ECLI:NL:RBGEL:2024:4210

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
5 juli 2024
Publicatiedatum
4 juli 2024
Zaaknummer
22/966
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geen belanghebbendheid bij omgevingsvergunning voor sloop en bouw van woningen en horeca

In deze uitspraak van de Rechtbank Gelderland, gedateerd 5 juli 2024, wordt het beroep van eiseres tegen de omgevingsvergunning voor de sloop en bouw van 90 woningen, horeca en een leer- en ontmoetingscentrum (LOC) behandeld. De rechtbank oordeelt dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is, omdat eiseres geen belanghebbende is in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Eiseres, een stichting in oprichting, kan niet worden gekwalificeerd als rechtspersoon en voldoet daarmee niet aan de voorwaarden om als belanghebbende te worden aangemerkt. De rechtbank verwijst naar artikel 1:2 van de Awb, dat bepaalt wie als belanghebbende kan worden aangemerkt.

De rechtbank onderzoekt ook of eiseres mogelijk als belanghebbende kan worden aangemerkt op basis van artikel 1:2, eerste lid van de Awb. Dit artikel staat niet alleen natuurlijke personen en rechtspersonen toe, maar ook andere entiteiten, mits zij herkenbaar zijn in het rechtsverkeer en een eigen belang behartigen. De rechtbank concludeert dat eiseres niet aan deze voorwaarden voldoet, zoals eerder is geoordeeld in een vergelijkbare zaak.

Daarnaast wordt er een uitzondering besproken op de niet-ontvankelijkheid van het beroep, gebaseerd op de jurisprudentie van het Hof van Justitie van de Europese Unie in de zaak 'Varkens in Nood'. Deze uitzondering geldt echter alleen als de zienswijzeprocedure openstond voor iedereen. Aangezien de zienswijzeprocedure in deze zaak alleen openstond voor belanghebbenden, kan eiseres hier geen beroep op doen.

De rechtbank besluit dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is, wat betekent dat het bestreden besluit in stand blijft en er geen proceskostenveroordeling plaatsvindt. De uitspraak is gedaan door rechter D. Bruinse-Pot, in aanwezigheid van griffier B.C.M. van Riel, en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Bestuursrecht
zaaknummer: ARN 22/966

uitspraak van de enkelvoudige kamer

in de zaak tussen

[eiseres], uit [plaats 1], eiseres

(gemachtigden: [naam gemachtigde 1] en [naam gemachtigde 2])
en

het college van Gedeputeerde Staten van de provincie Gelderland, het college

(gemachtigde: [naam gemachtigde 3])
Als derde-partij neemt aan de zaak deel:
het college van Burgemeesters en Wethoudersvan de gemeente Renkum (belanghebbende)
(gemachtigde: mr. T.E.P.A. Lam)

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de rechtbank over het beroep van eiseres tegen de omgevingsvergunning voor de activiteit sloop en bouwen van 90 woningen, horeca en een leer- en ontmoetingscentrum (LOC) in het kader van hoofdstuk 2 Wet natuurbescherming.
1.1.
Omdat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is, doet de rechtbank uitspraak zonder zitting. Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank stelt voorop dat eiseres beroep heeft ingesteld tegen het besluit tot het verlenen van een omgevingsvergunning voor de activiteit sloop en het bouwen van 90 woningen, horeca en een LOC op de locatie [locatie] te [plaats 2]. Dit besluit is voorbereid met de uniforme openbare voorbereidingsprocedure. [1] Eiseres heeft zienswijzen ingediend tegen het ontwerp. Deze zienswijzen hebben niet geleid tot een aanpassing van het besluit.
3. De rechtbank komt tot het oordeel dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is omdat eiseres geen belanghebbende is. De rechtbank legt hierna uit hoe zij tot dit oordeel komt.
4. Artikel 8:1 van de Awb bepaalt dat een belanghebbende tegen een besluit beroep kan instellen bij de bestuursrechter. Of men belanghebbende is in de zin van dit artikel wordt bepaald aan de hand van artikel 1:2 van de Awb. Dit onderzoekt de rechtbank ambtshalve.
4.1.
Het begrip ‘belanghebbende’ wordt gedefinieerd in artikel 1:2 van de Awb. Op grond van het eerste lid van dat artikel wordt onder belanghebbende verstaan: degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken. Op grond van het derde lid worden ten aanzien van rechtspersonen als hun belangen mede beschouwd de algemene en collectieve belangen die zij krachtens hun doelstellingen en blijkens hun feitelijke werkzaamheden in het bijzonder behartigen. Eiseres is een stichting in oprichting en kan daarom niet worden gekwalificeerd als een rechtspersoon. Eiseres is dus geen belanghebbende op grond van artikel 1:2, derde lid van de Awb.
4.2.
De rechtbank onderzoekt of eiseres mogelijk wel belanghebbende is op grond van artikel 1:2, eerste lid van de Awb. Volgens vaste jurisprudentie kunnen namelijk niet alleen natuurlijke personen en rechtspersonen, maar ook andere entiteiten als belanghebbende worden aangemerkt. Gelet op de woorden ‘degene wiens’, opgenomen in artikel 1:2, eerste lid, van de Awb, wordt aan deze andere entiteiten wel de eis gesteld dat zij herkenbaar zijn in het rechtsverkeer. [2] Bovendien moet een andere entiteit een eigen rechtstreeks bij het besluit betrokken belang behartigen. [3]
4.3.
In de uitspraak van 10 augustus 2022 (ECLI:NL:RBGEL:2022:4648) heeft de meervoudige kamer van deze rechtbank geoordeeld dat eiseres niet aan deze twee voorwaarden voldoet en daarom geen belanghebbende is in de zin van artikel 1:2, eerste lid van de Awb. Dat betekent dat het beroep van eiseres in beginsel kennelijk niet ontvankelijk is.
4.4.
Op de niet-ontvankelijkheid van het beroep van een niet-belanghebbende bestaat echter een uitzondering. Uit vaste rechtspraak [4] tegen de achtergrond van het arrest ‘Varkens in Nood’ van het Hof van Justitie van de Europese Unie [5] volgt dat aan degene die bij een besluit geen belanghebbende is, maar die wel een zienswijze heeft ingediend tegen het ontwerpbesluit in beroep niet zal worden tegengeworpen dat hij geen belanghebbende is. Deze uitzondering geldt echter alleen wanneer de zienswijzeprocedure heeft opgestaan voor iedereen. Onderhavige zienswijzeprocedure stond alleen open voor ‘belanghebbenden’. Omdat eiseres, zoals hiervoor overwogen, geen belanghebbende is, gaat de uitzondering van de Varkens in Nood uitspraak hier niet op.
4.5.
Het beroep is dan ook kennelijk niet-ontvankelijk

Conclusie en gevolgen

Het beroep is kennelijk niet-ontvankelijk. Dat betekent dat de rechtbank het beroep niet inhoudelijk beoordeelt en dat het bestreden besluit in stand blijft. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep kennelijk niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D. Bruinse-Pot, rechter, in aanwezigheid van mr. B.C.M. van Riel, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over verzet

Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een verzetschrift sturen naar de rechtbank waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het verzetschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als partijen graag een zitting willen om het verzetschrift toe te lichten, moeten zij dit in het verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Zie hiervoor artikel 3:15 van de Awb, lid 1 waarin staat dat belanghebbenden naar keuze schriftelijk of mondeling hun zienswijze over het ontwerp bij het bestuursorgaan naar voren kunnen brengen.
2.Zie hiervoor de uitspraak van de Afdeling van 23 april 2014, ECLI:NL:RVS:2014:1439.
3.Zie hiervoor de uitspraak van de Afdeling van 24 augustus 2011, ECLI:NL:RVS:2011:BR5686.
4.Zie hiervoor de uitspraak van de Afdeling van 14 april 2021, ECLI:NL:RVS:2021:786, r.o. 4.9.
5.Zie hiervoor de uitspraak van de Afdeling van 14 januari 2021, Varkens in Nood, ECLI:EU:C:2021:7.