Uitspraak
RECHTBANK Gelderland
1.[gedaagde sub 1] ,
2.
[gedaagde sub 2],
3.
[gedaagde sub 3],
Rechtbank Gelderland
In deze zaak vordert eiser, [eiser], dat gedaagden, [gedaagde sub 1], [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 3], contractuele rente van 6% per jaar betalen over een vennootschapsaandeel dat hen verschuldigd is. De vennootschap onder firma, waaruit de vordering voortvloeit, is op 31 december 2017 beëindigd. Eiser heeft in een eerdere procedure geen contractuele rente gevorderd, maar alleen wettelijke rente, die door het hof is afgewezen. Eiser wil nu de omissie herstellen en stelt dat de contractuele rente is overeengekomen. Gedaagden betwisten dit en voeren aan dat de vordering verjaard is en in strijd met de goede procesorde is. De rechtbank oordeelt dat het gezag van gewijsde niet opgaat, omdat in de eerdere procedure geen contractuele rente is gevorderd. De rechtbank stelt vast dat de overeenkomst uit 2012, hoewel niet ondertekend, de afspraken tussen partijen weergeeft en dat de contractuele rente is overeengekomen. De rechtbank verwerpt ook het verjaringsverweer, omdat de verjaring is gestuit. Uiteindelijk wordt de vordering van eiser toegewezen, en gedaagden worden veroordeeld tot betaling van de contractuele rente en de proceskosten.