ECLI:NL:RBGEL:2025:56

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
9 januari 2025
Publicatiedatum
8 januari 2025
Zaaknummer
AWB _ 22 - 5875
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag woonurgentie en schending hoorplicht door college van burgemeester en wethouders

In deze uitspraak van de Rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, wordt het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag om woonurgentie beoordeeld. Eiseres had op 16 maart 2022 een urgentieverklaring aangevraagd, omdat zij sinds 11 augustus 2017 in een portiekflat woont en ernstige overlast ervaart van haar bovenbuurman. Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Arnhem heeft de aanvraag op 20 juni 2022 afgewezen, en dit besluit is in bezwaar op 7 november 2022 gehandhaafd. De rechtbank oordeelt dat het college de hoorplicht heeft geschonden, omdat niet is aangetoond dat eiseres in bezwaar is gehoord. De rechtbank concludeert dat het college onvoldoende heeft gemotiveerd waarom eiseres eerst in gesprek moet gaan met de bovenbuurman, terwijl deskundigen hebben aangegeven dat dit niet mogelijk is vanwege haar psychische klachten. De rechtbank vernietigt het besluit van het college en draagt het op om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen. Eiseres krijgt gelijk en het college moet het griffierecht en proceskosten vergoeden.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: ARN 22/5875

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres] , uit [plaats 1] , eiseres

(gemachtigde: [naam gemachtigde 1] ),
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Arnhem

(gemachtigde: [naam gemachtigde 2] ).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag om woonurgentie.
1.1.
Het college heeft deze aanvraag met het besluit van 20 juni 2022 afgewezen. Met het bestreden besluit van 7 november 2022 op het bezwaar van eiseres is het college bij de afwijzing van de aanvraag gebleven.
1.2.
Het college heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 25 juli 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van het college.
1.4.
De rechtbank heeft het onderzoek op zitting geschorst, om het college de gelegenheid te geven te laten weten of er een hoorzitting is geweest met overlegging van stukken.
1.5.
Het college heeft daarna een brief met twee bijlagen overgelegd. Hierop heeft eiseres gereageerd.
1.6.
De rechtbank heeft vervolgens met toepassing van artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) bepaald dat een nadere zitting achterwege blijft en heeft het onderzoek gesloten.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt de afwijzing van de aanvraag van eiseres om woonurgentie. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiseres.
3. Het beroep is gegrond
.Het college heeft de afwijzing niet deugdelijk gemotiveerd. Daarnaast heeft het college het zorgvuldigheidsbeginsel geschonden, omdat niet is aangetoond dat eiseres in bezwaar is gehoord. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Waarom vraagt eiseres om woonurgentie?
4. Eiseres heeft op 16 maart 2022 een urgentieverklaring aangevraagd. Zij woont sinds 11 augustus 2017 op het adres [locatie] in [plaats 1] . Haar woning bevindt zich op de begane grond van een portiekflat. In haar aanvraag stelt zij dat zij overlast heeft van haar bovenbuurman door harde muziek en loopgeluiden en dat zij onrust ervaart in haar woonomgeving. De onrust ziet op veelvuldig bezoek ‘s nachts en startende auto’s en scooters die naast haar slaapkamerraam geparkeerd staan. Daarnaast heeft eiseres door een ongeval in 2021 in de nabijheid van haar woning een niet aangeboren hersenletsel (NAH) opgelopen. Daardoor is eiseres extra gevoelig voor (geluids)overlast. Het gevolg van de overlast is dat eiseres niet in staat is deel te nemen aan het behandelprogramma bij Pro Persona dat zij dient te volgen. Daarom heeft eiseres een urgentieverklaring voor een zelfstandige woning aangevraagd.
Waarom heeft het college de aanvraag afgewezen?
5. Het college heeft advies gevraagd aan [adviesbureau] ( [adviesbureau] ). In het advies van [adviesbureau] staat dat deze adviseur op 15 april 2022 de woning heeft bezocht en daar heeft gesproken met eiseres. Bij dit gesprek was mevrouw [persoon A] , ambulant begeleider, aanwezig. In het advies staat dat eiseres vertelt dat in het wooncomplex veel druggebruikers en dealers wonen en zij zorgen voor een onrustige woonomgeving. Eiseres vertelt dat naast haar slaapkamer wordt geparkeerd en het gevolg is dat eiseres al vroeg wakker wordt van startende auto’s en scooters. Verder staat er dat eiseres last heeft van haar bovenbuurman door harde muziek en loopgeluiden in de avond en nacht. Eiseres heeft tijdens dit gesprek verteld dat de buurman een agressieve jongeman is waar andere buren ook last van hebben, maar dat niemand van de buren een melding durft te doen. Verder staat er dat wanneer eiseres geen overlast heeft van haar bovenbuurman ze zeker blijft wonen. [adviesbureau] concludeert dat eiseres door haar cognitieve en psychische klachten kwetsbaar is, dat ze in een omgeving woont die niet goed is voor haar klachten, maar dat zij de problemen met haar bovenbuurman kan oplossen door met hem in gesprek te gaan. Het advies houdt in dat er in feite op dit moment geen sprake is van een woonnoodsituatie.
5.1.
Het college heeft vervolgens de urgentieaanvraag afgewezen, omdat geen sprake is van een woonnoodsituatie die binnen vier maanden moet worden opgelost. Het college is van mening dat uit het advies van [adviesbureau] blijkt dat de problemen niet dusdanig ernstig zijn dat dit een behandeling in de weg staat. Volgens het advies moet een behandeling geprobeerd zijn en moet eiseres, al dan niet samen met haar begeleidster, het gesprek met de buurman aangaan.
Wat zijn de vereisten voor een woonurgentie?
6. Het college kan een noodurgentieverklaring afgeven aan iemand die een woning zoekt en die in een persoonlijke noodsituatie zit, als deze noodsituatie:
a. niet door diegene zelf is veroorzaakt of kon worden voorkomen, en
b. niet door diegene zelf kan worden opgelost, en
c. zodanig ernstig is dat het onverantwoord is deze langer dan vier maanden, vanaf het moment van de aanvraag om een urgentieverklaring, te laten voortduren. [1]
6.1.
Er is sprake van een persoonlijke noodsituatie als:
- het probleem een directe relatie heeft met de woning of de woonomgeving. Een (andere) woning in de woningmarktregio moet een oplossing zijn voor de huidige noodsituatie,
- de huidige woning niet geschikt is (te maken) om het probleem, waarin het huishouden verkeert, te verhelpen, en
-de noodsituatie zodanig ernstig is dat het onverantwoord is deze langer dan vier maanden te laten voortbestaan, geteld vanaf het moment van behandeling van de aanvraag om een noodurgentieverklaring. [2]
Heeft het college de hoorplicht geschonden?
7. Op de zitting heeft eiseres aangevoerd dat het college de hoorplicht heeft geschonden door haar in bezwaar niet te horen.
7.1.
Het college heeft op de zitting gesteld dat er een hoorzitting is geweest, maar kon dat niet met stukken aantonen. Daarom is het college in de gelegenheid gesteld dat alsnog te doen. Bij brief van 26 juli 2024 heeft het college gereageerd. Het college stelt dat een ambtelijke hoorzitting heeft plaatsgevonden op 3 augustus 2022 met eiseres en haar begeleidster, mevrouw [persoon A] . Ter onderbouwing hiervan heeft het college een screenshot van de agenda van de gemachtigde van het college van 3 augustus 2022 en een screenshot van een whatsapp gesprek tussen de gemachtigde van het college en mevrouw [persoon A] van oktober 2022, overgelegd. Het college stelt zich op het standpunt dat in de agenda van de gemachtigde stond dat zij op 3 augustus 2022 een telefonisch gesprek had met eiseres en haar begeleidster. De begeleidster van eiseres zou de gemachtigde van het college bellen. Verder stelt het college dat de hoorzitting telefonisch was, en dat dit mogelijk het gevolg was van de coronapandemie of omdat het voor eiseres niet mogelijk was om naar het stadskantoor te komen. Tot slot stelt het college dat uit de whatsapp-berichten tussen de gemachtigde van het college en de begeleidster van eiseres blijkt dat er een hoorzitting is geweest.
7.2.
De rechtbank is van oordeel dat uit het voorgaande niet blijkt dat het college eiseres de gelegenheid heeft gegeven om gehoord te worden en evenmin blijkt daaruit dat een hoorzitting is gehouden. Het college heeft geen brief of e-mail met een uitnodiging voor een hoorzitting overgelegd en er is geen verslag of opname van de hoorzitting en uit het bestreden besluit blijkt niet of en zo ja wat eiseres tijdens die hoorzitting naar voren heeft gebracht. Daar komt bij dat weliswaar een telefonische afspraak in de agenda van de gemachtigde van het college heeft gestaan, maar daaruit kan de rechtbank niet opmaken dat deze afspraak daadwerkelijk heeft plaatsgevonden. Verder kan de rechtbank ook uit de inhoud van het overgelegde whatsapp-gesprek niet opmaken dat er een hoorzitting is geweest. In dit gesprek vraagt mevrouw [persoon A] op 10 en 13 oktober 2022 of de gemachtigde van het college bereikbaar is en op 31 oktober 2022 antwoordt de gemachtigde van het college dat zij zo spoedig mogelijk een beslissing op bezwaar neemt. Niet wordt gesproken over een hoorzitting, ook niet impliciet. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat het college de in artikel 7:2 van de Awb neergelegde verplichting, om alvorens op een bezwaarschrift te beslissen belanghebbenden in de gelegenheid te stellen te worden gehoord, heeft geschonden. Deze beroepsgrond slaagt.
Deskundigheid [adviesbureau]
8. Eiseres voert aan dat [adviesbureau] onvoldoende deskundig is om een onderzoek te doen naar de noodzaak van haar voor een zelfstandige woonruimte. Ter onderbouwing hiervan verwijst eiseres naar een uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) van 24 juli 2024, waaruit volgens haar blijkt dat een deskundige aangesloten moet zijn bij een beroepsorganisatie en zijn/haar deskundigheid voldoende moet vaststaan. [3]
8.1.
Deze beroepsgrond slaagt niet. [adviesbureau] heeft zeer ruime ervaring op het terrein van de geestelijke gezondheidszorg en verzorgt al jaren rapportages voor bijna alle woningcorporaties in de regio [plaats 1] en [plaats 2] . De medewerkers van dat bureau beschikken over deskundigheid op medisch, psychiatrisch en psychosociaal gebied en zijn te beschouwen als een externe met specifieke deskundigheid. [4] De verwijzing naar de uitspraak van de Afdeling van 24 juli 2024 treft geen doel, omdat die uitspraak specifiek ziet op deskundigheid in planschadezaken. Dat is hier niet aan de orde.
Heeft het college voldaan aan haar vergewisplicht?
9. Eiseres voert aan dat de beslissing op bezwaar gebaseerd is op het advies van [adviesbureau] en dat nergens uit blijkt dat het college zich heeft vergewist van de juistheid van het rapport. Ter onderbouwing hiervan verwijst eiseres naar een uitspraak van deze rechtbank van 25 april 2022. [5] Eiseres voert verder aan dat zij sinds het ongeluk waarbij zij NAH heeft opgelopen, snel afgeleid is en erg gefocust is op bepaalde dingen. Zij heeft al tweemaal gepoogd een gesprek te voeren met de bovenbuurman en zij ziet een derde keer niet zitten. Verder woont eiseres op 100 meter afstand van de plaats van het ongeluk. Dat maakt dat het voor haar lastig is om te herstellen. Eiseres ervaart veel onmacht en verdriet. Eiseres wenst rust en wil weer kunnen genieten van het naar buiten gaan. Verder geeft zij aan dat het gesprek met [adviesbureau] een momentopname was en dat de psychiater, huisarts en ergotherapeut het niet met [adviesbureau] eens zijn.
10. De psychiater van eiseres heeft in zijn brief van 19 augustus 2022 onder meer verklaard dat de noodsituatie waarin eiseres verkeert direct een relatie heeft met de woonomgeving, omdat zij in een flat woont waar veel problemen zijn, medebewoner(s) drugs dealen, in de nacht leven en eiseres intimideren. De psychiater verklaart dat eiseres dusdanig is toegesproken dat zij niet meer in contact wil en kan komen met haar buren en dat zij twee keer in elkaar is geslagen. De psychiater concludeert dat eiseres in een situatie is terechtgekomen waar zij zelf niet om heeft gevraagd en waar ze zelf geen invloed op heeft gehad en waarin mag worden verwacht dat zij er zelf een adequate oplossing voor kan vinden. Daarnaast belemmert de woonsituatie volgens de psychiater eiseres in haar herstel van de NAH door de stress die de situatie haar dagelijks oplevert. Behandeling van angstklachten is volgens de psychiater niet mogelijk omdat de angst is gebaseerd op reële problemen die in de huidige woonomgeving spelen. Pas wanneer er voldoende rust is in haar omgeving kan zij toekomen aan behandeling van de angstklachten. Andersom is het niet mogelijk, omdat de verhoogde stress en arousal voortkomend uit de woonsituatie, haar klachten blijven voeden.
10.1.
In de brief van de huisarts van 14 juli 2021 staat het volgende over de situatie van eiseres:
“Bijkomende belemmering voor haar herstel is nu dat zij zodra zij haar huis verlaat en daarbij de ongevalsplaats ziet, symptomen van posttraumatische stress ervaart.”
10.2.
In de brief de ergotherapeut van 28 april 2022 staat het volgende over de situatie van eiseres:
“Door de onveilige woonsituatie is het herstel van [eiseres] vertraagd. Wonen geeft haar door de onveiligheid door de bovenbuurman veel stress. Door alle stress profiteert zij minder goed van de behandeling, heeft ze veel begeleiding nodig, kan ze niet zelfstandig functioneren en lukt het haar niet om nieuwe strategieën aan te leren”.
10.3.
Onder de gedingstukken bevindt zich verder een proces-verbaal van aangifte van 15 januari 2021, waarin eiseres aangifte doet van een mishandeling door haar buurman.
11. De rechtbank overweegt dat een bestuursorgaan dat met besluitvorming is belast, er zorg voor dient te dragen dat een zorgvuldig onderzoek wordt ingesteld naar de feiten en omstandigheden die voor het te nemen besluit de grondslag vormen. [6] Indien, zoals in dit geval, voor het vaststellen van de feiten mede gebruik moet worden gemaakt van de deskundigheid waarover het bestuursorgaan zelf niet beschikt, kan een deskundige worden ingeschakeld voor het opstellen van een advies.
12. Volgens vaste rechtspraak van de Afdeling mag een bestuursorgaan op het advies van een deskundige afgaan, nadat het is nagegaan of dit advies op zorgvuldige wijze tot stand is gekomen, de redenering daarin begrijpelijk is en de getrokken conclusies daarop aansluiten. Deze controleplicht - in de literatuur en in de rechtspraak aangeduid als vergewisplicht - is neergelegd in artikel 3:9 van de Awb voor de wettelijk adviseur en volgt uit artikel 3:2 van de Awb voor andere adviseurs. Indien een partij concrete aanknopingspunten voor twijfel aan de zorgvuldigheid van de totstandkoming van het advies, de begrijpelijkheid van de in het advies gevolgde redenering of het aansluiten van de conclusies daarop naar voren heeft gebracht, mag het bestuursorgaan niet zonder nadere motivering op het advies afgaan. Zo nodig vraagt het bestuursorgaan de adviseur een reactie op wat een partij over het advies heeft aangevoerd. [7] Deze vergewisplicht geldt in deze zaak voor het college ten aanzien van de advisering door [adviesbureau] .
13. De rechtbank stelt vast dat het college is nagegaan of het advies van [adviesbureau] op zorgvuldige wijze tot stand is gekomen. Het college heeft namelijk tot twee maal toe [adviesbureau] om een reactie gevraagd. Het college heeft voor de eerste keer op 22 augustus 2022 aan [adviesbureau] gevraagd om te reageren op wat eiseres in bezwaar naar voren heeft gebracht. In bezwaar heeft eiseres namelijk nieuwe verklaringen van de sociaal verpleegkundige van 14 juli 2022 en de psychiater van 19 augustus 2022 overgelegd. Het advies van [adviesbureau] is hetzelfde gebleven, namelijk dat de behandeling voorliggend is voor de urgentie van een andere woning, dat eiseres de problemen met haar bovenbuurman kan oplossen door met hem in gesprek te gaan en dat eiseres ervoor kiest dit niet te doen. Het college heeft op 7 november 2022 [adviesbureau] nogmaals een reactie gevraagd. Daarbij heeft het college erop gewezen dat de psychiater in zijn brief van 19 augustus 2022 concludeert dat de behandeling van de angstklachten niet mogelijk is omdat de angst gebaseerd is op reële problemen in de huidige woonomgeving. Het college stelt dat zij wat de psychiater concludeert niet kan rijmen met het standpunt van [adviesbureau] dat de behandeling voorliggend is op een urgentie. Daarom heeft het college [adviesbureau] gevraagd om dit nogmaals te bezien. [adviesbureau] heeft in zijn reactie aangegeven dat hij het niet eens is met het standpunt van de psychiater en heeft dat als volgt toegelicht:
“De woonproblemen werden in kaart gebracht maar zijn in mijn ogen niet dusdanig ernstig dat dit een behandeling in de wegstaat. Nogmaals kan ze in gesprek met de bovenbuurman. Er is geen andere direct objectiveerbare overlast. Ik vind dat de behandeling op zijn minst geprobeerd moet zijn. Lukt dit niet of levert het niets op dan heb je een nieuwe situatie”.
14. De vergewisplicht vereist van het college dat zij zich niet alleen ervan vergewist dat de adviseur zorgvuldig is geweest door zo nodig een andere toelichting te vragen, maar ook dat het advies inhoudelijk toereikend (concludent) is onderbouwd. Op grond van artikel 3:49 van de Awb kan voor de motivering van een besluit worden verwezen naar een advies, maar daarmee kan niet worden volstaan als dat advies geen motivering bevat die het besluit kan dragen. [8] De rechtbank is van oordeel dat het college met de verwijzing naar het advies onvoldoende en niet op een begrijpelijke wijze heeft gemotiveerd waarom eiseres toch eerst in gesprek moet met de bovenbuurman of een behandeling moet proberen, terwijl in het advies van de psychiater is uiteengezet dat en waarom dit niet mogelijk is. De rechtbank acht het verder ook van belang dat de huisarts en ergotherapeut aangeven dat de klachten van eiseres samenhangen met de onrust die zij in haar huidige woonomgeving ervaart. Gelet op het voorgaande is het college tekortgeschoten in haar vergewisplicht en motiveringsplicht. Het college heeft het bestreden besluit niet deugdelijk gemotiveerd door aan te nemen dat eiseres haar problemen met haar woonsituatie mogelijk kan oplossen door een behandeling en/of een gesprek met de buurman. Deze beroepsgrond slaagt.
15. De rechtbank komt tot de conclusie dat het college niet heeft voldaan aan haar vergewisplicht en motiveringsplicht, zodat het besluit in strijd met de artikelen 3:9 en 3:49 van de Awb is genomen. Daarnaast heeft het college de hoorplicht geschonden.

Conclusie en gevolgen

16. Het beroep is gegrond. De rechtbank vernietigt het besluit van 7 november 2022 wegens strijd met artikel 3:9, artikel 3:49 en artikel 7:2 van de Awb. Dat betekent dat eiseres gelijk krijgt en de weigering om aan eiseres woonurgentie toe te kennen niet in stand blijft. De rechtbank ziet geen mogelijkheid om dit geschil finaal te beslechten. De rechtbank ziet geen reden om de rechtsgevolgen van het besluit in stand te laten of zelf een beslissing over het bezwaar te nemen. De rechtbank bepaalt dat het college binnen zes weken een nieuw besluit moeten nemen met inachtneming van deze uitspraak.
17. Omdat het beroep gegrond is moet het college het griffierecht aan eiseres vergoeden en krijgt zij ook een vergoeding voor haar proceskosten. Deze vergoeding bedraagt € 2.267,50, omdat de gemachtigde van eiseres een beroepschrift heeft ingediend, aan de zitting heeft deelgenomen en schriftelijke inlichtingen heeft gegeven. Verder zijn er geen kosten gemaakt die voor vergoeding in aanmerking komen.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het besluit van 7 november 2022;
- draagt het college op binnen zes weken na de datum van deze uitspraak een nieuw besluit
te nemen op het bezwaar van eiseres met inachtneming van wat in deze uitspraak is
overwogen;
- bepaalt dat het college het griffierecht van € 184,- aan eiseres moet vergoeden;
- veroordeelt het college tot betaling van € 2.267,50 aan proceskosten aan eiseres.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.W.B. Heijmans, rechter, in aanwezigheid van mr. S. Rashid, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op
de griffier is verhinderd te ondertekenen
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.Artikel 10b, derde lid, van de Huisvestingsverordening Gemeente Arnhem 2020.
2.Artikel 20, aanhef, van het Regelement aanvragen noodurgentie woonruimteverdeling [plaats 1] - [plaats 2] 2020.
4.ABRvS 28 maart 2018, ECLI:NL:RVS:2018:1060.
6.Dit volgt uit artikel 3:2 van de Awb.
7.Zie onder meer ABRvS 23 februari 2022, ECLI:NL:RVS:2022:566.
8.Zie bijvoorbeeld CRvB 11 oktober 2017, ECLI:NL:CRVB:2017:3538.