Op 6 februari 2025 heeft de Rechtbank Gelderland in Zutphen uitspraak gedaan in een verzoek om schadevergoeding op grond van artikel 533 van het Wetboek van Strafvordering (Sv). De verzoekster, geboren in 2003, was op 25 januari 2024 aangehouden op verdenking van overtreding van de Wet wapens en munitie. Na haar aanhouding werd zij om 20.10 uur voorgeleid aan de hulpofficier van justitie, maar zij is niet in verzekering gesteld. De officier van justitie besloot op 9 september 2024 om de verzoekster niet verder te vervolgen, waardoor de strafzaak eindigde zonder oplegging van straf of maatregel.
De verzoekster diende op 29 november 2024 een verzoekschrift in bij de rechtbank, waarin zij schadevergoeding vroeg voor de gevolgen van haar aanhouding en de impact daarvan. De rechtbank behandelde het verzoek op 6 februari 2025, waarbij de advocaat van de verzoekster en de officier van justitie aanwezig waren. De officier van justitie stelde dat de verzoekster niet-ontvankelijk moest worden verklaard, omdat zij niet in verzekering was gesteld en de wettelijke termijn van negen uur niet was overschreden.
De rechtbank oordeelde dat de verzoekster inderdaad niet in verzekering was gesteld en dat de schadevergoeding op grond van artikel 533 Sv niet van toepassing was, omdat er geen sprake was van een inverzekeringstelling. De rechtbank concludeerde dat het verzoek om schadevergoeding niet toewijsbaar was en wees het verzoek af. De beslissing werd openbaar uitgesproken door rechter L.J. Saarloos, met griffier J.G. Heebink aanwezig.