In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Gelderland op 26 februari 2025, staat de aansprakelijkheid van [gedaagde 1] centraal in het kader van het faillissement van [bedrijf 1]. De curator, [eiser], stelt dat [gedaagde 1], als enig statutair bestuurder, niet heeft voldaan aan de administratie- en publicatieplicht zoals voorgeschreven in de artikelen 2:10 en 2:394 BW. De curator beweert dat [gedaagde 1] een bedrag van € 341.248,87 onterecht aan [bedrijf 1] heeft onttrokken, wat heeft geleid tot een boedeltekort. De rechtbank oordeelt dat [gedaagde 1] inderdaad tekort is geschoten in haar verplichtingen, wat leidt tot haar aansprakelijkheid voor het boedeltekort. De rechtbank wijst de vorderingen van de curator tegen [gedaagde 1] toe, inclusief een voorschot van € 350.000,00 en een bestuursverbod van vijf jaar. De vorderingen tegen [gedaagde 2], de zwager van [gedaagde 1], worden grotendeels afgewezen, met uitzondering van een vordering tot terugbetaling van onverschuldigd betaald loon en onbetaalde zorgfacturen. De rechtbank concludeert dat [gedaagde 2] niet onrechtmatig heeft gehandeld door kosteloos gebruik te maken van de kelder van [bedrijf 1].