tussen augustus/september 2012 en het vroege voorjaar van 2013 verkering hebben gehad. In deze periode was de verdachte (geboren op 17 april 1995) 17 jaar oud en was [slachtoffer 2] (geboren op [geboortedatum 2] ) aanvankelijk 12 en later 13 jaar oud. Uit de verklaringen van [slachtoffer 2] volgt dat verdachte en zij regelmatig seks hebben gehad, waarbij verdachte [slachtoffer 2] heeft gevingerd en zijn penis in haar vagina heeft gebracht. De verklaring van de verdachte, zoals op 27 januari 2014 afgelegd bij de politie, ondersteunt dienaangaande de aangifte van [slachtoffer 2] .
De rechtbank dient te beoordelen of de door verdachte en [slachtoffer 2] verrichtte seksuele handelingen kunnen worden aangemerkt als ‘ontuchtig’ in de zin van artikel 245 Sr. Artikel 245 Sr strekt tot bescherming van de seksuele integriteit van personen, die, gelet op hun jeugdige leeftijd in het algemeen geacht worden niet of onvoldoende in staat te zijn verantwoorde keuzes te maken tot het hebben van seksueel contact. De bescherming van het slachtoffer staat centraal. Ondanks dat gesteld kan worden dat de sociaal-ethische norm de afgelopen jaren is verschoven – in die zin dat jeugdigen op steeds jongere leeftijd seksuele handelingen verrichten – wordt het ontbreken van een ontuchtig karakter niet snel aangenomen. Het ontuchtig karakter van seksuele handelingen kan ontbreken bij seksueel contact met een minderjarige als het gaat om een vrijwillig contact tussen personen die een affectieve relatie hebben en slechts in geringe mate in leeftijd verschillen.
De rechtbank acht in dit geval geen omstandigheden aan de orde die meebrengen dat de door verdachte en [slachtoffer 2] verrichtte seksuele handelingen niet als ontuchtig kunnen worden aangemerkt. Er is sprake van vergaande seksuele handelingen en een aanzienlijk leeftijdsverschil. [slachtoffer 2] was ten tijde van de seksuele handelingen nog maar 12 en 13 jaar oud, terwijl de verdachte bijna de volwassenheid had bereikt. Uit de verklaring van [slachtoffer 2] blijkt evident dat zij nog niet toe was aan seks met verdachte en dat van een normaal seksueel contact op basis van gelijkwaardigheid geen sprake was.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank feit 3 wettig en overtuigend bewezen.

5.De bewezenverklaring

De rechtbank acht bewezen dat de verdachte
1.
in de periode van 1 juni 2012 tot en met 14 september 2012 in Nederland en te Hongarije,
een ander, genaamd [slachtoffer 1] , (telkens) door misbruik van een kwetsbare positie
heeft geworven en overgebracht, met het oogmerk van uitbuiting van die [slachtoffer 1] (lid 1) en
een ander, genaamd [slachtoffer 1] heeft aangeworven (uit Hongarije) en heeft medegenomen naar Nederland met het oogmerk die [slachtoffer 1] ertoe te brengen zich in een ander land (Nederland) beschikbaar te stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met en/of voor een derde tegen betaling (sub 3) en
een ander genaamd [slachtoffer 1] , telkens door geweld en/of door misbruik van een kwetsbare positie heeft gedwongen en/of bewogen zich beschikbaar te stellen tot
het verrichten van arbeid of diensten (sub 4) en
opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de uitbuiting van die [slachtoffer 1] (sub 6) en
een ander genaamd [slachtoffer 1] telkens door geweld en/of door misbruik van een kwetsbare situatie heeft gedwongen en/of bewogen hem te bevoordelen uit de opbrengst van dier seksuele handelingen met en/of voor een derde, (sub 9)
immers heeft hij, verdachte
- het vervoer geregeld voor die [slachtoffer 1] van Hongarije naar Nederland en
- die [slachtoffer 1] in een kwetsbare positie gebracht, daar die [slachtoffer 1] de Nederlandse
taal niet voldoende machtig is en de weg in Nederland niet weet en
- die [slachtoffer 1] op internet aangeboden als prostituee en
- die [slachtoffer 1] als prostituee laten werken en
- voor die [slachtoffer 1] een gelegenheid geregeld en/of laten regelen alwaar zij zich kon prostitueren en
- die [slachtoffer 1] naar de plek waar zij zich prostitueerde gebracht en/of laten brengen en
- die [slachtoffer 1] een aanzienlijk deel van haar verdiensten, laten afgeven aan verdachte en
- die [slachtoffer 1] mishandeld;
2.
in de periode van 11 augustus 2012 tot en met 27 augustus 2012 in de gemeente Heerlen, aan een persoon genaamd [slachtoffer 1] , opzettelijk zwaar lichamelijk letsel (meervoudig gebroken kaak), heeft toegebracht, door deze opzettelijk meermalen te slaan;
3.
in de periode van 1 augustus 2012 tot en met 1 april 2013 in de gemeente Heerlen, meermalen telkens opzettelijk met een persoon genaamd [slachtoffer 2] (geboren op
9-1-2000), die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die mede bestonden uit het seksueel
binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 2] , hebbende verdachte meermalen zijn, verdachtes, penis in de vagina van die [slachtoffer 2] geduwd/gebracht.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

6.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert de volgende strafbare feiten op:
Ten aanzien van feit 1:
mensenhandel
Ten aanzien van feit 2:
zware mishandeling
Ten aanzien van feit 3:
met iemand die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren heeft bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen plegen die bestaan uit of mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, meermalen gepleegd
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

7.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

8.De straf

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd aan de verdachte op te leggen een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 4 jaren. Vanwege de ernst van de feiten en de persoon van de verdachte dient volgens de officier van justitie het meerderjarigenstrafrecht toegepast te worden. De officier van justitie heeft bij het formuleren van haar strafeis rekening gehouden met het strafblad van de verdachte en diens persoonlijke omstandigheden, alsook met de richtlijnen van het Openbaar Ministerie voor straftoemeting ter zake van mensenhandel en zeden. Deze in ogenschouw nemend, acht de officier van justitie, gelet op de duur van het seksueel misbruik en de veelvuldigheid daarvan, een gevangenisstraf voor de duur van 40 maanden passend ter zake van het zedendelict. Ter zake van de mensenhandel acht de officier van justitie een gevangenisstraf van 24 maanden passend, vanwege het grove geweld dat de verdachte in dit verband heeft toegepast. Tenslotte heeft de officier van justitie rekening gehouden met de jeugdige leeftijd van de verdachte en heeft zij een strafkorting van 10% op de strafeis verdisconteerd vanwege het tijdsverloop in onderhavige zaak.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft primair de vrijspraak van de verdachte bepleit. Subsidiair heeft de raadsman bepleit dat bij straftoemeting het jeugdstrafrecht dient te worden toegepast. De raadsman heeft daartoe aangevoerd dat de verdachte ten tijde van de pleegperiode pas 17 jaar oud was en er geen bijzondere omstandigheden zijn om tot toepassing van het volwassenenstrafrecht te komen. De raadsman acht de oplegging van een gevangenisstraf gelijk aan de duur van het voorarrest van de verdachte passend.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van het toepasselijke sanctierecht en de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
De verdachte heeft [slachtoffer 1] gedurende enkele maanden uitgebuit. Hij heeft haar, door misbruik te maken van haar kwetsbare positie en door geweld bewogen tot prostitutiewerkzaamheden en haar een aanzienlijk deel van haar verdiensten laten afdragen of afgepakt. De verdachte heeft niet geschroomd om te profiteren van de kwetsbaarheid van [slachtoffer 1] en haar gevoelens voor hem. Dit is een zeer ernstig feit. Mensenhandel, waarbij iemand in de prostitutie wordt gebracht, is immers een vergaande en ontluisterende manier van uitbuiting, waarbij de lichamelijke en geestelijke integriteit van het slachtoffer ondergeschikt wordt gemaakt aan de zucht naar geldelijk gewin van de uitbuiter. Het is een feit van algemene bekendheid dat slachtoffers van dergelijke feiten doorgaans nog lange tijd de psychische gevolgen hiervan ondervinden.
Daarnaast heeft de verdachte [slachtoffer 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toegebracht. Verdachte heeft haar zo hard geslagen dat hij haar kaak heeft gebroken. [slachtoffer 1] heeft een meervoudige kaakbreuk opgelopen, waarvoor zij behandeld diende te worden middels een operatie, medicatie en het immobiliseren van de kaak, waarna zij gedurende enkele tijd enkel vloeibaar voedsel kon innemen.
Tenslotte heeft de verdachte, terwijl hij 17 jaar oud was, gedurende een periode van enkele maanden ontuchtige handelingen gepleegd met de pas 12 en 13 jaar oude [slachtoffer 2] . Verdachte had moeten begrijpen dat een dergelijk leeftijdsverschil, zeker op die leeftijd, in de weg staat aan een gelijkwaardige relatie. Verdachte heeft [slachtoffer 2] vergaande seksuele handelingen opgedrongen en zich weinig gelegen laten liggen aan wat [slachtoffer 2] wilde. Verdachte heeft door zijn handelen ernstig inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van een jong meisje.
De rechtbank ziet in de aard en de ernst van de bewezen verklaarde feiten en de omstandigheden waaronder de feiten zijn gepleegd aanleiding om bij verdachte over te gaan tot toepassing van het meerderjarigenstrafrecht. De rechtbank heeft daartoe als volgt overwogen. De verdachte was ten tijde van het plegen van deze feiten (ruim) 17 jaar oud. Verdachte heeft de lichamelijke integriteit van de slachtoffers op grove wijze geschonden en is op eigen initiatief tot mensenhandel gekomen. Uit de stukken blijkt voorts dat verdachte heeft getracht een getuige te beïnvloeden. De in 2014 over verdachte door de reclassering en de raad voor de kinderbescherming uitgebrachte rapportages en de overige informatie omtrent de persoon van de verdachte in het dossier bevatten geen contra-indicaties voor het toepassen van het meerderjarigenstrafrecht.
Gelet op de aard en ernst van de feiten acht de rechtbank het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf aan de orde. De rechtbank slaat in dit verband tevens acht op het feit dat de verdachte geen inzicht heeft getoond in de laakbaarheid van zijn handelen.
De officier van justitie heeft haar strafeis gebaseerd op de Richtlijn voor Strafvordering Mensenhandel (2016R003). De rechtbank zal voor de straftoemeting ter zake van feit 1 tevens aansluiting zoeken bij deze richtlijn. Voor seksuele uitbuiting van een slachtoffer gedurende een periode korter dan 6 maanden, hanteert de richtlijn een oriëntatiepunt van 12 tot 24 maanden gevangenisstraf per slachtoffer. Gelet op enerzijds de relatief beperkte duur van de uitbuiting van [slachtoffer 1] en anderzijds de aard van de door de verdachte toegepaste dwangmiddelen- geweld en misbruik van een kwetsbare positie - zal de rechtbank ter zake van de uitbuiting uitgaan van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 14 maanden. Het door de verdachte toegepaste ernstige geweld tegen het slachtoffer zal de rechtbank, anders dan de officier van justitie, verdisconteren bij het bepalen van de strafmaat ter zake van feit 2.
Voor de door de verdachte gepleegde zware mishandeling zal de rechtbank aansluiting zoeken bij de LOVS-richtlijnen. Deze richtlijnen schrijven voor de categorie ‘zware mishandeling door middel van één of meer kopstoten en/of schoppen/trappen tegen het hoofd’ een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden.
Tenslotte zal de rechtbank ter zake van het door de verdachte gepleegde ontucht met een minderjarige uitgaan van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 6 maanden.
Het voorgaande brengt met zich mee dat de rechtbank een lagere onvoorwaardelijke gevangenisstraf zal opleggen dan door de officier van justitie is gevorderd.
De rechtbank houdt voorts rekening met het feit dat de verdachte blijkens het uittreksel uit de Justitiële Documentatie niet eerder ter zake van soortgelijke feiten is veroordeeld, alsmede met de toepassing van artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht.
Verder is de rechtbank van oordeel dat de redelijke termijn is aangevangen op het tijdstip van de overleveringsdetentie van de verdachte. Tussen het tijdstip van de inverzekeringstelling van de verdachte en de einduitspraak van de rechtbank ligt een periode van circa 3,5 jaar (42 maanden). De Hoge Raad heeft in haar arrest van 17 juni 2008 bepaald dat een strafzaak binnen 16 maanden dient te zijn afgerond, indien het strafrecht voor jeugdigen is toegepast. Om deze reden is de rechtbank van oordeel dat de redelijke termijn, als bedoeld in artikel 6 EVRM, met een periode van 26 maanden fors is overschreden, terwijl niet van bijzondere omstandigheden is gebleken. De rechtbank zal dit verdisconteren in de door haar te bepalen strafmaat door een strafkorting van 6 maanden op de aan de verdachte op te leggen onvoorwaardelijke gevangenisstraf toe te passen.
Alles overwegende acht de rechtbank de oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 20 maanden, met aftrek van de duur van de overleveringsdetentie en het voorarrest van de verdachte, passend en geëigend.

9.De benadeelde partijen en de schadevergoedingsmaatregel

9.1
De benadeelde partij [slachtoffer 1]
9.1.1
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1]
De benadeelde partij [slachtoffer 1] vordert, door tussenkomst van de in haar vordering als gemachtigde benoemde mr. A. Ubbergen, een schadevergoeding van € 18.305,00 ter zake van de feiten 1 en 2, waarvan € 3.305,00 ziet op materiële schade en € 15.000,00 op immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente. Voorts vordert zij de oplegging van de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f Sr.
9.1.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft de integrale toewijzing van deze vordering gevorderd, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f Sr.
9.1.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aangevoerd dat de vordering van [slachtoffer 1] onvoldoende is onderbouwd en tevens te gecompliceerd is vanwege de eigen schuld van het slachtoffer nu zij niet tijdig een dokter heeft bezocht, zodat deze vordering een onevenredige belasting van het strafproces vormt.
9.1.4
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat ter terechtzitting is komen vast te staan dat aan de benadeelde [slachtoffer 1] door de hiervoor bewezen verklaarde strafbare feiten 1 en 2 rechtstreeks schade is toegebracht.
De gevorderde vergoeding van materiële schade ziet enerzijds op een bedrag van € 3.215,00 aan inkomsten uit de prostitutie, welke [slachtoffer 1] aan de verdachte heeft moeten afstaan, en anderzijds op een bedrag van € 90,00 ter zake van hotelkosten, tijdens welke overnachting [slachtoffer 1] zwaar is mishandeld door de verdachte. De rechtbank is van oordeel dat de vordering ter zake van inkomsten uit prostitutie voldoende onderbouwd is en zal deze dan ook toewijzen. De gevorderde kosten van € 90,00 ter zake van de hotelkosten ziet de rechtbank evenwel niet als rechtstreekse schade ten gevolge van enig strafbaar feit, om welke reden de rechtbank deze zal afwijzen.
Ter zake van de gevorderde vergoeding van immateriële schade overweegt de rechtbank dat het een ervaringsregel is dat bij slachtoffers van feiten als de onderhavige, te weten mensenhandel en zware mishandeling, immateriële schade van enige omvang wordt veroorzaakt, zodat ook zonder nadere onderbouwing ter zake schade kan worden toegekend. De ontreddering van het slachtoffer als gevolg van de door verdachte gepleegde feiten blijkt voorts genoegzaam uit de stukken. Dat sprake zou zijn van ingewikkelde eigen schuld problematiek in dezen, volgt de rechtbank niet. De rechtbank acht een bedrag aan immateriële schade dan ook toewijsbaar. De rechtbank zal de hoogte van de immateriële schade ‘ex aequo et bono’ vaststellen op een hoogte van € 10.000,00 en voor het overige afwijzen.
De rechtbank zal de vordering toewijzen tot een bedrag van € 13.215,00, vermeerderd met de wettelijke rente met ingang van 14 september 2012. De rechtbank zal tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen.
9.2
De benadeelde partij [slachtoffer 2]
9.2.1
De vordering van de benadeelde partij
De benadeelde partij [slachtoffer 2] vordert een schadevergoeding van € 10.018,54, waarvan
€ 18,54 ziet op materiële schade en € 10.000,00 op immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente. Voorts vordert zij de oplegging van de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f Sr.
9.2.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft de integrale toewijzing van deze vordering gevorderd, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f Sr. De officier van justitie heeft daartoe aangevoerd dat uit de vordering voldoende duidelijk blijkt dat [slachtoffer 2] deze heeft ingesteld in de zaak van de verdachte en niet in de zaak van de medeverdachte I. Raffel.
9.2.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aangevoerd dat de vordering van [slachtoffer 2] dient te worden afgewezen, aangezien deze is ingediend in de zaak tegen de medeverdachte I. Raffel, deze niet is ondertekend en deze onvoldoende is onderbouwd.
9.2.4
Het oordeel van de rechtbank
Ter zake van de ontvankelijkheid van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] overweegt de rechtbank als volgt. De rechtbank stelt vast dat bij aanvang van het onderzoek ter terechtzitting namens de thans nog minderjarige [slachtoffer 2] een niet-ondertekende vordering benadeelde partij werd ingediend. Op verzoek van de rechtbank heeft het Openbaar Ministerie gedurende het onderzoek ter terechtzitting de nodige moeite betracht om dit verzuim te herstellen door de vordering te laten ondertekenen door de wettelijk vertegenwoordiger van [slachtoffer 2] . Uiteindelijk werd zijdens de benadeelde partij
[slachtoffer 2] een door haarzelf ondertekende vordering ingediend. De rechtbank stelt vast dat de vordering alsnog niet deugdelijk is ingediend, om welke reden de rechtbank [slachtoffer 2] niet-ontvankelijk zal verklaren in haar vordering.
De rechtbank zal ten behoeve van [slachtoffer 2] wel een schadevergoedingsmaatregel opleggen ter zake geleden immateriële schade. Het is een ervaringsregel is dat bij slachtoffers van zedenmisdrijven immateriële schade van enige omvang wordt veroorzaakt. Uit de stukken blijkt voorts dat [slachtoffer 2] (nadien) psychische problemen heeft ontwikkeld. Aangenomen kan worden dat het handelen van verdachte daar aan heeft bijgedragen. De rechtbank heeft ter bepaling van de hoogte van de schade aangesloten bij de letsellijst van het schadefonds geweldsmisdrijven en de schade vastgesteld op € 5.000,- (immateriële schade letselcategorie 3). Voor dit bedrag zal de schadevergoedingsmaatregel worden opgelegd.

10.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 24c, 36f, 57, 63, 77b, 245, 273f en 302 Sr, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

11.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
  • verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hierboven onder
  • spreekt de verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezenverklaarde de strafbare feiten oplevert zoals hierboven onder
  • verklaart de verdachte strafbaar;
Straf
- veroordeelt de verdachte voor de feiten 1, 2 en 3 tot een gevangenisstraf van
20 maanden;
- beveelt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in overleveringsdetentie en voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van deze gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
Benadeelde partijen en schadevergoedingsmaatregel
  • wijst de vordering van de benadeelde partij
  • wijst de vordering van de benadeelde partij voor het overige af;
  • veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij in het kader van deze procedure gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, begroot tot heden op nihil;
  • legt aan de verdachte de verplichting op tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer, [slachtoffer 1] , van € 13.215,00, bij niet betaling en verhaal te vervangen door 101 dagen hechtenis, met dien verstande dat de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft, te vermeerderen met de wettelijke rente te berekenen over de periode vanaf 14 september 2012 tot aan de dag van de volledige voldoening;
  • bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de staat in zoverre komt te vervallen;
  • verklaart de benadeelde partij,
  • veroordeelt de benadeelde partij in de kosten, door de verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakt, begroot tot heden op nihil;
  • legt aan de verdachte de verplichting op tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer, [slachtoffer 2] , van € 5.000,- bij niet betaling en verhaal te vervangen door 60 dagen hechtenis, met dien verstande dat de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.H.A.F.M. Krol, voorzitter, mr. C. Wapenaar en
mr. A.M. Koster-van der Linden, kinderrechters, in tegenwoordigheid van mr. J. Zijlstra en
mr. I.K. Bakker, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 13 april 2017.
BIJLAGE I: De tenlastelegging (verbeterd gelezen)
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
1.
hij op één of meer tijdstippen gelegen in of omstreeks de periode van 1 juni 2012 tot en met 14 september 2012 in de gemeente Vlodrop en/of in de gemeente Breda en/of in de gemeente Utrecht en/of in de gemeente Heerlen, in elk geval in Nederland en/of te Hongarije,
meermalen, althans eenmaal, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, (telkens)
een ander, genaamd [slachtoffer 1] , (telkens) door dwang en/of geweld en/of één of meer andere feitelijkhe(i)d(en) en/of door bedreiging met geweld en/of bedreiging met één of meer andere feitelijkhe(i)d(en) en/of door misleiding dan wel door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en/of door misbruik van een kwetsbare positie
heeft geworven en/of vervoerd en/of overgebracht en/of gehuisvest en/of opgenomen, met het oogmerk van uitbuiting van die [slachtoffer 1] (sub1)
en/of
een ander, genaamd [slachtoffer 1] heeft/hebben aangeworven (uit Hongarije) en/of heeft/hebben medegenomen naar Nederland met het oogmerk die [slachtoffer 1] ertoe te brengen zich in een ander land (Nederland) beschikbaar te stellen tot het verrichten van seksuele handeling(en) met en/of voor een derde tegen betaling, (sub 3)
en/of
een ander genaamd [slachtoffer 1] , (telkens) door dwang en/of geweld en/of één of meer andere feitelijkhe(i)d(en) en/of door bedreiging met geweld en/of bedreiging met één of meer andere feitelijkhe(i)d(en) en/of door afpersing en/of door misleiding dan wel door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en/of door misbruik van een kwetsbare positie heeft/hebben gedwongen en/of bewogen zich beschikbaar te stellen tot
het verrichten van arbeid of diensten dan wel onder genoemde omstandighe(i)d(en) enige handeling(en) heeft/hebben ondernomen waarvan verdachte en/of verdachtes mededader(s) wist(en) of redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat die [slachtoffer 1] zich daardoor beschikbaar zou stellen tot het verrichten van arbeid of diensten (sub 4)
en/of
opzettelijk voordeel heeft/hebben getrokken uit de uitbuiting van die [slachtoffer 1] (sub 6)
en/of
een ander genaamd [slachtoffer 1] (telkens) door dwang en/of geweld en/of één of meer andere feitelijkhe(i)d(en) en/of door bedreiging met geweld en/of bedreiging met één of meer andere feitelijkhe(i)d(en) en/of door afpersing en/of door misleiding dan wel door misbruik uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en/of door misbruik van een kwetsbare situatie heeft/hebben gedwongen en/of bewogen hem/hen te bevoordelen uit de opbrengst van diens seksuele handeling(en) met en/of voor een derde,
(sub 9)
immers heeft hij, verdachte en/of zijn mededader(s)
- het vervoer geregeld voor die [slachtoffer 1] van Hongarije naar Nederland en/of
- die [slachtoffer 1] in een kwetsbare positie gebracht, daar die [slachtoffer 1] de Nederlandse
taal niet voldoende machtig is en/of de weg in Nederland niet weet kent en/of
- die [slachtoffer 1] op internet aangeboden als prostituee en/of
- die [slachtoffer 1] als prostituee laten werken en/of
- voor die [slachtoffer 1] (een) kamer(s) en/of een gelegenheid geregeld en/of laten regelen alwaar zij zich kon prostitueren en/of
- die [slachtoffer 1] naar/van de plek waar zij zich prostitueerde gebracht en/of laten brengen en/of
- die [slachtoffer 1] gedwongen, althans bewogen om vele uren achter elkaar te werken in de prostitutie en/of
- woonruimte voor die [slachtoffer 1] geregeld en/of
- zorggedragen voor controle en/of toezicht op de prostitutiewerkzaamheden en/of verdiensten (daaruit) van die [slachtoffer 1] en/of het afdragen van die verdiensten door die [slachtoffer 1] aan verdachte en/of zijn mededaders(s) en/of
- die [slachtoffer 1] al haar verdiensten, althans een aanzienlijk deel daarvan, laten afgeven aan verdachte en/of zijn mededader(s), althans die [slachtoffer 1] geen gedeelte, althans weinig van haar verdiensten heeft/hebben laten behouden en/of
- die [slachtoffer 1] verhinderd uit eigen vrije wil haar prostitutiewerkzaamheden te kunnen beëindigen en/of
- die [slachtoffer 1] mishandeld en/of
- die [slachtoffer 1] een door verdachte en/of zijn mededader(s) gecontroleerde situatie gehouden, in elk geval één of meer(andere) handelingen verricht, strekkende tot het brengen en/of houden van die [slachtoffer 1] in een dwang- en/of uitbuitingssituatie, in elk geval in een van verdachte en/of zijn mededader(s) afhankelijke positie;
2.
hij in of omstreeks de periode van 11 augustus 2012 tot en met 27 augustus 2012 in de gemeente Heerlen, althans elders in Nederland, aan een persoon genaamd [slachtoffer 1] , opzettelijk zwaar lichamelijk letsel (meervoudig gebroken kaak), heeft toegebracht, door deze opzettelijk meermalen althans eenmaal te slaan e/of te stompen en/of te schoppen en/of te slaan;
3.
hij in of omstreeks de periode van 1 augustus 2012 tot en met 1 april 2013 in de gemeente Heerlen, in elk geval in Nederland meermalen althans eenmaal (telkens) opzettelijk met een persoon genaamd [slachtoffer 2] (geboren op 9-1-2000), die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel
binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 2] , hebbende verdachte meermalen althans eenmaal zijn, verdachtes, penis in de vagina van die [slachtoffer 2] geduwd/gebracht;

Voetnoten

1.HR 27 oktober 1998, ECLI:NL:HR:1998:ZD1413 en HR 2 februari 2010, ECLI:NL:HR:2010:BK6328.
2.Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van politie eenheid Limburg, Dienst Regionale Recherche, proces-verbaalnummer 2013009231, gesloten d.d. 27 februari 2014, doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 6712.
3.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 26 oktober 2012, p. 2956 tot en met 2959.
4.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 14 september 2012, p. 2960 tot en met 2962.
5.Brief d.d. 14 september 2012 van drs. R.P. Venekamp, SEH arts-assistent, p. 2969 en 2970.
6.Brief d.d. 2 oktober 2012 van drs. L.P.P. Stroij, arts-assistent, namens drs. A.J.W.P. Rosenberg, kaakchirurg, p. 2971 en 2972.
7.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 26 november 2012, p. 3038 tot en met 3043.
8.Proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer 1] d.d. 20 november 2012, p. 3052 tot en met 3068.
9.Proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer 1] d.d. 21 november 2012, p. 3069 tot en met 3093.
10.Proces-verbaal van getuigenverhoor van [slachtoffer 1] d.d. 10 juli 2013, p. 3191 tot en met 3199.
11.Proces-verbaal betreffende getuigenverhoor [slachtoffer 1] d.d. 9 maart 2016, zonder doornummering, blad 1 tot en met 10.
12.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] d.d. 11 april 2013, p. 3135 tot en met 3141.
13.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 3] d.d. 2 oktober 2013, p. 3243 tot en met 3260.
14.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 4] d.d. 4 februari 2014, p. 3334 tot en met 3345.
15.Lijst fotonummers / namen personen onderzoek Plataan, p. 139 tot en met 141.
16.Proces-verbaal informatief gesprek zeden d.d. 20 februari 2014, p. 3349 tot en met 3354.
17.Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 2] d.d. 26 februari 2014, p. 3355 tot en met 3372.
18.Proces-verbaal verhoor getuige van [slachtoffer 2] bij de rechter-commissaris d.d. 24 november 2015, zonder doornummering, blad 1 tot en met 7.
19.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 5 november 2012, p. 2947 tot en met 2949.
20.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 2 oktober 2012, p. 2950 en 2951.
21.Loopproces-verbaal zaakdossier 12 [slachtoffer 1] d.d. 27 februari 2014, p. 2917 tot en met 2946 op p. 2923.
22.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 4 april 2013, p. 3127 en 3128.
23.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 28 november 2012, p. 3107 tot en met 3109; kopie identiteitsbewijs [slachtoffer 1] , p. 3110; Factuur Hotel Van der Valk op naam van [slachtoffer 1] voor een overnachting d.d. 26 augustus 2012, p. 3112 en 3113.
24.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 4 december 2012, p. 3114 en 3115.
25.Proces-verbaal van verhoor getuige [naam taxichauffeur] d.d. 28 november 2012, p. 3118 tot en met 3120.
26.Proces-verbaal van verhoor van verdachte [verdachte] d.d. 27 januari 2014, p. 3373 tot en met 3378.
27.Proces-verbaal van verhoor van verdachte [verdachte] d.d. 27 januari 2014, p. 3379 tot en met 3386.
28.TK 2003-2004, 29 291, nr. 3, p. 18.
29.Hoge Raad 5 april 2016, HR:NL:HR:2016:554, r.o. 2.4.2 t/m 2.4.4.
30.Proces-verbaal informatief gesprek zeden d.d. 20 februari 2014, p. 3582 tot en met 3587.
31.Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 2] d.d. 26 februari 2014, p. 3588 tot en met 3605.
32.Proces-verbaal verhoor getuige van [slachtoffer 2] bij de rechter-commissaris d.d. 24 november 2015, zonder doornummering, blad 1 tot en met 7.
33.Proces-verbaal van verhoor van verdachte [verdachte] d.d. 27 januari 2014, p. 3633 tot en met 3638.