ECLI:NL:RBGEL:2024:8480
Rechtbank Gelderland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Last onder dwangsom wegens overtreding van artikel 2:74 van de Algemene Plaatselijke Verordening Rheden met betrekking tot drugshandel
In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Gelderland het beroep van eiser tegen een last onder dwangsom opgelegd door de burgemeester van Rheden. De last is gebaseerd op artikel 2:74 van de Algemene Plaatselijke Verordening (APV), dat het verboden stelt om op een openbare plaats aanwezig te zijn met het kennelijke doel om drugs te verhandelen. De burgemeester heeft deze maatregel opgelegd na een bestuurlijke rapportage van de politie, waarin werd geconcludeerd dat eiser was aangehouden met meer dan een gebruikershoeveelheid harddrugs. De rechtbank heeft op 22 oktober 2024 de zaak behandeld, waarbij de gemachtigde van eiser en de gemachtigden van de burgemeester aanwezig waren.
Eiser betwist de overtreding van artikel 2:74 van de APV en stelt dat er andere omstandigheden moeten zijn dan enkel het bezit van drugs om tot een overtreding te concluderen. Hij wijst erop dat hij is vrijgesproken van drugshandel door de politierechter en dat de last onder dwangsom inbreuk maakt op de onschuldpresumptie. De rechtbank overweegt echter dat voor de overtreding van artikel 2:74 van de APV de aanwezigheid van drugs geen voorwaarde is. De bepaling is gericht op handhaving van de openbare orde en kan ook worden overtreden door enkel het 'postvatten met het kennelijke doel' om drugs te verhandelen.
De rechtbank concludeert dat de burgemeester zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat eiser artikel 2:74 van de APV heeft overtreden. De beroepsgrond van eiser slaagt niet. Daarnaast oordeelt de rechtbank dat de hoorplicht in bezwaar is geschonden, maar dat dit gebrek kan worden gepasseerd omdat het niet aannemelijk is dat de burgemeester anders zou hebben beslist. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, maar veroordeelt de burgemeester tot betaling van proceskosten aan eiser.