Uitspraak
RECHTBANK GELDERLAND
1.Bezwaar
2.Standpunt van het Openbaar Ministerie
3.Beoordeling door de politierechter
Hierin wordt wel een contactpersoon vermeld, maar ook deze brief is niet ondertekend door een officier van justitie. Wel is dit bericht kennelijk ingekomen bij het Parket Oost-Nederland, want er staat een datumstempel op, vermeldende: “Ingekomen 18 november 2024 Arrondissementsparket Oost-Nederland”.
Daarom is een beoordeling door een officier van justitie vereist en dit moet voor de politierechter en de veroordeelde kenbaar zijn. [1] Daartoe is een naam en een handtekening gebruikelijk en noodzakelijk. Bij het ontwerp van het sjabloon van de brief houdende een omzettingsbeslissing is kennelijk ook uitgegaan van ondertekening door een officier van justitie, gelet op het daartoe bestemde handtekeningvak.
Al jarenlang worden de desbetreffende formulieren ook ondertekend door een officier van justitie. De brief houdende de beslissing tot omzetting is in dit geval echter niet voorzien is van een naam en handtekening. Zoals de politierechter heeft begrepen, is dit het gevolg van een wijziging van het beleid van het openbaar ministerie. Dat beleid gaat er kennelijk van uit dat ondertekening door een officier van justitie niet langer noodzakelijk is.
“Wel deel ik de in de uitspraak van de rechtbank besloten liggende rechtsopvatting dat uit enig voor de rechter en de veroordeelde beschikbaar processtuk rechtstreeks en ondubbelzinnig moet volgen dat aan de voorwaarden voor de rechtsgeldigheid van de omzettingsbeslissing is voldaan, in het bijzonder dat de beslissing is genomen door een bevoegde autoriteit binnen de wettelijke termijn.” [2]
De raadsman heeft bezwaar gemaakt tegen deze werkwijze.
Dat geldt in deze zaak temeer, omdat de officier van justitie direct nadat zij de door haar getekende beslissing tot omzetting had genomen, zich op het standpunt stelde dat het bezwaarschrift gegrond moest worden verklaard.
De overige in het bezwaarschrift aangevoerde bezwaren kunnen onbesproken blijven.
De politierechter zal bevelen dat de vervangende hechtenis niet zal worden tenuitvoergelegd en dat veroordeelde de taakstraf alsnog moet verrichten.
4.Beslissing
42 (tweeënveertig);
6 (zes) maandenna heden moet worden voltooid.