Uitspraak
Windpark Bommelerwaard-A2 B.V.uit Zaltbommel (het windpark).
- de ontheffing op grond van de Wet natuurbescherming (Wnb) van 4 juni 2018 voor het doden en verstoren van soorten (vogels en vleermuizen);
- het provinciale inpassingsplan, vastgesteld op 4 juli 2018;
- de omgevingsvergunning van 5 juli 2018 voor de oprichting en het in werking hebben van de inrichting bestaande uit drie windturbines voor de activiteiten ‘bouwen’ en ‘milieu’;
- de omgevingsvergunning van 14 november 2019 voor het aanleggen van een weg, het realiseren van een uitweg, het realiseren van een uitrit en het uitvoeren van een werk (aanleggen van kabels);
- de watervergunning van 22 november 2019 van het college van dijkgraaf en heemraden van het waterschap Rivierenland.
Met de besluiten van 24 december 2021 en 14 januari 2022 heeft het college het verzoek om de intrekking van de beide omgevingsvergunningen en de ontheffing op grond van de Wnb afgewezen en de oplegging van een bouwstop geweigerd. Voor zover het intrekkingsverzoek zag op de watervergunning heeft het college het doorgestuurd naar het waterschap.
Ook tegen de besluiten van 24 december 2021 en 14 januari 2022 hebben eisers beroep ingesteld bij de Afdeling. De Afdeling heeft zich in een uitspraak van 17 juni 2022 [3] onbevoegd verklaard en heeft het beroep daarom doorgestuurd naar de rechtbank. In deze uitspraak beslist de rechtbank op dit beroep.
I. Omvang beoordeling
III. Omgevingsvergunningen
Verder geldt dat eisers hun zorgen voor epoxy pas bij het college hebben geuit nadat het bestreden besluit al was genomen, zodat het college dat daarin niet heeft kunnen betrekken. Toch heeft het college toegelicht dat hij daar nog ambtelijk op heeft gereageerd dat het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu op dit moment nog verkennend onderzoek doet naar dit onderwerp, waarvan de resultaten nog niet zijn gepubliceerd. Ook dit bevestigt dat er nog onvoldoende zekerheid is over de mogelijk schadelijke gevolgen van epoxy afkomstig van windturbines om te kunnen vaststellen dat sprake is van gevolgen die ontoelaatbaar zijn. Gelet hierop is het college niet bevoegd om de omgevingsvergunningen in te trekken op grond van artikel 2.33, eerste lid, onder d, van de Wabo. De beroepsgronden slagen niet.