ECLI:NL:RBGEL:2022:4648

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
10 augustus 2022
Publicatiedatum
9 augustus 2022
Zaaknummer
AWB - 20 _ 2173
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Belanghebbendheid en de rol van entiteiten in bestuursrechtelijke procedures met betrekking tot omgevingsvergunningen

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 10 augustus 2022 uitspraak gedaan in een geschil over de belanghebbendheid van een stichting in het kader van een omgevingsvergunning. De stichting, eiseres, had bezwaar gemaakt tegen een besluit van het college van gedeputeerde staten van Gelderland, dat een omgevingsvergunning had verleend voor het verdiepen van de kelder van een biomassa-opslaggebouw. Eiseres stelde dat zij als belanghebbende moest worden aangemerkt, maar de rechtbank oordeelde dat de stichting niet was opgericht en dus niet voldeed aan de vereisten van artikel 1:2 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank concludeerde dat eiseres niet herkenbaar was in het rechtsverkeer en dat zij geen eigen, rechtstreeks belang bij het besluit had. Hierdoor werd het bezwaar van eiseres niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank vernietigde het bestreden besluit en verklaarde het bezwaar alsnog niet-ontvankelijk, waarbij het college werd veroordeeld tot vergoeding van griffierecht en proceskosten aan eiseres. De uitspraak benadrukt de noodzaak voor entiteiten om als belanghebbende te worden erkend, dat zij herkenbaar moeten zijn in het rechtsverkeer en een eigen belang moeten behartigen.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: ARN 20/2173

uitspraak van de meervoudige kamer van

in de zaak tussen

[eiseres] , uit [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. S.G. Blasweiler),
en

het college van gedeputeerde staten van de provincie Gelderland, verweerder

(gemachtigden: H.P.T. Nas en R. Rikmanspoel).
Als derde-partij neemt aan het geding deel:
[derde-partij]te [woonplaats]
(gemachtigde: mr. J.J Peelen).

Procesverloop

In het besluit van 26 april 2019 (primair besluit) heeft het college een omgevingsvergunning verleend voor het verdiepen van de kelder van een biomassa- opslaggebouw.
In het besluit van 5 maart 2020 (bestreden besluit) heeft het college het bezwaar van eiseres tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 29 maart 2022 en 5 juli 2022 op zitting behandeld. Namens eiseres zijn [eiseres] , [eiseres] en [eiseres] verschenen, bijgestaan door de gemachtigde. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden. Namens derde-partij zijn [derde-partij] en [derde-partij] verschenen, bijgestaan door de gemachtigde.

Overwegingen

Waar gaat de zaak over?
1. De derde-partij heeft op 24 mei 2018 een omgevingsvergunning aangevraagd voor de activiteit bouwen. [1] Deze aanvraag ziet op het verdiepen van de kelder van een opslaggebouw voor biomassa. In 2016 is een vergunning aangevraagd en verleend voor de bouw van het opslaggebouw, die onherroepelijk is geworden. Bij de voorbereiding van de bouw is gebleken dat de stortbunkers dieper moeten zijn voor een correct gebruik van het opslaggebouw. In het primair besluit heeft het college de omgevingsvergunning verleend.
2. De derde-partij heeft in de bezwaarprocedure de aanvraag aangevuld met onder andere een aanvraag voor het milieuneutraal veranderen van het bedrijf. In het bestreden besluit is het primaire besluit van 26 april 2019 herroepen en is in de plaats daarvan een omgevingsvergunning verleend voor de activiteiten bouwen en milieuneutraal veranderen van de werking van een inrichting. [2]
3. Eiseres voert aan dat in het bestreden besluit een nieuwe omgevingsvergunning is verleend, zonder dat zij als bezwaarmaker in de gelegenheid is gesteld daarop een zienswijze te geven. Eiseres voert verder aan dat er geen sprake is van een milieuneutrale verandering. Eiseres betoogt dat het bestreden besluit samenhangt met de omgevingsvergunning en de natuurbeschermingsvergunning die in 2016 verleend zijn. Om die reden moet de milieutoets over de gehele omgevingsvergunning gaan en moet het totaal beoordeeld worden op de effecten van het milieu. Door het gebruik van andere en/of andersoortige biomassa en de toename van het aantal verkeersbewegingen zullen de CO2 en NOx emissie toenemen. Bovendien is niet bewezen dat er geen sprake zal zijn van een toename van de geraamde doorzet van 30.000 ton hout/jaar, en van een overschrijding van het vermogen van 14,9 MWth. Er dient een nieuwe berekening van de CO2 en NOx emissie te worden gemaakt waarbij alle bepalende componenten worden meegenomen. Ten slotte voert eiseres aan dat de bestemmingsplantoets niet is overgelegd door het college zodat deze niet is te verifiëren.
Belanghebbendheid
4. Voordat de rechtbank kan overgaan tot een inhoudelijke beoordeling van de beroepsgronden, moet eerst ambtshalve worden onderzocht of eiseres kan worden aangemerkt als belanghebbende. Deze beoordeling is van belang voor de vraag of het college terecht inhoudelijk op het bezwaar van eiseres heeft beslist.
5. Het begrip ‘belanghebbende’ wordt gedefinieerd in artikel 1:2 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Op grond van het eerste lid van dat artikel wordt onder belanghebbende verstaan: degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken. Op grond van het derde lid van dat artikel worden ten aanzien van rechtspersonen als hun belangen mede beschouwd de algemene en collectieve belangen die zij krachtens hun doelstellingen en blijkens hun feitelijke werkzaamheden in het bijzonder behartigen.
6. Het is niet in discussie dat de [eiseres] (eiseres) geen rechtspersoon is als bedoeld in artikel 1:2, derde lid, van de Awb. [3] Desgevraagd heeft de [eiseres] aangegeven dat de oprichting van de stichting niet is voltooid, zoals dat aanvankelijk wel de bedoeling was.
7. In discussie is dus alleen of [eiseres] een belanghebbende is in de zin van artikel 1:2, eerste lid van de Awb. [eiseres] betoogt dat dit het geval is. Zij is als een “andere entiteit” door blijven gaan. De [eiseres] verwijst naar een uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) van 30 april 2019, waarin werd overwogen dat ook andere entiteiten dan natuurlijke personen en rechtspersonen als belanghebbende kunnen worden aangemerkt. [4] Eiseres doet op deze jurisprudentie een beroep, zoals zij dat ook in de bezwaarprocedure met succes heeft gedaan. Eiseres verwijst eveneens naar eerdere procedures bij deze rechtbank, waarin haar beroep ontvankelijk werd geacht. [5]
8. Het is vaste jurisprudentie dat niet alleen natuurlijke personen en rechtspersonen, maar ook andere entiteiten als belanghebbende kunnen worden aangemerkt. Het gaat dan om een restcategorie, naast natuurlijke personen en rechtspersonen, die belanghebbende kunnen zijn in de zin van artikel 1:2, eerste lid, Awb. Gelet op de woorden ‘degene wiens’, opgenomen in artikel 1:2, eerste lid, van de Awb, wordt aan deze andere entiteiten wel de eis gesteld dat zij herkenbaar zijn in het rechtsverkeer. [6] Bovendien moet een andere entiteit een eigen, rechtstreeks bij het besluit betrokken belang behartigen. [7] De rechtbank zal hierna beoordelen of de [eiseres] aan deze twee vereisten voldoet.
9. De rechtbank ziet zich allereerst voor de vraag geplaatst of de [eiseres] herkenbaar is in het rechtsverkeer. De ratio daarvan is gelegen in de rechtszekerheid, dat vereist dat alle betrokkenen, waaronder het bestuursorgaan, moeten kunnen weten met wie zij van doen hebben. Het is niet in discussie dat eiseres beroep heeft ingesteld onder de naam ‘ [eiseres] ’. Omdat de oprichting van de stichting nimmer is voltooid en, zoals het bestuur heeft verklaard, ook niet zal worden voltooid, heeft eiseres geen akte van oprichting of statuten kunnen overleggen. In plaats daarvan heeft het bestuur van de [eiseres] een door alle bestuursleden ondertekende verklaring overgelegd, waarin de namen van de bestuursleden zijn vermeld. De rechtbank leidt uit de jurisprudentie van de Afdeling af dat voor de herkenbaarheid van een entiteit in het rechtsverkeer niet doorslaggevend is of deze beschikt over statuten of een reglement. Een entiteit kan ook voldoende herkenbaar zijn in het rechtsverkeer als sprake is van een samenwerkingsverband van personen die hetzelfde doel nastreven en die zich naar buiten als een eenheid presenteren, bijvoorbeeld via een website, facebookpagina, geschriften of door middel van collectieve acties. [8]
10. Eiseres stelt dat zij in het rechtsverkeer voldoende herkenbaar is. Zij presenteert zich naar buiten als de [naam] Ter zitting heeft eiseres verklaard dat de [eiseres] de juridische procedures voor haar rekening neemt, en dat sinds maart 2020 in persberichten, activiteiten en publicaties de naam [naam] wordt gebruikt omdat deze naam beter herkenbaar is voor de media en de inwoners van [woonplaats] . Nog daargelaten dat geen sprake is van herkenbaarheid in het rechtsverkeer als eiseres onder een andere naam handelt, acht de rechtbank die vereenzelviging met de [naam] niet onderbouwd. Zoals de derde-partij terecht heeft opgemerkt in haar reactie van 18 maart 2022, is de [naam] volgens de website van de [naam]een samenwerkingsverband van: [naam] , Actievoerders voor de bomen in [woonplaats] , [naam], [naam] , [naam], [naam] Hoe dit samenwerkingsverband kan worden vereenzelvigd met eiseres is ook ter zitting niet duidelijk gemaakt. Eiseres heeft verder ter zitting verklaard dat er geen sprake is van een vast ledenbestand. Er is een adressenbestand en als er wordt opgeroepen tot actie sluiten belangstellenden zich daarbij aan. De berichtgeving over activiteiten verloopt via email en via facebook. Eiseres heeft echter ter zitting verklaard dat er geen website of facebookpagina bestaat onder de naam van de [eiseres] . De [eiseres] heeft een facebookpagina onder de naam [naam]’ en er is een website onder de naam ‘[naam]’. Gelet op het voorgaande, oordeelt de rechtbank dat de [eiseres] zich niet naar buiten toe presenteert als een eenheid of samenwerkingsverband van personen die eenzelfde doel nastreven. Onder deze omstandigheden, oordeelt de rechtbank dat eiseres als entiteit onvoldoende herkenbaar is in het rechtsverkeer. Dit betekent dat eiseres reeds hierom niet als belanghebbende kan worden aangemerkt.
11. Ten overvloede zal de rechtbank ook de tweede voorwaarde bespreken, namelijk dat de ‘andere entiteit’ een eigen, rechtstreeks bij het betrokken besluit belang in de zin van artikel 1:2, eerste lid Awb moet behartigen. De Afdeling heeft in een uitspraak van 24 augustus 2011 overwogen dat daarvan geen sprake is indien de entiteit uitsluitend belangen als bedoeld in artikel 1:2, derde lid van de Awb naar voren heeft gebracht. [9]
12. Ter zitting heeft eiseres verklaard dat zij in deze procedure de belangen behartigt zoals die in de doelstellingen van de [eiseres] zijn geformuleerd. Het grootscheeps verbranden van hout en biomassa raakt aan deze belangen. Eiseres heeft een activiteitenverslag overgelegd waarin de doelstellingen en activiteiten van de [eiseres] zijn omschreven. De [eiseres] heeft als doel:

a. Het behartigen van de belangen van bomen en biodiversiteit in [woonplaats] en omgeving
b. Het beschermen van de bomen in [woonplaats] , Gelderland en de wereld ivm de klimaatproblemen en CO2 reductie’
Deze belangenbehartiging zal worden uitgeoefend in verband met de grote (dreigende) klimaatproblemen en de zeer ernstige bedreiging van bomen, flora en fauna in [woonplaats] , Gelderland en de wereld. “
13. De rechtbank oordeelt dat eiseres krachtens haar doelstellingen en activiteiten uitsluitend algemene belangen behartigt. Er is niet gesteld of gebleken dat eiseres door het bestreden besluit in een eigen belang als bedoeld in artikel 1:2, eerste lid, Awb, wordt geraakt. Het beroep op de uitspraak van de Afdeling van 30 april 2019 [10] kan eiseres niet baten. De rechtbank begrijpt die uitspraak van de Afdeling zo, dat in die zaak de Aktiegroep als belanghebbende werd aangemerkt omdat zij de belangen van de gebruikers van een specifieke surfplek (surfers) behartigde en de doelstellingen heel concreet waren gericht op het behoud van die Surfspot Brouwersdam. De doelstellingen van de [eiseres] zijn algemener van aard en bovendien niet gericht op een specifieke geografisch locatie. Evenmin blijkt uit de doelstellingen dat de [eiseres] de collectieve belangen van omwonenden van de biomassacentrale behartigt. Eiseres voldoet dus evenmin aan de tweede voorwaarde om als belanghebbende te kunnen worden aangemerkt.
14. Het voorgaande betekent dat eiseres niet voldoet aan de vereisten om te worden aangemerkt als belanghebbende in de zin van artikel 1:2, eerste lid, Awb, zodat het college het bezwaar niet ontvankelijk had moeten verklaren. De rechtbank komt dan ook niet toe aan een beoordeling van de inhoudelijke beroepsgronden.
Conclusie
15. Eiseres is geen belanghebbende bij de vergunningverlening en het college had haar bezwaar dan ook niet ontvankelijk moet verklaren. Omdat het college het bezwaar van eiseres ten onrechte ontvankelijk heeft verklaard, is het beroep gegrond en zal de rechtbank het bestreden besluit in zoverre vernietigen. De rechtbank ziet aanleiding om zelf in de zaak te voorzien, en verklaart het bezwaar van eiseres alsnog niet ontvankelijk.
16. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat het college aan eiseres het door haar betaalde griffierecht vergoedt.
17. De rechtbank veroordeelt het college in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht vast op € 1.897,50 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen op de zitting van 29 maart 2022 en 0,5 punt voor het verschijnen op de nadere zitting van 5 juli 2022, met een waarde per punt van € 759,- en een wegingsfactor 1). Voor een hogere proceskostenvergoeding in bezwaar, waarom door eiseres is gevraagd, bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit voor zover daarbij het bezwaar van eiseres ontvankelijk is verklaard;
  • verklaart het bezwaar van eiseres alsnog niet ontvankelijk;
  • bepaalt dat deze uitspraak in zoverre in de plaats komt van het vernietigde besluit;
  • laat het bestreden besluit voor het overige in stand;
  • bepaalt dat het college het griffierecht van totaal € 354,- aan eiseres moet vergoeden;
  • veroordeelt het college tot betaling van € 1.897,50,- aan proceskosten aan eiseres.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.M. van den Broek, voorzitter, en mr. A.L.M. Steinebach – de Wit en mr. G.A. van der Straaten, leden, in aanwezigheid van mr. E. Mengerink, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op,
griffier
De voorzitter is verhinderd deze uitspraak te ondertekenen
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.Zie artikel 2.1 eerste lid aanhef en onder a van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.
2.Zie artikel 2.1 eerste lid aanhef en onder a van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) en artikel 2.1 lid eerste lid aanhef en onder e van de Wabo, in samenhang met de artikelen 3.10 derde lid en 2.14 vijfde lid van de Wabo.
3.ABRvS 24 augustus 2011, ECLI:NL:RVS:2011:BR5686, en ABRvS 18 mei 2022, ECLI:NL:RVS:2022:1422.
4.ABRvS 30 april 2019, ECLI:NL:RVS:2019:1399.
5.Rechtbank Gelderland, 11 maart 2021, ECLI:NL:RBGEL:2021:1153 en ECLI:NL:RBGEL:2021:1156; Rechtbank Gelderland 24 juni 2022, ECLI:NL:RBGEL:2022:3238.
6.ABRvS 23 april 2014, ECLI:NL:RVS:2014:1439.
7.ABRvS 24 augustus 2011, ECLI:NL:RVS:2011:BR5686.
8.ABRvS 23 april 2014, ecli:nl:rvs:2014:1439; ABRvS 28 februari 2018, ECLI:NL:RVS:2018:680.
9.ABRvS 24 augustus 2011, ECLI:NL:RVS:2011:BR5686.
10.ABRvS 30 april 2019, ECLI:NL:RVS:2019:1399.