Uitspraak
RECHTBANK LIMBURG
1.De procedure
2.De feiten
Voorbehoud van financiering
Voorbehoud van bodemonderzoek/schoongrondverklaring, deze in opdracht van mij door een extern bureau op mijn kosten wordt uitgevoerd.
één volledige inpandige bezichtiging van de totale locatie alvorens de akte passeert
Het object maakt geen deel uit van een beschermd dorpsgezicht of monumentenzorg/rijksmonument
vrij van huur/pacht of enig ander gebruik door derden, dit geldt voor de totale locatie
schoon en leeg opgeleverd
3.Het geschil
4.De beoordeling
‘een tot bewoning bestemde onroerende zaak of bestanddeel daarvan’en dat de koper
‘een natuurlijk persoon is die niet handelt in de uitoefening van een beroep of bedrijf’. Partijen twisten verder over de vraag of [gedaagde] als verkoper een beroep kan doen op artikel 7:2 BW. [eiser] betwist dat, omdat het artikel volgens hem alleen de consument-koper beschermt en een verkoper daar alleen een beroep op kan doen als de verkoop diens eigen woning betreft, waarin de verkoper dus zelf woont.
‘een natuurlijk persoon die niet handelt in de uitoefening van een beroep of bedrijf’worden aangesloten bij uitleg van het begrip
‘consument’in de artikelen 7:5 lid 1, 6:236 en 6:237 BW en de daarbij behorende rechtspraak van het Hof van Justitie van de EG, in het bijzonder het arrest HvJ EG 20 januari 2005, C-464/01, ECLI:EU:C:2005:32. Daaruit volgt een strenge opvatting van het begrip ‘consument’:
“een persoon die een overeenkomst sluit voor een gebruik dat gedeeltelijk op zijn beroepsactiviteit betrekking heeft en daarvan dus slechts gedeeltelijk losstaat, kan zich in beginsel niet op deze bepalingen beroepen.”Wanneer dit uitgangspunt wordt toegepast op artikel 7:2 lid 1 BW, volgt daaruit dat dit artikel alleen van toepassing is op natuurlijke personen die de koopovereenkomst in het geheel niet (dus ook niet deels) aangaan voor de uitoefening van hun beroep of bedrijf.
‘een natuurlijk persoon is die niet handelt in de uitoefening van een beroep of bedrijf’. Dit leidt ertoe dat niet aan alle (cumulatieve) vereisten voor toepassing van artikel 7:2 lid 1 BW is voldaan en dat betekent dat de koopovereenkomst niet per se schriftelijk, maar ook mondeling tot stand kon komen. Het verweer van [gedaagde] slaagt dus niet.
nietmee dat de bieder daaruit mag afleiden dat de makelaar als gevolmachtigde van zijn opdrachtgever handelt. De gegadigde moet er vanuit gaan dat de makelaar als bode optreedt. Uit het arrest van het Gerechtshof Amsterdam van 8 oktober 2013 (ECLI:NL:GHAMS:2013:3252) volgt in aanvulling daarop, dat de makelaar-bode niet meer doet dan het overbrengen van de verklaring van zijn opdrachtgever. Hij brengt dus zelf geen rechtshandeling tot stand. Op basis van de enkele inhoud van de mededelingen van de makelaar mag de bieder bovendien niet aannemen dat de makelaar een verklaring van zijn opdrachtgever overbrengt. Daarvoor is meer nodig. Meer concreet betekent dit dat als de makelaar verklaart dat de opdrachtgever het bod aanvaardt, de bieder er niet zomaar vanuit mag gaan dat een koopovereenkomst tot stand gekomen is.