ECLI:NL:RBGEL:2024:3346

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
31 mei 2024
Publicatiedatum
31 mei 2024
Zaaknummer
05/285345-22
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor mishandeling van partner en kinderen met verwerping van psychische overmacht

Op 31 mei 2024 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die haar echtgenoot en kinderen heeft mishandeld. De rechtbank oordeelde dat de verdachte, gedurende een periode van ruim veertien maanden, haar echtgenoot [aangever 1] en haar kinderen [aangever 2], [aangever 3], [kind 3] en [kind 4] heeft mishandeld. De feiten omvatten zowel fysieke als psychische mishandeling, waarbij de verdachte haar echtgenoot meerdere keren heeft geslagen, getrokken aan zijn haren en hem op andere manieren heeft verwond. De kinderen waren getuige van deze mishandelingen en hebben ook zelf te maken gehad met vernederingen en geweld van de verdachte. De rechtbank verwierp het beroep op psychische overmacht, dat was ingediend op basis van het gebruik van medicatie (dexamethason) door de verdachte. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was dat de medicatie de gedragingen van de verdachte had beïnvloed. De verdachte werd schuldig bevonden aan de tenlastegelegde feiten en kreeg een taakstraf van 100 uur, waarvan 40 uur voorwaardelijk, en een proeftijd van 2 jaar. De vorderingen van de benadeelde partijen werden niet-ontvankelijk verklaard, omdat zij te laat waren ingediend en de verdediging onvoldoende gelegenheid had gehad om hierop te reageren.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer: 05/285345-22
Datum uitspraak : 31 mei 2024
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 1979 in [geboorteplaats] ,
wonende aan [adres] .
Raadsman: mr. P.P.F. Tummers, advocaat in Nijmegen.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 17 mei 2024.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is, na toewijzing van een vordering tot wijziging van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
1.
zij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 24 februari 2021 tot en met 09 mei 2022 te Culemborg (telkens) haar echtgenoot, [aangever 1] , heeft mishandeld door voornoemde [aangever 1] één of meermalen:
-(krachtig) aan/bij diens haren vast te pakken en/of vast te houden en/of (daarbij) (krachtig) aan diens haren te trekken en/of
-op/tegen diens lichaam te slaan/stompen en/of te trappen/schoppen en/of
-in diens gezicht/hals en/of aan diens oor en/of op diens bovenlichaam te krabben en/of
-met een telefoon, althans met een voorwerp, in/tegen diens gezicht te slaan;
2.
zij op of omstreeks 25 februari 2021 te Culemborg haar kind, [aangever 3] , geboren 03 februari 2007, heeft mishandeld door voornoemde [aangever 3]
-krachtig vast te pakken en/of vast te houden en/of (vervolgens) van een stoel te trekken en/of (vervolgens)
-(krachtig) aan/bij diens haren vast te pakken en/of vast te houden en/of (daarbij) (krachtig) aan diens haren te trekken en/of
-één of meermalen op/tegen diens lichaam te slaan/stompen en/of (vervolgens)
-één of meer boek(en) naar en/of in de richting van het hoofd, althans van het lichaam, van die [aangever 3] te gooien;
3.
zij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 24 februari 2021 tot en met 09 mei 2022 te Culemborg haar kind(eren),
[aangever 2] , geboren [geboortedatum 1] en/of
[aangever 3] , geboren [geboortedatum 2] en/of
[kind 3] , geboren [geboortedatum 3] en/of
[kind 4] , geboren [geboortedatum 4]
(telkens) heeft mishandeld door,
- [aangever 1] , zijnde de vader van voornoemde kinderen, één of meermalen te mishandelen terwijl één of meer van voornoemd(e) kind(eren) hierbij aanwezig was/waren en deze mishandeling(en) heeft/hebben waargenomen en/of
- voornoemd(e) kind(eren) één of meermalen te kleineren en/of te vernederen en/of uit te schelden, waardoor opzettelijk de gezondheid van voornoemd(e) kind(eren) werd benadeeld.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de ten laste gelegde feiten 1, 2 en 3.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft ten aanzien van feit 1 bepleit dat de gehele periode van feit 1, wellicht op 24 en 25 februari 2021 na, niet bewezen kan worden, omdat steunbewijs daarvoor ontbreekt. Verdachte dient vrijgesproken te worden. Ten aanzien van feit 3 is bepleit dat verdachte dient te worden vrijgesproken, nu er voor feit 1 onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is en dat ook tot gevolg heeft dat feit 3 niet bewezen kan worden.
Beoordeling door de rechtbank
Feit 1, mishandeling echtgenoot [aangever 1]
Uit de tenlastelegging volgt dat verdachte wordt verweten dat zij in de periode van 24 februari 2021 tot en met 9 mei 2022 in Culemborg aangever [aangever 1] (hierna: aangever), haar (toenmalige) man, heeft mishandeld.
Aangever heeft verklaard dat hij sinds 1996 samen is met verdachte en zij samen vier kinderen hebben. Op
24 februari 2021reed hij samen met verdachte naar huis, nadat zij in het ziekenhuis waren geweest voor een chemotherapie van verdachte. Verdachte was bijzonder ontstemd omdat ze niet in het ziekenhuis wilde blijven overnachten. Aangekomen bij de woning bleef ze boos. Verdachte is gaan slapen en toen aangever haar wakker maakte voor medicatie sloeg ze de medicatie uit zijn handen en de spullen die op het nachtkastje stonden werden door haar van het kastje geveegd. Koffie zetten lukte haar niet en ze heeft met geweld op het koffieapparaat geslagen. Ze zei tegen aangever dat hij een kankermongool was en er niets van snapte. Alles was zijn schuld. Verdachte wilde haar medicatie niet nemen. Aangever heeft toen de oncologisch verpleegkundig specialist gebeld. Zij gaf aan dat verdachte de medicatie echt moest nemen en droeg hem op om 112 te bellen en om een ambulance te vragen. De politie kwam aan de deur, die verdachte op haar kamer heeft opgesloten omdat zij helemaal los ging.
Over
25 februari 2021, heeft aangever verklaard dat de kinderen [kind 3] en [kind 4] (
hierna: [kind 3] en [kind 4]) logeerden bij opa. Ze zouden die dag weer thuiskomen. Het was thuis geëscaleerd, waar ook de kinderen [aangever 3] en [aangever 2] (
hierna: [aangever 3] en [aangever 2]) bij waren. Aangever heeft verklaard dat verdachte boos was omdat hij de dag ervoor de politie had gebeld. Op enig moment viel verdachte aangever aan. Hij voelde dat zij hem schopte en sloeg. Aangever voelde ook dat ze aan zijn haren trok. [aangever 2] heeft verdachte meermalen van hem af moeten halen. Ze is razend in haar auto gestapt om [kind 3] en [kind 4] bij opa op te halen. De politie heeft haar bij aankomst uit haar auto gehaald en is met haar naar huis gegaan. De crisisdienst is daarop gebeld, maar zij hadden geen tijd.
Over
september 2021heeft aangever verklaard dat hij iedere avond een conflict had met verdachte. Ze sloeg hem veel in die dagen. Zo heeft ze hem met een telefoon vol in zijn gezicht geslagen, waardoor zijn kaak flink gekneusd is geweest.
Aangever heeft verklaard dat hij op
26 december 2021, na het drinken van wijn, niet lekker werd. Verdachte kwam boven en ging op hem zitten. Ze trok hem aan zijn haren overeind en sloeg hem verschillende malen op zijn hoofd. Om van haar weg te komen heeft hij de trap naar de tweede verdieping genomen, naar de kamer van [aangever 2] . Ze achtervolgde hem. Op de kamer van [aangever 2] ging het verder. Aangever wilde de trap naar beneden nemen en kreeg bovenaan de trap een duw in zijn rug van haar. Hij viel daardoor van de trap en heeft daarna zes weken pijn aan beide polsen gehad.
Aangever heeft verklaard dat op hij
20 februari 2022om 15.00 uur met verdachte zou wisselen om op het huis en de kinderen te passen. Verdachte appte dat het te lang duurde en kwam het huis in. Aangever heeft tegen [kind 4] gezegd dat hij niet bleef om pizza te maken. Verdachte hoorde dit en begon te schreeuwen dat hij zich aan zijn afspraak moest houden. Hij gaf aan dat hij dat niet meer wilde, omdat zij zich zo gedroeg. Hij wilde naar de trap lopen om naar beneden te gaan, maar ze versperde de weg en sloeg hem in zijn gezicht. Hij probeerde langs haar heen te lopen, waarop ze hem aan zijn haren terug trok. Op de trap ontstond een worsteling, waarbij hij weer meerdere keren aan zijn haren werd getrokken. Beneden aangekomen stond ze voor hem en trapte hem op zijn borst, waardoor hij achterover terug de trap op viel. Hij zag een kans om langs haar heen te komen, maar halverwege trok ze hem aan zijn haren terug, waarna hij werd geslagen en gekrabd. Hij wist vervolgens het huis te ontvluchten. Van het letsel bij aangever als gevolg van dit incident zijn foto’s gemaakt.
De volgende dag heeft hij aangegeven dat hij geen contact meer wilde. Ze gaf daarop aan dat ze het niet leuk had gehad bij haar ouders en dat ze daarom zo zou hebben gereageerd.
Op
27 april 2022had aangever een confrontatie met verdachte, waarbij zij hem aan zijn haar naar zich toe trok. Hij zag en voelde dat zij hem een aantal keer met een vuist in zijn gezicht stompte, ter hoogte van zijn slaap. Hij is naar buiten gevlucht en ze liep achter hem aan. Op enig moment heeft ze hem vastgepakt, waardoor ze beiden over een tuintafel zijn gevallen. Aangever wilde weglopen, maar ze hield hem tegen. Ondertussen sloeg en krabde ze hem. Ze heeft hem toen ze weer binnen waren ook nog gebeten Van het letsel bij aangever als gevolg van dit incident zijn foto’s gemaakt.
Over
9 mei 2022heeft aangever verklaard dat hij in zijn auto zat om te vertrekken en verdachte hem tegenhield. Terwijl ze in de deuropening stond zei ze iets en heeft ze hem tegen zijn hoofd geslagen. Zijn zonnebril vloog daarbij van zijn gezicht. [2]
De rechtbank acht de verklaring van aangever betrouwbaar, nu zijn verklaring niet op zichzelf staat, maar op specifieke punten steun vindt in de volgende bewijsmiddelen.
In de eerste plaats vindt zijn verklaring steun in de foto’s die hij bij zijn aangifte heeft gevoegd, waarover hij heeft verklaard dat deze verwondingen door de mishandelingen zijn ontstaan. [3]
Voorts vindt zijn verklaring steun in de bevindingen van de politie op 24 en 25 februari 2021. Op
24 februari 2021hoorde de politie geschreeuw in de woning. De politie hoorde verdachte roepen dat ze wilde stoppen met haar behandeling en wilde scheiden. De politie zag dat de drie jongste kinderen zichtbaar geëmotioneerd waren. Aangever vertelde hen dat verdachte met spullen aan het gooien was. De politie zag dat er een kapotte pot kwark in de woonkamer lag. Op
25 februari 2021werd aan de politie gemeld dat verdachte in verwarde toestand in de auto was gestapt. De politie trof haar aan in haar voertuig en bracht haar terug naar de woning. Aangever vertelde toen aan de politie dat hij die dag meerdere keren was geslagen door verdachte. [4]
Ook wordt de verklaring van aangever ondersteund door de verklaring van getuige [naam 1] (de zus van aangever ). Ze heeft verklaard dat [aangever 2] haar in 2021 heeft gebeld over een situatie waarbij verdachte haar medicatie voor de longkanker niet wilde innemen. Verdachte is toen heel erg uit haar plaat gegaan. [5]
Zijn verklaring wordt eveneens ondersteund door de verklaring van getuige [getuige] . Zij heeft verklaard dat zij de buurvrouw is van het gezin en hen al lange tijd kent. Toen verdachte in oktober 2021 ziek werd, werd de situatie heel erg. Met
Kerst 2021hoorde [getuige] veel gebonk en geschreeuw in het huis van het gezin. Naderhand hoorde ze van [aangever 1] dat verdachte hem van de trap had afgeduwd. [getuige] heeft verder verklaard dat ze bij een situatie ergens tussen
januari en mei 2022een heftige situatie meemaakte. [aangever 1] ging weg om naar zijn vader te gaan, [aangever 1] en verdachte stonden in de tuin. Hij zei diverse malen nee. [getuige] zag dat verdachte [aangever 1] vol bij zijn kleding, ter hoogte van zijn hals, vast had en hem tegen de schuur aan drukte. Hij zei dat hij losgelaten wilde worden en of ze hem niet wilde slaan. Hij was er klaar mee en wilde gaan. [6]
Tot slot wordt de verklaring van aangever ondersteund door de verklaring van verdachte zelf. Verdachte heeft verklaard dat zij en aangever elkaar een keer hebben geslagen. Aangever zou haar eens van d trap hebben willen duwen. Ze heeft hem toen beetgepakt, vandaar dat hij krassen in zijn gezicht had. Verdachte heeft verder verklaard dat ze op
27 april 2022flinke ruzie heeft gehad met aangever. Op die dag heeft verdachte aangever gebeten, omdat hij haar heel hard van de bank duwde. Ze heeft hem ook gekrabd. Ze heeft hem vastgepakt en tegengehouden, waarop hij zich weg rukte. [7]
Al het voorgaande overziend en afwegende, is de rechtbank van oordeel dat de aangifte van aangever voldoende overtuigende wijze steun vindt in ander bewijsmateriaal. Hoewel het steunbewijs niet ziet op alle onderdelen van de tenlastelegging, acht de rechtbank door voorgaande ook die ten laste gelegde mishandelingen wettig en overtuigend bewezen. De rechtbank acht daarmee wettig en overtuigend bewezen dat verdachte haar echtgenoot [aangever 1] heeft mishandeld, gedurende een substantieel deel van de ten laste gelegde periode.
Feit 2, mishandeling kind [aangever 3]
Uit de tenlastelegging volgt dat verdachte wordt verweten dat zij op 25 februari 2021 in Culemborg haar zoon [aangever 3] heeft mishandeld.
[aangever 2] heeft namens zijn broer [aangever 3] aangifte gedaan van huiselijk geweld door zijn moeder, verdachte. [aangever 2] heeft verklaard dat de politie een keer bij hen thuis is geweest na een hevige ruzie. Op de eerste datum (
de rechtbank begrijpt: op24 februari 2021) dat de politie kwam was [aangever 2] er niet bij, op de tweede datum wel. [aangever 2] heeft over de eerste datum wel verklaard dat verdachte haar medicatie niet wilde innemen en dat 112 werd gebeld. De politie is toen aan de deur geweest. Op de tweede datum (
de rechtbank begrijpt: op25 februari 2021) was [aangever 2] wel thuis toen verdachte boos werd en [aangever 3] aan zijn haar naar boven werd getrokken. [aangever 2] hoorde dat verdachte op de kamer van [aangever 3] heel lelijk tegen hem deed. [aangever 2] heeft toen, samen met zijn vader, verdachte van [aangever 3] af moeten trekken, omdat ze op hem aan het in slaan was. [aangever 3] zat op dat moment in elkaar gedoken op zijn bed. Ook heeft verdachte boeken naar [aangever 3] zijn hoofd gegooid. Ze wilde daarna zijn telefoon hebben. [aangever 3] zei daarop dat hij die niet wilde geven, omdat ze hem dan kapot zou gooien. Uiteindelijk heeft hij de telefoon gegeven en ze heeft deze daarna ook kapot gegooid. [8]
De rechtbank acht de verklaring van [aangever 2] betrouwbaar, nu zijn verklaring niet op zichzelf staat, maar op specifieke punten steun vindt in de volgende bewijsmiddelen.
De aangifte vindt in de eerste plaats steun in de aangifte van hun vader. Die heeft verklaard dat verdachte op
25 februari 2021in haar hoofd had dat [aangever 3] een filmpje had gemaakt van de situatie een dag ervoor, op 24 februari 2021, toen de politie was langs geweest. Ook dacht ze dat hij dit op YouTube had gezet. [aangever 3] zat op zijn kamer en verdachte vloog zijn kamer in. Ze trok [aangever 3] van zijn stoel en begon op hem in te slaan. Ze wilde dat [aangever 3] zijn telefoon afgaf. Vader hoorde haar zeggen dat [aangever 3] een rotjong was. Hij heeft haar, samen mat [aangever 2] , van [aangever 3] afgehaald. Ze heeft boeken uit een boekenkast gepakt en naar het hoofd van [aangever 3] gegooid. [aangever 3] heeft op enig moment zijn telefoon aan haar gegeven. Ze heeft de telefoon vervolgens direct kapot gegooid. [9]
De aangifte van [aangever 3] wordt eveneens ondersteund door de bevindingen van de politie op
25 februari 2021. De vader en de twee oudste kinderen (
de rechtbank begrijpt: [aangever 3] en [aangever 2]) vertelden aan de politie dat zij vandaag meerdere keren geslagen waren door verdachte. Het kind van 14 (
de rechtbank begrijpt: [aangever 3]) vertelde dat hij een paar keer aan zijn haren was getrokken door verdachte. [10]
Al het voorgaande overziend en afwegende, is de rechtbank van oordeel dat de aangifte over de mishandeling van [aangever 3] op voldoende overtuigende wijze steun vindt in ander bewijsmateriaal. De rechtbank acht daarmee wettig en overtuigend bewezen dat verdachte haar kind [aangever 3] op 25 februari 2021 heeft mishandeld.
Feit 3, (psychische) mishandeling van haar echtgenoot en kinderen
Onderdeel één van de tenlastelegging
Verdachte wordt verweten dat zij haar vier kinderen heeft mishandeld doordat zij bij de mishandelingen van hun vader aanwezig zijn geweest en dit hebben waargenomen. De rechtbank vindt in het dossier onvoldoende aanknopingspunten om vast te kunnen stellen dat de kinderen bij de mishandelingen van hun vader aanwezig zijn geweest. De vader en de kinderen hebben hier niet specifiek over verklaard en ook uit andere bewijsmiddelen blijkt dit onvoldoende. Verdachte zal van dit onderdeel van de tenlastelegging worden vrijgesproken.
Onderdeel twee van de tenlastelegging
Verdachte wordt ook verweten dat ze de kinderen [aangever 2] , [aangever 3] , [kind 3] en [kind 4] heeft mishandeld door hen te kleineren, te vernederen en uit te schelden, waardoor opzettelijk de gezondheid van de kinderen werd benadeeld.
[aangever 2] heeft verklaard dat hij, mede namens zijn broer [aangever 3] , aangifte doet van huiselijk geweld door zijn moeder. [aangever 2] heeft verklaard dat hij al zijn hele leven huiselijk geweld meemaakt, waarbij het begint met verdachte die boos wordt, daarna begint te slaan en daarna wordt het psychisch. [aangever 2] noemt als voorbeeld een situatie waar hij de trap op wordt geschopt en ineens vijf treden hoger terecht komt en dat hij op bed ligt en in verdedigende positie gaat liggen en ineens voelt dat verdachte hem weer slaat. Als het maar raak was en daarna zegt ze dat hij een kutjong is, niets kan en ze hem volledig kleineert. Toen [aangever 2] ongeveer acht jaar oud was begon hij ook met slaan en trappen, want hij was dat gewend. Verdachte deed dat bij hem en bij [aangever 3] en later heeft hij gezien dat zij ook zijn jongere broertje en zusje sloeg en psychisch kleineerde. Het was altijd een combinatie van slaan en schoppen en het taalgebruik met betrekking tot kleineren. [aangever 2] heeft verklaard dat hij een situatie heeft meegemaakt waarin verdachte [aangever 3] hielp met huiswerk en als hij niets wist, dan hoorde [aangever 2] haar zeggen dat [aangever 3] dom was en niets wist. Hierdoor kreeg [aangever 3] een laag zelfbeeld, net als [aangever 2] , omdat ze zei dat ze niets konden. [aangever 2] heeft verklaard dat als zijn vader van het werk thuis kwam en aan [aangever 3] vroeg of hij geoefend had en hem een vraag stelde over de tafels, dan hoorde hij [aangever 3] zeggen dat hijzelf dom was en het niet kon. Doordat verdachte hen zo vaak kleineerde, hebben ze beiden een erg laag zelfbeeld. Bij [aangever 2] wordt dat beter, omdat hij ouder wordt en de wereld beter gaat begrijpen. Bij [aangever 3] wordt het ook beter, omdat hij ook ouder wordt en verdachte hem niet meer kleineert, sinds ze niet meer bij hen thuis woont.
Verdachte trapte [aangever 2] en [aangever 3] wel eens naar binnen, omdat ze kennelijk in de gaten had dat de buren de mishandelingen konden horen. Verdachte stond dan in de deuropening te wachten tot ze naar binnen gingen en als [aangever 2] dan voor verdachte stond dan kreeg hij alsnog een klap. Binnen ging ze dan verder met slaan, kleineren en schelden.
Toen [aangever 2] 17 was [
is op 2 december 2021 zeventien geworden, rb] kreeg hij een ruzie met verdachte. Hij zag op enig moment haar handen naar hem toe vliegen. Hij zag dat ze met haar hand sloeg en hij voelde dat ze hem op zijn rechter bovenarm sloeg.
Aangever heeft verklaard dat hij op een ander moment op zijn bed lag en een spelletje speelde op zijn bed. Verdachte kwam bij hem en na wat woorden zag en voelde aangever dat ze hem met drie vingers bij zijn wangen en bij zijn onderkaak pakte. Hij wilde weglopen en in de deuropening duwde ze hem terug de kamer in.
[aangever 2] was de dag nadat 112 was gebeld (25 februari 2021) thuis toen verdachte boos werd en [aangever 3] aan zijn haren door verdachte naar boven werd getrokken. Samen met zijn vader heeft [aangever 2] haar van [aangever 3] afgetrokken, omdat ze op hem in aan het slaan was en [aangever 3] in elkaar gedoken op zijn bed zat. Ze heeft boeken naar zijn hoofd gegooid en ze wilde zijn telefoon hebben. Ze heeft die telefoon kapot gegooid.
[aangever 2] heeft verklaard dat hij geen foto’s heeft van letsel. Hij heeft genoeg blauwe plekken en schaafwonden opgelopen, maar de psychische schade is groter. Vooral met Kerst en verjaardagen was het altijd bingo. [11]
[aangever 3] heeft naast de aangifte aan de politie verteld dat hij op 25 februari 2021 een paar keer aan zijn haren was getrokken door verdachte. [12]
De vader van de kinderen heeft verklaard dat verdachte op 25 februari 2021 op [aangever 3] in aan het slaan was en ze ook zijn telefoon kapot heeft gegooid. Ze heeft [aangever 3] die dag ook van zijn stoel getrokken en op hem in geslagen. Verdachte heeft [aangever 3] uitgemaakt voor rotjong en verschillende boeken opgepakt en naar zijn hoofd gegooid. Ook heeft ze [aangever 2] uitgemaakt voor kankerjong.
Op
7 februari 2022belde verdachte naar de vader van de kinderen en gaf ze aan dat ze zou zijn geslagen door [aangever 2] . [aangever 2] weigerde om taken uit te voeren in huis en verdachte was daarop intimiderend voor hem komen staan. Ze probeerde [aangever 2] te slaan, maar dat heeft hij afgeweerd. Hij wilde weglopen maar werd door haar tegengehouden. Hierop heeft hij haar weggeduwd en is weggegaan.
Verder heeft de vader verklaard dat [aangever 2] aan hem heeft verteld dat hij op
31 maart 2022door verdachte stevig is beetgepakt in zijn gezicht, waarop [aangever 2] haar van zich af duwde. Hij stond op van het bed, waarbij een worsteling ontstond en ze beiden vielen. [aangever 2] is toen weggegaan. In de week van
18 april 2022kreeg verdachte ruzie met [kind 4] . Verdachte heeft een vuilniszak gepakt en heeft hem al het speelgoed dat hij niet meer zou gebruiken in de vuilniszak laten doen, waaronder twee slaapknuffels die hij al vanaf zijn geboorte heeft. De vuilniszak moest [kind 4] vervolgens zelf in de ondergrondse container weggooien. [13]
Getuige [getuige] heeft verklaard dat ze hoorde dat verdachte de kinderen constant naar beneden haalde en vernederde. Ze waren dom en konden niets. [aangever 3] kon nooit wat goed doen. Toen verdachte in
oktober 2021ziek werd, werd de situatie heel erg. [getuige] zag op een ander moment dat de voordeur van het huis open ging en [kind 3] helemaal overstuur naar buiten kwam rennen op haar sokken. Ze was helemaal overstuur. Ze moest hard huilen. [kind 3] rende de straat op en verdachte rende erachteraan. [kind 3] riep toen “ik wil niet meer dat je me slaat”. [getuige] heeft dit gefilmd en dit filmpje aan de politie overhandigd. [14]
Het filmpje waaraan [getuige] heeft gerefereerd is door de politie bekeken. Daarop is te zien dat er gebonk te horen is en een meisje op straat komt aanlopen. De politie hoort iemand zeggen: “Binnen komen nu, ik ga [naam 2] bellen dat ze jou komt ophalen”. Het meisje schreeuwde: “Doe maar, ik wil niet meer dat je me slaat”. [15]
Uit het onderzoeksrapport van de Raad voorde Kinderbescherming van 23 december 2022 (opgesteld naar aanleiding van een melding in juli 2022 over de kinderen [achternaam] en uitmondend in een advies tot ondertoezichtstelling van [aangever 3] , [kind 4] en [kind 3] ) volgt dat [kind 4] op 9 september 2022 heeft verklaard dat hij door verdachte wel eens is aangeraakt op een manier die niet leuk is. Hij heeft daar ook pijn van gehad. Dat gebeurde altijd als moeder boos was. [kind 4] werd ook met woorden pijn gedaan. Hij heeft verklaard dat verdachte tegen hem zei hoe dik hij wel niet was. Hij moest toen op een weegschaal gaan staan en verdachte bleef dit zeggen. [16]
Verdachte heeft verklaard dat zij op
25 februari 2021de telefoon van [aangever 3] heeft afgepakt en heeft weggegooid. Ze heeft daarvoor later haar excuses aangeboden. [17] Verder heeft verdachte ontkend.
Oordeel van de rechtbank
Uit de voorgaande bewijsmiddelen volgt dat de vier kinderen gedurende een periode van ruim veertien maanden door verdachte gekleineerd, vernederd en uitgescholden zijn, geslagen en aan de haren werden getrokken.
De wetgever heeft in artikel 1 van de Jeugdwet kindermishandeling als volgt gedefinieerd:
“Elke vorm van voor een minderjarige bedreigende of gewelddadige interactie van fysieke, psychische of seksuele aard, die de ouders of andere personen ten opzichte van wie de minderjarige in een relatie van afhankelijkheid of van onvrijheid staat, actief of passief opdringen, waardoor ernstige schade wordt berokkend of dreigt te worden berokkend aan de minderjarige in de vorm van fysiek of psychisch letsel”.
De vraag die de rechtbank moet beantwoorden is of naast fysieke mishandeling ook psychische mishandeling kan worden aangemerkt als mishandeling in de zin van artikel 300 Sr. De bewoordingen van genoemd artikel sluiten dat niet uit.
Hoewel in de wetsgeschiedenis van artikel 300 Sr niet wordt gesproken over de geestelijke gezondheid kan naar het oordeel van de rechtbank niet worden uitgesloten dat de wetgever ook dit belang beoogt te beschermen. In ieder geval biedt de in het vierde lid van artikel 300 Sr genoemde gelijkstelling van mishandeling met benadeling van de gezondheid aanknopingspunten voor strafbaarheid van niet alleen het veroorzaken van lichamelijke pijn, letsel of onlust, maar ook voor mishandelingen van psychische aard. De rechtbank is van oordeel dat niet iedere kleinerende of denigrerende handeling of opmerking als mishandeling in de zin van artikel 300 Sr kan worden aangemerkt. Het komt aan op de omstandigheden van het geval, waaronder de aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder deze is verricht of gemaakt.
Uit het rapport van de Raad voor de Kinderbescherming is gebleken dat er een ernstige bedreigde ontwikkeling is voor [aangever 3] , [kind 4] en [kind 3] omdat zij zich op dit moment in een complex gezinssysteem bevinden waarin ze jarenlang een onveilige opvoedsituatie hebben gehad, omdat er mishandelingen vanuit verdachte jegens de kinderen plaatsvonden.
Er is gedurende een langere periode sprake geweest van een patroon van kleinerende en/of vernederende opmerkingen, afgewisseld soms met fysiek geweld. Gedragingen van verdachte, zoals onder meer blijkt uit het filmpje gemaakt van [kind 3] en de verklaringen van het vele geweld dat om de opmerkingen heen plaatsvond kunnen als ondersteunend en versterkend worden aangemerkt voor het kleinerende en vernederende karakter van de opmerkingen. De rechtbank is van oordeel dat het kleinerend en vernederend toespreken en het uitschelden van de kinderen in dit geval te kwalificeren is als psychische mishandeling Ook het dwingen om dierbare knuffels weg te gooien is, zeker voor een jong kind met een autisme-probleem buitengewoon pijnlijk. Dat psychisch letsel in deze zaak niet door een deskundige is vastgesteld doet daaraan niet af.
Onder deze omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat hetgeen ten laste is gelegd in het tweede onderdeel van feit 3 wettig en overtuigend bewezen is en bovendien een strafbaar feit oplevert, namelijk het opzettelijk benadelen van de gezondheid van de kinderen.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
1.
zij op
één ofmeer tijdstippen in
of omstreeksde periode van 24 februari 2021 tot en met 09 mei 2022 te Culemborg
(telkens
)haar echtgenoot, [aangever 1] , heeft mishandeld door voornoemde [aangever 1] één of meermalen:
-
(krachtig
)aan
/bijdiens haren vast te pakken en
/ofvast te houden en
/of (daarbij
) (krachtig
)aan diens haren te trekken en
/of
-
op/tegen diens lichaam te slaan
/stompenen
/ofte trappen
/schoppenen
/of
-in diens gezicht
/halsen
/ofaan diens oor en
/ofop diens bovenlichaam te krabben en
/of
-met een telefoon,
althans met een voorwerp, in/tegen diens gezicht te slaan;
2.
zij op
of omstreeks25 februari 2021 te Culemborg haar kind, [aangever 3] , geboren 03 februari 2007, heeft mishandeld door voornoemde [aangever 3]
-krachtig vast te pakken en
/ofvast te houden en
/of (vervolgens
)van een stoel te trekken en
/of (vervolgens
)
-
(krachtig
)aan
/bijdiens haren vast te pakken en
/ofvast te houden en
/of(daarbij
) (krachtig
)aan diens haren te trekken en
/of
-
één ofmeermalen
op/tegen diens lichaam te slaan
/stompenen
/of (vervolgens
)
-
één of meerboek
(en
)naar en
/ofin de richting van het hoofd,
althans van het lichaam,van die [aangever 3] te gooien;
3.
zij op
één ofmeer tijdstippen in
of omstreeksde periode van 24 februari 2021 tot en met 09 mei 2022 te Culemborg haar kind
(eren
),
[aangever 2] , geboren [geboortedatum 1] en
/of
[aangever 3] , geboren [geboortedatum 2] en
/of
[kind 3] , geboren [geboortedatum 3] en
/of
[kind 4] , geboren [geboortedatum 4]
(telkens
)heeft mishandeld door,
- [aangever 1] , zijnde de vader van voornoemde kinderen, één of meermalen te mishandelen terwijl één of meer van voornoemd(e) kind(eren) hierbij aanwezig was/waren en deze mishandeling(en) heeft/hebben waargenomen en/of
- voornoemd
(e
)kind
(eren
) één ofmeermalen te kleineren en
/ofte vernederen en
/ofuit te schelden, waardoor opzettelijk de gezondheid van voornoemd
(e
)kind
(eren
)werd benadeeld.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
eendaadse samenloop van:
feit 1:
mishandeling, terwijl de schuldige het misdrijf begaat tegen haar echtgenoot, meermalen gepleegd.
feit 2:
mishandeling, terwijl de schuldige het misdrijf begaat tegen haar kind.
feit 3:
mishandeling, terwijl de schuldige het misdrijf begaat tegen haar kinderen, meermalen gepleegd.

5.De strafbaarheid van de feiten

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Beroep op psychische overmacht
Standpunten
De raadsman heeft bepleit dat ten aanzien van feiten 1 en 2 op 24 en 25 februari 2021 bij verdachte sprake is geweest van een in artikel 40 lid 1 van het Wetboek van Strafvordering bedoelde situatie (psychische overmacht), op grond waarvan verdachte dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging. Verdachte is op die dagen ontspoord door het slecht reageren op de medicatie dexamethason. Ze kreeg de medicatie voor haar behandeling tegen kanker.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het beroep op psychische overmacht dient te worden verworpen.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank overweegt dat voor een geslaagd beroep op psychische overmacht vereist is dat er sprake is van een van buiten komende drang waaraan verdachte redelijkerwijs geen weerstand heeft kunnen of behoeven te bieden. Dat daarvan sprake is geweest, is onvoldoende aannemelijk geworden. Niet is gebleken dat sprake is van een stoornis bij verdachte en dat die stoornis van dien aard was dat zij in de gegeven omstandigheden niet anders kon dan zo te reageren. Zij moet in staat zijn geweest om ook andere (niet strafbare) opties te overwegen.
De rechtbank volgt niet het standpunt van de verdediging dat uit het (ter zitting overgelegde) medische stuk blijkt dat het agressieve gedrag van verdachte op die data komt door de medicatie, omdat onvoldoende aannemelijk is dat deze medicatie een zodanige ontremmende werking heeft dat het handelen haar niet of niet volledig kan worden toegerekend. De medische informatie is daarvoor te summier: er staat alleen vermeld dat de medicatie ‘de oorzaak kan zijn’ van het gedrag van verdachte op 24 februari 2021.
Bovendien strekt de periode van agressief en belastend handelen tegen de gezinsleden zich uit over een veel langere periode dan deze twee of drie dagen gedurende welke zij deze medicatie nam, Ook daarom is niet aannemelijk dat haar handelen is te herleiden tot deze medicatie.
Het beroep op psychische overmacht wordt verworpen.
Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 1 maand voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, met als bijzondere voorwaarden op te leggen reclasseringstoezicht, het meewerken aan verdiepingsdiagnostiek en indien geïndiceerd ook meewerken aan ambulante behandeling, en voorts met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht en voorts tot het verrichten van 100 uren werkstraf subsidiair 50 dagen hechtenis.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat, als verdachte schuldig wordt verklaard, geen straf of maatregel zou moeten worden opgelegd, nu ook haar ex-man een aandeel heeft gehad in de hele situatie.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
Verdachte heeft zich in een periode van ruim veertien maanden schuldig gemaakt aan stelselmatige fysieke mishandeling van haar (ex-)echtgenoot en van haar kind [aangever 3] . Ook heeft ze haar kinderen gedurende deze periode psychisch mishandeld. Dit alles heeft zich afgespeeld in de woning van verdachte en haar gezin, een plek waar kinderen zich veilig horen te voelen. De echtgenoot van verdachte en de kinderen zijn blootgesteld aan een grote mate van onveiligheid en vernedering. De kinderen zullen door het opgroeien in een dergelijke onveilige situatie naar alle waarschijnlijkheid langdurig negatieve gevolgen ondervinden. Bekend is dat de gevolgen van kindermishandeling nog zeer lang kunnen doorwerken en zich op verschillende manieren kunnen manifesteren, ook in het volwassen leven. Sinds verdachte niet meer thuis woont is er een einde gekomen aan deze situatie. Verdachte ontkent bijna alle aantijgingen en neemt geen enkele verantwoordelijkheid voor haar handelen. Ze wijst juist naar haar ex-man en geeft aan dat hij anderen heeft geïnstrueerd valse verklaringen af te leggen. De rechtbank rekent verdachte dit alles zwaar aan en dit zijn ernstige feiten waarvoor bestraffing moet volgen.
Bij haar oordeel over de op te leggen straf houdt de rechtbank er rekening mee dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor strafbare feiten en niet eerder met justitie in aanraking is geweest.
Uit het reclasseringsadvies van 6 mei 2024 volgt dat ze bij haar ouders woont en binnenkort mogelijk in aanmerking komt voor een eigen woning. De jongste drie kinderen zijn onder toezicht gesteld. Het contact met [kind 3] en [kind 4] verloopt inmiddels goed, ze mag hen zonder begeleiding zien. Met de oudste zoon (die inmiddels meerderjarig is) heeft ze, op diens wens, geen contact en met [aangever 3] is dat een enkele keer telefonisch. Verdachte is ernstig ziek geweest, in 2021 is bij haar longkanker vastgesteld, waarvan de behandeling succesvol lijkt te zijn geweest. Bij een veroordeling wordt een straf zonder bijzondere voorwaarden geadviseerd, nu de reclassering geen mogelijkheden ziet om met interventies of toezicht de risico’s te beperken of het gedrag te veranderen.
De rechtbank sluit niet haar ogen voor het feit dat verdachte ten tijde van de chemokuur voor de geconstateerde longkanker in een zeer moeilijke situatie verkeerde met veel spanningen over haar toekomst en die van haar gezin. De bewezen verklaarde periode stekt zich echter veel verder uit; het dossier bevat aanwijzingen dat ook voordien zich al door verdachte veroorzaakte gespannen situaties, zacht gezegd, voordeden en dat wijst erop dat haar gedrag niet alleen voortkwam uit haar medische situatie.
De rechtbank is van oordeel dat een deels onvoorwaardelijke taakstraf een gepaste reactie is op het handelen van verdachte. De rechtbank zal aan verdachte een taakstraf opleggen voor de duur van 100 uur, waarvan 40 uur voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. Oplegging van een voorwaardelijke gevangenisstraf acht de rechtbank niet passend, gelet op straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd. De rechtbank zal aan verdachte eveneens geen behandelverplichting opleggen via bijzondere voorwaarden, nu de reclassering daarvoor geen noodzaak ziet en het dossier daarvoor ook geen aanknopingspunten bevat. Van belang is dat aan een voor de kinderen belastende situatie een einde is gekomen. Deze strafzaak is in die zin een terugblik op wat in het verleden is gebeurd en niet een blik op de toekomst. De rechtbank zal daartoe dan ook niet overgaan. Een schuldigverklaring zonder oplegging van straf, zoals door de verdediging bepleit, doet geen recht aan de ernst van het feit.

8.De beoordeling van de civiele vordering

De benadeelde partij [aangever 1] en [aangever 2] hebben, met bijstand van mr. S. Vermeulen, in verband met feiten 1, 2 en 3 een vordering tot schadevergoeding ingediend.
De benadeelde partij [aangever 1] vordert € 50,- aan materiële schade en € 2.500,- aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente. Verder is om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
De benadeelde partij [aangever 2] vordert € 2.500,- aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente. Verder is om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
Standpunten
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vorderingen van de benadeelde partijen kunnen worden toegewezen, met toekenning van de wettelijke rente, en vordert oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering moet worden verklaard. De vorderingen zijn erg laat ingediend en zijn te complex om in korte tijd te kunnen lezen. Daarnaast dienen de vorderingen niet-ontvankelijk te worden verklaard omdat deze niet zijn ondertekend door de benadeelde partijen.
Overweging van de rechtbank
De ontvankelijkheid van de benadeelde partijen in de vorderingen
De rechtbank overweegt dat een vordering door de benadeelde partij tot aan het requisitoir van de officier van justitie ter terechtzitting kan worden ingediend. De rechtbank is echter van oordeel dat de verdediging voldoende gelegenheid moet hebben gekregen hierover een eerlijk debat te voeren. Dit geldt te meer als de vorderingen complex van aard zijn, zoals in dit geval door de verdediging is gesteld. De Hoge Raad heeft geoordeeld dat beide partijen in voldoende mate in de gelegenheid moeten zijn om hun stellingen en onderbouwingen met betrekking tot (betwisting van) toewijsbaarheid van die vordering genoegzaam naar voren te kunnen brengen, en, als dit aan de zijde van verdachte niet zo is, dat eigen onderzoek van de rechter naar de toewijsbaarheid van de vordering daarvoor voldoende compensatie biedt. [18]
De rechtbank overweegt dat de vorderingen ogenschijnlijk eenvoudig van aard zijn (vooral smartengeld). Maar de stukken zijn, met vijftig pagina’s aan bijlagen, door mr. Vermeulen op 16 mei 2024 om 21.15 uur bij het openbaar ministerie ingediend en naar de verdediging gestuurd, de avond voorafgaand aan de zitting. De vorderingen zijn door de rechtbank pas om 9.08 uur ontvangen in de ochtend vlak voor aanvang van de zitting, die om 9.15 uur begon.
De bijlagen bevatten uittreksels uit het patiëntendossier van de huisarts, verslagen van de psychologische behandeling van [kind 3] (16 pg), idem over [kind 4] (6 pg), evaluatie van de ondertoezichtstelling van de drie kinderen (11 pg). Alle stukken dateren van 2023. Gevraagd naar de reden waarom deze stukken niet eerder dan de avond vóór de zitting konden worden ingediend, kwam de advocaat niet verder dan de opmerking dat aangever lang heeft getwijfeld over het wel of niet indienen ervan. Dat is niet overtuigend. Het onderzoek is afgerond in maart 2023. Het ligt op de weg van de advocaat om het belang van tijdige indiening bij haar cliënt te benadrukken en dit niet op z’n beloop te laten. Juist in strafzaken, heeft de rechter de taak, zelfs ambtshalve, te waken over de vraag of de verdediging voldoende de gelegenheid heeft gehad verweer te voeren, zoals verlangd door de eisen van een
fair trial. [19] Daarnaast moet ook de rechtbank de mogelijkheid hebben de stukken minst genomen eerst door te lezen. Zelfs die mogelijkheid was er niet. De rechtbank kan zich niet aan de indruk onttrekken dat hier sprake is van een overvaltactiek.
De rechtbank is op grond van vorengaande van oordeel dat de verdediging onvoldoende tijd en gelegenheid heeft gehad om de vorderingen van de benadeelde partijen grondig te kunnen bestuderen en daartegen gemotiveerd verweer te kunnen voeren. Om de raadsman van verdachte voldoende voorbereidingstijd te geven, zou de strafzaak moeten worden aangehouden. Dit zou naar het oordeel van de rechtbank echter een onevenredige belasting van het strafproces opleveren.
Gelet op het voorgaande, worden de benadeelde partijen niet-ontvankelijk verklaard. Zij kunnen hun vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.

9.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf en/of maatregel is gegrond op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22b, 22c, 57, 300 en 304 van het Wetboek van Strafrecht.

10.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot een
taakstraf van 100 (honderd) uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
50 (vijftig) dagen;
 bepaalt dat een gedeelte van deze
taakstraf, te weten
40 (veertig) urensubsidiair 20 (twintig) dagen vervangende hechtenis, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten in het geval verdachte zich voor het einde van de proeftijd van twee jaren schuldig maakt aan een strafbaar feit;
De vorderingen benadeelde partijen
 verklaart de benadeelde partij [aangever 1] niet-ontvankelijk in de vordering tot materiële schade/immateriële schade;
 verklaart de benadeelde partij [aangever 2] niet-ontvankelijk in de vordering tot immateriële schade.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.M. Breimer (voorzitter), mr. F.J.H. Hovens en mr. H.M. Stratenus, rechters, in tegenwoordigheid van mr. S.A. Teger, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 31 mei 2024.

mr. H.M. Stratenus is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door [naam 3] van de politie Eenheid Oost-Nederland, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2022269826 en PL0600-2022463741, gesloten op 1 maart 2023 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal van aangifte door [aangever 1] , p. 25-31.
3.Bijlage proces-verbaal van aangifte door [aangever 1] , p. 34-39.
4.Proces-verbaal van bevindingen, p. 47.
5.Proces-verbaal van verhoor getuige [naam 1] , p. 52-54.
6.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige] , p. 56-58.
7.Proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 70-75.
8.Proces-verbaal van aangifte door [aangever 2] en [aangever 3] , p. 40-44.
9.Proces-verbaal van aangifte door [aangever 1] , p. 26.
10.Proces-verbaal van bevindingen, p. 47.
11.Proces-verbaal van aangifte door [aangever 2] en [aangever 3] , p. 40-44.
12.Proces-verbaal van bevindingen, p. 47.
13.Proces-verbaal van aangifte door [aangever 1] , p. 26-29.
14.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige] , p. 56-58.
15.Proces-verbaal van bevindingen, p. 61.
16.Rapport Raadsonderzoek Raad voor de Kinderbescherming van 23 december 2022, p. 92-93.
17.Proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 70-75.
18.HR 28 mei 2019, ECLI:NL:HR:2019:793,
19.HR 23 april 2024, ECLI:NL:HR:2024:646; HR 23 april 2024, ECLI:NL:HR:2024:644.