Uitspraak
Gerechtshof Den Haag
Arrest
[verdachte],
de audituverklaringen van de getuigen [getuige1] en [getuige2]. Aan deze getuigen heeft de verdachte, nog vóór het moment waarop het lichaam van [slachtoffer] door de politie was gevonden, vrij gedetailleerd verklaard over (de aanloop naar) de desbetreffende nacht. Dit blijkt ook uit de reeds in de MMA-melding [1] - die zoals later blijkt is gedaan door getuige [getuige1] [2] - benoemde ‘daderkennis’, met name de omstandigheid dat de getuige de plaats kon benoemen waar [slachtoffer] later daadwerkelijk is gevonden. Voorts vinden de verklaringen van de verdachte steun in de, in zijn ouderlijke woning opgenomen, OVC gesprekken. [3] Ook de storting van € 20,00 op de rekening van [slachtoffer] op 18 februari 2018 [4] , de chatberichten tussen de verdachte en [slachtoffer] over hun afspraak op diezelfde avond [5] , en de getuigenverklaringen van [getuige3] [6] en [getuige4] [7] ondersteunen op onderdelen de verklaringen van de verdachte.
hij zegt ik hem daar afgezet ik lag in bed ik hoorde een hoop geschreeuw, ik kijk door het raampje en toen zag ik handen in het water. Toen heb ik me aangekleed en naar buiten en toen was hij weg”. Op 19 maart 2018 zegt de verdachte tegen zijn vader dat hij “hem” gewoon zag zwemmen, dat hij iemand heeft zien verdrinken, dat hij geschreeuw hoorde en dat hij denkt “help” te hebben gehoord. [22]
Ik kon geen eerste hulp verlenen omdat ik niet het water in kon springen omdat het fataal zou zijn voor mij omdat het water te koud was.” [24]
- Uit de verklaringen van de verdachte blijkt dat de verdachte en [slachtoffer] in de avond van 18 februari 2018 een date met elkaar hadden. De verdachte heeft hem die avond opgehaald met zijn bootje en is samen met [slachtoffer] naar zijn ponton gevaren, dat zich op dat moment bevond in het water De Blauwe Loper. Daar hebben zij samen enige tijd doorgebracht.
- Uit de telefoongegevens van [slachtoffer] blijkt dat hij rond 00.05 uur weer bij de kade aan het Böttgerwater was.
- Blijkens de camerabeelden is er op 19 februari 2018 om 00.56 uur voor het laatst een teken van leven geweest van [slachtoffer]. Op de beelden is te zien dat [slachtoffer] op dat moment loopt in de richting van het Böttgerwater.
- Gelet op de bevindingen van de batterij van de iPhone van [slachtoffer] van 19 februari 2018, in combinatie met de locatie waar [slachtoffer] voor het laatst is gezien, de locatie waar zijn lichaam is aangetroffen en het feit dat de iPhone bij zijn stoffelijk overschot is aangetroffen, concludeert het hof dat [slachtoffer] met zijn iPhone op 19 februari 2018 rond 01.00 uur te water moet zijn geraakt in het water De Blauwe Loper in Den Haag.
- Op basis van de hiervoor vermelde verklaring van een medewerker van het Hoogheemraadschap van Delfland, concludeert het hof dat de watertemperatuur van De Blauwe Loper in de nacht van 19 februari 2018 ongeveer 1 graad Celsius moet zijn geweest.
De verweten mishandeling bestaat uit een nalaten: de verdachte heeft geen hulp ingeschakeld terwijl aan hem bekend was dat [slachtoffer] in nood in het koude water lag. Van het eveneens ten laste gelegde nalaten hem uit het water te helpen kan de verdachte, zoals volgt uit het voorgaande, geen verwijt worden gemaakt.
Op grond van die bijzondere zorgplicht was de verdachte gehouden om de in levensnood verkerende [slachtoffer] te helpen, al dan niet door het inroepen van de hulpdiensten. De verdachte heeft dat echter niet gedaan.
voortgezet, en dát heeft - aldus de rechtbank en de advocaat-generaal - als mishandeling te gelden.
nietheeft mishandeld in de zin van artikel 300 Sr.
onmisbareschakel kán hebben gevormd in de gebeurtenissen die tot het gevolg hebben geleid, maar óók dat aannemelijk is dat het gevolg met een
aanzienlijke mate van waarschijnlijkheiddoor het nalaten van de verdachte is veroorzaakt.
- het deskundigenverslag van Prof. dr. Jan Bourgois, hoogleraar Inspanningsfysiologie, Sport-, Klinische- en Omgevingsfysiologie aan de Universiteit Gent te België d.d. 10 oktober 2022;
- de rapportage van Prof. Dr. Hein Daanen, hoogleraar inspanningsfysiologie aan de Vrije Universiteit te Amsterdam d.d. 8 juli 2019 en zijn antwoord op nadere vragen bij brief van 17 september 2022;
- de schriftelijke beantwoording van vragen door dr. D. Dos Reis Miranda, anesthesioloog-intensivist en trauma-arts, werkzaam bij het ErasmusMC te Rotterdam d.d. 1 juli 2020
Ernstige onderkoeling komt eigenlijk alleen maar voor als je drijfmiddelen hebt, zonder drijfmiddelen is swimming failure en de daarop volgende verdrinking meestal de doodsoorzaak. Omdat het water waarin het slachtoffer terechtkwam maar 1°C was, is niet aannemelijk dat deze langer dan 5-10 minuten heeft kunnen zwemmen. (…)
U houdt mij voor dat ik in mijn fax een onderzoek heb aangehaald (Champigneulle et al. 2015), dat ik over dat onderzoek heb verteld dat 20 patiënten op een hart-longmachine zijn aangesloten, wat er met 2 van deze patiënten is gebeurd en dat u zich afvraagt wat er met de overige 18 personen is gebeurd. Deze 18 personen zijn overleden. (…) U houdt mij voor dat ik heb aangeven dat er in de afgelopen 10 jaar 10 patiënten aan de hart-longmachine zijn gelegd wegens submersie, dat bij 1 van die patiënten sprake is van een goed neurologisch herstel en dat u zich afvraagt wat er met de andere patiënten is gebeurd. De andere 9 patiënten zijn uiteindelijk overleden.”
kanhebben gevormd in de gebeurtenissen die tot het overlijden hebben geleid is immers onvoldoende voor het aannemen van causaal verband.
De behoefte aan hulp kan in enkele gevallen zoo dringend zijn, dat ieder gehouden is te doen wat hij kan. Hij, die een ander met den dood ziet worstelen en bij magte is hulp te verleenen, is daartoe verpligt. Bij oogenblikkelijken nood moet de burger datgene doen wat de vertegenwoordigers van het openbaar gezag zouden verrigten, indien zij tegenwoordig waren. Van tijd tot tijd komen gevallen van den hier bedoelden aard voor; de bepalingen over het onwillig veroorzaken van den dood of van ligchamelijk letsel zijn ontoereikend en het volksbewustzijn ergert zich aan de straffeloosheid. (…) Verleenen of verschaffen omvat ook het geval dat men niet zelf maar door tusschenkomst van anderen, b.v. door inroeping der politie, de behulpzame hand biedt.” (H.J. Smidt, Geschiedenis van het Wetboek van Strafrecht, 1e druk, 3e deel, p. 259).
zonder iets tot redding te beproeven”.
opzettelijknalaten van het verlenen van hulp aan hulpbehoevenden beperkt tot specifieke situaties als omschreven in de artikelen 255 en 414 Sr. Het is – gelet op deze wetssystematiek - dan ook allereerst zeer de vraag of voor een situatie als die zich in casu voordeed (én die de wetgever bij uitstek voor ogen lijkt te hebben gehad bij de invoering en formulering van artikel 450 Sr) een verdergaande strafrechtelijke verantwoordelijkheid in de zin van een misdrijf (als oneigenlijk omissiedelict in de vorm van een opzetdelict of een schulddelict) zou kunnen worden aangenomen.
of omstreeks19 februari 2018 te Den Haag, terwijl hij getuige was van het ogenblikkelijk levensgevaar waarin [slachtoffer] verkeerde, heeft nagelaten deze die hulp te verlenen of te verschaffen die hij hem, zonder gevaar voor zichzelf of anderen redelijkerwijs te kunnen duchten, verlenen of verschaffen kon, terwijl de dood van deze [slachtoffer] is gevolgd.
nadatde verdenking jegens de verdachte is ontstaan. Zo ook de gestelde PTSS waar verdachte thans onder zou lijden. Hetgeen de verdachte heeft verklaard maakt ook niet dat het hof aannemelijk acht dat de verdachte ‘tot niets meer in staat was’ toen hij [slachtoffer] zag verdrinken.