4.1.De voor de beoordeling van het beroep belangrijke wet- en regelgeving is te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
5. Het UWV legt aan het bestreden besluit het volgende ten grondslag. Over de periode van 1 november 2020 tot 1 januari 2023 is er geen sprake van verzekeringsplicht. Uit de polisadministratie blijkt dat eiseres over de periode van 1 november 2020 tot 1 januari 2023 geregistreerd staat als niet verzekeringsplichtig. In deze periode is sprake geweest van een opting-in constructie. Daarbij hoeven er door de budgethouder ( [persoon B] ) geen premies werknemersverzekeringen afgedragen te worden. Op de website van de SVB wordt aangegeven dat als een zorgovereenkomst als deze stopt, iemand geen uitkering kan krijgen voor de WW, WIA of ZW. Bij een opting-in constructie is de budgethouder dan ook geen werkgever. Omdat er geen sprake is van een werknemer-werkgeverrelatie ontbreekt de gezagsverhouding. In de zorgovereenkomst is ook opgenomen dat eiseres niet in dienst komt van de budgethouder. De inkomensafhankelijke bijdrage Zvw is betaald aan de Belastingdienst. Deze bijdrage heeft geen verband met de premies voor de WW, WIA of ZW. Uit de door eiseres toegestuurde vragenlijsten en zorgovereenkomst (met als ingangsdatum 1 november 2020) blijkt dat er geen sprake is van een gezagsverhouding tussen haar en de budgethouder. Tot deze conclusie komt het UWV op basis van de volgende “punten”:
- toezicht en controle vindt plaats door de wijkcoach van de gemeente Arnhem “en de Zvw”;
- de werkzaamheden werden geëvalueerd door de wijkcoach en de Zvw-medewerker; en
- eiseres kon ter verantwoording worden geroepen over de wijze waarop de werkzaamheden werden uitgevoerd door de wijkcoach, de Zvw-medewerker en soms ook de vertegenwoordiger (haar echtgenoot).
Het UWV gebruikt gegevens die aanwezig zijn in de polisadministratie om vast te stellen of iemand werknemer is in de zin van de werknemersverzekeringen als bedoeld in de wet. Indien eiseres van mening is dat de gegevens in de polisadministratie niet juist zijn of ontbreken, dan kan zij dit met bewijsstukken aantonen. Zij heeft niet aangetoond dat die gegevens onjuist zijn.
Uit de informatie van het UWV blijkt niet dat er, zoals eiseres heeft gesteld, sprake is van een fout van de SVB. Uit die informatie blijkt dat eiseres zelf, de vertegenwoordiger (haar echtgenoot) en de budgethouder zelf de oorspronkelijke zorgovereenkomst en vragenlijsten, met als ingangsdatum 1 november 2020, hebben ingevuld en ondertekend. Op 27 september 2022 heeft eiseres in het systeem van de SVB een ‘zorgovereenkomst arbeidsovereenkomst’ ge-upload en ondertekend. Hierop verklaart de budgethouder met terugwerkende kracht dat de overeenkomst een looptijd heeft vanaf 1 november 2020 voor onbepaalde tijd. Op een begeleidende vragenlijst wordt aangegeven dat de budgethouder werkgeversgezag uitoefent. De gewijzigde formulieren heeft eiseres vervolgens naar de Belastingdienst gestuurd met het verzoek om te beoordelen of er sprake is van een verzekeringsplichtige werknemer en of er sprake is van een gezagsverhouding tussen eiseres en de budgethouder. Op basis van deze gegevens is de Belastingdienst met zijn besluit van 10 november 2022 tot de conclusie gekomen dat er vanaf 1 november 2020 sprake is van een verzekeringsplichtige werknemer en een gezagsverhouding. De wijziging heeft op initiatief van eiseres plaatsgevonden, na het bekendmaken van het besluit van 19 september 2022. Het UWV meent dat hij eiseres kan houden aan haar oorspronkelijke antwoorden in de zorgovereenkomst en de vragenlijsten.
Eiseres heeft vanaf 1 juni 2021 voor de duur van drie maanden ten onrechte een WW-uitkering ontvangen. De omstandigheid dat er door het UWV in 2021 ten onrechte wel verzekeringsplicht is aangenomen, wil niet zeggen dat een eenmaal door het UWV gemaakte fout moet worden voortgezet.In 2022 heeft het UWV onderzoek naar de verzekeringsplicht laten verrichten. Op basis van “deze bevindingen” komt het UWV tot de conclusie dat eiseres voor de periode van 1 november 2020 tot 1 januari 2023 geen recht heeft op een WW-uitkering (de rechtbank begrijpt: dat er in deze periode geen sprake is van verzekeringsplicht).
6. Eiseres voert aan dat zij op 26 september 2020 een ‘Vragenlijst familieverhouding’ verzoek tot beoordeling verzekeringsplicht naast haar zorgovereenkomst van Servicecentrum PGB van de SVB heeft ingevuld en ondertekend om haar arbeidsrelatie goed vast te stellen ten aanzien van de werknemersverzekeringen. Toen zij bij dezelfde werkgever en met dezelfde zorgovereenkomst per 1 juni 2021 werkloos werd, heeft eiseres wel een WW-uitkering gekregen. Een jaar later is eiseres bij dezelfde werkgever per
1 juni 2022 werkloos geworden. Deze uitkering is niet toegekend. Om dit op te lossen heeft eiseres met de vertegenwoordiger van haar werkgever gesproken. Hij heeft deze kwestie bij de afdeling PGB van de SVB en de Belastingdienst aangekaart. Door de Belastingdienst is vastgesteld dat eiseres per 1 november 2020 verzekerd was voor de werknemersverzekeringen. Hiervoor heeft de Belastingdienst geconcludeerd dat er in haar verzekeringsplichtige dienstbetrekking alle drie de elementen van loon, persoonlijke arbeid en gezag aanwezig zijn/waren. Naar aanleiding van dit besluit van de Belastingdienst moest de werkgever van eiseres een correctiebrief schrijven naar de afdeling PGB van de SVB.
Inmiddels zijn de premies werknemersverzekeringen door haar werkgever vanaf 1 januari 2022 alsnog betaald, aldus eiseres.
7. In geschil is of eiseres moet worden aangemerkt als werknemer in de zin van de WW en of zij aanspraak kan maken op een WW-uitkering. Op grond van artikel 3, eerste lid van de WW is daarvoor vereist dat zij in een privaatrechtelijke dienstbetrekking stond tot
[persoon B] .