ECLI:NL:RBGEL:2024:3602

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
13 juni 2024
Publicatiedatum
12 juni 2024
Zaaknummer
AWB_22_5980
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herziening Wajong-uitkering wegens inkomsten uit een hennepstekkerij

In deze tussenuitspraak van de Rechtbank Gelderland wordt de herziening van de Wajong-uitkering van eiser beoordeeld. Eiser heeft inkomsten uit een hennepstekkerij genoten, maar het UWV heeft niet voldoende aangetoond dat deze stekkerij al vanaf 2015 in bedrijf was. Eiser heeft de inlichtingenverplichting geschonden door geen melding te maken van de hennepstekkerij in zijn woning. De rechtbank oordeelt dat het UWV de herziening van de Wajong-uitkering moet aanpassen en moet bepalen vanaf welke datum de hennepstekkerij in 2019 is gestart. Tevens moet het UWV de terugvorderingsbeslissing heroverwegen, waarbij het moet beoordelen of er dringende redenen zijn om van terugvordering af te zien. De rechtbank stelt het UWV in de gelegenheid om de gebreken in het besluit te herstellen en houdt verdere beslissingen aan tot de einduitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Bestuursrecht
zaaknummer: ARN 22/5980 T

tussenuitspraak van de enkelvoudige kamer van

in de zaak tussen

[eiser] , uit [plaats 1] , eiser

(gemachtigde: mr. B.G. Smouter),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, het UWV.

Inleiding

1. Met een besluit van 19 juli 2022 heeft het UWV beslist dat de uitkering van eiser op grond van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten (Wajong) over de periode van 1 maart 2015 tot en met 9 november 2021 gedeeltelijk niet tot uitbetaling komt, omdat eiser inkomsten uit een hennepstekkerij heeft genoten. Op basis van deze inkomsten wordt eiser in de periode van 1 maart 2015 tot 1 juli 2019 voor 25 tot 35% arbeidsongeschikt geacht en in de periode van 1 juli 2019 tot 1 januari 2021 wordt hij voor 35 tot 45% arbeidsongeschikt geacht. In de periode 1 januari 2021 tot en met 9 november 2021 wordt eisers Wajong-uitkering gecorrigeerd met 75% van zijn inkomsten per maand waarbij niet meer gekort wordt op zijn uitkering dan het voor hem geldende garantiebedrag. Het bedrag van € 71.125,68 bruto aan over deze periode ten onrechte betaalde Wajong-uitkering moet eiser terugbetalen.
1.1.
Eiser heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar het UWV is met een besluit van 10 november 2022 (bestreden besluit) bij dit besluit van 19 juli 2022 gebleven.
1.2.
Het UWV heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.

Totstandkoming van het besluit

2. Eiser, geboren op [geboortedatum] 1975 en woonachtig aan de [locatie] in [plaats 2], is vanaf [geboortedatum] 1993 (zijn 18e verjaardag) voor 80 tot 100% arbeidsongeschikt geacht. Om die reden is aan hem per die datum een uitkering op grond van de Algemene arbeidsongeschiktheidswet toegekend. Per [geboortedatum] 1998 ontvangt eiser een (iets hogere) uitkering op grond van de Wajong. Bij beschikking van de kantonrechter is eiser per 30 september 2014 onder bewind gesteld. In 2016 zijn eisers arbeidsmogelijkheden herbeoordeeld. Op grond van de resultaten van dat onderzoek heeft het UWV bepaald dat eiser geen arbeidsvermogen heeft [1] . Per 1 januari 2021 is de Wajong gewijzigd, maar is eisers uitkering niet veranderd.
2.1.
Op 7 februari 2022 ontving het UWV een melding van de Politie Eenheid Oost-Nederland, inhoudende dat de politie op 9 november 2021 in de woning van eiser is binnen getreden en daar een in werking zijnde hennepstekkerij heeft aangetroffen. In de woning waren 54 hennepplanten (moederplanten) aanwezig waar in totaal 110 knipwonden op te zien waren. In de achtertuin trof de politie meerdere vuilniszakken aan met restanten volgroeide hennepplanten. In één van de vuilniszakken is een medicijndoosje gevonden op naam van eiser. Op dit doosje is de datum maart 2015 vermeld. De elektriciteit voor de kwekerij werd illegaal afgetapt. Naar aanleiding van deze melding heeft een toezichthouder van het UWV onderzoek verricht. In dat verband is kennis genomen van de processen-verbaal van de politie en heeft een gesprek plaatsgevonden met eiser op het UWV-kantoor. Verder is onderzoek verricht in de UWV-systemen en het dossier van eiser bij het UWV. Van de bevindingen van het onderzoek is een schriftelijk rapport opgesteld, gedateerd 1 april 2022.
2.2.
Op basis van de bevindingen uit het onderzoek heeft het UWV het besluit van 19 juli 2022 genomen, dat in bezwaar is gehandhaafd. Bij besluit van 29 september 2022 heeft het UWV een betalingsregeling vastgesteld waarbij eiser maandelijks een bedrag van € 77 op zijn schuld aflost.

Wat vindt het UWV?

3. Het UWV stelt dat eiser zich niet heeft gehouden aan zijn inlichtingenverplichting omdat hij geen melding heeft gemaakt van de hennepstekkerij in zijn woning. Omdat eiser niet heeft willen vertellen over de personen die verantwoordelijk zouden zijn voor de hennepstekkerij en hij niet met overtuigende, objectieve en verifieerbare gegevens heeft aangetoond dat hij zelf niet verantwoordelijk was voor de hennepstekkerij, worden alle inkomsten volledig aan hem toegerekend. Aannemelijk is dat de start van de hennepstekkerij in maart 2015 lag vanwege de vondst van het medicijndoosje met daarop een sticker met deze datum. Verder zijn in eisers woning hennepafval en restanten van meerdere moederplanten gevonden. Op verschillende plekken lagen meerdere zakken zodat aannemelijk is dat de moederplanten meer dan eens zijn vervangen. Dat [bedrijf] de nota heeft aangepast maakt voor het UWV niet uit, omdat niet gebleken is dat [bedrijf] daarmee heeft aangegeven dat de stekkerij er pas sinds 2019 is. Het UWV gaat uit van de berekening wederrechtelijk verkregen voordeel door de politie. Eiser heeft geen argumenten gegeven waarom niet van die berekening kan worden uitgegaan. Op basis van de hoogte van de inkomsten is eisers Wajong-uitkering herzien over de periode van 1 maart 2015 tot en met 9 november 2021. De door hem teveel ontvangen Wajong-uitkering, ten bedrage van € 71.125,68, is van eiser teruggevorderd. Er zijn geen dringende redenen om van gehele of gedeeltelijke terugvordering af te zien. Dat er (nog) geen strafvervolging loopt maakt niet dat het UWV deze beslissing niet kan nemen.

Wat vindt eiser?

4. Eiser is het niet eens met het UWV. Eiser stelt voorop dat sprake is van een belastend besluit en dat de bewijslast, dat aan de voorwaarden voor herziening is voldaan, op het UWV rust. Hij stelt dat de processen-verbaal van de politie niet zijn ondertekend. Er bestaat daarom onvoldoende waarborg dat van de juistheid van de processen-verbaal kan worden uitgegaan.
4.1.
Eiser stelt verder dat het UWV niet heeft aangetoond dat de stekkerij al vanaf maart 2015 in bedrijf was. De aanwezigheid van een medicijndoosje met daarop de datum maart 2015 is daartoe onvoldoende. Er is geen foto of kopie van het doosje in het dossier aanwezig waardoor het onduidelijk is of dat doosje wel in de vuilniszak lag. Ook is niet duidelijk of het over één of meer doosjes gaat, over welk medicijn het gaat en of de zak waar het doosje in lag even oud is als dat doosje. Het kan natuurlijk goed zijn dat dit doosje al langere tijd ongebruikt ergens lag alvorens het in het afval is beland. Ook zijn de aangetroffen zakken met afval onvoldoende bewijs om uit te gaan van een startdatum van maart 2015, omdat er geen gegevens zijn op basis waarvan geconcludeerd kan worden dat de planten in het afval uit 2015 komen. Volgens eiser gingen veel planten in het begin kapot en is daarom sprake van afval uit 2019. Het buurtonderzoek bij 25 adressen heeft ook nauwelijks iets opgeleverd. Als de stekkerij al sinds 2015 in bedrijf zou zijn geweest hadden de buren wellicht al aan de bel getrokken. Eiser wijst erop dat zijn strafzaak is geseponeerd omdat het een feit van betrekkelijk geringe aard/omvang betreft. Dat rijmt niet met de door het UWV gestelde activiteiten vanaf 2015. Ook [bedrijf] gaat uit van een periode vanaf 2019. Evenmin is sprake van wederrechtelijk verkregen voordeel. Eiser wijst erop dat tijdens het onderzoek is vastgesteld dat in het huis van eiser geen tekenen te vinden zijn dat hij zich bovenmatig heeft verrijkt. De politie heeft tijdens het verhoor ook aangegeven dat zij niet denken dat eiser de voornaamste begunstigde is geweest.
4.2.
Tot slot meent eiser dat sprake is van dringende redenen. Bij eiser is sprake van een kwetsbare situatie, hij is zwakbegaafd en hij heeft fysieke klachten. Door onderhavige situatie heeft eiser zijn woning moeten verlaten waar hij al zijn hele leven woonde. Hij is langdurig verslaafd geweest en staat onder bewind. De terugvordering brengt stress mee en hij heeft nu weer hoge schulden die hij nooit zal kunnen afbetalen. De terugvordering heeft daarom een zeer negatieve impact op het sociale en financiële leven van eiser. Bij het overwegen om al dan niet een boete op te leggen heeft het UWV wel rekening gehouden met zijn kwetsbaarheid en het feit dat hij onder bewind staat. Ten onrechte heeft het UWV niet aldus besloten ten aanzien van de terugvordering.

Beoordeling door de rechtbank

5. De herziening van eisers Wajong-uitkering wordt beoordeeld voor de periode die loopt van 1 maart 2015, de ingangsdatum van de herziening, tot en met 9 november 2021, de datum waarop de politie in eisers woning de hennepstekkerij heeft aangetroffen.
6. Eiser stelt terecht dat de herziening van zijn recht op Wajong-uitkering een voor hem belastend besluit is en dat de bewijslast, dat aan de voorwaarden voor herziening is voldaan, op het UWV rust. Echter, volgens vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) rechtvaardigt het feit dat in of bij de woning van een betrokkene een hennepkwekerij is aangetroffen de vooronderstelling dat deze (mede-)eigenaar van de kwekerij is geweest, daarin werkzaamheden heeft verricht en dat de opbrengst daarvan ook aan hem of haar ten goede is gekomen. Het is dan aan de betrokkene om met overtuigende, objectieve en verifieerbare gegevens aan te tonen dat hij of zij de hennepkwekerij niet (mede) heeft geëxploiteerd en ook overigens in het geheel geen inkomsten uit of in verband met deze kwekerij heeft ontvangen [2] . Dit vermoeden geldt naar het oordeel van de rechtbank ook in het geval een hennepstekkerij is aangetroffen, zoals in het geval van eiser. De rechtbank is van oordeel dat dit vermoeden, dat eiser de (mede)eigenaar is geweest van deze stekkerij, door hem zelf is bevestigd, omdat hij dat met zoveel woorden heeft verklaard ten overstaan van de politie. Eiser was er van op de hoogte en heeft daar ook actief aan bijgedragen door, zoals hij heeft verklaard, in de bouw ervan te investeren. Ook wist hij welke soort hennepstekken de stekkerij produceerde en stelt hij inkomsten uit de stekkerij te hebben ontvangen. In bezwaar en ten overstaan van de toezichthouder van het UWV bevestigt eiser dat hij kennis droeg van de stekkerij in zijn woning en dat hij daar geld in geïnvesteerd heeft en uit ontvangen heeft. De stelling van eiser dat de processen-verbaal van de politie niet konden worden gebruikt bij het onderzoek naar eisers recht op een Wajong-uitkering, volgt de rechtbank niet. Weliswaar zijn de processen-verbaal niet ondertekend, maar deze zijn wel allemaal opgemaakt op ambtseed of -belofte. Eiser heeft verder ook geen concrete feiten en omstandigheden aangevoerd op grond waarvan moet worden geconcludeerd dat de processen-verbaal niet door de daarin genoemde verbalisanten naar waarheid zijn opgemaakt.
7. Het voorgaande leidt tot de conclusie dat de het UWV terecht heeft gesteld dat eiser zijn inlichtingenverplichting uit artikel 3:74 van de Wajong heeft geschonden door geen melding te maken van de bouw, start en aanwezigheid van de hennepstekkerij in zijn woning. Het is dan – zoals volgt uit het hiervoor overwogene – aan eiser om met overtuigende, objectieve en verifieerbare gegevens aan te tonen dat hij uit of in verband met de hennepstekkerij in het geheel geen inkomsten heeft ontvangen. Als deze gegevens niet worden verstrekt, is het UWV volgens vaste rechtspraak van de CRvB [3] bevoegd om de inkomsten schattenderwijs vast te stellen. De gevolgen van het ontbreken van concrete, verifieerbare gegevens over het inkomen van eiser vallen geheel binnen zijn risicosfeer.
7.1.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft eiser niet met overtuigende, objectieve en verifieerbare gegevens aannemelijk weten te maken dat hij de stekkerij niet (ook) zelf heeft geëxploiteerd en dat hij geen inkomsten, behalve een bedrag van € 200 of € 300, uit of in verband met die stekkerij heeft ontvangen. De enkele stelling van eiser dat hij verder nooit inkomsten heeft gehad is, gelet ook op de bevindingen van de politie, niet geloofwaardig. Eisers stelling dat er in zijn woning geen aanwijzingen te vinden zijn dat hij zich bovenmatig heeft verrijkt doet hier niet aan af.
7.2.
De rechtbank is ook van oordeel dat het UWV zich bij de schatting van de inkomsten uit de hennepstekkerij kan baseren op de door de politie bij het berekenen van het wederrechtelijk verkregen voordeel gehanteerde uitgangspunten (berekening van het aantal stekken, algemene prijs van een stek, de variabele kosten en de overige kosten). Deze uitgangspunten heeft eiser niet betwist. Dat de opbrengsten van de stekkerij ook naar anderen is gegaan heeft eiser verder niet aannemelijk gemaakt.
8. De rechtbank volgt eiser wel in zijn betoog dat het UWV onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat de hennepstekkerij in maart 2015 is gestart en dat eiser om die reden sindsdien (geschatte) inkomsten heeft uit deze stekkerij. Deze conclusie kan niet gebaseerd worden op het enkele feit dat een medicijndoosje, waarop kennelijk een datum maart 2015 is genoteerd, is aangetroffen in één van de vuilniszakken. Geen onderzoek is gedaan, en eiser is daar ook niet over bevraagd, naar de vraag wanneer dat doosje in de desbetreffende vuilniszak is terecht gekomen. Zoals eiser stelt is het goed mogelijk dat dat op een later moment is gebeurd. Ook is niet onderzocht noch gebleken dat de desbetreffende vuilniszak naar zijn uiterlijke verschijningsvorm uit maart 2015 dateert. Overige concrete feiten en omstandigheden, waaruit kan worden geconcludeerd dat de hennepstekkerij in maart 2015 is gestart zijn niet uit het dossier naar voren gekomen. De hoeveelheid stof, die is aangetroffen, het zeer vervuilde koolstoffilter en de hoeveelheid vuilniszakken met afval geven ook geen uitsluitsel over de startdatum of –periode van de stekkerij. Eiser heeft ten overstaan van de toezichthouder zelf verklaard dat de stekkerij in het najaar (laatste kwartaal) van 2019 is gebouwd. In zijn beroepschrift vermeldt hij ook nog dat de planten in het begin snel kapot gingen en in het vuilnis zijn terecht gekomen en dat daarom sprake was van afval uit 2019. Concrete feiten en omstandigheden waaruit blijkt dat de stekkerij eerder is gestart zijn niet uit het dossier gebleken. Gezien het tijdsverloop sinds de ontmanteling van de hennepstekkerij in de woning van eiser, is het naar het oordeel van de rechtbank niet te verwachten dat nader onderzoek nog tot nieuwe bevindingen leidt die de start van de hennepstekkerij in maart 2015 kunnen onderbouwen. Het UWV heeft ten onrechte de Wajong-uitkering van eiser herzien vanaf 1 maart 2015. Dat het UWV op grond van artikel 3:18 van de Wajong gehouden is de Wajong-uitkering te herzien, is geen punt van geschil tussen partijen. Gelet op het voorgaande kan het bestreden besluit wegens strijd met de artikelen 3:2 en 7:12 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) niet in stand blijven en zal dat moeten worden vernietigd. Het UWV zal nader moeten onderzoeken en bepalen met ingang van welke precieze datum in 2019 de hennepstekkerij in de woning van eiser is gestart.
9. Dit heeft ook gevolgen voor de terugvorderingsbeslissing, die hetzelfde lot treft en zal moeten worden vernietigd. De Wajong-uitkering van eiser zal namelijk over een veel minder lange periode moeten worden herzien aan de hand van eisers (geschatte) inkomsten en daarmee zal het terugvorderingsbedrag lager worden.
10. Eiser heeft zich daarnaast op het standpunt gesteld dat in zijn geval sprake is van dringende redenen om geheel of gedeeltelijk van terugvordering af te zien. De rechtbank stelt voorop dat de omstandigheid dat eiser zijn woning, waar hij al zijn hele leven woonde, verplicht heeft moeten verlaten geen gevolg is van het bestreden besluit van het UWV en om die reden niet gezien kan worden als een dringende reden. Ten aanzien van de overige door eiser genoemde dringende redenen overweegt de rechtbank als volgt.
10.1.
Naar aanleiding van de Conclusie van Advocaat-Generaal R.H. de Bock [4] heeft de CRvB overwogen dat de dringende reden voortaan zullen worden gezien als een open norm waarbinnen het bestuursorgaan, zoals het UWV, tegenover het uitgangspunt dat wat ten onrechte is ontvangen in beginsel moet worden terugbetaald, de relevante feiten en omstandigheden zodanig moet afwegen dat die afweging een toetsing aan de algemene beginselen van behoorlijk bestuur zal kunnen doorstaan. Daarbij kan met name worden gedacht aan het rechtszekerheidsbeginsel, het vertrouwensbeginsel, het (materiële) zorgvuldigheidsbeginsel en het evenredigheidsbeginsel. Daarbij gelden als uitgangspunten de oorzaak van de herziening en terugvordering en de gevolgen van de herziening en terugvordering [5] . De rechtbank stelt vast dat het bestreden besluit dateert van vóór de hiervoor genoemde uitspraak. Om die reden zal het UWV de door eiser genoemde feiten en omstandigheden, die in zijn ogen leiden tot het aannemen van dringende redenen om geheel of gedeeltelijk af te zien van terugvordering, aan de hand van het hiervoor beschreven (nieuwe) toetsingskader moeten beoordelen. In verband met de sinds het bestreden besluit inmiddels verstreken tijd, kunnen er bij eiser inmiddels nieuwe of andere dringende redenen spelen die het UWV ook nog bij deze beoordeling kan betrekken.
11. Zoals hiervoor is overwogen onder 8 tot en met 10.1 is het bestreden besluit in strijd met de artikelen 3:2 en 7:12 van de Awb. Op grond van artikel 8:51a, eerste lid, van de Awb kan de rechtbank het bestuursorgaan in de gelegenheid stellen een gebrek in het bestreden besluit te herstellen of te laten herstellen. Op grond van artikel 8:80a van de Awb doet de rechtbank dan een tussenuitspraak. De rechtbank ziet aanleiding om het UWV in de gelegenheid te stellen de gebreken te herstellen. Dat herstellen kan met een nieuwe beslissing op bezwaar, na of tegelijkertijd met intrekking van het nu bestreden besluit. Om de gebreken te herstellen, moet het UWV nader bepalen met ingang van welke datum de hennepstekkerij in 2019 in de woning is gestart en zijn besluit tot herziening van eisers Wajong-uitkering daarop aanpassen. Bij de terugvorderingsbeslissing zal het UWV nader moeten beoordelen of sprake is van dringende redenen om geheel of gedeeltelijk van terugvordering af te zien. De rechtbank bepaalt de termijn waarbinnen verweerder de gebreken kan herstellen op
vier wekenna verzending van deze tussenuitspraak.
11.1
Het UWV moet op grond van artikel 8:51b, eerste lid, van de Awb én om nodeloze vertraging te voorkomen zo spoedig mogelijk, maar uiterlijk binnen
twee weken, meedelen aan de rechtbank of hij gebruik maakt van de gelegenheid de gebreken te herstellen. Als het UWV gebruik maakt van die gelegenheid, zal de rechtbank eiser in de gelegenheid stellen binnen
vier wekente reageren op de herstelpoging van het UWV.
12. De rechtbank houdt iedere verdere beslissing aan tot de einduitspraak op het beroep. Dat laatste betekent ook dat zij over de proceskosten en het griffierecht nu nog geen beslissing neemt.

Beslissing

De rechtbank:
- draagt het UWV op binnen
twee wekende rechtbank mee te delen of hij gebruik maakt van de gelegenheid de gebreken te herstellen;
- stelt het UWV in de gelegenheid om binnen
vier wekenna verzending van deze tussenuitspraak de gebreken te herstellen met inachtneming van de overwegingen en aanwijzingen in deze tussenuitspraak;
- houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.M.C. Schuurman-Kleijberg, rechter, in aanwezigheid van mr. J. Mamedova, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Tegen deze tussenuitspraak staat nog geen hoger beroep open. Tegen deze tussenuitspraak kan hoger beroep worden ingesteld tegelijkertijd met hoger beroep tegen de (eventuele) einduitspraak in deze zaak.

Voetnoten

1.Besluit van 23 december 2016.
2.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van 22 november 2023 (ECLI:NL:CRVB:2023:2210).
3.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van 20 april 2011 (ECLI:NL:CRVB:2011:BQ2083).
4.Gedateerd 10 november 2023 (ECLI:NL:CRVB:2023:2086).
5.Uitspraak van 18 april 2024 (ECLI:NL:CRVB:2024:726).