ECLI:NL:HR:2012:BX4474

Hoge Raad

Datum uitspraak
11 september 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
10/04758
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewijsklacht bedreiging met misdrijf tegen het leven gericht via uitlating op website

In deze zaak gaat het om een cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch, waarin de verdachte is veroordeeld voor bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht. De verdachte had op 10 oktober 2008 een bedreigende uitlating geplaatst op de website GeenStijl.nl, gericht aan T.H.J. Joustra. De Hoge Raad behandelt de vraag of de bewezenverklaring van de bedreiging voldoende gemotiveerd is. De Hoge Raad stelt vast dat de uitlating van de verdachte, die luidde: 'Op landverraad staat de doodstraf: Tjibbe Joustra moet voor het executiepeloton', een bedreiging met enig misdrijf tegen het leven oplevert. Het Hof heeft geoordeeld dat de verdachte op zijn minst voorwaardelijk opzet had, wat betekent dat hij zich bewust was van de kans dat Joustra de vrees zou hebben dat de bedreiging ten uitvoer gelegd zou kunnen worden.

De Hoge Raad verwijst naar eerdere jurisprudentie en concludeert dat de bedreiging van dien aard was dat bij Joustra de redelijke vrees kon ontstaan dat hij het leven zou kunnen verliezen. De verdediging had aangevoerd dat de uitlating een politiek/juridisch waardeoordeel betrof en niet serieus bedoeld was, maar het Hof heeft deze stelling verworpen. De context van de uitlating, in combinatie met andere bedreigende reacties op de website, versterkt de conclusie dat de verdachte de kans op vrees bij Joustra heeft aanvaard.

Uiteindelijk verwerpt de Hoge Raad het beroep en bevestigt de veroordeling van de verdachte, waarbij de Hoge Raad oordeelt dat het oordeel van het Hof niet blijk geeft van een onjuiste rechtsopvatting en toereikend is gemotiveerd.

Uitspraak

11 september 2012
Strafkamer
nr. S 10/04758
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch van 22 oktober 2010, nummer 20/002278-09, in de strafzaak tegen:
[Verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1968, wonende te [woonplaats].
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. G. Spong, advocaat te Amsterdam, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Vegter heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
2. Beoordeling van het middel
2.1. Het middel klaagt dat de bewezenverklaring ontoereikend is gemotiveerd, nu uit de bewijsvoering niet kan volgen dat het opzet van de verdachte erop gericht was bij T.H.J. Joustra de vrees te doen ontstaan dat hij het leven zou kunnen verliezen en/of dat bij genoemde Joustra de redelijke vrees kon ontstaan dat hij het leven zou verliezen.
2.2.1. Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat:
"hij op 10 oktober 2008 te Eindhoven een persoon, genaamd T.H.J. Joustra, schriftelijk heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft hij opzettelijk dreigend de tekst: "Op landverraad staat de doodstraf: Tjibbe Joustra moet voor het executiepeloton" op de website van GeenStijl.nl geplaatst."
2.2.2. De bestreden uitspraak houdt het volgende in:
"Vaststaande feiten
Het hof stelt, als erkend of niet uitdrukkelijk weersproken, de volgende feiten vast. Deze feiten worden ontleend aan de hierna in de voetnoten te noemen bewijsmiddelen respectievelijk algemeen toegankelijke informatiebronnen.
In opdracht van de Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding is in de periode 2007-2008 een onderzoek uitgevoerd door het Instituut voor Migratie en Etnische Studies (IMES) van de Universiteit van Amsterdam. In oktober 2008 werd het onderzoeksrapport met de titel "Teruggang en uittreding. Processen van deradicalisering ontleed" aangeboden aan de
Tweede Kamer. In het rapport zijn aan de hand van de conclusies van het onderzoek aanbevelingen geformuleerd over het bevorderen van deradicalisering onder (in het bijzonder) islamitische radicalen.
Naar aanleiding van dit rapport plaatste een columnist onder het pseudoniem Fleischbaum op de website 'www.GeenStijl.nl' een artikel met de titel: "Te koop: "Nederland", waarvan de inhoud luidt:
'Speciale aanbieding wegens verhuizing naar het buitenland: Nederland. Ruim 41.000 vierkante kilometer waarop slechts 16.428.360 inwoners samen wonen en samen leven. Gematigd zeeklimaat met milde winters en koele zomers. Redelijk gezond financieel stelsel, sterke handelsgeest, rustig politiek klimaat, tolerant en rijk verleden. Gespecialiseerd in de export van XTC, waterbeheer en buitenspelval. Tegen elk aannemelijk bod. Inclusief recent opgeleverde Betuwelijn en HSL-Zuid. Zien is kopen! Moet weg! Niks, ja maar. Resistance is futile. You will be assimilated. Vechten is niet meer nodig. We zijn verraden door politici en collaborateurs. Nederland kan trots zijn op zijn roze GeenStijl leger. Het was niet onze schuld.
Mannen, jullie worden bedankt...'
Bezoekers van de website 'www.GeenStijl.nl' hebben vervolgens op die website op deze column gereageerd. Op 10 oktober 2008 te 10.32 uur plaatste de afzender '[A]' de reactie: "Op landverraad staat de doodstraf: Tjibbe Joustra moet voor het executiepeloton".
Op 12 november 2008 is de heer Joustra hiervan op de hoogte gesteld.
Het pseudoniem '[A]' werd gebruikt door de verdachte. Hij plaatste de tekst "Op landverraad staat de doodstraf: Tjibbe Joustra moet voor het executiepeloton" op 10 oktober 2008 zelf op de website van GeenStijl.nl. De verdachte woont in [woonplaats]. T.H.J. Joustra heeft verklaard dat hij zich door de uitlating van de verdachte bedreigd voelt en dat hij bang is dat de bedreiging ten uitvoer wordt gebracht. Dat gevoel wordt versterkt, aldus Joustra, doordat de bedreiger op het internet een anonieme rol kan aannemen.
Bijzondere overwegingen omtrent het bewijs
Door en namens de verdachte is het verweer gevoerd dat de verdachte van het ten laste gelegde vrijgesproken dient te worden.
Hiertoe is in de eerste plaats aangevoerd dat de verdachte met het plaatsen van de uitlating "Op landverraad staat de doodstraf: Tjibbe Joustra moet voor het executiepeloton" niet heeft bedoeld dat de heer Joustra werkelijk door het executiepeloton om het leven moet worden gebracht, zodat de verdachte ook niet het opzet had om de heer Joustra te bedreigen. Voorts heeft de verdediging aangevoerd dat aan de woorden "Op landverraad staat de doodstraf: Tjibbe Joustra moet voor het executiepeloton" het bedreigende karakter, zoals bedoeld in artikel 285 van het Wetboek van Strafrecht, ontbreekt. In de visie van de verdediging is in casu sprake van een politiek/juridisch waardeoordeel zonder opruiend en dus ook zonder bedreigend effect, dat is vormgegeven in een uitlating met een duidelijk satirisch karakter en een ridiculiserende toonzetting. Volgens de verdediging behelst de uitlating van de verdachte een zekere provocatie en overdrijving, die de logische climax vormt van een op de website van GeenStijl.nl te lezen opbouw van hyperbolisch getinte stijlfiguren. De verdediging is van mening dat het (ook) voor de heer Joustra kenbaar moet zijn geweest dat de uitlating van verdachte niet serieus bedoeld was. Bovendien moet de heer Joustra, in zijn hoedanigheid van (voormalig) Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding, in de ogen van de verdediging bij uitstek in staat worden verondersteld het niet bedreigende karakter van de uitlating van de verdachte te doorgronden. Door de verdediging is hieraan de conclusie verbonden dat bedoelde uitlating - mede gezien tegen de achtergrond dat Nederland niet in oorlog is, zodat het oorlogs(straf)recht thans niet wordt toegepast, de doodstraf dus ook niet wordt opgelegd en executiepelotons niet actief zijn - bij de heer Joustra in redelijkheid niet de vrees heeft kunnen opwekken dat hij werkelijk het leven zou verliezen door het executiepeloton.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot verwerping van het verweer.
Het hof overweegt als volgt.
Ten laste is gelegd bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling. Gezien de door de verdachte gebezigde woorden staat niet ter discussie dat, indien het hof komt tot bewezenverklaring, sprake is van de in de tenlastelegging eerstbedoelde vorm van bedreiging. Het hof zal daarvan in het navolgende uitgaan.
Voor bewezenverklaring van bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht is onder meer vereist:
a. dat de bedreiging van dien aard is en onder zodanige omstandigheden is geschied dat bij de bedreigde de redelijke vrees kon ontstaan dat hij het leven zou kunnen verliezen;
b. dat het opzet van de bedreiger daar ook op gericht was.
Voor de beantwoording van de door de verdediging opgeworpen vraag of de heer Joustra zich door de uitlating van de verdachte in redelijkheid bedreigd kan hebben gevoeld, is naar het oordeel van het hof het volgende van belang.
Voldoende is, volgens bestendige jurisprudentie, dat de bedreiging van dien aard is en onder zodanige omstandigheden is geschied dat zij in het algemeen (onderstreping hof) geschikt is de vrees voor een dergelijk misdrijf teweeg te brengen. Daarbij is niet vereist dat de dader van de bedreiging ermee dreigt zelf het misdrijf ten uitvoer te leggen. Een dreiging dat anderen dat zouden doen is eveneens te kwalificeren als strafbare bedreiging.
Het hof overweegt voorts als volgt.
Uit de bewoordingen van de door de verdachte geplaatste tekst kan worden afgeleid dat deze naar zijn inhoud gericht is op de beëindiging van het leven van Joustra. Dat het oorlogsrecht niet van toepassing is en landverraders in Nederland niet voor een executiepeloton plegen te komen, doet daar niet aan af, nu de algemene strekking van de tekst is gelegen in executie van de persoon Joustra.
Anders dan de verdediging is het hof van oordeel dat niet is gebleken is van een politiek waardeoordeel of van satire, hetgeen uit de aard van de teksten en het karakter van de website waar de tekst op is geplaatst duidelijk zou moeten zijn. De relativeringen die de verdediging heeft aangevoerd, staan niet in de zeer korte tekst van de verdachte en blijken ook niet uit de context.
Het hof wijst er voorts op dat aan de tekst, die de verdachte op de website plaatste en die door Joustra als bedreigend werd ervaren, een groot aantal andere reacties vooraf ging, waaronder de navolgende, die door Joustra eveneens als bedreigend werden ervaren:
* "Dit is landverraad, afknallen. Kutvolk zonder ruggegraat.", geplaatst op 10 oktober 2008 te 09.13 uur;
* "Ntcb is niks meer dan een toverclubje om Der Tjibbe aan belegde bammetjes te helpen. Der Tjibbe moet overigens tegen de muur, moest hij al en nu nog meer", geplaatst op 10 oktober 2008 te 09.15 uur;
* "Oh ja, Joustra, nog even iets. Gegen die Wand moet je, met die hele club van het Ntcb erbij", geplaatst op 10 oktober 2008 te 09.19 uur;
* "Wat een schande! Ongelovelijk. Die gasten moeten ze van een gebouw afpleuren (...)", geplaatst op 10 oktober 2008 te 09.33 uur;
* "Oppakken voor landverraad en zonder enige ceremonie de kogel door die kop. Een ieder die oproept tot dit soort wetgeving een keuze bieden ofwel het land uit en verhuizen naar een land met die wetgeving of wel ook fijn een kogel van heel dichtbij bekijken", geplaatst op 10 oktober 2008 te 09.38 uur.
Het samenstel van deze uitingen is in de visie van het hof van dien aard dat de gewraakte tekst in de context hiervan bezien, bij Joustra de vrees kon opwekken dat hij het leven zou kunnen verliezen. De stelling dat Joustra had moeten en kunnen begrijpen, ook gelet op zijn functie, dat de bewoordingen niet werkelijk gemeend waren, wordt dan ook door het hof verworpen.
Verdachte heeft aangegeven dat bij nooit de bedoeling heeft gehad Joustra met de dood te bedreigen en dat veeleer sprake is van een smakeloze grap. Ter terechtzitting in hoger beroep heeft verdachte aangegeven dat hij niet alle reacties op de site had gelezen. Dit neemt echter niet weg dat verdachte, gelet op het tijdstip waarop hij zijn reactie plaatste en gelet op het aantal berichten dat al op de site stond, op de hoogte was van de strekking en teneur van die reacties. Door de ten laste gelegde tekst vervolgens ongenuanceerd en onder een schuilnaam toe te voegen aan de hierboven weergegeven uitlatingen, heeft verdachte naar het oordeel van het hof minst genomen de aanmerkelijke kans aanvaard dat bij Joustra de vrees zou ontstaan dat de bedreiging ten uitvoer gelegd zou kunnen worden.
Op grond van de hiervoor vermelde redengevende feiten en omstandigheden en bijzondere overwegingen omtrent het bewijs en de daaraan ten grondslag liggende bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang beschouwd, acht het hof het aan de verdachte ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen zoals hierna te melden."
2.3. Zoals het Hof met juistheid heeft geoordeeld, is voor een veroordeling ter zake van bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht onder meer vereist dat de bedreigde daadwerkelijk op de hoogte is geraakt van de bedreiging en de bedreiging van dien aard is en onder zodanige omstandigheden is geschied dat bij de bedreigde in redelijkheid de vrees kon ontstaan dat hij het leven zou kunnen verliezen (vgl. HR 7 juni 2005, LJN AT3659, NJ 2005/448) en dat het opzet van de verdachte daarop was gericht (vgl. HR 17 januari 1984, NJ 1984/479).
2.4. Het oordeel van het Hof dat de in de bewezenverklaring omschreven uitlating van de verdachte een bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht oplevert, geeft niet blijk van een onjuiste rechtsopvatting en is toereikend gemotiveerd. Voorts is niet onbegrijpelijk het oordeel van het Hof dat, in aanmerking genomen de in zijn overwegingen genoemde feiten en omstandigheden, de verdachte op zijn minst genomen voorwaardelijk opzet had dat bij Joustra de vrees zou ontstaan dat de bedreiging ten uitvoer gelegd zou kunnen worden. De bewezenverklaring is derhalve naar de eis der wet met redenen omkleed.
2.5. Het middel faalt.
3. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, en de raadsheren H.A.G. Splinter-van Kan en J. Wortel, in bijzijn van de waarnemend griffier J.D.M. Hart, en uitgesproken op 11 september 2012.