ECLI:NL:RBGEL:2025:1868

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
12 maart 2025
Publicatiedatum
11 maart 2025
Zaaknummer
ARN 23_1135
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag energietoeslag door college van burgemeester en wethouders van Zutphen

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Gelderland het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag om een eenmalige energietoeslag voor het jaar 2022. Eiseres, een student, had op 9 november 2022 een aanvraag ingediend, die op 2 december 2022 door het college van burgemeester en wethouders van Zutphen werd afgewezen. Het college stelde dat eiseres, omdat zij jonger is dan 27 jaar en student, niet in aanmerking kwam voor de energietoeslag. Eiseres heeft bezwaar gemaakt, maar het college handhaafde zijn besluit in een bestreden besluit van 3 januari 2023. Tijdens de zitting op 26 september 2024 heeft het college zijn standpunt gewijzigd, maar de rechtbank oordeelt dat de hoorplicht is geschonden omdat eiseres niet is gehoord in bezwaar. De rechtbank concludeert dat het bestreden besluit onzorgvuldig is voorbereid en vernietigt het besluit, maar laat de rechtsgevolgen in stand omdat de gewijzigde motivering stand kan houden. Eiseres krijgt het griffierecht vergoed, maar het verzoek om proceskosten wordt afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Zittingsplaats Zutphen
Bestuursrecht
zaaknummer: ARN 23/1135

uitspraak van de enkelvoudige kamer van

in de zaak tussen

[eiseres], uit [plaats 1], eiseres

(gemachtigde: [naam gemachtigde 1]),
en

het college van burgemeester en wethouders van Zutphen, het college

(gemachtigde: [naam gemachtigde 2]).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag om een eenmalige energietoeslag. Het college heeft hierbij ook geweigerd om aan eiseres bijzondere bijstand voor extra energiekosten toe te kennen.
1.1.
Het college heeft de aanvraag van eiseres met het besluit van 2 december 2022 afgewezen. Met het bestreden besluit van 3 januari 2023 op het bezwaar van eiseres is het college bij de afwijzing van de aanvraag gebleven.
1.2.
Het college heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 26 september 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben eiseres, haar gemachtigde en de gemachtigde van het college deelgenomen. De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting geschorst. Verwezen wordt naar de schorsingsbeslissing, verzonden op 27 september 2024.
1.4.
Bij brief van 15 oktober 2024 heeft het college een nader schriftelijk standpunt ingenomen. Bij e-mailbericht van 28 november 2024 heeft eiseres hierop gereageerd.
1.5.
In de schorsingsbeslissing heeft de rechtbank partijen laten weten dat zij na de schriftelijke uiteenzetting van standpunten door partijen in beginsel een nadere zitting niet nodig vindt tenzij partijen binnen vier weken alsnog om een zitting zouden vragen. Omdat partijen daarna niet om een zitting hebben gevraagd, heeft de rechtbank het onderzoek op
27 december 2024 gesloten. Op 30 december 2024 heeft de rechtbank de brief van het college van 19 december 2024 ontvangen. Naar aanleiding daarvan heeft de rechtbank het onderzoek ter zitting heropend. Verwezen wordt naar de heropeningsbeslissing, verzonden op 15 januari 2025. In de heropeningsbeslissing heeft de rechtbank partijen laten weten dat zij in beginsel een nadere zitting niet nodig vindt. Omdat partijen niet alsnog om een zitting hebben gevraagd, heeft de rechtbank het onderzoek op 4 februari 2025 gesloten en de zaak niet behandeld op een tweede zitting.

Totstandkoming van het besluit

2. Op 9 november 2022 heeft eiseres een aanvraag gedaan om een eenmalige energietoeslag. Op dat moment is eiseres student aan de [school] in [plaats 2] en heeft zij daarnaast inkomsten uit arbeid. Bij brief van 23 november 2022 heeft het college eiseres bericht dat het college, omdat eiseres jonger is dan 27 jaar en student is, haar aanvraag in behandeling zal nemen als een aanvraag om bijzondere bijstand. Om die aanvraag te kunnen beoordelen heeft het college nadere gegevens bij eiseres opgevraagd, namelijk afschriften van haar bankrekening van de laatste drie maanden, een bewijs dat haar energievoorschot met tenminste 25% is gestegen ten opzichte van de laatste jaarafrekening en een bewijs dat zij geen studiefinanciering ontvangt. Eiseres heeft deze gegevens aangeleverd. Op basis hiervan heeft het college de aanvraag afgewezen. Dit besluit is in bezwaar gehandhaafd.

Beoordeling door de rechtbank

Omvang van het geding
3. In het bestreden besluit heeft het college zijn besluit om de aanvraag van eiseres om een eenmalige energietoeslag af te wijzen gehandhaafd. Daarnaast heeft het college ook zijn besluit om eiseres ook geen (individuele) bijzondere bijstand toe te kennen voor extra energiekosten gehandhaafd.
3.1.
In haar beroepschrift komt eiseres op tegen beide beslissingen van het college. Daarnaast beklaagt eiseres zich over het feit dat het college haar in bezwaar niet heeft gehoord. Tot slot stelt eiseres dat het bestreden besluit onbevoegd is genomen.
3.2.
Op de zitting van 26 september 2024 heeft eiseres haar gronden met betrekking tot de vraag of het college terecht heeft geweigerd om eiseres (individuele) bijzondere bijstand te verlenen voor gestegen energiekosten en de vraag of het bestreden besluit bevoegd is genomen ingetrokken. De rechtbank zal zich hierover in deze uitspraak dus niet uitlaten.
Hoorplicht
4. Eiseres voert aan dat zij ten onrechte in bezwaar niet is gehoord. Het afzien van de hoorplicht moet volgens haar restrictief worden toegepast.
4.1.
Deze beroepsgrond slaagt. Het college heeft op de zitting van 26 september 2024 erkend dat het college eiseres had moeten horen over haar bezwaarschrift wat niet is gebeurd. Dat betekent dat het bestreden besluit onzorgvuldig is voorbereid en in strijd is met de artikelen 3:2 en 7:2 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Het college heeft, nadat het onderzoek ter zitting is geschorst, dit gebrek naar het oordeel van de rechtbank evenwel hersteld met het gesprek met eiseres op 16 december 2024. Dat dit gebrek hiermee niet hersteld zou zijn heeft eiseres niet meer betoogd.
Energietoeslag
5. Artikel 35, vierde lid, van de Pw bepaalt – voor zover relevant – dat in afwijking van het eerste lid bijzondere bijstand ook aan een alleenstaande of een gezin kan worden verleend in de vorm van een eenmalige energietoeslag, zonder dat wordt nagegaan of die alleenstaande of dat gezin in dat jaar een sterk gestegen energierekening had:
voor het jaar 2022, die kan worden verstrekt tot en met 30 juni 2023.
5.1.
Artikel 2 van de Tijdelijke beleidsregel eenmalige energietoeslag gemeente Zutphen 2022 (hierna: de Beleidsregel)bepaalt de doelgroep voor de eenmalige energietoeslag in de gemeente Zutphen.
Het eerste lid van dit artikel bepaalt dat de eenmalige energietoeslag van € 800 bedoeld is voor een zelfstandig huishouden met een laag inkomen en deze ambtshalve of op aanvraag als bijzondere bijstand wordt verstrekt.
Het tweede lid bepaalt dat voor toepassing van deze beleidsregel het vermogen niet in aanmerking wordt genomen.
Het derde lid bepaalt dat een aanvraag alleen kan worden ingediend door de hoofdhuurder of eigenaar van een woning en dat per adres slechts één eenmalige energietoeslag wordt toegekend.
Volgens het vierde lid heeft een zelfstandig huishouden een laag inkomen als het op de peildatum in aanmerking te nemen inkomen niet hoger is dan 130% van de toepasselijke bijstandsnorm.
Tot slot bepaalt het vijfde lid dat tot een zelfstandig huishouden niet gerekend de persoon die op de peildatum:
in een inrichting verblijft als bedoeld in artikel 1, aanhef en onderdeel f. van de wet;
jonger is dan 21 jaar;
jonger is dan 27 jaar en aanspraak maakt op studiefinanciering op grond van de Wet studiefinanciering 2000, of
is ingeschreven in de Basisregistratie Personen als ingezetene met enkel een briefadres.
Heeft het college de aanvraag van eiseres om een eenmalige energietoeslag terecht afgewezen?
6. De rechtbank stelt vast dat het college de aanvraag van eiseres om een eenmalige energietoeslag heeft afgewezen met toepassing van artikel 2, vijfde lid, aanhef en onder c, van de Beleidsregel omdat eiseres student is. Volgens het college worden jongeren onder de 27 jaar die aanspraak kunnen maken op studiefinanciering op grond van artikel 13 van de Pw ook uitgesloten van het recht op algemene bijstand. De woonsituatie van studenten is zeer divers, ook wat betreft de energiekosten. Volgens het college is door deze diversiteit de individuele bijzondere bijstand een veel geschikter instrument dan de categoriale bijzondere bijstand. Het college vindt dat het legitiem, doelmatig en proportioneel is om de doelgroep studenten uit te sluiten van de eenmalige energietoeslag.
6.1.
De rechtbank stelt verder vast dat het college op de zitting van 26 september 2024 het standpunt zoals weergegeven in punt 6 heeft laten vallen. Daarvoor in de plaats stelt het college zich op het standpunt dat de aanvraag om een eenmalige energietoeslag moet worden afgewezen, omdat eiseres niet voldoet aan de voorwaarde genoemd in artikel 2, vierde lid, van de Beleidsregels. In zijn brief van 19 december 2024 stelt het college dat eiseres in het jaar 2022 inkomen ontving. Tijdens het gesprek op 16 december 2024 heeft eiseres inzage gegeven in haar financiële gegevens over de maanden januari tot en met december 2022. Volgens het college volgt hieruit dat eiseres in de maanden februari tot en met december 2022 over een inkomen kon beschikken dat ruim boven de inkomensgrens van 130% van de voor haar geldende bijstandsnorm lag. Alleen in de maand januari 2022 heeft eiseres een bedrag van € 13 onder deze inkomensgrens aan inkomen gehad. Dit bedrag van € 13 staat volgens het college niet in verhouding tot het overige. Omdat eiseres door de hoogte van haar inkomen niet tot de doelgroep behoort [1] is haar aanvraag terecht afgewezen, aldus het college.
6.2.
De rechtbank stelt hiernaast vast dat eiseres de inhoud van de brief van het college van 19 december 2024, waarin voorgaande is verwoord, niet meer heeft betwist. De rechtbank heeft geen aanknopingspunten om te oordelen dat het college van onjuiste inkomensgegevens van eiseres is uitgegaan. De rechtbank gaat er dus vanuit dat eiseres in het jaar 2022 gemiddeld genomen maandelijks over een inkomen van meer dan 130% van de voor haar geldende bijstandsnorm kon beschikken, zodat het college de aanvraag gelet op artikel 2, vierde lid, van de Beleidsregels op goede gronden heeft afgewezen.

Conclusie en gevolgen

7. Uit voorgaande volgt dat het college de hoorplicht heeft geschonden en daarmee het bestreden besluit onzorgvuldig heeft voorbereid (rechtsoverweging 4.1.) en dat hij in beroep de motivering van het bestreden besluit heeft gewijzigd (rechtsoverweging 6.1.). Hieruit volgt dat het beroep gegrond is en het bestreden besluit zal worden vernietigd. Omdat het college de schending van de hoorplicht in beroep heeft hersteld (rechtsoverweging 4.1.) en omdat de in beroep aan het bestreden besluit ten grondslag gelegde gewijzigde motivering naar het oordeel van de rechtbank stand kan houden (rechtsoverweging 6.2.), zal de rechtbank de rechtsgevolgen van het te vernietigen bestreden besluit in stand laten.
7.1.
Het college moet eiseres het door haar betaalde griffierecht vergoeden.
7.2.
Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding. Daartoe wordt het volgende overwogen.
7.2.1.
Het college stelt zich op het standpunt dat geen proceskosten zijn verschuldigd, omdat het besluit van 2 december 2022 niet wordt herroepen en ook het bestreden besluit in stand kan blijven hoewel met een gewijzigde motivering. Volgens het college is eiseres niet benadeeld.
7.2.2.
De rechtbank volgt het college hierin niet. Omdat het beroep gegrond is (daarvoor wordt verwezen naar wat in rechtsoverweging 7 is geoordeeld) is eiseres terecht in beroep gekomen. Echter om voor proceskosten in beroep [2] in aanmerking te komen moet, wil er sprake zijn van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand, het verlenen van rechtsbijstand een vast onderdeel van een duurzame, op het vergaren van inkomen gerichte, taakuitoefening vormen voor de rechtsbijstandverlener. De gemachtigde van eiseres is werkzaam voor of bij de Landelijke studentenvereniging (LSVb). De rechtbank Midden-Nederland heeft in een aantal uitspraken hierover onlangs geoordeeld dat niet aannemelijk is geworden dat de door de gemachtigde als juridisch medewerker bij de LSVb uitgevoerde werkzaamheden, een vast onderdeel zijn van een duurzame, op het vergaren van inkomen gerichte taakuitoefening. [3] Volgens die rechtbank is niet gebleken dat de gemachtigde van de LSVb van het verlenen van juridische bijstand zijn beroep heeft gemaakt, althans dat het verlenen van rechtsbijstand een vast onderdeel vormt van een duurzame, op het vergaren van inkomsten gerichte taakuitoefening. Ook vond die rechtbank het niet aannemelijk geworden dat de gemachtigde voor zijn werkzaamheden (door de LSVb) wordt betaald of dat de gemachtigde voor de door hem verleende rechtsbijstand kosten in rekening had gebracht of nog zou brengen. De rechtbank ziet geen aanleiding om dit oordeel van de rechtbank Midden-Nederland niet te volgen, te meer niet omdat eiseres geen andersluidende informatie heeft ingebracht.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het besluit van 3 januari 2023;
- bepaalt dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit geheel in stand blijven;
- bepaalt dat het college het griffierecht van € 50 aan eiseres moet vergoeden;
- wijst het verzoek om proceskosten af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.M.C. Schuurman-Kleijberg, rechter, in aanwezigheid van mr. K.V. van Weert, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal hoger beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht.
Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Vgl. artikel 2, vierde lid, van de Beleidsregels.
2.De rechtbank spreekt zich niet uit over proceskosten in bezwaar omdat het besluit van 2 december 2022 – zoals het college terecht heeft opgemerkt – niet is herroepen. Vgl. artikel 7:15, tweede lid, van de Awb.