ECLI:NL:RBNHO:2023:13816

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
2 juni 2023
Publicatiedatum
15 januari 2024
Zaaknummer
23-005562
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Schadevergoedingsuitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om schadevergoeding na beëindiging strafzaak zonder inverzekeringstelling

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 2 juni 2023 uitspraak gedaan in een verzoekschrift tot schadevergoeding van een gewezen verdachte. De verzoeker was op 3 april 2015 aangehouden op verdenking van wederspannigheid, maar werd diezelfde dag om 15:29 uur heengezonden zonder inverzekeringstelling. De politierechter had de officier van justitie op 1 december 2022 niet-ontvankelijk verklaard in de vervolging, waardoor de strafzaak eindigde zonder oplegging van straf of maatregel. De verzoeker diende op 25 februari 2023 een verzoekschrift in bij de rechtbank, waarin hij een schadevergoeding van € 470,- vroeg, bestaande uit immateriële schade en kosten voor juridische bijstand.

De rechtbank beoordeelde het verzoek en stelde vast dat het tijdig was ingediend. Op basis van de artikelen 530, 533 en 534 van het Wetboek van Strafvordering kan een gewezen verdachte aanspraak maken op schadevergoeding indien de strafzaak eindigt zonder straf of maatregel. De rechtbank concludeerde echter dat er geen sprake was van een inverzekeringstelling, aangezien verzoeker niet in verzekering was gesteld en slechts voor verhoor was opgehouden. De rechtbank oordeelde dat de wet geen schadevergoeding toekent in het geval van een ophouden voor verhoor zonder inverzekeringstelling. Daarom werd het verzoek tot schadevergoeding afgewezen.

De beslissing werd genomen door rechter L.J. Saarloos, in aanwezigheid van griffier J.J.M. Smolders, en werd openbaar uitgesproken. Tegen deze beslissing staat binnen een maand hoger beroep open bij het gerechtshof.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Strafrecht
Locatie Haarlem
parketnummer : 15-065212-15
raadkamernummer : 23-005562, 23-005563
datum : 2 juni 2023
beslissing van de enkelvoudige raadkamer op het verzoek op grond van artikelen 530 en 533 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) van:

[verzoeker] ,

[geboortedatum] ,
woonplaats kiezend op het kantoor van mr. C. Verrillo advocaat te Denekamp,
(Postbus 122, 7590 AC Denekamp),
hierna te noemen: de verzoeker.

Feiten

De verzoeker is op 3 april 2015 om 1:50 uur aangehouden op verdenking van wederspannigheid. Diezelfde dag is verzoeker om 15:29 uur heengezonden. Verzoeker is niet in verzekering gesteld.
De politierechter van deze rechtbank heeft de officier van justitie op 1 december 2022 niet-ontvankelijk verklaard in de vervolging. De strafzaak is derhalve geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel en artikel 9a Wetboek van Strafrecht is niet toegepast.

Procedure

Het verzoekschrift is op 25 februari 2023 ter griffie van deze rechtbank ontvangen.

Verzoek

Het verzoek strekt tot het toekenning van een vergoeding van in totaal € 470,- wegens:
  • de immateriële schade die verzoeker als gevolg van ondergane vrijheidsontneming heeft geleden tot een bedrag van in totaal € 130,-
  • de kosten van een raadsman/raadsvrouw voor het opstellen, indienen (en in raadkamer toelichten) van dit verzoek tot een bedrag van € 340,- (dan wel € 680,-).

Standpunt van het Openbaar Ministerie

De officier van justitie is in de gelegenheid gesteld om te reageren op het verzoek, maar heeft van die gelegenheid geen gebruik gemaakt.

Beoordeling

De rechtbank is bevoegd en het verzoek is tijdig ingediend.
Op de voet van het bepaalde in de artikelen 533, 534 en 530 van het Wetboek van Strafvordering kan de gewezen verdachte – indien de strafzaak is geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel en zonder dat toepassing is gegeven aan artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht – aanspraak maken op vergoeding van de door deze ten gevolge van ondergane verzekering geleden schade.
De rechtbank stelt vast dat verzoeker op 3 april 2015 is aangehouden en diezelfde dag is heengezonden. Er is geen bevel tot inverzekeringstelling gegeven en verzoeker heeft ook niet in verzekering op het politiebureau verbleven.
In het verzoekschrift wordt gesteld dat verzoeker op 3 april 2015 om 15.00 uur in verzekering had moeten worden gesteld. Naar het oordeel van het de rechtbank voorzien de hiervoor vermelde wetsartikelen niet in toekenning van een schadevergoeding zolang geen sprake is geweest van een inverzekeringstelling, maar slechts van het ophouden voor verhoor. [1] Dat verzoeker 29 minuten te laat is heengezonden, maakt niet dat er sprake is geweest van een ‘fictieve inverzekeringstelling’.
De rechtbank moet het verzoek dan ook afwijzen.

Beslissing

De rechtbank wijst het verzoek af.
Deze beslissing is gegeven door
mr. L.J. Saarloos, rechter,
in tegenwoordigheid van J.J.M. Smolders, griffier,
en in het openbaar uitgesproken op 2 juni 2023
Tegen de beslissing van deze rechtbank staat voor de gewezen verdachte of zijn erfgenamen binnen een maand na de betekening hoger beroep open bij het gerechtshof.

Voetnoten

1.Gerechtshof Amsterdam 14 december 2018, ECLI:NL:GHAMS:2018:4644 (https://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:GHAMS:2018:4644).