1.De inhoud van de tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 21 maaart 2023 te [plaats 1] , althans in de gemeente [gemeente] tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen toen hij, verdachte en/of zijn mededader(s), getuige waren/was van het ogenblikkelijk levensgevaar waarin een persoon, genaamd [slachtoffer] verkeerde, heeft/hebben nagelaten om hulp te verschaffen aan die [slachtoffer] ,
immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s) , toen hij/zij zag(en) dat er zware geweldshandeling(en)tegen die [slachtoffer] waren/was gepleegd en deze daardoor hulpbehoevend was geraakt geen (tijdige) (medische) hulp en/of (medische) verzorging ingeroepen , terwijl daarbij voor hem, verdachte, redelijkerwijs geen gevaar voor zichzelf of anderen te duchten was, terwijl de dood van die hulpbehoevende [slachtoffer] is gevolgd.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Op 21 maart 2023 werd [slachtoffer] zwaar gewond aangetroffen op de [plaats 2] in [plaats 1] . Kort daarop is hij overleden.[veroordeelde] heeft erkend dat hij naar de [plaats 2] is gereden, daar [slachtoffer] heeft ontmoet en hem met een mes heeft gestoken.[veroordeelde] is bij vonnis van 29 maart 2024 door de Rechtbank Gelderland veroordeeld voor de doodslag van [slachtoffer] tot een gevangenisstraf van negen jaar.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte – kortgezegd – tezamen en in vereniging met de medeverdachten heeft nagelaten om hulp te verschaffen aan [slachtoffer] , terwijl die in levensgevaar verkeerde.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft integrale vrijspraak van het tenlastegelegde bepleit, nu – kortgezegd – uit het dossier niet kan worden afgeleid dat [verdachte] zich bewust was van wat er gebeurde en dat daardoor niet kan worden vastgesteld dat hij wist dat sprake was van enig levensgevaar.
Beoordeling door de kantonrechter
1. [medeverdachte] ) [medeverdachte] heeft bij de politie het volgende verklaard. Zij ging een paar dagen voor het incident met [veroordeelde] een rondje rijden. [veroordeelde] zei dat hij een keer met [slachtoffer] wilde praten, omdat zij altijd ruzie hadden met elkaar. [veroordeelde] vroeg aan haar of zij met [slachtoffer] kon afspreken. Hij zou dan met [slachtoffer] gaan praten. [veroordeelde] zei dat als ze er niet uit zouden komen, dat ze het dan uit zouden knokken, hand erop en klaar. Een paar dagen later stuurde [slachtoffer] haar een bericht via Facebook. Zij heeft toen tegen [veroordeelde] gezegd dat zij die avond met [slachtoffer] kon afspreken. Zij is die avond met [slachtoffer] naar [plaats 1] gereden. Zij heeft [veroordeelde] geappt dat hij kon komen. Toen [veroordeelde] aankwam, kwam hij heel vijandig uit de auto gelopen. [veroordeelde] was met twee andere donkere jongens. [slachtoffer] zei meteen: ‘bro, wil je matten’ en deed zijn jas uit, waarop ze samen begonnen te vechten. De andere jongens stonden toen bij de auto. Zij zag dat [veroordeelde] [slachtoffer] stak. Zij zag bloed aan de linkerzijde bij [slachtoffer] . Vervolgens zag zij bloed eruit komen en zij zag bloed op de grond. Zij heeft alles gezien. Ze heeft gezien hoe het mes erin ging. Zij hoorde [slachtoffer] zeggen: ‘
bro, heb je mij nou gestoken’. [slachtoffer] rende vervolgens weg. Zij zag dat [veroordeelde] achter [slachtoffer] aanrende. Daarna rende [veroordeelde] terug naar de auto en hij zei: ‘de auto in, nu de auto in’. Hij had daarbij grote ogen. Ze reden weg. De andere donkere jongens zaten ook in de auto. Zij zat achterin samen met [veroordeelde] . [veroordeelde] bleef in de auto herhalen: ‘
wat heb ik gedaan, wat heb ik gedaan, dit is niet goed’. [veroordeelde] hield in zijn rechterhand het mes vast. Toen ze met z’n allen in de auto zaten, zeiden ze tegen elkaar dat ze terug moesten gaan, om te kijken of [slachtoffer] nog leefde of om de politie te bellen, maar dit hebben ze uiteindelijk niet gedaan.De bestuurder van de auto was, dacht zij, [verdachte] .
2. ( [verdachte] ) [verdachte] heeft verklaard dat hij met [veroordeelde] naar de [plaats 2] is gereden op de 21e. Ze gingen met zijn, [verdachte] ’s, Seat Leon en hij reed die avond.Bij de rechter-commissaris heeft [verdachte] verklaard dat hij wist dat [veroordeelde] een conflict had met [slachtoffer] . Op de [plaats 2] bleef hij in het begin in de auto zitten. Later is hij wel uitgestapt. Hij zag een stoeipartij. Hij zag twee jongens die aan het worstelen waren. Toen [veroordeelde] weer in de auto stapte, was hij in paniek. Hij zei: ‘
we gaan’.
3. ( [veroordeelde] ) [veroordeelde] heeft verklaard dat [slachtoffer] wegrende en dat [slachtoffer] zei dat [veroordeelde] hem had gestoken. [veroordeelde] rende achter [slachtoffer] aan en hij zag bloed. Hij raakte in paniek. Hij zag bloed op het mes. [slachtoffer] ging achter een auto staan. [veroordeelde] is terug gerend en zei: ‘volgens mij heb ik hem gestoken’. Dat zei hij tegen de mensen die er stonden: [medeverdachte] , [verdachte] en de derde persoon. Ze waren allemaal in paniek.
4. De politie heeft na het overlijden van [slachtoffer] , op 20 april 2023, een gesprek van [verdachte] opgenomen in de Toyota van zijn vriendin.
[verdachte] zegt: "
Wrong place, wrong time bro, daar, bro, deze twee gaan een beetje stoeien, zo, bop bop, dus wat gebeurde er op 4 meter voor me..ntv..
Op een bepaald moment, vechten, Hij staat zo voor hem, in de houding,..ntv. (vuistslag te horen).
Ik dacht we gaan/hij gaat vechten. Op een gegeven moment.. hij deed zo..ntv..
hij keek zo, hij zei zo ... zei die zo .....[verdachte] fluistert: ..ntv.." (…)
vroeg aan 'hem': "Waar heb je hem gehit?" En dat 'hij' helemaal in paniek was, in shock was.
5. De politie heeft verder de telefoon van [verdachte] met telefoonnummer [telefoonnummer 1] getapt. Op 8 mei 2023 wordt het volgende gesprek gevoerd:
NNM:
jij was daar live bij dus?
[verdachte] :
ja man bro
(…)
[verdachte] :
snap je ik weet niet wat hij met [medeverdachte] heeft gesproken al die dingen dat weet ik niet man. Ik weet alleen dat hij uhm ja dat hij wel contact had met haar over luister zo laat zo laat en vanavond je weet toch. Maar van mij ik dacht ik dacht wow hun gaan gewoon knokken en in het begin was ook gewoon knokken echt zo een beetje vechten dit dat zus zo
NNM:
ja
(…)
[verdachte] :
nee..zij zat gewoon, zij zat gewoon rus.. ja hun begonnen beetje te te vechten zo..zij zat gewoon... zij zat gewoon daar..gewoon op zo'n op zo'n..bij [plaats 1] heb je zeg maar zo'n uhm zo zo'n ja je kan daar zitten je kan die waggie neerzetten...
NNM:
ja ja ja ja
[verdachte] :
je kan daar eigenlijk zitten zeg maar zo'n verhoginkje zeg maar je weet toch en daar zat zij...en die shit ging snel [naam 1] , ging snel [naam 1] man snap je het ging echt snel [naam 1] man ik ik het ging zo snel ik... vriend op een gegeven moment was het al gebeurd je weet toch is niet..
NNM:
ja man
[verdachte] :
bro als je iemand op de verkeerde plek hit is al gelijk afgelopen..
(…)
[verdachte] :
dus uhm ja man bro man is is is fuckt up man en en toen die shit.. ik zei nog tegen hun.. ik zei nog tegen hun van luister één van jullie snap je moet iemand gaan bellen nou, kijk als je nou nog wouten belt of iets dan kan je er nog wat van maken je weet toch, als wij nou nokken hier bro ja dan wordt het allemaal maar erger snap je..
(…)
NNM:
je hebt die torri(fon) ook niet gezien?
[verdachte] :
nee.. ja bro
NNM:
ai
[verdachte] :
ik heb wel gezien maar ik heb gezegd dat ik hem niet heb gezien
NNM:
ja ja ja ja precies precies precies
[verdachte] :
want anders want anders bro gaan ze mij vragen luister hoezo heb je niet dit gedaan hoezo heb je niet NTV hoezo heb je NTV dan.
6. De politie heeft de telefoon van [medeverdachte] onderzocht. Uit een aangetroffen Whatsappconversatie volgt dat [veroordeelde] op 21 maart 2023 om 12:22:33 uur naar [medeverdachte] heeft gestuurd:
‘Wacht, moet effe mij niggers fixe’.
7. Door de politie is verder de Samsung M13, met telefoonnummer [telefoonnummer 2] , onderzocht die in gebruik was bij [naam 2] . Tussen 13 maart 2023 en 21 maart 2023 werden 44 beloproepen via Whatsapp geregistreerd. 19 van deze 44 beloproepen zijn geregistreerd op 21 maart 2023, de dag van het dodelijke steekincident. De eerste oproep was om 10:00 uur (van [veroordeelde] naar [naam 2] ). De laatste oproep om 21:46:38 uur (van [naam 2] naar [veroordeelde] ). 9 van de 44 oproepen werden beantwoord.
8. De politie heeft onderzoek gedaan aan de telefoon met telefoonnummer [telefoonnummer 3] , in
gebruik bij [veroordeelde] . Hieruit volgt dat [veroordeelde] op 22 maart 2023 de volgende sms
berichten heeft gestuurd aan ‘ [naam 2] ’:
- Om 01:52:08 uur: ‘
- Om 01:52:24 uur: ‘
‘ [naam 2] ’ maakt gebruik van telefoonnummer [telefoonnummer 4] . Door de politie is onderzoek gedaan naar dit telefoonnummer. [naam 2] , geboren op [geboortedatum 2] 1984, wordt geïdentificeerd als gebruiker van dit telefoonnummer.
9. De Seat Leon met kenteken [kenteken] is verder forensisch onderzocht. Daarbij is onder meer de handgreep aan de binnenzijde van het portier rechtsvoor bemonsterd en voorzien van SIN-nummer AAQV8905NL.Deze bemonstering is onderzocht door het NFI. Uit deze bemonstering is een DNA-mengprofiel van minimaal twee donoren verkregen. Het DNA-profiel van [naam 2] komt overeen met één van de donoren van dit DNA-mengprofiel. Het DNA-profiel is meer dan één miljard keer waarschijnlijker wanneer – kortgezegd – [naam 2] één van de donoren is dan wanneer dit niet zo is.De kantonrechter concludeert hieruit, met inachtneming van de rest van het dossier, dat [naam 2] de donor is van een deel van het celmateriaal op de handgreep aan de binnenzijde van het portier rechtsvoor, de bijrijderszijde. Het moge zo zijn dat [naam 2] enig tijd daarvoor ook al in de auto heeft gezeten, maar dan zou het DNA-spoor nagenoeg zijn uitgewist doordat anderen op precies dezelfde plek de handgreep vastgrijpen om de deur te openen.
10. Uit al het voorgaande leidt de kantonrechter af dat [veroordeelde] en [medeverdachte] afspraken dat [medeverdachte] samen met [slachtoffer] naar de [plaats 2] zou komen op 21 maart 2023. Voorafgaand aan die afspraak, gaf [veroordeelde] aan [medeverdachte] aan dat hij eerst nog wel zijn ‘niggers’ moesten fixen. [veroordeelde] kwam vervolgens blijkens de verklaringen ook naar de [plaats 2] met twee anderen. [verdachte] was daar één van en bestuurde de auto. Nadat [slachtoffer] door [veroordeelde] was neergestoken, zijn de vier genoemde betrokkenen gezamenlijk weggereden. Op basis van de verklaringen kan vastgesteld worden dat [verdachte] op dat moment wederom achter het stuur zat en dat [medeverdachte] en [veroordeelde] op de achterbank zaten. De vierde persoon zat aan de bijrijderszijde en dat was, verwijzend naar het DNA-resultaat en het onderlinge telefonische contact, [naam 2] .
11. Op basis van de verklaringen van [medeverdachte] en [verdachte] en de tapgesprekken stelt de kantonrechter vast dat zij wisten dat er een gewelddadige confrontatie had plaatsgevonden tussen [veroordeelde] en [slachtoffer] . [medeverdachte] zag daarbij dat er gestoken werd met mes. Zij zag bloed, zowel bij [slachtoffer] zelf als op de grond. [verdachte] is uit de auto gestapt en stond blijkens de tapgesprekken op slechts vier meter van de ruzie tussen [slachtoffer] en [veroordeelde] (zie onder 4). Hij was er ‘live bij’. Het ging allemaal heel snel en op een gegeven moment was ‘het’ al gebeurd. Hij heeft [veroordeelde] nog gevraagd waar hij ‘hem’ gehit had, en daarmee bedoelde hij niet geslagen, want “als je iemand op de verkeerde plek hit, is het gelijk afgelopen” (zie onder 5). De kantonrechter concludeert hieruit dat [verdachte] (eveneens) heeft gezien dat [slachtoffer] werd neergestoken. Uit de verklaring van [veroordeelde] valt af te leiden dat ook de vierde persoon, [naam 2] , uit de auto was gestapt. Hij bevond zich op het moment van de vechtpartij bij [verdachte] . Gelet op de conclusies ten aanzien van [verdachte] en [medeverdachte] , kan het niet anders zijn dan dat ook [naam 2] heeft geweten wat er was gebeurd. Bij dit alles acht de kantonrechter van belang dat [veroordeelde] terug kwam rennen naar de auto met het mes in zijn hand en daarbij zei: ‘volgens mij heb ik hem gestoken’. Uit het feit dat iedereen in de auto in paniek was en dat er blijkens de tapgesprekken in de auto was gesproken over het inschakelen van hulp en/of de politie, leidt de kantonrechter af dat de betrokkenen wisten dat geen sprake was van een ‘gewone’ vechtpartij.
12. De kantonrechter ziet zich vervolgens voor de vraag gesteld hoe dit handelen van verdachten juridisch moet worden gekwalificeerd.
13. Verdachte wordt verweten artikel 450 Sr te hebben overtreden. Deze bepaling luidt:
“Hij die, getuige van het ogenblikkelijk levensgevaar waarin een ander verkeert, nalaat deze die hulp te verlenen of te verschaffen die hij hem, zonder gevaar voor zichzelf of anderen redelijkerwijs te kunnen duchten, verlenen of verschaffen kan, wordt, indien de dood van de hulpbehoevende volgt, gestraft met hechtenis van ten hoogste drie maanden of geldboete van de tweede categorie.”
14. De memorie van toelichting op deze bepaling vermeldt:
"De behoefte aan hulp kan in enkele gevallen zoo dringend zijn, dat ieder gehouden is te doen wat hij kan. Hij, die een ander met den dood ziet worstelen en bij magte is hulp te verleenen, is daartoe verpligt. Bij oogenblikkelijken nood moet de burger datgene doen wat de vertegenwoordigers van het openbaar gezag zouden verrigten, indien zij tegenwoordig waren. Van tijd tot tijd komen gevallen van den hier bedoelden aard voor; de bepalingen over het onwillig veroorzaken van den dood of van ligchamelijk letsel zijn ontoereikend en het volksbewustzijn ergert zich aan de straffeloosheid. (…) Verleenen of verschaffen omvat ook het geval dat men niet zelf maar door tusschenkomst van anderen, b.v. door inroeping der politie, de behulpzame hand biedt.' (H.J. Smidt, Geschiedenis van het Wetboek van Strafrecht, 1e druk, 1881, 3e deel, p. 259).
15. Deze strafbepaling roept voor iedereen die direct getuige is van een situatie dat een ander in levensgevaar verkeert, een rechtsplicht in het leven om hulp te bieden en in ieder geval te proberen diens leven te redden. Hiervoor is een zekere bewustheid van het levensgevaar vereist (vgl. HR 25 maart 1997, NJ 1998/37). Het enkele nalaten hulp te bieden waar dat wel geboden was, wordt strafbaar gesteld. De rechter hoeft zich niet te buigen over de vraag wat de reden is geweest voor het verzuim hulp te bieden en ook niet of dit verzuim heeft bijgedragen aan het overlijden.
16. De vraag is of gezegd kan worden dat verdachte getuige was van het ogenblikkelijk levensgevaar waarin [slachtoffer] verkeerde na te zijn neergestoken door [veroordeelde] en of verdachte zich bewust was van het gevaar waarin het slachtoffer verkeerde. Daarbij springen enkele casus in de recente rechtspraak in het oog.
17. In de zaak van Hof Den Haag 19 maart 2024,ECLI:NL:GHDHA:2024:396 (https://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:GHDHA:2024:396)was een 17-jarige jongen in februari 2018 in het ijskoude water in een vijver was gevallen en is verdronken. Verdachte zag dit en is weliswaar uiteindelijk in een bootje gestapt en naar de bewuste plek gevaren waar het slachtoffer was verdwenen, maar dat heeft enige tijd geduurd en bovendien had verdachte ook meteen 112 kunnen bellen om de hulpdiensten in te schakelen, hetgeen hij niet heeft gedaan. 18. In de zaak van HR 30 juni 2009,ECLI:NL:HR:2009:BI3838 (https://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:HR:2009:BI3838)was er sprake van een matroos die van een vrachtschip was gesprongen. Dat vrachtschip voer op dat moment op de Waal in de gemeente Ubbergen. Verdacht wist, zoals ook algemeen bekend was, dat de Waal een gevaarlijke rivier is waarin zwemmers, zeker bij druk scheepvaartverkeer, in een slechte positie verkeren om te overleven. Verdachte hoorde dat het slachtoffer van boord was gesprongen, maar heeft het schip laten doorvaren zonder het noodlottig voorval terstond te melden bij de bevoegde instanties of bij passerende schepen en heeft pas na 3 minuten en 37 seconden actie ondernomen om de drenkeling te vinden en te redden. “'s Hofs oordeel dat de verdachte getuige is geweest van ogenblikkelijk levensgevaar voor [slachtoffer] en wetenschap had omtrent het gevaar waarin [slachtoffer] verkeerde, getuigt niet van een onjuiste rechtsopvatting en is toereikend gemotiveerd.” aldus de advocaat-generaal in zijn conclusie. De Hoge Raad heeft het cassatieberoep zonder nadere motivering verworpen. Uit de hiervoor aangehaalde bewijsmiddelen blijkt dat alle verdachten wisten dat er sprake was van een langdurige ruzie tussen de dader [veroordeelde] en het slachtoffer [slachtoffer] en dat de ontmoeting tussen hen die avond niet toevallig was, maar gearrangeerd. Uit de voorgaande bewijsmiddelen kan worden afgeleid dat zij allen wisten dat [slachtoffer] gestoken was; zij hebben het gezien, [veroordeelde] heeft het gezegd, [veroordeelde] was in de auto in paniek en zei: wat heb ik gedaan, het is niet goed, en men besprak de mogelijkheid om terug te rijden en/of de politie te bellen.
20 Voor zover door de verdediging is betoogd dat geen sprake was van opzet, al dan niet in voorwaardelijke zin, van verdachte, omdat men niet heeft gemerkt dat [slachtoffer] dringend medische hulp nodig had, wordt dat verworpen, nu de wet geen opzet vereist. Bovendien is hiervoor vastgesteld dat allen zich wel degelijk bewust waren van het gevaar voor [slachtoffer] .
21 Namens verdachte is nog betoogd dat hij relatieproblemen had en zodanig onder invloed was van cannabis dat alles wat gebeurde helemaal langs hem heen ging. Dat wordt gepasseerd. Relatieproblemen staan normaliter niet in de weg van een adequaat cognitief functioneren. Verdachte was kennelijk wel in staat om zijn auto op de heen en terugweg zonder al te veel ongelukken te besturen. Dan kan hij ook in staat worden geacht een vechtpartij op vier meter afstand te kunnen waarnemen en te horen wat er gezegd wordt, hetgeen overigens ook blijkt uit de afgeluisterde gesprekken, zoals hiervoor aangehaald.
25. Ten aanzien van alle verdachten is wettig en overtuigen bewezen dat zij wisten dat [veroordeelde] en [slachtoffer] een lang bestaande vete hadden die al meermalen was uitgelopen op geweld, dat [veroordeelde] hem zou ontmoeten in [plaats 1] . Ze hebben gezien dat het ook nu weer uitliep op geweld, en ze wisten dat [slachtoffer] daarbij gestoken was. Zodanig dat [veroordeelde] in blinde paniek verkeerde.
De hiervoor weergegeven opmerking van de minister: “
Hij, die een ander met den dood ziet worstelen en bij magte is hulp te verleenen, is daartoe verpligt.” moet niet zo letterlijk worden opgevat dat een rechtsplicht tot hulpverlening eerst in het leven wordt geroepen wanneer men die ander daadwerkelijk ziet doodgaan. Wetenschap dat die ander in doodsnood verkeert is voldoende om deze rechtsplicht in het leven te roepen.. Ook dan “
[ergert] het volksbewustzijn … zich aan de straffeloosheid.”.