ECLI:NL:RBGEL:2025:2255

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
24 maart 2025
Publicatiedatum
24 maart 2025
Zaaknummer
ARN 23-8026
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag om bijzondere bijstand voor de kosten van een lichtgewicht bril

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van de aanvraag om bijzondere bijstand op grond van de Participatiewet (Pw) voor de kosten van een lichtgewicht bril. Het college heeft deze aanvraag met het besluit van 28 juni 2023 afgewezen. Met het bestreden besluit van 15 november 2023 op het bezwaar van eiser is het college bij de afwijzing van de aanvraag gebleven. De rechtbank heeft het beroep op 24 januari 2025 op zitting behandeld, waarbij eiser en de gemachtigden van eiser en het college aanwezig waren.

Eiser heeft in 2005 een ongeluk gehad, waarbij hij zijn neus heeft gebroken. Hij is daardoor aangewezen op een lichtgewicht bril, omdat zijn oude bril kapot is gegaan en de glazen moesten worden vervangen. Eiser heeft op 15 juni 2023 een aanvraag ingediend voor bijzondere bijstand voor de kosten van een lichtgewicht bril, die €1.525 bedragen. Het college heeft de aanvraag afgewezen, omdat eiser een beroep kan doen op de Zorgverzekeringswet (Zvw) en er geen dringende redenen zijn die toekenning rechtvaardigen. De rechtbank heeft de afwijzing van de aanvraag beoordeeld aan de hand van de beroepsgronden van eiser en verklaart het beroep ongegrond.

De rechtbank concludeert dat er geen recht op bijstand bestaat voor kosten die in de voorliggende voorziening als niet noodzakelijk zijn aangemerkt. De Zvw en het daarop gebaseerde Besluit zorgverzekering bieden een toereikende en passende voorziening voor de kosten van een bril. Eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat het niet verlenen van bijstand voor de kosten van de lichtgewicht bril tot ernstige gevolgen voor zijn gezondheid leidt. De rechtbank oordeelt dat de door eiser aangevoerde redenen niet voldoen aan de criteria voor zeer dringende redenen zoals bedoeld in de Pw. Het beroep is ongegrond en eiser krijgt geen bijzondere bijstand voor de aanschaf van een nieuwe bril.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: ARN 23/8026

uitspraak van de enkelvoudige kamer van

in de zaak tussen

[eiser] , uit [plaats] , eiser

(gemachtigde: mr. Y. Seyran),
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Duiven, het college

(gemachtigde: M. de Jong).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van de aanvraag om bijzondere bijstand op grond van de Participatiewet (Pw) voor de kosten van een lichtgewicht bril.
1.1.
Het college heeft deze aanvraag met het besluit van 28 juni 2023 (het primaire besluit) afgewezen. Met het bestreden besluit van 15 november 2023 (het bestreden besluit) op het bezwaar van eiser is het college bij de afwijzing van de aanvraag gebleven.
1.2.
De rechtbank heeft het beroep op 24 januari 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van het college.

Totstandkoming van het besluit

2. Eiser heeft in 2005 een ongeluk gehad, waarbij hij zijn neus heeft gebroken. Ondanks een neusoperatie blijft eiser complicaties ervaren. Eiser is daardoor aangewezen op een lichtgewicht bril, om de druk op zijn neusbrug te verminderen. Omdat eisers oude bril kapot is gegaan en de glazen moesten worden vervangen, heeft eiser op 15 juni 2023 een aanvraag bij het college ingediend om bijzondere bijstand voor de kosten van een lichtgewicht bril (montuur en glazen). Op de door eiser overlegde offerte is vermeld dat de kosten voor een dergelijke bril €1.525 bedragen. Op grond van de aanvullende ziektekostenverzekering van eiser wordt slechts €100 van de kosten van de bril vergoed. Het college heeft de aanvraag afgewezen, omdat eiser een beroep kan doen op een voorliggende voorziening, namelijk de Zorgverzekeringswet (Zvw) en er geen sprake is van dringende redenen die noodzaken tot toekenning. Met het besluit op bezwaar is het college bij de afwijzing van de aanvraag gebleven.

Beoordeling door de rechtbank

3. De rechtbank beoordeelt de afwijzing van de aanvraag om bijzondere bijstand. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
4. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Voorliggende voorzieninging
5. Geen recht op bijstand bestaat voor kosten die in de voorliggende voorziening als niet noodzakelijk zijn aangemerkt. [1] Als in de voorliggende voorziening de bewuste keus is gemaakt dat het vergoeden van deze kosten niet noodzakelijk is, kan de bijstandverlenende instantie daarvoor in beginsel geen bijzondere bijstand toekennen. Dit is vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) [2] en is recent nog eens bevestigd in een uitspraak van 26 november 2024. [3]
5.1.
Het is tevens vaste rechtspraak dat voor de kosten van een bril en contactlenzen de Zvw en het daarop gebaseerde Besluit zorgverzekering en de Regeling een toereikende en passende voorliggende voorziening is. [4] Dat eiser van de kosten van de bril op grond van de voorliggende voorziening slechts €100 vergoed krijgt, is in dit verband niet van belang. Naar aard en doel is sprake van een voor eiser toereikende en passende voorziening.
5.2.
Eiser heeft in het beroepschrift gesteld dat zijn unieke medische situatie de standaardbenadering van de Zvw overstijgt en daarom een ‘herbeoordeling’ vereist van wat als ‘noodzakelijk’ wordt beschouwd. Deze beroepsgrond slaagt niet.
5.3.
Uit 5 tot en met 5.2 volgt dat het college zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat de Zvw als voorliggende voorziening in de weg staat aan de verlening van de gevraagde bijzondere bijstand voor de kosten van de lichtgewicht bril.
Zeer dringende redenen
6. Aan iemand die in beginsel geen recht heeft op bijstand kan toch bijstand worden verleend, als zeer dringende redenen dat noodzakelijk maken. [5] Zeer dringende redenen als bedoeld in deze bepaling doen zich voor als er een acute noodsituatie is en de behoeftige omstandigheden waarin eiser verkeert op geen enkele andere wijze zijn te verhelpen, zodat het verlenen van bijstand onvermijdelijk is. Dit is vaste rechtspraak. [6] Een acute noodsituatie kan zich bijvoorbeeld voordoen als een situatie levensbedreigend is of als blijvend ernstig geestelijk of lichamelijk letsel of invaliditeit daarvan het gevolg kan zijn. Een acute noodsituatie doet zich voor als het niet-verlenen van bijstand voor de betrokkene tot ernstige gevolgen leidt, met name voor diens gezondheid. De wetgever heeft bij het begrip ‘zeer dringende redenen’ gedacht aan een extreme situatie en heeft nadrukkelijk niet beoogd een algemene ontsnappingsclausule te bieden. Daarom moet het gaan om een schrijnende situatie waarvan het evident is dat weigering van bijstand zonder meer onaanvaardbaar is. Dit volgt uit eerdere rechtspraak. [7]
6.1.
Eiser stelt dat er sprake is van zeer dringende redenen als bedoeld in artikel 16 van de Pw. Hij heeft in dat kader aangevoerd dat hij over onvoldoende draagkracht beschikt om zelf een lichtgewicht bril aan te schaffen en geen andere maatregel zijn situatie kan verlichten. Een normale bril volstaat niet, aangezien eiser bij het dragen van een dergelijke bril al na vijftien minuten hoofdpijn heeft. Contactlenzen zijn evenmin toereikend, nu eiser een kleine traanbuis heeft en last heeft van staar. Eiser werkt als coach bij [bedrijf] en heeft een (lichtgewicht) bril nodig om brieven te lezen en te schrijven. Eiser verwijst daarbij naar informatie van de huisarts, optometrist en opticien die de noodzakelijkheid van de bril onderstrepen.
6.2.
De rechtbank is met het college van oordeel dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat het niet verlenen van bijstand voor de kosten van de lichtgewicht bril in zijn situatie tot ernstige gevolgen voor zijn gezondheid leidt in de zin zoals deze invulling van het begrip zeer dringende reden moet worden verstaan volgens de geldende rechtspraak. De door eiser overlegde stukken van de huisarts, de optometrist en de opticien bieden hiervoor onvoldoende aanknopingspunten. Dat eiser zonder bril niet kan lezen en schrijven en daardoor zijn werk als coach bij [bedrijf] niet kan uitvoeren, is uiteraard zeer vervelend voor eiser, maar niet aan te merken als een acute noodsituatie als bedoeld onder 6. Eisers beroepsgrond slaagt niet.

Conclusie en gevolgen

9. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiser geen bijzondere bijstand krijgt voor de aanschaf van een nieuwe bril. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.J. van Lee, rechter, in aanwezigheid van
mr. C.G.A.J. van der Wielen, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal hoger beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan de Centrale Raad van beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht.
Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Vgl. artikel 15, eerste lid, tweede volzin, van de Pw.
2.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van 13 december 2011, ECLI:NL:CRVB:2011:BU8263.
3.Uitspraak van 26 november 2024, ECLI:NL:CRVB:2024:2313.
4.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van 12 juli 2011 ECLI:NL:CRVB:2011:BR2509; en meer recentelijk de uitspraak 7 januari 2025 ECLI:NL:CRVB:2025:96.
5.Vgl. artikel 16, eerste lid, van de Pw.
6.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van 17 januari 2012, ECLI:NL:CRVB:2012:BV1028.
7.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van 13 juni 2023, ECLI:NL:CRVB:2023:985.