ECLI:NL:RBLIM:2016:933

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
21 januari 2016
Publicatiedatum
4 februari 2016
Zaaknummer
03/866450-14
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Valsheid in geschrifte en oplichting met betrekking tot persoonsgebonden budget

Op 21 januari 2016 heeft de Rechtbank Limburg in Roermond uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van valsheid in geschrifte en oplichting. De verdachte had in de periode van 9 februari 2011 tot en met 8 augustus 2012 meermalen verantwoordingsformulieren vervalst, waarbij hij de handtekening van zijn overleden echtgenote gebruikte. Dit deed hij met het doel om onterecht geld te ontvangen van een benadeeld kantoor, in het kader van een persoonsgebonden budget (PGB). De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan de feiten zoals ten laste gelegd, en dat deze feiten wettig en overtuigend bewezen waren. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk, en moest een bedrag van € 263.019,01 terugbetalen aan de benadeelde partij. De rechtbank overwoog dat de verdachte gedurende een lange periode had gefraudeerd en dat hij de ontvangen bedragen had gebruikt voor persoonlijke luxe, terwijl hij wist dat hij geen recht had op deze gelden. De rechtbank hield rekening met de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, maar vond een werkstraf niet passend. De vordering van de benadeelde partij werd volledig toegewezen, inclusief wettelijke rente.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Roermond
Strafrecht
Parketnummer: 03/866450-14
Tegenspraak
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 21 januari 2016
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] ,
wonende te [adresgegevens verdachte] .
De verdachte wordt bijgestaan door mr. F.M. van Venrooij-Nieuwenhuis, advocaat, kantoorhoudende te Heerlen.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 7 januari 2016. De verdachte en zijn raadsman zijn verschenen. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte:
Feit 1:vier verantwoordingsformulieren valselijk heeft opgemaakt/vervalst om deze als echt te gebruiken
Feit 2:het [benadeeld kantoor] heeft opgelicht.

3.De beoordeling van het bewijs

3.1
Het standpunt van de officier van justitie en de verdediging
De officier van justitie heeft gevorderd dat het onder 1 en 2 ten laste gelegde wordt bewezenverklaard.
De verdediging heeft geen bewijsverweer gevoerd.
3.2
Het oordeel van de rechtbank [1]
Evenals de officier van justitie en de verdediging, acht de rechtbank beide ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen gelet op:
- de bekennende verklaring van verdachte afgelegd tijdens de zitting van 7 januari 2016 en bij de politie [2] ;
- de aangifte van [betrokkene] , namens [benadeeld kantoor] ; [3]
- 3 verantwoordingsformulieren. [4]
Daarbij overweegt de rechtbank dat verdachte met betrekking tot feit 1 partieel zal worden vrijgesproken van het vervalsen van het verantwoordingsformulier d.d. 3 februari 2011 (op p. 30), nu dit buiten de ten laste gelegde periode valt.
3.3
De bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat verdachte
1.
in het tijdvak van 9 februari 2011 tot en met 8 augustus 2012 te gemeente Kerkrade, meermalen, telkens een verantwoordingsformulier (te weten de formulieren op p. 32 en p. 34 en p. 36), - elk zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen – heeft vervalst, immers heeft verdachte telkens valselijk op dat verantwoordingsformulier een handtekening geplaatst van [echtgenote verdachte] , terwijl die [echtgenote verdachte] is overleden op 3 november 2010, zulks telkens met het oogmerk om die geschriften als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken;
2.
in het tijdvak van 3 november 2010 tot en met 8 maart 2013 te Kerkrade, met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en een listige kunstgreep het [benadeeld kantoor] heeft bewogen tot de afgifte van een hoeveelheid geld (te weten ongeveer 263.019,01 euro), hebbende verdachte met voren omschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en listiglijk zich in het kader van Persoonsgebonden budget voorgedaan als zijnde zijn vrouw, terwijl die op 3 november 2010 was overleden en niet aan het [benadeeld kantoor] doorgegeven, dat zijn vrouw, de budgethouder reeds op 3 november 2010 was overleden en verantwoordingsformulieren (p. 32 en p. 34 en p. 36) opgestuurd naar het [benadeeld kantoor] en de handtekening van zijn vrouw gezet op die formulieren, als ware zijn vrouw nog in leven, waardoor het [benadeeld kantoor] werd bewogen tot bovenomschreven afgifte.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

De verdediging heeft onder verwijzing naar de uitspraken van de rechtbank te Amsterdam d.d. 22 januari 2014 (ECLI:NL:RBAMS:2014:881) en het gerechtshof te Amsterdam d.d. 28 oktober 2014 (ECLI:NL:GHAMS:2014:4512 ) bepleit dat de beide feiten in een zodanig verband staan dat zij beschouwd moeten worden als één handeling.
De officier van justitie is inhoudelijk niet ingegaan op dit verweer.
De rechtbank is van oordeel dat de onder 1 en 2 bewezenverklaarde feiten, die elk op zichzelf een misdrijf opleveren, in een zodanig verband met elkaar staan dat zij moeten worden beschouwd als één voortgezette handeling. Daarbij overweegt de rechtbank dat deze twee gelijksoortige feiten zijn voortgekomen uit één ongeoorloofd wilsbesluit, namelijk het blijven ontvangen van PGB-gelden van de zorgverzekeraar. Omdat verdachte voor de oplichting gebruik heeft gemaakt van drie vervalste documenten, te weten de verantwoordingsformulieren, geldt voor de valsheid in geschrift dat sprake is van meermalen gepleegd.
Het ten laste van verdachte bewezenverklaarde levert derhalve op de navolgende strafbare misdrijven:
ten aanzien van de feiten 1 en 2:
de voortgezette handeling van:
valsheid in geschrifte, meermalen gepleegd
en
oplichting.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De straf en/of de maatregel

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd aan de verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden. Hij heeft daarbij rekening gehouden met thans geldende richtlijnen voor fraude, het feit dat verdachte al eerder voor fraude is veroordeeld, met name een veroordeling tot drie jaar en drie maanden in Duitsland in 2005 en de overige persoonlijke omstandigheden van verdachte. Onder verwijzing naar het vonnis van de rechtbank Limburg d.d. 19 december 2014 (ECLI:NL:RBLIM:2014:11109) heeft de officier van justitie betoogd dat de leeftijd van verdachte geen strafmatigende werking heeft.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht te volstaan met een maximale taakstraf gecombineerd met een voorwaardelijke gevangenisstraf. Zij heeft daarbij aangevoerd dat – meer dan de officier van justitie heeft gedaan in zijn eis – rekening dient te worden gehouden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte, het feit dat het lang heeft geduurd voordat werd geconstateerd dat verdachte onterecht PGB-gelden heeft ontvangen en er actie werd ondernomen, en soortgelijke zaken waarin lagere straffen werden opgelegd.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Verdachte heeft zich vanaf 3 november 2010 gedurende een periode van bijna 2,5 jaar schuldig gemaakt aan oplichting. In deze periode heeft hij verantwoordingsformulieren ingevuld op naam van zijn echtgenote en hierop haar handtekening vervalst, terwijl zijn vrouw op 3 november 2010 was overleden. Door dit te doen heeft hij op papier de kosten die hij in het kader van een persoonsgebonden budget ontving voor de zorg van zijn echtgenote verantwoord, terwijl er door het overlijden van zijn vrouw geen zorg meer was verleend. Aldus heeft hij bewerkstelligd dat de uitkerende instantie de betaling van het budget ten onrechte heeft voortgezet. De ten onrechte uitgekeerde bedragen heeft hij vervolgens behouden, waarbij hij heeft verklaard dat wanneer dit niet was ontdekt, hij waarschijnlijk niet uit zichzelf was gestopt. Verdachte heeft op deze manier een totaalbedrag van € 263.019,01 ontvangen.
In de oriëntatiepunten voor straftoemeting en de afspraken van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) wordt in geval van fraude bij een benadelings-bedrag van € 250.000,- tot € 500.000,- een gevangenisstraf voor de duur van 12 tot 18 maanden als oriëntatiepunt genoemd. Gelet op het benadelingsbedrag van € 263.019,01 zal de rechtbank een gevangenisstraf van 12 maanden als uitgangspunt hanteren.
De rechtbank heeft vervolgens gekeken of er reden is van dit uitgangspunt af te wijken. De rechtbank heeft hierbij met name het volgende overwogen. Tijdens het onderzoek ter terechtzitting heeft de rechtbank geen duidelijk antwoord kunnen krijgen op de vraag hoe verdachte tot zijn daden is gekomen. Verdachte heeft hierover verklaard dat hij het eerste ten onrechte uitgekeerde geld kort na het overlijden van zijn echtgenote heeft ontvangen. Omdat hij krap bij kas zat heeft hij dat geld gebruikt om de begrafeniskosten te betalen. Dit verklaart echter niet waarom verdachte ook daarna het geld zelf heeft gehouden en dit heeft besteed aan allerlei luxe goederen(zoals het opknappen van zijn woning, dure vakanties en de aankoop van zes oldtimers), waardoor hij uiteindelijk in 2,5 jaar tijd meer dan € 250.000,- aan gemeenschapsgeld heeft misbruikt.
Het is bovendien schrijnend te moeten constateren dat het ten onrechte ontvangen bedrag, zoals het er nu uitziet, voor het overgrote deel niet door verdachte zal kunnen worden terugbetaald en dus niet kan worden besteed aan dat waarvoor het is bedoeld, zorg voor diegenen die het nodig hebben.
De rechtbank heeft verder acht geslagen op het Uittreksel uit de Justitiële Documentatie van verdachte, waaruit blijkt dat verdachte eerder in Duitsland tot een gevangenisstraf is veroordeeld voor een soortgelijk feit.
Alles overwegend acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden in beginsel ook in deze zaak passend. Een werkstraf, zoals door de raadsvrouw voorgesteld doet onvoldoende recht aan de ernst van de feiten. Gelet op het tijdsverloop tussen de aangifte (juni 2013) en de behandeling van de zaak (januari 2016), zal de rechtbank echter wel een deel van de gevangenisstraf, te weten: 3 maanden, voorwaardelijk opleggen. Daarmee wordt de strafoplegging tevens dienstig gemaakt aan het voorkomen van dergelijk strafbaar handelen in de toekomst. Conform het reclasseringsadvies d.d. 5 januari 2016 zal de rechtbank daarbij als bijzondere voorwaarde reclasseringstoezicht opleggen. De rechtbank ziet – anders dan de officier van justitie – echter geen aanleiding om verdachte ook het volgen van de CoVa-training als bijzondere voorwaarde op te leggen.

7.De benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel

[benadeeld kantoor] heeft een vordering benadeelde partij ingediend met betrekking tot de als gevolg van de hiervoor onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten geleden materiële schade.
[benadeeld kantoor] voornoemd heeft de materiële schade op een bedrag van € 263.019,01 gesteld en wil die schade vergoed krijgen.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de vordering geheel toe te wijzen met de schadevergoedingsmaatregel.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht de vordering te matigen tot een bedrag van € 245.654,08,-, welk bedrag volgens haar het totaal van de uitgekeerde PGB-gelden betreft.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank overweegt dat uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat aan de benadeelde partij [benadeeld kantoor] door de hiervoor onder 1 en 2 bewezen verklaarde strafbare feiten rechtstreeks schade is toegebracht tot een bedrag van € 263.019,01, en nu aan verdachte ter zake van dat feit een straf zal worden opgelegd en de vordering door de verdediging onvoldoende is weersproken, zal de rechtbank deze vordering tot een bedrag van € 263.019,01 toewijzen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 8 maart 2013 tot aan de dag van volledige voldoening. De rechtbank zal tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 24c, 36f, 56, 57, 225, 326 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
  • verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hierboven onder 3 is omschreven;
  • spreekt de verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezenverklaarde de strafbare feiten oplevert zoals hierboven onder 4 is omschreven;
  • verklaart de verdachte strafbaar;
Straf
  • veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf van
  • bepaalt dat het voorwaardelijke gedeelte van de straf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, omdat de veroordeelde voor het einde van de proeftijd:
  • zich heeft schuldig gemaakt aan een strafbaar feit of
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit geen medewerking heeft verleend aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de Identificatieplicht ter inzage heeft aangeboden of
  • geen medewerking heeft verleend aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
  • stelt voorts de volgende bijzondere voorwaarden, waaraan de veroordeelde gedurende de proeftijd heeft te voldoen: veroordeelde zal zich houden de aanwijzingen die hem door of namens de reclassering (LdH Limburg) worden gegeven;
  • geeft de reclassering opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
Benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregel
- wijst de vordering van de benadeelde partij [benadeeld kantoor] toe en veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij te betalen
€ 263.019,01, te vermeerderen met de wettelijke rente te berekenen over de periode van 8 maart 2013 tot aan de dag van de volledige voldoening;
- veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij in het kader van deze procedure gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, begroot tot heden op nihil;
  • legt aan de verdachte de verplichting op tot betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij van € 263.019,01, bij niet betaling en verhaal te vervangen door 365 dagen hechtenis, met dien verstande dat de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft, te vermeerderen met de wettelijke rente te berekenen over de periode vanaf 8 maart 2013 tot aan de dag van de volledige voldoening;
  • bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de staat in zoverre komt te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.M.E. Kessels, voorzitter, mr. A.K. Kleine en mr. S.V. Pelsser, rechters, in tegenwoordigheid van mr. H.M.E. de Beukelaer, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 21 januari 2016.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
1.
hij in of omstreeks het tijdvak van 9 februari 2011 tot en met 8 augustus 2012 te gemeente Kerkrade, in elk geval in het arrondissement Maastricht en/of Limburg, meermalen, althans eenmaal, (telkens) een verantwoordingsformulier (te weten de formulieren op p. 30 en/of p. 32 en/of p. 34 en/of p. 36), - (elk) zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen - valselijk heeft opgemaakt of vervalst, immers heeft verdachte (telkens) valselijk op dat verantwoordingsformulier een handtekening geplaatst van [echtgenote verdachte] , terwijl die [echtgenote verdachte] is overleden op 3 november 2010, zulks (telkens) met het oogmerk om die/dat geschrift(en) als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken;
2.
hij in of omstreeks het tijdvak van 3 november 2010 tot en met 8 maart 2013 te Kerkrade, althans in het arrondissement Maastricht en/of Limburg, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door een of meer listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, het [benadeeld kantoor] heeft bewogen tot de afgifte van een hoeveelheid geld (te weten ongeveer 263.019,01 euro), in elk geval van enig goed, hebbende verdachte met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid zich in het kader van Persoonsgebonden budget, althans zorg in natura, voorgedaan als zijnde zijn vrouw, terwijl die op 3 november 2010 was overleden en/of niet aan het [benadeeld kantoor] doorgegeven, dat zijn vrouw, de budgethouder reeds op 3 november 2010 was overleden en/of een of meer verantwoordingsformulieren (p. 30 en/of p. 32 en/of p. 34 en/of p.36) opgestuurd naar het [benadeeld kantoor] en de handtekening van zijn vrouw heeft gezet op die formulieren, als ware zijn vrouw nog in leven, waardoor (medewerkers van) het [benadeeld kantoor] werd bewogen tot bovenomschreven afgifte;

Voetnoten

1.Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van politie Limburg, Districtsrecherche Kerkrade, proces-verbaalnummer PL2400-2014061712, gesloten d.d. 27 januari 2015, doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 238.
2.Proces-verbaal van verhoor verdachte d.d.5 januari 2015, pagina 7-13.
3.Geschrift met als opschrift ‘Rapportage ten behoeve van aangifte’ d.d. 7 juni 2013, pagina 14-20.
4.Geschriften met als opschrift “Verantwoordingsformulier PGB’, d.d. 4 augustus 2011 (pagina 32-33), 2 februari 2012 (pagina 34-35) en 2 augustus 2012 (pagina 36-37).