Uitspraak
1.De procedure
2.De verdere beoordeling
- de eenmalige loonbetalingen van in totaal € 650,25 bruto;
- het achterstallig loon ad € 768,98 bruto;
- het achterstallig vakantiegeld ad € 1.069,52 bruto.
- de wettelijke verhoging van 10% over voormelde bedragen, vermeerderd met de wettelijke rente met ingang van 10 juli 2023 tot de dag van algehele voldoening;
- (het netto equivalent van) de transitievergoeding van € 19.437,90 bruto, vermeerderd met de wettelijke rente met ingang van 10 juli 2023 tot de dag van algehele voldoening.
- werknemer in de gelegenheid is gesteld te bewijzen dat hij vóór 1 augustus 2020 € 500,00 contant per week aan loon ontving;
- werkgever in de gelegenheid is gesteld te bewijzen dat werknemer zijn vakantiedagen in de jaren 2021, 2022 en 2023 heeft genoten.
- correcte loonstroken over de maanden augustus tot en met december 2020, alsmede over de jaren 2021 en 2022 inclusief de daarbij behorende jaaropgaven;
- bewijs van het (alsnog) aan de belastingdienst, alsmede aan het UWV overleggen van de correcte inkomensgegevens en jaaropgaven over de jaren 2020, 2021 en 2023, zodat het UWV de WIA-uitkering op basis van de juiste gegevens kan vaststellen;
Kamerstukken II2010/211, 32465, 6, p. 5 e.v.). Werkgever zal tot uitbetaling van 11 niet-genoten vakantiedagen over 2020 worden veroordeeld.