ECLI:NL:RBGEL:2024:8444

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
29 november 2024
Publicatiedatum
2 december 2024
Zaaknummer
05/101218-23
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van nalaten hulp te verlenen na steekpartij met dodelijke afloop

Op 29 november 2024 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die samen met anderen getuige was van een steekpartij waarbij het slachtoffer, [slachtoffer], dodelijk gewond raakte. De hoofdverdachte, [veroordeelde], was eerder op 29 maart 2024 veroordeeld voor doodslag en kreeg een gevangenisstraf van negen jaar. De verdachte was aanwezig bij de steekpartij en heeft, ondanks het weten van het levensgevaar van het slachtoffer, nagelaten om hulp te verlenen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte en haar medeverdachten wisten dat er een gewelddadige confrontatie had plaatsgevonden en dat het slachtoffer in levensgevaar verkeerde. De verdachte werd verweten artikel 450 van het Wetboek van Strafrecht te hebben overtreden, dat het nalaten van hulp aan iemand in levensgevaar strafbaar stelt. De rechtbank legde de verdachte een hechtenis op van 70 dagen, waarvan 27 dagen voorwaardelijk, met aftrek van voorarrest. De rechtbank overwoog dat de verdachte, ondanks haar angst voor de hoofdverdachte, niet heeft gehandeld zoals van haar verwacht mocht worden in een noodsituatie. De uitspraak benadrukt de verplichting van getuigen om hulp te bieden aan iemand die in levensgevaar verkeert, en dat nalaten hiervan strafbaar is, ongeacht de persoonlijke omstandigheden van de getuige.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer: 05/101218-23
Datum uitspraak : 29 november 2024
Tegenspraak
vonnis van de kantonrechter
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum 1] 1999 in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] , [postcode] in [woonplaats] ,
raadsvrouw: mr. J.E. Kremer, advocaat in Nijmegen
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 19 november 2024.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
Zij op of omstreeks 21 maart 2023 te [plaats 1] , althans in de gemeente [gemeente] tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen toen zij, verdachte en/of haar mededader(s), getuige waren/was van het ogenblikkelijk levensgevaar waarin een persoon, genaamd [slachtoffer] verkeerde, heeft/hebben nagelaten om hulp te verschaffen aan die [slachtoffer] ,
immers heeft/hebben zij, verdachte en/of haar mededader(s) , toen zij zag(en) dat er zware geweldshandeling(en)tegen die [slachtoffer] waren/was gepleegd en deze daardoor hulpbehoevend was geraakt geen (tijdige) (medische) hulp en/of (medische) verzorging ingeroepen , terwijl daarbij voor hem, verdachte, redelijkerwijs geen gevaar voor zichzelf of anderen te duchten was, terwijl de dood van die hulpbehoevende [slachtoffer] is gevolgd.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Op 21 maart 2023 werd [slachtoffer] zwaar gewond aangetroffen op de [plaats 2] in [plaats 1] . Kort daarop is hij overleden. [2] [veroordeelde] heeft erkend dat hij naar de [plaats 2] is gereden, daar [slachtoffer] heeft ontmoet en hem met een mes heeft gestoken. [3] [veroordeelde] is bij vonnis van 29 maart 2024 door de Rechtbank Gelderland veroordeeld voor de doodslag van [slachtoffer] tot een gevangenisstraf van negen jaar. [4]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte – kortgezegd – tezamen en in vereniging met de medeverdachten heeft nagelaten om hulp te verschaffen aan [slachtoffer] , terwijl die in levensgevaar verkeerde.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit dat bij verdachte het opzet, al dan niet in voorwaardelijke vorm, op het in hulpeloze toestand achterlaten van [slachtoffer] , ontbreekt, ten gevolge waarvan verdachte dient te worden vrijgesproken. Verdachte heeft door haar geestelijke toestand op dat moment niet bemerkt en/of geconstateerd dat [slachtoffer] dringend medische hulp nodig had. Verder is bepleit dat niet kan worden vastgesteld of sprake was van een causaal verband tussen het niet ingrijpen door verdachte en de uiteindelijke dood van [slachtoffer] , ook al is dit causale verband niet vereist.
Beoordeling door de kantonrechter
1. [verdachte] ) [verdachte] heeft bij de politie het volgende verklaard. Zij ging een paar dagen voor het incident met [veroordeelde] een rondje rijden. [veroordeelde] zei dat hij een keer met [slachtoffer] wilde praten, omdat zij altijd ruzie hadden met elkaar. [veroordeelde] vroeg aan haar of zij met [slachtoffer] kon afspreken. Hij zou dan met [slachtoffer] gaan praten. [veroordeelde] zei dat als ze er niet uit zouden komen, dat ze het dan uit zouden knokken, hand erop en klaar. Een paar dagen later stuurde [slachtoffer] haar een bericht via Facebook. Zij heeft toen tegen [veroordeelde] gezegd dat zij die avond met [slachtoffer] kon afspreken. Zij is die avond met [slachtoffer] naar [plaats 1] gereden. Zij heeft [veroordeelde] geappt dat hij kon komen. Toen [veroordeelde] aankwam, kwam hij heel vijandig uit de auto gelopen. [veroordeelde] was met twee andere donkere jongens. [slachtoffer] zei meteen: ‘bro, wil je matten’ en deed zijn jas uit, waarop ze samen begonnen te vechten. De andere jongens stonden toen bij de auto. Zij zag dat [veroordeelde] [slachtoffer] stak. Zij zag bloed aan de linkerzijde bij [slachtoffer] . Vervolgens zag zij bloed eruit komen en zij zag bloed op de grond. Zij heeft alles gezien. Ze heeft gezien hoe het mes erin ging. Zij hoorde [slachtoffer] zeggen: ‘
bro, heb je mij nou gestoken’. [slachtoffer] rende vervolgens weg. Zij zag dat [veroordeelde] achter [slachtoffer] aanrende. Daarna rende [veroordeelde] terug naar de auto en hij zei: ‘de auto in, nu de auto in’. Hij had daarbij grote ogen. Ze reden weg. De andere donkere jongens zaten ook in de auto. Zij zat achterin samen met [veroordeelde] . [veroordeelde] bleef in de auto herhalen: ‘
wat heb ik gedaan, wat heb ik gedaan, dit is niet goed’. [veroordeelde] hield in zijn rechterhand het mes vast. Toen ze met z’n allen in de auto zaten, zeiden ze tegen elkaar dat ze terug moesten gaan, om te kijken of [slachtoffer] nog leefde of om de politie te bellen, maar dit hebben ze uiteindelijk niet gedaan. [5] De bestuurder van de auto was, dacht zij, [naam 1] . [6]
2. ( [naam 1] ) [naam 1] heeft verklaard dat hij met [veroordeelde] naar de [plaats 2] is gereden op de 21e. Ze gingen met zijn, [naam 1] ’s, Seat Leon en hij reed die avond. [7] Bij de rechter-commissaris heeft [naam 1] verklaard dat hij wist dat [veroordeelde] een conflict had met [slachtoffer] . Op de [plaats 2] bleef hij in het begin in de auto zitten. Later is hij wel uitgestapt. Hij zag een stoeipartij. Hij zag twee jongens die aan het worstelen waren. Toen [veroordeelde] weer in de auto stapte, was hij in paniek. Hij zei: ‘
we gaan’. [8]
3. ( [veroordeelde] ) [veroordeelde] heeft verklaard dat [slachtoffer] wegrende en dat [slachtoffer] zei dat [veroordeelde] hem had gestoken. [veroordeelde] rende achter [slachtoffer] aan en hij zag bloed. Hij raakte in paniek. Hij zag bloed op het mes. [slachtoffer] ging achter een auto staan. [veroordeelde] is terug gerend en zei: ‘volgens mij heb ik hem gestoken’. Dat zei hij tegen de mensen die er stonden: [verdachte] , [naam 1] en de derde persoon. Ze waren allemaal in paniek. [9]
4. De politie heeft na het overlijden van [slachtoffer] , op 20 april 2023, een gesprek van [naam 1] opgenomen in de Toyota van zijn vriendin.
[naam 1] zegt: "
Wrong place, wrong time bro, daar, bro, deze twee gaan een beetje stoeien, zo, bop bop, dus wat gebeurde er op 4 meter voor me..ntv..
Op een bepaald moment, vechten, Hij staat zo voor hem, in de houding,..ntv. (vuistslag te horen).
Ik dacht we gaan/hij gaat vechten. Op een gegeven moment.. hij deed zo..ntv..
hij keek zo, hij zei zo ... zei die zo .....[naam 1] fluistert: ..ntv.." (…)
vroeg aan 'hem': "Waar heb je hem gehit?" En dat 'hij' helemaal in paniek was, in shock was. [10]
5. De politie heeft verder de telefoon van [naam 1] met telefoonnummer [telefoonnummer 1] getapt. Op 8 mei 2023 wordt het volgende gesprek gevoerd:
NNM:
jij was daar live bij dus?
[naam 1] :
ja man bro
(…)
[naam 1] :
snap je ik weet niet wat hij met [verdachte] heeft gesproken al die dingen dat weet ik niet man. Ik weet alleen dat hij uhm ja dat hij wel contact had met haar over luister zo laat zo laat en vanavond je weet toch. Maar van mij ik dacht ik dacht wow hun gaan gewoon knokken en in het begin was ook gewoon knokken echt zo een beetje vechten dit dat zus zo
NNM:
ja
(…)
[naam 1] :
nee..zij zat gewoon, zij zat gewoon rus.. ja hun begonnen beetje te te vechten zo..zij zat gewoon... zij zat gewoon daar..gewoon op zo'n op zo'n..bij [plaats 1] heb je zeg maar zo'n uhm zo zo'n ja je kan daar zitten je kan die waggie neerzetten...
NNM:
ja ja ja ja
[naam 1] :
je kan daar eigenlijk zitten zeg maar zo'n verhoginkje zeg maar je weet toch en daar zat zij...en die shit ging snel [naam 2] , ging snel [naam 2] man snap je het ging echt snel [naam 2] man ik ik het ging zo snel ik... vriend op een gegeven moment was het al gebeurd je weet toch is niet..
NNM:
ja man
[naam 1] :
bro als je iemand op de verkeerde plek hit is al gelijk afgelopen..
(…)
[naam 1] :
dus uhm ja man bro man is is is fuckt up man en en toen die shit.. ik zei nog tegen hun.. ik zei nog tegen hun van luister één van jullie snap je moet iemand gaan bellen nou, kijk als je nou nog wouten belt of iets dan kan je er nog wat van maken je weet toch, als wij nou nokken hier bro ja dan wordt het allemaal maar erger snap je..
(…)
NNM:
je hebt die torri(fon) ook niet gezien?
[naam 1] :
nee.. ja bro
NNM:
ai
[naam 1] :
ik heb wel gezien maar ik heb gezegd dat ik hem niet heb gezien
NNM:
ja ja ja ja precies precies precies
[naam 1] :
want anders want anders bro gaan ze mij vragen luister hoezo heb je niet dit gedaan hoezo heb je niet NTV hoezo heb je NTV dan. [11]
6. De politie heeft de telefoon van [verdachte] onderzocht. Uit een aangetroffen Whatsappconversatie volgt dat [veroordeelde] op 21 maart 2023 om 12:22:33 uur naar [verdachte] heeft gestuurd:
‘Wacht, moet effe mij niggers fixe’.
7. Door de politie is verder de Samsung M13, met telefoonnummer [telefoonnummer 2] , onderzocht die in gebruik was bij [naam 3] . Tussen 13 maart 2023 en 21 maart 2023 werden 44 beloproepen via Whatsapp geregistreerd. 19 van deze 44 beloproepen zijn geregistreerd op 21 maart 2023, de dag van het dodelijke steekincident. De eerste oproep was om 10:00 uur (van [veroordeelde] naar [naam 3] ). De laatste oproep om 21:46:38 uur (van [naam 3] naar [veroordeelde] ). 9 van de 44 oproepen werden beantwoord. [12]
8. De politie heeft onderzoek gedaan aan de telefoon met telefoonnummer [telefoonnummer 3] , in
gebruik bij [veroordeelde] . Hieruit volgt dat [veroordeelde] op 22 maart 2023 de volgende sms
berichten heeft gestuurd aan ‘ [naam 3] ’:
  • Om 01:52:08 uur: ‘
  • Om 01:52:24 uur: ‘
‘ [naam 3] ’ maakt gebruik van telefoonnummer [telefoonnummer 4] . Door de politie is onderzoek gedaan naar dit telefoonnummer. [naam 3] , geboren op [geboortedatum 2] 1984, wordt geïdentificeerd als gebruiker van dit telefoonnummer. [14]
9. De Seat Leon met kenteken [kenteken] is verder forensisch onderzocht. Daarbij is onder meer de handgreep aan de binnenzijde van het portier rechtsvoor bemonsterd en voorzien van SIN-nummer AAQV8905NL. [15] Deze bemonstering is onderzocht door het NFI. Uit deze bemonstering is een DNA-mengprofiel van minimaal twee donoren verkregen. Het DNA-profiel van [naam 3] komt overeen met één van de donoren van dit DNA-mengprofiel. Het DNA-profiel is meer dan één miljard keer waarschijnlijker wanneer – kortgezegd – [naam 3] één van de donoren is dan wanneer dit niet zo is. [16] De kantonrechter concludeert hieruit, met inachtneming van de rest van het dossier, dat [naam 3] de donor is van een deel van het celmateriaal op de handgreep aan de binnenzijde van het portier rechtsvoor, de bijrijderszijde. Het moge zo zijn dat [naam 3] enig tijd daarvoor ook al in de auto heeft gezeten, maar dan zou het DNA-spoor nagenoeg zijn uitgewist doordat anderen op precies dezelfde plek de handgreep vastgrijpen om de deur te openen.
10. Uit al het voorgaande leidt de kantonrechter af dat [veroordeelde] en [verdachte] afspraken dat [verdachte] samen met [slachtoffer] naar de [plaats 2] zou komen op 21 maart 2023. Voorafgaand aan die afspraak, gaf [veroordeelde] aan [verdachte] aan dat hij eerst nog wel zijn ‘niggers’ moesten fixen. [veroordeelde] kwam vervolgens blijkens de verklaringen ook naar de [plaats 2] met twee anderen. [naam 1] was daar één van en bestuurde de auto. Nadat [slachtoffer] door [veroordeelde] was neergestoken, zijn de vier genoemde betrokkenen gezamenlijk weggereden. Op basis van de verklaringen kan vastgesteld worden dat [naam 1] op dat moment wederom achter het stuur zat en dat [verdachte] en [veroordeelde] op de achterbank zaten. De vierde persoon zat aan de bijrijderszijde en dat was, verwijzend naar het DNA-resultaat en het onderlinge telefonische contact, [naam 3] .
11. Op basis van de verklaringen van [verdachte] en [naam 1] en de tapgesprekken stelt de kantonrechter vast dat zij wisten dat er een gewelddadige confrontatie had plaatsgevonden tussen [veroordeelde] en [slachtoffer] . [verdachte] zag daarbij dat er gestoken werd met mes. Zij zag bloed, zowel bij [slachtoffer] zelf als op de grond. [naam 1] is uit de auto gestapt en stond blijkens de tapgesprekken op slechts vier meter van de ruzie tussen [slachtoffer] en [veroordeelde] (zie onder 4). Hij was er ‘live bij’. Het ging allemaal heel snel en op een gegeven moment was ‘het’ al gebeurd. Hij heeft [veroordeelde] nog gevraagd waar hij ‘hem’ gehit had, en daarmee bedoelde hij niet geslagen, want “als je iemand op de verkeerde plek hit, is het gelijk afgelopen” (zie onder 5). De kantonrechter concludeert hieruit dat [naam 1] (eveneens) heeft gezien dat [slachtoffer] werd neergestoken.
Uit de verklaring van [veroordeelde] valt af te leiden dat ook de vierde persoon, [naam 3] , uit de auto was gestapt. Hij bevond zich op het moment van de vechtpartij bij [naam 1] . Gelet op de conclusies ten aanzien van [naam 1] en [verdachte] , kan het niet anders zijn dan dat ook [naam 3] heeft geweten wat er was gebeurd. Bij dit alles acht de kantonrechter van belang dat [veroordeelde] terug kwam rennen naar de auto met het mes in zijn hand en daarbij zei: ‘volgens mij heb ik hem gestoken’. Uit het feit dat iedereen in de auto in paniek was en dat er blijkens de tapgesprekken in de auto was gesproken over het inschakelen van hulp en/of de politie, leidt de kantonrechter af dat de betrokkenen wisten dat geen sprake was van een ‘gewone’ vechtpartij.
12. De kantonrechter ziet zich vervolgens voor de vraag gesteld hoe dit handelen van verdachten juridisch moet worden gekwalificeerd.
13. Verdachte wordt verweten artikel 450 Sr te hebben overtreden. Deze bepaling luidt:
“Hij die, getuige van het ogenblikkelijk levensgevaar waarin een ander verkeert, nalaat deze die hulp te verlenen of te verschaffen die hij hem, zonder gevaar voor zichzelf of anderen redelijkerwijs te kunnen duchten, verlenen of verschaffen kan, wordt, indien de dood van de hulpbehoevende volgt, gestraft met hechtenis van ten hoogste drie maanden of geldboete van de tweede categorie.”
14. De memorie van toelichting op deze bepaling vermeldt:
"De behoefte aan hulp kan in enkele gevallen zoo dringend zijn, dat ieder gehouden is te doen wat hij kan. Hij, die een ander met den dood ziet worstelen en bij magte is hulp te verleenen, is daartoe verpligt. Bij oogenblikkelijken nood moet de burger datgene doen wat de vertegenwoordigers van het openbaar gezag zouden verrigten, indien zij tegenwoordig waren. Van tijd tot tijd komen gevallen van den hier bedoelden aard voor; de bepalingen over het onwillig veroorzaken van den dood of van ligchamelijk letsel zijn ontoereikend en het volksbewustzijn ergert zich aan de straffeloosheid. (…) Verleenen of verschaffen omvat ook het geval dat men niet zelf maar door tusschenkomst van anderen, b.v. door inroeping der politie, de behulpzame hand biedt.' (H.J. Smidt, Geschiedenis van het Wetboek van Strafrecht, 1e druk, 1881, 3e deel, p. 259).
15. Deze strafbepaling roept voor iedereen die direct getuige is van een situatie dat een ander in levensgevaar verkeert, een rechtsplicht in het leven om hulp te bieden en in ieder geval te proberen diens leven te redden. Hiervoor is een zekere bewustheid van het levensgevaar vereist (vgl. HR 25 maart 1997, NJ 1998/37). Het enkele nalaten hulp te bieden waar dat wel geboden was, wordt strafbaar gesteld. De rechter hoeft zich niet te buigen over de vraag wat de reden is geweest voor het verzuim hulp te bieden en ook niet of dit verzuim heeft bijgedragen aan het overlijden.
16. De vraag is of gezegd kan worden dat verdachte getuige was van het ogenblikkelijk levensgevaar waarin [slachtoffer] verkeerde na te zijn neergestoken door [veroordeelde] en of verdachte zich bewust was van het gevaar waarin het slachtoffer verkeerde. Daarbij springen enkele casus in de recente rechtspraak in het oog.
17. In de zaak van Hof Den Haag 19 maart 2024,
ECLI:NL:GHDHA:2024:396 (https://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:GHDHA:2024:396)was een 17-jarige jongen in februari 2018 in het ijskoude water in een vijver was gevallen en is verdronken. Verdachte zag dit en is weliswaar uiteindelijk in een bootje gestapt en naar de bewuste plek gevaren waar het slachtoffer was verdwenen, maar dat heeft enige tijd geduurd en bovendien had verdachte ook meteen 112 kunnen bellen om de hulpdiensten in te schakelen, hetgeen hij niet heeft gedaan.
18. In de zaak van HR 30 juni 2009,
ECLI:NL:HR:2009:BI3838 (https://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:HR:2009:BI3838)was er sprake van een matroos die van een vrachtschip was gesprongen. Dat vrachtschip voer op dat moment op de Waal in de gemeente Ubbergen. Verdacht wist, zoals ook algemeen bekend was, dat de Waal een gevaarlijke rivier is waarin zwemmers, zeker bij druk scheepvaartverkeer, in een slechte positie verkeren om te overleven. Verdachte hoorde dat het slachtoffer van boord was gesprongen, maar heeft het schip laten doorvaren zonder het noodlottig voorval terstond te melden bij de bevoegde instanties of bij passerende schepen en heeft pas na 3 minuten en 37 seconden actie ondernomen om de drenkeling te vinden en te redden. “'s Hofs oordeel dat de verdachte getuige is geweest van ogenblikkelijk levensgevaar voor [slachtoffer] en wetenschap had omtrent het gevaar waarin [slachtoffer] verkeerde, getuigt niet van een onjuiste rechtsopvatting en is toereikend gemotiveerd.” aldus de advocaat-generaal in zijn conclusie. De Hoge Raad heeft het cassatieberoep zonder nadere motivering verworpen.
19.
Uit de hiervoor aangehaalde bewijsmiddelen blijkt dat alle verdachten wisten dat er sprake was van een langdurige ruzie tussen de dader [veroordeelde] en het slachtoffer [slachtoffer] en dat de ontmoeting tussen hen die avond niet toevallig was, maar gearrangeerd. Uit de voorgaande bewijsmiddelen kan worden afgeleid dat zij allen wisten dat [slachtoffer] gestoken was; zij hebben het gezien, [veroordeelde] heeft het gezegd, [veroordeelde] was in de auto in paniek en zei: wat heb ik gedaan, het is niet goed, en men besprak de mogelijkheid om terug te rijden en/of de politie te bellen.
20 Voor zover door de verdediging is betoogd dat geen sprake was van opzet, al dan niet in voorwaardelijke zin, van verdachte, omdat men niet heeft gemerkt dat [slachtoffer] dringend medische hulp nodig had, wordt dat verworpen, nu de wet geen opzet vereist. Bovendien is hiervoor vastgesteld dat allen zich wel degelijk bewust waren van het gevaar voor [slachtoffer] .
Slotsom
25. Ten aanzien van alle verdachten is wettig en overtuigen bewezen dat zij wisten dat [veroordeelde] en [slachtoffer] een lang bestaande vete hadden die al meermalen was uitgelopen op geweld, dat [veroordeelde] hem zou ontmoeten in [plaats 1] . Ze hebben gezien dat het ook nu weer uitliep op geweld, en ze wisten dat [slachtoffer] daarbij gestoken was. Zodanig dat [veroordeelde] in blinde paniek verkeerde.
De hiervoor weergegeven opmerking van de minister : “
Hij, die een ander met den dood ziet worstelen en bij magte is hulp te verleenen, is daartoe verpligt.” moet niet zo letterlijk worden opgevat dat een rechtsplicht tot hulpverlening eerst in het leven wordt geroepen wanneer men die ander daadwerkelijk ziet doodgaan. Wetenschap dat die ander in doodsnood verkeert is voldoende om deze rechtsplicht in het leven te roepen.. Ook dan “
[ergert] het volksbewustzijn … zich aan de straffeloosheid.”.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de kantonrechter is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
Zij op
of omstreeks21 maart 2023 te [plaats 1] , althans in de gemeente [gemeente] tezamen en in vereniging met
(een)ander
(en
), althans alleentoen zij, verdachte en
/ofhaar mededader
(s
), getuige waren
/wasvan het ogenblikkelijk levensgevaar waarin een persoon, genaamd [slachtoffer] verkeerde,
heeft/hebben nagelaten om hulp te verschaffen aan die [slachtoffer] , immers
heeft/hebben zij, verdachte en
/ofhaar mededader
(s
), toen zij zag
(en
)dat er zware geweldshandeling
(en
)tegen die [slachtoffer] waren
/wasgepleegd en deze daardoor hulpbehoevend was geraakt geen
(tijdige)(medische) hulp en
/of(medische) verzorging ingeroepen , terwijl daarbij voor hem, verdachte, redelijkerwijs geen gevaar voor zichzelf of anderen te duchten was, terwijl de dood van die hulpbehoevende [slachtoffer] is gevolgd.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Medeplegen van:
Als getuige van het ogenblikkelijk levensgevaar waarin een ander verkeert, nalaten deze die hulp te verlenen of te verschaffen die hij hem, zonder gevaar voor zichzelf of voor anderen redelijkerwijs te kunnen duchten, verlenen of verschaffen kan, terwijl de dood van de hulpbehoevende volgt.

5.De strafbaarheid van het feit

Het feit is strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

De verdediging heeft aangevoerd dat zij na het voorval op de [plaats 2] in een zodanige shock toestand verkeerde dat haar dit handelen niet kan worden aangerekend. Zij was bang voor [veroordeelde] die agressief overkwam, en met het mes in zijn handen schreeuwde dat zij moesten instappen. Zij kon hieraan geen weerstand bieden.
Dit verweer wordt verworpen. Een beroep op psychische overmacht kan slechts slagen indien de verdachte heeft gehandeld onder een zodanige van buiten komende drang dat redelijkerwijs niet van haar kon worden gevergd dat zij daaraan weerstand zou bieden.
Het moge zo zijn dat verdachte overdonderd was door het gebeuren, zij had toch een andere keuze kunnen en moeten maken. Als zij echt zo benauwd was voor [veroordeelde] , is het onbegrijpelijk dat zij desondanks in de auto is gestapt en nota bene naast hem is gaan zitten op de achterbank, terwijl hij dat mes nog bij zich had. Zij had er ook voor kunnen kiezen weg te lopen, in de richting van de andere personen die in de onmiddellijke nabijheid aanwezig waren. Zij had ervoor kunnen kiezen op dat moment 112 te bellen en de hulpdiensten te waarschuwen in een poging [slachtoffer] leven te redden of minst genomen de andere aanwezigheden in te lichten en hen te vragen 112 te bellen. Dit alles heeft zij niet gedaan en daarvoor is geen rechtens relevant excuus.

7.De overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot 70 dagen hechtenis, waarvan 27 dagen voorwaardelijk, met aftrek van het voorarrest en met een proeftijd van 1 jaar.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft (primair) bepleit dat verdachte bij een veroordeling schuldig wordt verklaard zonder strafoplegging, gezien de heftige impact die het tragische incident ook op haar heeft gehad en waardoor zij een PTSS heeft ontwikkeld. Daarbij is door de raadsvrouw verzocht rekening te houden met de lange tijdsduur die verdachte al in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, waarvan 21 dagen in beperking. Subsidiair heeft de raadsvrouw verzocht aan verdachte een geheel voorwaardelijke taakstraf op te leggen van veel minder dan 120 uren, met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht en rekening houdend met de lange tijd die zij in beperkingen in de P.I. heeft doorgebracht.
De beoordeling door de kantonrechter
De kantonrechter heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De kantonrechter heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
De kantonrechter acht bewezen dat verdachte wist dat [veroordeelde] en [slachtoffer] een lang bestaande vete hadden met elkaar, die al meermalen was uitgelopen op geweld. Via [verdachte] werd geregeld dat [veroordeelde] [slachtoffer] zou ontmoeten op de [plaats 2] . Omdat [veroordeelde] wist dat het mogelijk op een confrontatie met [slachtoffer] zou uitlopen, nam hij [naam 1] en [naam 3] mee naar de betreffende plek. Verdachte heeft aldaar gezien dat het ook nu weer uitliep op geweld en dat [slachtoffer] daarbij uiteindelijk is gestoken. [slachtoffer] raakte daarbij zodanig (naar later bleek dodelijk) gewond, dat [veroordeelde] in blinde paniek verkeerde. Verdachten zijn samen in de auto gestapt en weggereden. Niemand van hen heeft zich bekommerd om het lot van [slachtoffer] . Er waren immers ook andere mensen ter plaatse aanwezig die dat wel zouden doen. In de auto vroeg iemand of ze niet terug moesten rijden en een ambulance moesten bellen of wat dan ook. Uiteindelijk heeft niemand iets gedaan. [slachtoffer] is ter plekke, alleen, overleden. Wat de verdachten wel hebben gedaan, is zo snel mogelijk sporen uitwissen door allerlei gegevens op hun telefoon te verwijderen. Gezien de ernst van dit nalatige handelen door verdachte, acht de kantonrechter de door de officier van justitie gevorderde straf alleszins passend. Hij ziet in de persoonlijke omstandigheden van verdachte geen reden om daarvan af te wijken.
Aan verdachte wordt opgelegd een hechtenis van 70 dagen, waarvan 26 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 1 jaar. De tijd die verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, wordt daarop in mindering gebracht

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf en/of maatregel is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 47 en 450 van het Wetboek van Strafrecht.

9.De beslissing

De kantonrechter:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte tot een
hechtenis voor de duur van 70 dagen;
 bepaalt dat deze een gedeelte van deze hechtenis, te weten
26 dagen, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd van één jaar schuldig heeft gemaakt aan een strafbaar feit.
 beveelt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde hechtenis in mindering zal worden gebracht;
Dit vonnis is gegeven door mr. F.J.H. Hovens in tegenwoordigheid van mr. H. Jansen, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 29 november 2024.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door [verbalisant] van de politie Eenheid Oost-Nederland, Team Grootschalige Opsporing, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2023125595, gesloten op 16 augustus 2023 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal van bevindingen, p. 10-11
3.Proces-verbaal van verhoor verdachte [veroordeelde] bij de rechter-commissaris, p. 858.
4.Rb Gelderland 29 maart 2024, ECLI:NL:RBGEL:2024:1770.
5.Proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] , p. 504-505.
6.Proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] bij de rechter-commissaris, p. 535.
7.Proces-verbaal van verhoor getuige [naam 1] , p. 379.
8.Proces-verbaal van verhoor getuige [naam 1] bij de rechter-commissaris (aanvullend proces-verbaal).
9.Proces-verbaal van verhoor verdachte [veroordeelde] bij de rechter-commissaris, p. 858.
10.Proces-verbaal van bevindingen PVVB OVC, p. 710 en 711.
11.Overzicht alle tapgesprekken m.b.t. label(s), onderzoek Turkije, p. 705-708.
12.Proces-verbaal van bevindingen, p. 807.
13.Proces-verbaal van bevindingen, p. 360.
14.Proces-verbaal van bevindingen, p. 761-764.
15.Proces-verbaal forensisch onderzoek voertuig (Seat [kenteken] ), p. 385-387.
16.NFI-rapport d.d. 25 mei 2023, p. 818.