ECLI:NL:RBGEL:2024:683

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
5 februari 2024
Publicatiedatum
12 februari 2024
Zaaknummer
05-195372-23
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van verdachte wegens mishandeling en bedreiging van ex-vriendin en haar ouders

Op 5 februari 2024 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van mishandeling en bedreiging. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 473 dagen, waarvan 360 dagen voorwaardelijk. De zaak betreft incidenten die plaatsvonden op 3 en 4 augustus 2023 in Nijmegen, waarbij de verdachte zijn ex-vriendin, [slachtoffer 1], mishandelde door haar met een kussen te slaan en haar met zijn elleboog in de buik te stoten. Tevens bedreigde hij haar moeder, [slachtoffer 2], met ernstige woorden, en op 4 augustus bedreigde hij ook [slachtoffer 3], de vader van [slachtoffer 1], met de dood. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan de tenlastegelegde feiten en dat er sprake was van opzet en ernstige bedreigingen. De rechtbank hield rekening met de eerdere veroordelingen van de verdachte voor geweldsdelicten en de impact van zijn daden op de slachtoffers. De verdachte was onder invloed van verdovende middelen ten tijde van de feiten. De rechtbank besloot tot een voorwaardelijke straf om de verdachte de kans te geven zich te rehabiliteren, maar stelde strenge voorwaarden aan zijn gedrag tijdens de proeftijd.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Parketnummer: 05/195372-23 en 08/036246-23 (TUL)
Datum uitspraak : 5 februari 2024
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] in [geboorteplaats] ,
op dit moment verblijvend in de [adres] .
Raadsman: mr. J. Michels, advocaat in Oldenzaal.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op openbare terechtzittingen.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1
hij op of omstreeks 3 augustus 2023 te Nijmegen zijn levensgezel, te weten [slachtoffer 1] , heeft mishandeld door
- met een kussen voornoemde [slachtoffer 1] op haar arm te slaan en/of
- met zijn, verdachtes, elleboog, op/tegen de buik van voornoemde [slachtoffer 1] te stoten;
2
hij op of omstreeks 3 augustus 2023 te Nijmegen [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door die [slachtoffer 2] dreigend de woorden toe te voegen "Als jij met jouw kind alleen over straat loopt, zie je wel wat er gebeurd en pak ik jou", "Binnen nu en vijf jaar ben je dood", "Ik ga een granaat op jullie huis gooien", "Jullie leren mij wel kennen, ik ga mijn naam eer aan doen", "Ik ga jullie een voor een pakken, ook je andere
kinderen", "Ik ga mijn vrienden op jullie afsturen" en "Ik ga je man voor jullie ogen doodmaken en neerschieten.", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
3
hij op of omstreeks 4 augustus 2023 te Nijmegen [slachtoffer 3] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door die [slachtoffer 3] dreigend de woorden toe te voegen "Ik ga je doodschieten" en/of "Ik schiet een kogel door je kop."", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde feiten.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het onder 1 onder het tweede gedachtestreepje tenlastegelegde, inhoudende dat verdachte met de elleboog tegen de buik van het slachtoffer zou hebben gestoten. Het (voorwaardelijk) opzet op de mishandeling ontbreekt nu verdachte alleen een ongecontroleerde beweging maakte en niet de intentie had het slachtoffer te raken.
Ten aanzien van feit 2 heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat dit feit bewezen kan worden verklaard.
De raadsman heeft zich verder op het standpunt gesteld dat verdachte dient te worden vrijgesproken van feit 3, omdat de uitlatingen door verdachte in de sfeer van een emotionele ontlading werden gedaan en dat bij de aangever gelet op de omstandigheden niet de redelijke vrees kon ontstaan dat de bedreiging zich zou voltrekken.
Beoordeling door de rechtbank
Feit 1
Bewijsmiddelen
[slachtoffer 1] heeft verklaard dat zij op 3 augustus 2023 rond 23:00 uur met haar moeder in het Ronald MacDonaldhuis in Nijmegen verbleef. Er werd op de deur van de kamer geklopt en de moeder van [slachtoffer 1] deed open. Verdachte vroeg gelijk naar een fietssleutel en zei dat ze spullen van hem zouden hebben. Verdachte liep de kamer in, pakte een kussen van bed en sloeg [slachtoffer 1] met het kussen. Hij hield het redelijk grote en zware kussen met beide handen boven zijn hoofd, sprong op bed en sloeg hard. Verdachte raakte [slachtoffer 1] met het kussen hard op haar rechterarm en dit deed haar gelijk pijn.
[slachtoffer 1] zag dat verdachte kort daarna op haar moeder afliep en zij wilde hem tegenhouden. Zij pakte verdachte bij zijn armen vast en zei dat hij rustig moest doen. Verdachte draaide zich toen om in de richting van [slachtoffer 1] , boog zijn rechterarm en keek [slachtoffer 1] aan. Hij stootte [slachtoffer 1] toen met zijn rechter elleboog in haar buik, ter hoogte van haar navel. [slachtoffer 1] voelde gelijk een heftige pijn en heftige steken. Verdachte zei toen: "Lekker voor je." [2]
[slachtoffer 2] , de moeder van [slachtoffer 1] , heeft verklaard dat zij op 3 augustus 2023 in het Ronald MacDonaldhuis in Nijmegen verbleef. Rond 23:00 uur klopte verdachte, de ex-vriend van haar dochter, op de deur. Verdachte liep de kamer in, pakte een kussen van het bed en sloeg de dochter van [slachtoffer 2] [de rechtbank begrijpt: [slachtoffer 1] ] met dat kussen tegen haar arm. Verdachte hield daarbij het redelijk grote en zware kussen met beiden handen boven zijn hoofd, sprong op bed en sloeg [slachtoffer 1] .
Verdachte liep later weer op [slachtoffer 2] af en [slachtoffer 1] wilde hem tegenhouden. Verdachte draaide zich toen om en stootte [slachtoffer 1] met zijn rechterelleboog in haar buik. Haar dochter riep "auw" en [slachtoffer 2] had de indruk dat verdachte met een behoorlijke kracht had gestoten. [3]
Beoordeling
De rechtbank gaat uit van de verklaring van aangeefster, onder meer inhoudende dat verdachte haar met een kussen tegen haar arm heeft geslagen en met zijn elleboog in haar buik heeft gestoten, nu de getuigenverklaring van [slachtoffer 2] die aangifte ondersteunt en er geen reden is om aan die verklaringen te twijfelen. De rechtbank stelt vast dat uit die aangifte en getuigenverklaring volgt dat verdachte zich richting [slachtoffer 1] draaide toen zij hem tegen probeerde te houden, hij [slachtoffer 1] aankeek en haar vervolgens met zijn elleboog in haar buik stootte en daarna “lekker voor je” tegen haar zei. Naar het oordeel van de rechtbank was deze gedraging, het met de elleboog tegen de buik stoten, naar zijn uiterlijke verschijningsvorm en gelet op de uitlating van verdachte zozeer gericht op het veroorzaken van pijn en/of letsel bij [slachtoffer 1] , dat de rechtbank – bij het ontbreken van contra-indicaties – uitgaat van vol opzet bij verdachte op dat gevolg.
De rechtbank acht de onder 1 tenlastegelegde mishandeling dan ook wettig en overtuigend bewezen, behoudens het onderdeel ‘zijn levensgezel’ omdat [slachtoffer 1] heeft verklaard dat zij al sinds februari 2023 geen relatie meer met verdachte had. Verdachte zal van dat onderdeel partieel worden vrijgesproken.
Feit 2
Bewijsmiddelen
[slachtoffer 2] heeft verklaard dat verdachte, nadat hij [slachtoffer 1] met het kussen had geslagen, van het bed afstapte en [slachtoffer 2] een aantal keren met beide handen hard naar achteren duwde. Terwijl hij dat deed hoorde [slachtoffer 2] dat hij zei: "Als jij met jouw kind alleen over straat loopt, zie je wel wat er gebeurd en pak ik jou", "Binnen nu en vijf jaar ben je dood", "Ik ga een granaat op jullie huis gooien", "Jullie leren mij wel kennen, ik ga mijn naam eer aan doen", "Ik ga jullie een voor een pakken, ook je andere kinderen", "Ik ga mijn vrienden op jullie afsturen" en "Ik ga je man voor jullie ogen doodmaken en neerschieten." [4]
[slachtoffer 1] heeft verklaard dat verdachte, nadat hij haar met een kussen had geslagen, van het bed afstapte zich tegen haar moeder, [slachtoffer 2] , keerde. Verdachte duwde [slachtoffer 2] , een aantal keer met beide handen naar achteren en zei ondertussen tegen [slachtoffer 2] : "Als jij met jouw kind alleen over straat loopt, zie je wel wat er gebeurd en pak ik jou", "Binnen nu en vijf jaar ben je dood", "Ik ga een granaat op jullie huis gooien", "Jullie leren mij wel kennen, ik ga mijn naam eer aan doen", "Ik ga jullie een voor een pakken, ook je andere kinderen", "Ik ga mijn vrienden op jullie afsturen" en "Ik ga je man voor jullie ogen doodmaken en neerschieten." [5]
Beoordeling
De rechtbank gaat uit van de verklaring van aangeefster nu de getuigenverklaring van [slachtoffer 1] die aangifte ondersteunt en er geen reden is om aan die verklaringen te twijfelen. De rechtbank leidt uit bovenvermelde bewijsmiddelen af dat verdachte naar [slachtoffer 2] de bovenvermelde woorden heeft geroepen.
Gelet op de gekozen bewoordingen en de timing waarop deze uitlatingen zijn gedaan, te weten direct nadat verdachte [slachtoffer 1] heeft mishandeld en hij aangeefster [slachtoffer 2] duwde, is de rechtbank van oordeel dat de bedreiging door verdachte van dien aard en onder zodanige omstandigheden is geschied dat bij de [slachtoffer 2] de redelijke vrees kon ontstaan dat verdachte het misdrijf ten uitvoer zou brengen. De rechtbank acht de onder 2 tenlastegelegde bedreiging dan ook wettig en overtuigend bewezen.
Feit 3
Bewijsmiddelen
Aangever [slachtoffer 3] heeft verklaard dat hij op 4 augustus 2023 rond 09:00 uur vanaf de NICU-afdeling van het Radboud ziekenhuis in Nijmegen, waar zijn kleinzoon lag, kwam. Hij was daar samen met zijn vrouw en dochter. Toen zij over de verbindingsbrug liepen kwam de ex-vriend van zijn dochter, verdachte, vanuit de liften aan en verdachte riep dat hij naar zijn kind wilde. Hij ging dreigend neus aan neus met aangever staan en riep dat hij aangever dood ging schieten en dat aangever een kogel door zijn kop zou krijgen. Verdachte zou hem komen opzoeken en hij bleef bedreigingen roepen. Aangever voelde zich hierdoor bedreigd. [6]
Getuige [getuige] heeft verklaard dat hij op 4 augustus 2023 rond 09:00 uur op de verbindingsbrug van het Radboudziekenhuis liep. Bij de bezoekersingang van de NICU-afdeling zag hij twee mannen die ruzie met elkaar hadden, een wat oudere man met donkere kleding en een jongere man met een groen joggingpak. De mannen begonnen over en weer te slaan, te trappen, te trekken en er was verbale agressie. De jongere man riep meerdere bedreigingen naar de oudere man. Hij riep onder meer "Ik schiet een kogel door je kop", "Ik weet waar je woont en ik kom je opzoeken" en "Jij gaat dood". [7]
Verdachte heeft verklaard dat hij die dag bedreigingen heeft geuit. [8]
Relevant beoordelingskader
De rechtbank stelt voorop dat voor een veroordeling ter zake van bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, is vereist dat de bedreigde daadwerkelijk op de hoogte is geraakt van de bedreiging en de bedreiging van dien aard is en onder zodanige omstandigheden is geschied dat bij de bedreigde in redelijkheid de vrees kon ontstaan dat hij het leven zou kunnen verliezen en dat het opzet van de verdachte daarop was gericht (HR 11 september 2012, ECLI:NL:HR:2012:BX4474). Het is voldoende dat de bedreiging
in het algemeen geschiktis om de vrees voor een inbreuk op bijvoorbeeld de persoonlijke vrijheid teweeg te brengen (HR 3 februari 2004, ECLI:NL:HR:2004:AN9309). De beoordeling of sprake is van vrees bij de bedreigde is daarmee geobjectiveerd.
De context kan echter ook een uitlating, waarvan de bewoordingen op zichzelf naar hun aard geschikt zijn om bedreiging op te leveren, als bedreiging ongeloofwaardig maken. Bijvoorbeeld als de uitlating in de context bezien, moet worden opgevat als een onbeheerste uiting van woede of frustratie. In de gegeven omstandigheden is dan de bedreiging niet van dien aard dat bij de bedreigde de redelijke vrees kon ontstaan dat de bedreiging ten uitvoer zou kunnen worden gelegd (HR 28 maart 2006, ECLI:NL:HR:2006:AV4191).
Aan de hand van bovenvermelde bewijsmiddelen en de bewijsmiddelen die onder feit 1 zijn opgenomen stelt de rechtbank vast dat verdachte – een dag nadat hij [slachtoffer 1] had mishandeld – naar [slachtoffer 3] , de vader van [slachtoffer 1] , heeft geroepen: "Ik ga je doodschieten" en "Ik schiet een kogel door je kop."
Aan de hand van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting stelt de rechtbank verder vast dat [slachtoffer 3] de verdachte heeft aangevallen, nadat verdachte al schreeuwend op hem af kwam lopen en direct voor hem ging staan. Hoewel de aanval door [slachtoffer 3] bij verdachte gevoelens van woede of frustratie kunnen hebben veroorzaakt, mede in combinatie met het feit dat de zieke zoon van verdachte en [slachtoffer 1] op die dag in dat ziekenhuis zou worden geopereerd, is de rechtbank van oordeel dat de bedreigingen ook in die context bezien van dien aard waren dat bij de bedreigde de redelijke vrees kon ontstaan dat de bedreiging ten uitvoer zou worden gelegd. De in de tenlastelegging genoemde uitlatingen van verdachte zijn immers in het algemeen bij uitstek geëigend om de redelijke vrees voor een misdrijf tegen het leven gericht bij de bedreigde op te wekken. Voorts zijn de omstandigheden waaronder deze uitingen door de verdachte zijn gedaan, in het bijzonder de daadwerkelijke mishandeling van de dochter van [slachtoffer 3] de voorgaande avond en het feit dat verdachte nu schreeuwend op hem afkwam, dusdanig dat die vrees bij aangever ook redelijkerwijs kon ontstaan.
De rechtbank verwerpt dan ook het verweer van de verdediging en acht de onder 3 tenlastegelegde bedreiging wettig en overtuigend bewezen.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het 1, 2 en 3 tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
1
hij op
of omstreeks3 augustus 2023 te Nijmegen
zijn levensgezel, te weten[slachtoffer 1] , heeft mishandeld door
- met een kussen voornoemde [slachtoffer 1] op haar arm te slaan en
/of
- met zijn, verdachtes, elleboog,
op/tegen de buik van voornoemde [slachtoffer 1] te stoten;
2
hij op
of omstreeks3 augustus 2023 te Nijmegen [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en
/ofmet zware mishandeling, door die [slachtoffer 2] dreigend de woorden toe te voegen "Als jij met jouw kind alleen over straat loopt, zie je wel wat er gebeurd en pak ik jou", "Binnen nu en vijf jaar ben je dood", "Ik ga een granaat op jullie huis gooien", "Jullie leren mij wel kennen, ik ga mijn naam eer aan doen", "Ik ga jullie een voor een pakken, ook je andere
kinderen", "Ik ga mijn vrienden op jullie afsturen" en "Ik ga je man voor jullie ogen doodmaken en neerschieten."
, althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.
3
hij op
of omstreeks4 augustus 2023 te Nijmegen [slachtoffer 3] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht
en/of met zware mishandeling, door die [slachtoffer 1] dreigend de woorden toe te voegen "Ik ga je doodschieten" en
/of"Ik schiet een kogel door je kop."
", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1:
mishandeling
feit 2:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en bedreiging met zware mishandeling
feit 3:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht

5.De strafbaarheid van de feiten

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 473 dagen, waarvan 360 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren en als bijzondere voorwaarden de door de reclassering geadviseerde voorwaarden.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich primair op het standpunt gesteld dat een gevangenisstraf dient te worden opgelegd voor de duur van 293 dagen, waarvan 113 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaar. De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat daarbij de bijzondere voorwaarden zoals door de reclassering geadviseerd kunnen worden opgelegd, met uitzondering van het absolute alcohol- en drugsverbod, dat volgens de raadsman dient te worden vervangen met een verplichting voor de verdachte om zich in te spannen om zich te onthouden van het gebruik van alcohol en drugs. De raadsman heeft daarnaast verzocht de schorsing van de voorlopige hechtenis in stand te houden.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een misdrijf dat is gericht tegen de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan mishandeling van zijn minderjarige ex-vriendin, die ongeveer een week eerder was bevallen van hun zoontje dat ernstig ziek in het ziekenhuis lag voor een operatie op de volgende dag. Hij gaf haar desondanks een elleboogstoot in haar buikstreek, terwijl zij in het Ronald Macdonaldhuis verbleef in de nabijheid van hun ernstig zieke kind en andere mensen die daar verbleven daarvan getuige waren. Vervolgens heeft verdachte de moeder van zijn ex-vriendin bedreigd en hij heeft daarbij zeer ernstige bedreigingen geuit. Een dag later heeft verdachte ook de vader van zijn ex-vriendin bedreigd, en nu voor de ingang van de afdeling waar ernstig zieke kinderen worden behandeld en waardoor medewerkers moesten ingrijpen die de zorg aan zieke kinderen moesten onderbreken. Dit alles moet voor de slachtoffers uiterst beangstigend en pijnlijk zijn geweest en ook anderen werden ongewild met dit geweld geconfronteerd. Verdachte verkeerde bovendien onder invloed van diverse verdovende middelen ten tijde van het plegen van deze feiten. De rechtbank rekent verdachte deze feiten ernstig aan.
Uit de justitiële documentatie volgt dat verdachte veelvuldig is veroordeeld wegens geweldsdelicten, waaronder mishandeling en bedreiging. Verdachte liep daarnaast zelfs in verband met twee afzonderlijke recente veroordelingen, wegens onder meer bedreigingen, in een proeftijd. In één van die zaken werd verdachte op 25 juli 2023 veroordeeld tot een voorwaardelijke maatregel plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (hierna: ISD-maatregel) voor de duur van twee jaar.
Uit het reclasseringsadvies volgt dat de klinische behandeling van verdachte op 24 november 2023 is aangevangen in het kader van de geschorste voorlopige hechtenis in deze zaak en dat hij een goede start heeft gemaakt. Met verdachte zijn door de kliniek behandeldoelen en interventies vastgesteld. Verdachte is op de forensisch psychiatrische afdeling (FPA) Radix in Heerlen opgenomen. De FPA heeft, blijkens het reclasseringsadvies, beschreven dat verdachte bekend is met een ernstige stoornis in alcoholgebruik, een matige stoornis in cannabisgebruik en problematische emotie- en agressieregulatie. Beschreven is dat eerdere behandeltrajecten wegens onvoldoende behandelmotivatie stagneerden. Verdachte toont zich sinds de opname gemotiveerd om zich in te zetten voor deze behandeling en heeft het inzicht dat hij dat moet doen om het patroon van geweldsdelicten, vaak onder invloed van alcohol gepleegd, te doorbreken. De reclassering denkt dat het kader van een voorwaardelijke ISD-maatregel de meeste kans op slagen van het behandelingstraject biedt.
De reclassering beschrijft dat indien verdachte zich onttrekt aan voorwaarden, terugval in
alcoholgebruik en nieuwe geweldsincidenten te verwachten zijn. Verdachte wil een nieuwe start maken, buiten de omgeving van hem bekende mensen, die net als hij een alcohol- of drugsprobleem hebben. Verdachte denkt zelf ook dat de kans op terugvallen in middelengebruik en justitiecontacten groter is als hij weer met deze mensen in aanraking komt.
De vraag is nu welke straf hier passend is. Gelet op de ernst van de bewezenverklaarde feiten en de justitiële documentatie met een veelheid aan eerdere veroordelingen voor soortgelijke feiten zou geen andere straf passend zijn dan een onvoorwaardelijke ISD-maatregel of langdurige gevangenisstraf. De rechtbank ziet anderzijds dat verdachte sinds november 2023 een klinische behandeltraject ondergaat, zich in positieve zin heeft ontwikkeld en dat het volgens de reclassering goed gaat. Om herhaling te voorkomen is het belangrijkste dat verdachte wordt behandeld voor zijn gebrekkige emotie- en agressieregulatie én hij vrij van alcohol en drugs blijft. Een onvoorwaardelijke gevangenisstraf of ISD-maatregel kan de door verdachte nu ingezette positieve ontwikkelingen – die overigens nog precair zijn – op het spel zetten. Dat is niet in het belang van verdachte, maar ook zeker niet in het belang van de maatschappij.
Daarnaast ziet de rechtbank zich geconfronteerd met het feit dat aan verdachte op 25 juli 2023 reeds een voorwaardelijke ISD-maatregel is opgelegd. Hoewel de oplegging van een tweede voorwaardelijke ISD-maatregel mogelijk is, leidt dit – zoals de officier van justitie ter zitting heeft beschreven – mogelijk tot bevoegdheids- en executieproblemen bij een eventuele vordering tenuitvoerlegging.
Gelet op de reeds gestarte klinische behandeling zal de rechtbank aan verdachte geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf opleggen die langer is dan hij reeds in voorarrest heeft doorgebracht, zodat die behandeling niet wordt doorkruist. Gelet op het feit dat aan verdachte recent een voorwaardelijke ISD-maatregel met een proeftijd voor de duur van twee jaar is opgelegd zal de rechtbank ook geen voorwaardelijke ISD-maatregel opleggen, maar wel een gevangenisstraf met een fors voorwaardelijk strafdeel. Dit voorwaardelijke strafdeel kan dienen als 'stok achter de deur' om te voorkomen dat verdachte opnieuw in de fout gaat en als aansporing om door te gaan op de ingeslagen weg. Verdachte krijgt daarmee de kans om te laten zien dat hij inderdaad gemotiveerd is en blijft om een andere wending aan zijn leven te geven, maar blijkt later dat toch niet het geval is, dan hangt hem alsnog een langdurige gevangenisstraf boven het hoofd.
Alles afwegende acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van 473 dagen, waarvan 360 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren passend en geboden. Een lagere straf, zoals bepleit, zou geen recht doen aan de ernst van de feiten, mede in aanmerking genomen de eerdere veroordelingen voor soortgelijke misdrijven. De rechtbank zal aan het voorwaardelijke deel van de gevangenisstraf de navolgende voorwaarden stellen: meldplicht, verplichte klinische opname, verplichte ambulante behandeling, verplicht begeleid wonen en/of maatschappelijke opvang, een drugs- en alcoholverbod, een contactverbod met de slachtoffers. De rechtbank stelt een absoluut drugs- en alcoholverbod als voorwaarde, omdat blijkens het reclasseringsadvies sprake van een stoornis in alcohol- en drugsgebruik én verdachte de onderhavige feiten onder invloed van verdovende middelen heeft gepleegd. Een inspanningsverplichting als door de raadsman voorgesteld acht de rechtbank onvoldoende om het recidiverisico te verlagen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een misdrijf dat is gericht tegen de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, te weten mishandeling. De rechtbank is van oordeel dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte weer een dergelijk misdrijf zal begaan. Zoals gezegd blijkt uit de justitiële documentatie van verdachte namelijk dat verdachte in het verleden meerdere malen is veroordeeld wegens diverse geweldsdelicten, waaronder ook mishandeling en bedreiging. Bewezen is dat verdachte terwijl hij in twee proeftijden liep, opgelegd wegens onder meer bedreigingen, zich opnieuw schuldig heeft gemaakt aan een soortgelijk feit. Het risico op recidive wordt door de reclassering ingeschat als hoog.
Daarom zal de rechtbank bevelen dat de te hierna stellen voorwaarden en het uit te oefenen toezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn.

8.De vordering tot tenuitvoerlegging (parketnummer 08-036246-23)

De politierechter heeft verdachte op 15 februari 2023 veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van drie maanden, waarvan twee maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaar.
De officier van justitie heeft verzocht de vordering tot tenuitvoerlegging af te wijzen.
De raadsman heeft bepleit dat de vordering tot tenuitvoerlegging dient te worden afgewezen, zodat de behandeling van verdachte niet wordt doorkruist.
Bewezen is dat verdachte zich binnen de proeftijd opnieuw schuldig heeft gemaakt aan een strafbaar feit. De rechtbank is echter van oordeel dat de vordering tot tenuitvoerlegging moet worden afgewezen om dezelfde redenen waarom de rechtbank geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf oplegt die langer is dan de tijd die verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht, in het bijzonder om de reeds ingezette behandeling niet te doorkruizen.

9.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 57, 63, 285 en 300 van het Wetboek van Strafrecht.

10.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte de onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot
een gevangenisstraf voor de duur van 473 dagen;
 beveelt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
  • bepaalt dat
  • stelt als algemene voorwaarde dat verdachte zich niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
  • stelt als bijzondere voorwaarden dat:
- verdachte zich uiterlijk vijf werkdagen na het onherroepelijk worden van dit vonnis zal melden bij Reclassering Nederland en zich gedurende de proeftijd zal blijven melden bij deze instelling, zo vaak en zolang de reclassering dat noodzakelijk acht;
- verdachte de klinische behandeling in de FPA Radix of een soortgelijke zorginstelling, te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing, voortzet en zich zal houden aan de huisregels en de aanwijzingen die in het kader van die behandeling door de zorginstelling zullen worden gegeven. De opname duurt maximaal één (1) jaar of zoveel korter als volgens inschatting van de reclassering in afstemming met de behandelaars mogelijk is. Als de reclassering een overgang naar ambulante zorg, begeleid wonen of maatschappelijke opvang noodzakelijk vindt, zal verdachte meewerken aan de indicatiestelling en plaatsing;
- verdachte zich onder behandeling zal stellen van een forensisch psychiatrische polikliniek om zich te laten behandelen en zich zal houden aan de huisregels en de aanwijzingen die in dat kader worden gegeven. De behandeling start na het beëindigen van de klinische behandeling en duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt;
- verdachte zal verblijven in een instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering en indien de reclassering dat in afstemming met verdachtes behandelaars nodig vindt, en zich zal houden aan de huisregels en het (dag-)programma dat deze instelling in overleg met de reclassering heeft opgesteld. Het verblijf start na de klinische behandeling en duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt;
- verdachte zich gedurende de proeftijd zal onthouden van het gebruik van drugs en verplicht is ten behoeve van de naleving van dit verbod mee te werken aan urineonderzoek, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht. De reclassering bepaalt hoe vaak verdachte wordt gecontroleerd;
- verdachte zich gedurende de proeftijd zal onthouden van het gebruik van alcohol en verplicht is ten behoeve van de naleving van dit verbod mee te werken aan urineonderzoek en ademonderzoek, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht. De reclassering bepaalt met welke controlemiddelen en hoe vaak verdachte wordt gecontroleerd;
- verdachte gedurende de proeftijd op geen enkele wijze – direct of indirect – contact zal opnemen, zoeken of hebben met [slachtoffer 1] , geboren op [geboortedatum] , [slachtoffer 2] , geboren op [geboortedatum] en [slachtoffer 3] , geboren op [geboortedatum] , zolang het Openbaar Ministerie dit nodig vindt. De reclassering kan op dit verbod uitzondering verlenen als dat in het kader van herstelgesprekken nodig is.
 stelt als overige voorwaarden dat:
  • verdachte zijn medewerking zal verlenen aan het ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit afnemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage zal aanbieden;
  • verdachte zijn medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht als bedoeld in artikel 14c van het Wetboek van Strafrecht. De medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclasseringsinstelling zo vaak en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht zijn daaronder begrepen;
  • geeft opdracht aan de reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van deze bijzondere voorwaarden en tot begeleiding van verdachte ten behoeve daarvan;
  • beveelt dat de gestelde voorwaarden en het uit te oefenen toezicht dadelijk uitvoerbaar zijn;
 wijst de vordering van de officier van justitie tot tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de politierechter van 15 februari 2023 voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf voor de duur van twee maanden af (parketnummer 08-036246-23);
 heft op het – geschorste – bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.T.G. van Wandelen (voorzitter), mr. J.M.J.M. Doon en
mr. Y. Yeniay-Cenik, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A. Hessel, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 5 februari 2024.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant] van de politie Oost-Nederland, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer [dossiernummer] , gesloten op 6 augustus 2023 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal aangifte [slachtoffer 2] (aangifte namens [slachtoffer 1] ), p. 11-12 en proces-verbaal van bevindingen p. 57.
3.Proces-verbaal aangifte [slachtoffer 2] , p. 7-8.
4.Proces-verbaal aangifte [slachtoffer 2] , p. 7-8.
5.Proces-verbaal aangifte [slachtoffer 2] (aangifte namens [slachtoffer 1] ), p. 12 en proces-verbaal van bevindingen p. 57.
6.Proces-verbaal aangifte A.J. [slachtoffer 1] , p. 16.
7.Proces-verbaal van verhoor getuige R.R. [getuige] , p. 30.
8.Verklaring van verdachte ter terechtzitting op 22 januari 2024.