In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Limburg, is op 9 augustus 2013 uitspraak gedaan over een geschil tussen eiseres en de heffingsambtenaar van de gemeente Venlo, waarbij de Staat der Nederlanden als derde-partij betrokken was. Eiseres vorderde schadevergoeding wegens een overschrijding van de redelijke termijn in de procedure. De rechtbank oordeelde dat de redelijke termijn van twee jaar was overschreden, met name in de beroepsfase die 23 maanden duurde. De rechtbank matigde de schadevergoeding, die normaal € 500 per half jaar bedraagt, tot 50% vanwege het geringe belang van de zaak, die betrekking had op een WOZ-waarde van slechts € 1.000. De rechtbank concludeerde dat de overschrijding van de redelijke termijn aan de zijde van de rechtbank was te wijten, maar dat de geringe financiële omvang van het geschil geen aanleiding gaf voor een volledige schadevergoeding. Uiteindelijk werd de Staat veroordeeld tot het betalen van € 500 aan eiseres.