Overwegingen
1. Eiser is sinds 1 juni 2004 bij verweerders gemeente werkzaam geweest als medewerker huisvesting (Technisch uitvoerend medewerker C) bij het team Huisvestingservices.
2. Nadat eiser op 18 november 2013 heeft toegegeven op 12 november 2013 een computer, toebehorende aan de gemeente, te hebben meegenomen naar huis, heeft verweerder eiser naar huis gestuurd in afwachting van vervolgstappen en hem op 19 november 2013 in verband met een ernstige verdenking van plichtsverzuim verzocht thuis te blijven. De computer, aangeschaft in maart 2013, met een (aanschaf)waarde van € 736,85 is bij eiser thuis opgehaald.
3. Bij brief van 27 november 2013 heeft eiser bezwaar gemaakt tegen verweerders verzoek thuis te blijven en aangegeven dat hij in de veronderstelling was (geweest) dat de door hem meegenomen computer een oude afgeschreven computer betrof, die anders naar het milieupark zou worden gebracht. Eiser is zich er niet van bewust geweest dat hij iets illegaals heeft gedaan, te meer nu hij (wel) wist dat hij overal op de camera’s te zien was.
4. Bij besluit van 4 december 2013 heeft verweerder eiser op de hoogte gesteld van het voornemen hem in verband met ernstig plichtsverzuim op grond van artikel 8:13 juncto artikel 16:1:1 van de Arbeidsvoorwaardenregeling gemeente Maastricht (AGM) de disciplinaire maatregel van onvoorwaardelijke strafontslag op te leggen. Eiser heeft, daartoe door verweerder in de gelegenheid gesteld, op 20 december 2013 zijn zienswijze gegeven. Daarbij heeft hij verklaard dat hij niet van plan was geweest een nieuwe computer (een zogenaamde supercomputer) mee te nemen, maar een oude en hieruit onderdelen te halen voor zijn eigen computer. Eiser had hiervoor toestemming gekregen van zijn collega [collega], die volgens eiser overigens ook al eens een fiets mee naar huis zou hebben genomen. Als er niemand met hem mee naar huis was gegaan om de doos met kapotte wasmachine-onderdelen (waarvan eiser eerder had gesteld deze te hebben meegenomen in plaats van de computer) op te halen, zou hij het wegnemen van de computer niet bekend hebben en hem de dag erna teruggeplaatst hebben.
5. Bij besluit van 28 januari 2014 (het primaire besluit) heeft verweerder eiser de disciplinaire maatregel van onvoorwaardelijk strafontslag opgelegd. Verweerder heeft hieraan ten grondslag gelegd dat het door eiser gepleegde plichtsverzuim zodanig ernstig is dat oplegging van de zwaarste straf van onvoorwaardelijk strafontslag daarvoor zonder meer gerechtvaardigd is. Eiser kan niet in dienst van de gemeente Maastricht blijven nu hij door zijn handelwijze niet langer het vertrouwen van verweerder heeft. Het door eiser tegen dit besluit aangetekende bezwaar is door verweerder bij besluit van 11 juni 2014 (het bestreden besluit) ongegrond verklaard. Daartoe heeft verweerder overwogen dat onweersproken is dat eiser op 12 november 2013 een computer van zijn werkgever heeft meegenomen zonder daarvan melding te maken aan zijn leidinggevende. Tevens staat vast dat eiser dit feit eerst, een dag later, ontkend heeft, vervolgens een week later, heeft aangegeven dat hij een doos met wasmachine-onderdelen heeft meegenomen en uiteindelijk gezegd heeft dat hij dacht dat hij een oude computer heeft meegenomen, en dat dit met instemming van een collega was gebeurd. Met betrekking tot de stelling van eiser dat het ontslag in verband met de boventalligheid van eiser goed uitkomt stelt verweerder dat het hier om een strafontslag gaat en dat er geen ontslag voor eiser dreigde vanwege de boventalligheid van zijn functie. Van een onevenredige maatregel is volgens verweerder geen sprake omdat de aard en de ernst van het door eiser gepleegde plichtsverzuim dusdanig zijn, dat deze, ook als acht geslagen wordt op de verdere omstandigheden van het geval, een strafontslag rechtvaardigen.
6. Eiser heeft tegen dit besluit beroep ingediend en daartoe –kort samengevat- aangevoerd dat er door verweerder voorbij wordt gegaan aan het feit dat er bij eiser geen sprake is geweest van opzet of kwade bedoelingen, zodat het strafontslag een onevenredig zware maatregel is. Het is binnen de gemeente gebruikelijk dat medewerkers oude en afgedankte spullen meenemen. Eiser heeft bovendien geen nieuwe computer meegenomen, verweerder dient ter bewijs daartoe de camerabeelden te overleggen. Eiser heeft altijd loyaal en zonder problemen bij de gemeente gewerkt. Het strafontslag treft hem en zijn gezin onevenredig hard.
7. Op grond van artikel 8:13 van de AGM kan aan de ambtenaar ongevraagd ontslag verleend worden.
Op grond van artikel 16:1:1, eerste lid, van de AGM kan de ambtenaar die de hem opgelegde verplichtingen niet nakomt of zich overigens aan plichtsverzuim schuldig maakt, dan wel bij herhaling aanleiding geeft tot toepassing te zijnen aanzien van maatregelen van inhouding, beslag of korting, als bedoeld in de tweede titel van de Ambtenarenwet deswege disciplinair worden gestraft. Plichtsverzuim omvat ingevolge het tweede lid van dit artikel zowel het overtreden van enig voorschrift als het doen of nalaten van iets dat een goed ambtenaar in gelijke omstandigheden behoort na te laten of te doen.
8. De rechtbank overweegt als volgt.
9. Op grond van de gedingstukken en het verhandelde ter zitting is de rechtbank van oordeel dat vaststaat dat eiser een computer, toebehorende aan de gemeente, heeft meegenomen naar huis, waarbij hij wist of in ieder geval had moeten weten dat hij dit niet mocht zonder uitdrukkelijke toestemming van zijn leidinggevende. De rechtbank verwijst voor dit standpunt naar de door eiser ondertekende verklaring van goed ambtenaarschap en de door hem afgelegde ambtseed. Daarnaast is eiser, alsmede zijn collega’s, in augustus 2013 nog door de dienstleiding gewaarschuwd dat het niet toegestaan is oud ijzer, koper of aluminium af te voeren en te verkopen en de opbrengst hiervan voor zichzelf te houden. De rechtbank verwijst naar de e-mails van [medewerker] van 14 augustus 2013 en van [Teammanager Huisvestingservices] van 19 november 2013 die zijn opgenomen in het procesdossier. Eiser had moeten begrijpen dat het meenemen van een computer, oud dan wel nieuw, dan zeker niet toegestaan was. De rechtbank verwijst ook naar de verklaringen van medewerkers [naam 1], [naam 2], [naam 3], [naam 4] en[naam 5] (opgenomen in bijlagen 33 tot en met 37 van het procesdossier) waaruit blijkt dat er incidenteel wel goederen worden weggegeven of uitgeleend in het kader van een opleiding, maar dat dit altijd eerst via de leidinggevende loopt die hiervoor toestemming moet geven en op basis van afspraken. Dat eiser toestemming zou hebben gekregen van collega[collega], die dit overigens uitdrukkelijk heeft ontkend (zie de verklaring van [collega] in de mailwisseling van 22 april 2014, bijlage 32 van het procesdossier), leidt niet tot een ander oordeel, omdat [collega] geen leidinggevende van eiser is.
10. De verklaringen van twee (gewezen) medewerkers die door eiser in een later stadium in het geding zijn gebracht leiden niet tot een ander oordeel, omdat eiser geen toestemming van zijn leidinggevende had gekregen de computer mee te nemen. Dat het meenemen van spullenzondertoestemming van een direct leidinggevende door de gemeente zou worden toegestaan, zoals de twee voornoemde ex-collega’s van eiser verklaren, acht de rechtbank volstrekt onaannemelijk gelet op de overige verklaringen en stukken in het geding. Bovendien volgt uit vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep (hierna: CRvB) dat een gebrek aan adequate controle – voor zover daar al sprake van zou zijn – niet afdoet aan de eigen verantwoordelijkheid van medewerkers jegens hun werkgever. Gebrek aan controle door leidinggevenden doet op zichzelf niet af aan de ernst van een geconstateerd plichtsverzuim (zie onder meer ECLI:NL:CRVB:2006:AX1635). Dat geldt zeker voor eiser die in het kader van zijn functie vrijelijk toegang had tot alle locaties van de gemeente, ook waar niet iedere medewerker van de gemeente toegang heeft, zodat eiser dan ook blindelings vertrouwd had moeten kunnen worden (zie tevens ECLI:NL:CRVB:2013:BZ0240). 11. Gelet op het vorengaande en het feit dat eiser het feit eerst ontkend heeft, daarna onjuiste informatie heeft gegeven (doos met wasmachine-onderdelen meegenomen) en pas daarna – toen zijn leidinggevende aangaf die doos bij eiser thuis te zullen ophalen – bekend heeft, is de rechtbank van oordeel dat er sprake is van ernstig plichtsverzuim op grond waarvan het opleggen van strafontslag gerechtvaardigd was.
12. De rechtbank ziet geen enkel aanknopingspunt voor eisers stelling dat hij de dupe is geworden van een wisseling van leidinggevenden, dat verweerder op zoek was naar een zondebok en dat de oorzaak van het ontslag moet worden gezocht in het boventallig zijn van eisers functie. Eiser heeft deze stellingen op geen enkele wijze onderbouwd en ook het procesdossier biedt geen steun voor zijn betoog. Weliswaar was eisers functie boventallig maar dat betekende niet dat hij zijn baan zou verliezen, zoals verweerder (onweersproken) heeft toegelicht. Voorts betoogt eiser dat verweerder op volstrekt buitensporige en onzorgvuldige wijze is omgegaan met het incident en met eisers belangen in dezen. Eiser doelt daarbij met name op de e-mail die op 25 november 2013 aan zijn collega’s is verzonden. Hoewel verweerder tijdens de behandeling ter zitting heeft toegegeven dat het versturen van deze e-mail ongelukkig is, heeft dit naar het oordeel van de rechtbank geen gevolgen voor de beoordeling van het bestreden besluit. Zoals de rechtbank hiervoor heeft overwogen, is sprake van ernstig plichtsverzuim, zodat het opleggen van strafontslag gerechtvaardigd was.
13. Met betrekking tot de stelling van eiser dat het strafontslag onevenredig is gezien het feit dat hij gedurende tien jaar zonder enige problemen werkzaam is geweest bij de gemeente, overweegt de rechtbank onder verwijzing naar de uitspraak van de CRvB van
29 oktober 2012 (ECLI:NL:CRVB:2012:BY0754) dat het functioneren van eiser tot het incident dat heeft geleid tot het strafontslag niet relevant is . 14. Dat het strafontslag ernstige gevolgen heeft voor eiser en diens gezin is zeer aannemelijk, maar dit dient gelet op de ernst van het door eiser gepleegde plichtsverzuim voor zijn rekening en risico te blijven en kan niet leiden tot een ander oordeel.
15. Het beroep is ongegrond.
16. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.