ECLI:NL:GHAMS:2018:4644

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
14 december 2018
Publicatiedatum
17 december 2018
Zaaknummer
000899-18
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Rekestprocedure
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om schadevergoeding ex artikel 89 en 591a Sv in verband met fictieve inverzekeringstelling

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 14 december 2018 uitspraak gedaan in een verzoekschriftprocedure waarin appellant, geboren in 1986, een schadevergoeding heeft verzocht op basis van artikel 89 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) en artikel 591a Sv. Het verzoek betreft een schadevergoeding van € 105,00 voor schade die appellant stelt te hebben geleden als gevolg van een fictieve inverzekeringstelling, en een vergoeding van € 2.271,48 voor kosten van rechtsbijstand in de strafzaak en € 280,00 voor de procedure in eerste aanleg, vermeerderd met € 280,00 voor het hoger beroep.

Het hof heeft kennisgenomen van de stukken en de advocaat-generaal en de advocaat van appellant gehoord tijdens de openbare behandeling van het verzoekschrift. Appellant is niet verschenen. De rechtbank Noord-Holland had eerder het verzoek op basis van artikel 89 Sv afgewezen en het verzoek op basis van artikel 591a Sv gedeeltelijk toegewezen. Het hof oordeelt dat de wet niet voorziet in toekenning van een schadevergoeding zolang er geen sprake is van een inverzekeringstelling, maar slechts van ophouden voor verhoor. Het hof overweegt dat zelfs als er sprake zou zijn van een inverzekeringstelling, appellant niet in aanmerking zou komen voor schadevergoeding.

Desondanks oordeelt het hof dat er gronden van billijkheid aanwezig zijn voor toekenning van een vergoeding op basis van artikel 591a Sv. Het hof vernietigt de beschikking waarvan beroep en kent aan appellant een vergoeding toe van € 2.831,48, en wijst het meer of anders verzochte af. De beschikking is gegeven door de meervoudige raadkamer van het gerechtshof Amsterdam en is ondertekend door de voorzitter en de griffier.

Uitspraak

beschikking
GERECHTSHOF AMSTERDAM
afdeling strafrecht
rekestnummer(s): 000899-18 (89 Sv) en 000898-18 (591a Sv)
parketnummer in eerste aanleg: 15-086861-17
Beschikking op het hoger beroep tegen de beschikking van de raadkamer van de rechtbank Noord-Holland van 28 mei 2018 op het verzoekschrift op de voet van de artikelen 89 en 591a van het Wetboek van Strafvordering (Sv) van:
[verzoeker],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1986,
domicilie kiezende ten kantore van zijn advocaat,
mr. R.I. Takens, [adres].

1.Inhoud van het verzoekschrift

Het verzoekschrift strekt tot het verkrijgen van een vergoeding op de voet van artikel 89 Sv tot een bedrag van € 105,00, ter zake van schade die verzoeker stelt te hebben geleden als gevolg van de ondergane verzekering in de strafzaak met voormeld parketnummer.
Het verzoekschrift strekt voorts tot het toekennen van een vergoeding op de voet van artikel 591a Sv ter zake van:
kosten gemaakt in verband met rechtsbijstand ten behoeve van de strafzaak met voormeld parketnummer ten bedrage van € 2.271,48;
kosten gemaakt in verband met rechtsbijstand ten behoeve van onderhavige verzoekschriftprocedure in eerste aanleg ten bedrage van € 280,00, vermeerderd met € 280,00 voor het hoger beroep.

2.Procesverloop

Het hoger beroep is op 31 mei 2018 ingesteld door verzoeker (hierna appellant).
Het hof heeft kennis genomen van de stukken in de strafzaak met voormeld parketnummer en heeft op 30 november 2018 de advocaat-generaal en de advocaat van appellant ter gelegenheid van de openbare behandeling van het verzoekschrift in raadkamer gehoord. Appellant is niet verschenen.

3.Beoordeling van het hoger beroep

Bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 22 september 2017 is de strafzaak met voormeld parketnummer geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel en zonder dat toepassing is gegeven aan artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht (Sr).
De rechtbank heeft het verzoek op de voet van artikel 89 Sv afgewezen, en het verzoek op de voet van artikel 591a Sv gedeeltelijk toegewezen.
Het hoger beroep hiervan is tijdig ingesteld.
Het inleidende verzoek is tijdig ingediend.
De strafzaak met voormeld parketnummer is geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel en zonder dat toepassing is gegeven aan artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht.
Ten aanzien van het verzoek op de voet van artikel 89 Sv
Appellant is niet in verzekering gesteld.
Volgens de advocaat is evenwel sprake van een
fictieveinverzekeringstelling nu appellant vanaf 21 april 2017 te 20.50 uur is opgehouden voor verhoor en hij te laat, namelijk op 22 april 2017 te 15.33 uur, in vrijheid is gesteld, temeer daar hij reeds op 21 april 2017 te 19.11 uur was aangehouden en volgens de advocaat niet onverwijld was voorgeleid.
Naar het oordeel van het hof voorziet de wet niet in toekenning van een schadevergoeding zolang geen sprake is geweest van een inverzekeringstelling maar slechts van het ophouden voor verhoor.
Ten overvloede overweegt het hof dat zelfs als in dit geval sprake zou zijn geweest van een inverzekeringstelling voor het verstrijken van de termijn voor ophouden, de verzoeker - op de gronden als door de rechtbank vermeld - niet in aanmerking zou zijn gekomen voor schadevergoeding.
Ten aanzien van het verzoek op de voet van artikel 591a Sv
Ingevolge het bepaalde in artikel 90, eerste lid, Sv heeft de toekenning van een schadevergoeding steeds plaats, indien en voor zover daartoe naar het oordeel van de rechter, alle omstandigheden in aanmerking genomen, gronden van billijkheid aanwezig zijn.
Het hof acht gronden van billijkheid aanwezig voor toekenning van een vergoeding zoals verzocht.
Het hof zal de beschikking om doelmatigheidsredenen geheel vernietigen en opnieuw recht doen.

4.Beslissing

Het hof:
Vernietigt de beschikking waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Kent op de voet van artikel 591a Sv uit ’s Rijks kas aan appellant een vergoeding toe van € 2.831,48 (tweeduizend achthonderdeenendertig euro en achtenveertig cent).
Wijst het meer of anders verzochte af.
Beveelt de onverwijlde betekening van deze beschikking aan appellant.
Deze beschikking is gegeven door de meervoudige raadkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mrs. R.D. van Heffen, M. Iedema en M.J.A. Duker, in tegenwoordigheid van mr. P.M. Groenenberg als griffier, is ondertekend door de voorzitter en de griffier en is uitgesproken op de openbare zitting van dit hof van 14 december 2018.
De voorzitter beveelt:
de tenuitvoerlegging van deze beschikking door overmaking van € 2.831,48 (tweeduizend achthonderdeenendertig euro en achtenveertig cent) op bankrekeningnummer [rekeningnummer] t.n.v. [naam].
Amsterdam, 14 december 2018,
mr. R.D. van Heffen, voorzitter.