ECLI:NL:RBGEL:2024:3054

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
24 mei 2024
Publicatiedatum
23 mei 2024
Zaaknummer
AWB - 22 _ 4029, AWB - 23 _ 296
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Sluiting van bedrijfspand en woning wegens drugshandel en bestuursdwang

In deze zaak heeft de rechtbank Gelderland geoordeeld over de sluiting van een bedrijfspand en een woning door de burgemeester van Apeldoorn. De sluiting vond plaats op 26 januari 2022 op basis van de Opiumwet, nadat de politie bij een instap in het pand goederen en stoffen aantrof die gebruikt worden voor de productie van synthetische drugs. De burgemeester heeft het bezwaar van de eiseres tegen de sluiting ongegrond verklaard en het bezwaar van de eiser niet-ontvankelijk verklaard, omdat dit te laat was ingediend. De rechtbank heeft de beroepen van eisers op 17 april 2024 behandeld. De rechtbank oordeelde dat de burgemeester bevoegd was om de sluiting op te leggen en dat de sluiting voor de duur van zes maanden gerechtvaardigd was. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat het bezwaar van eisers tegen de verlenging van de sluiting ten onrechte niet-ontvankelijk was verklaard, omdat eisers wel degelijk procesbelang hadden. De rechtbank heeft de Staat der Nederlanden veroordeeld tot schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn in de procedure. De rechtbank heeft de burgemeester opgedragen om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen op het bezwaar van eisers tegen de verlenging van de sluiting.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummers: ARN 22/4029 en 23/296

uitspraak van de meervoudige kamer van

in de zaak tussen

[eiseres] , uit [plaats] , eiseres

en
[eiser] ,uit [plaats] , eiser,
samen: eisers
(gemachtigde: mr. F.J.M. Kobossen),
en

de burgemeester van de gemeente Apeldoorn, de burgemeester

(gemachtigde: mr. M.B. Jansen)
alsmede
de Staat der Nederlanden(de minister van Justitie en Veiligheid), derde-partij.

Inleiding

1. Op 26 januari 2022 heeft de burgemeester met spoedeisende bestuursdwang de sluiting van het bedrijfspand (hierna: het bedrijfspand) en de woning (hierna: de woning) aan [locatie 1] in [plaats] gelast voor de duur van zes maanden. Bij besluiten van 1 februari 2022 heeft de burgemeester deze beslissing op schrift gesteld. [1]
1.1.
Eisers hebben hiertegen ieder afzonderlijk bezwaar gemaakt. Bij besluit van 25 juli 2022 heeft de burgemeester het door eiseres gemaakte bezwaar ongegrond verklaard en het bezwaar van eiser niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank beoordeelt in deze uitspraak het beroep van eisers tegen dit bestreden besluit. [2]
1.2.
Bij besluiten van 20 juli 2022 heeft de burgemeester de sluiting van het bedrijfspand en de woning met drie maanden verlengd. Met het bestreden besluit van 6 januari 2023 op het bezwaar van eisers tegen deze verlenging heeft de burgemeester hun bezwaar niet-ontvankelijk verklaard. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank ook het beroep van eisers tegen dit bestreden besluit. [3]
1.3.
Eisers hebben verzocht om een schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn. De Staat der Nederlanden heeft afgezien van het voeren van verweer. [4]
1.4.
De burgemeester heeft op de beroepen van eisers gereageerd met een verweerschrift.
1.5.
De rechtbank heeft de beroepen op 17 april 2024 gevoegd op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de vertegenwoordiger van eiseres [persoon A] , de gemachtigde van eisers, de gemachtigde van de burgemeester, [persoon B] en toezichthouder [persoon C] . Eiser heeft bericht niet aanwezig te zullen zijn.

Totstandkoming van de besluiten

2. Eiseres is sinds [datum] eigenaresse van het bedrijfspand. [persoon A] is sinds [datum] directeur van eiseres. Op het adres van het bedrijfspand stonden verschillende bedrijven geregistreerd, maar het was primair in gebruik bij [bedrijf] . Feitelijk wordt dit autobedrijf gerund door [persoon D] . [persoon D] en [persoon E] zijn partners. De woning, zijnde een bedrijfswoning, is sinds [datum] in eigendom van eiser, de zoon van [persoon A] . De woning en het bedrijfspand worden in ieder geval sinds eind 2015 verhuurd aan [bedrijf] / [persoon D] en [persoon E] . De huur voor de woning van € 1.000,- per maand en voor het bedrijfspand van € 3.200,- per maand werd voldaan door [persoon D] , [persoon E] en/of [persoon F] , hun zoon. Het bedrijfspand zit via een overkapping bevestigd aan de woning.
2.1.
Naar aanleiding van een MMA(Meld Misdaad Anoniem)-melding heeft de politie op 26 januari 2022 een instap gedaan in het bedrijfspand en de woning. Daarbij zijn in het bedrijfspand goederen en stoffen aangetroffen die volgens de politie worden gebruikt voor de productie van synthetische (hard)drugs. In de woning is in één van de slaapkamers een vuurwapen aangetroffen, die was voorzien van een patroonhouder met daarin negen patronen. De bevindingen hiervan zijn neergelegd in een bestuurlijke rapportage van 28 januari 2022. Nadere bevindingen zijn neergelegd in een bestuurlijke rapportage van 22 februari 2022.
2.2.
De burgemeester heeft aan de sluiting van de woning en het bedrijfspand de bevindingen in de bestuurlijke rapportages ten grondslag gelegd. De sluiting is gebaseerd op artikel 13b, eerste lid, aanhef en onder b van de Opiumwet, op de Beleidsregels Wet Damocles (art. 13b Opiumwet) (Beleidsregels) en, ten aanzien van de woning, ook op artikel 174a, eerste lid, van de Gemeentewet. De burgemeester heeft het bezwaar van eiser tegen de sluiting niet-ontvankelijk verklaard, omdat het volgens de burgemeester te laat is ingediend.
2.3.
Bij besluiten van 20 juli 2022 heeft de burgemeester de sluiting van het bedrijfspand en de woning met drie maanden verlengd. De voorzieningenrechter van deze rechtbank heeft op 29 september 2022 het verzoek om een voorlopige voorziening van [persoon E] toegewezen en het besluit tot verlenging van de sluiting van het bedrijfspand en de woning geschorst met ingang van 14 oktober 2022 wat betekent dat [persoon E] vanaf die datum weer toegang had tot de woning en het bedrijfspand. [5]
2.4.
De burgemeester heeft bij bestreden besluit van 6 januari 2023 de bezwaren van eisers tegen de verlengingsbesluiten niet-ontvankelijk verklaard, omdat de periode van sluiting verstreken is en eisers geen proces-belang zouden hebben bij een beoordeling van het bestreden besluit. Eisers hebben de gestelde schade volgens de burgemeester niet tot op zekere hoogte aannemelijk gemaakt. Eisers hebben op geen enkele wijze aangetoond dat in de periode van de verlenging van de sluiting (1 augustus 2022 tot en met 31 oktober 2022) sprake was van een (rechtsgeldige) huurovereenkomst en/of de betaling van huurpenningen. Dat de voorzieningenrechter heeft overwogen dat een huurovereenkomst ook mondeling kan bestaan neemt volgens de burgemeester niet weg dat de gestelde schade niet tot op zekere hoogte aannemelijk is gemaakt. Ook de gestelde waardevermindering van de bedrijfswoning en het bedrijfspand is op geen enkele wijze aannemelijk gemaakt. Er is ook niet verzocht om vergoeding van proceskosten in bezwaar, aldus de burgemeester.

Beoordeling door de rechtbank

3. De rechtbank beoordeelt eerst of zij het door de burgemeester ingediende verweerschrift en daarbij gevoegde stukken buiten beschouwing moet laten. Daarna beoordeelt de rechtbank:

in de zaak met nummer ARN 22/4029

- of de burgemeester terecht het bezwaar van eiser tegen de sluiting niet-ontvankelijk heeft verklaard; en
- of de burgemeester, ten aanzien van het beroep van eiseres, de sluiting voor de duur van zes maanden heeft mogen gelasten,

in de zaak met nummer ARN 23/296

- of de burgemeester terecht het bezwaar van eisers tegen de verlenging van de sluiting niet-ontvankelijk heeft verklaard.
Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eisers.
3.1.
De rechtbank komt tot het oordeel dat het door de burgemeester ingediende verweerschrift en daarbij gevoegde stukken niet buiten beschouwing gelaten hoeven te worden. Verder komt de rechtbank tot het oordeel dat het beroep van eisers in de zaak met nummer ARN 22/4029 ongegrond is en dat het beroep van eisers in de zaak met nummer ARN 23/296 gegrond is
.Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
3.2.
De voor de beoordeling van de beroepen belangrijke wet- en regelgeving is te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
Moet de rechtbank het door de burgemeester ingediende verweerschrift en daarbij gevoegde stukken buiten beschouwing laten?
4. Eisers voeren aan dat de rechtbank het door de burgemeester ingediende verweerschrift en daarbij gevoegde stukken buiten beschouwing moet laten omdat eisers die buiten de termijn van tien dagen voor de zitting, namelijk op 11 april 2024, hebben ontvangen. Dit geldt volgens eisers te meer omdat de meeste stukken zien op krantenartikelen die via internet verkregen zijn en op oude stukken.
4.1.
Deze beroepsgrond slaagt niet. Het verweerschrift en daarbij gevoegde stukken zijn door de rechtbank ontvangen op 5 april 2024 en daarmee binnen de termijn van tien dagen voor de zitting als bedoeld in artikel 8:58 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Onder omstandigheden kunnen ook stukken die binnen die termijn zijn ingediend buiten beschouwing worden gelaten vanwege strijd met een goede procesorde. Daarvan kan bijvoorbeeld sprake zijn als de stukken omvangrijk zijn en eerder ingediend hadden kunnen worden. Naar het oordeel van de rechtbank is het toelaten van de stukken niet in strijd met een goede procesorde. Het verweerschrift betreft een reactie op de - telkens nog door eisers aangevulde - beroepsgronden en de daarbij gevoegde stukken zijn niet omvangrijk. Eisers hebben daar, nu zij die stukken in de ochtend van 11 april 2024 hebben ontvangen en gelet op wat op zitting naar voren is gebracht, ook voldoende op kunnen reageren. Het burgemeestersvoorstel bevond zich bovendien al bij de stukken.
Ten aanzien van het beroep van eiser tegen de niet-ontvankelijkheidverklaring van zijn bezwaar (zaaknummer ARN 22/4029)
Heeft de burgemeester eisers bezwaar terecht niet-ontvankelijk verklaard?
5. Eiser voert aan dat de burgemeester zijn bezwaar ten onrechte niet-ontvankelijk heeft verklaard. Het besluit tot sluiting is hem namelijk pas later toegezonden. Hij heeft daarom, toen hij kennis kreeg van de sluitingsbeslissing, tijdig bezwaar gemaakt. De burgemeester heeft geen verzendbewijs dat aantoont dat het besluit tijdig is verzonden. Het stuk dat nu door de burgemeester als bijlage bij het verweerschrift is ingediend, is fake. De burgemeester heeft ten onrechte het besluit ook niet aan de gemachtigde van eiser verzonden hoewel de burgemeester al vanaf 9 februari 2022 wist dat hij als gemachtigde van eiser optrad.
5.1.
Deze beroepsgrond slaagt niet. Niet in geschil is dat pas bij brief van 1 april 2022 door de gemachtigde van eiser bezwaar is gemaakt tegen het besluit tot sluiting. Met het proces-verbaal van uitreiking dat is gevoegd bij het verweerschrift heeft de burgemeester aannemelijk gemaakt dat het besluit tot sluiting op 1 februari 2022 in de brievenbus van eiser, woonachtig aan [locatie 2] in [plaats] , is bezorgd. In dat proces-verbaal verklaart de toezichthouder dat hij op 1 februari 2022 een brief, waarbij bestuursdwang is toegepast, in de brievenbus van het pand aan [locatie 2] in [plaats] heeft gedaan, dat hij diezelfde dag aan de vrouw van [persoon A] heeft laten weten dit gedaan te hebben en dat zij heeft aangegeven dit door te zullen geven aan haar zoon. De toezichthouder heeft op de zitting de foto’s die zich bij het proces-verbaal bevinden en waarop te zien is dat een brief van de gemeente Apeldoorn, gericht aan eiser, op [locatie 2] in de brievenbus wordt gedaan, getoond aan de voorzitter van de rechtbank. De voorzitter heeft waargenomen dat bij die foto’s de datum van 1 februari 2022 vermeld stond. De enkele stelling van de gemachtigde van eiser op de zitting dat de vrouw van [persoon A] tegenover hem heeft aangegeven hier niets van te weten, alleen dat iemand een keer is langs geweest om een envelop gericht aan eiseres uit te reiken, maakt niet dat de rechtbank aanleiding heeft te twijfelen aan het voorgaande. Het besluit is dus op de juiste wijze op 1 februari 2022 aan eiser bekendgemaakt. De stelling van eiser dat de burgemeester al vanaf 9 februari 2022 (dus na 1 februari 2022) wist dat hij een gemachtigde had, doet daar niet aan af. Bovendien heeft de burgemeester dit op de zitting gemotiveerd betwist en heeft eiser zijn stelling ook niet onderbouwd.
Dat betekent dat het bezwaar van eiser buiten de daarvoor gestelde termijn van zes weken is ingediend. Nu eiser noch in het (de) (aanvullende) beroepschrift(en) noch ter zitting één of meer omstandigheden heeft gesteld op grond waarvan de termijnoverschrijding niet aan hem kan worden toegerekend, heeft de burgemeester terecht het bezwaar van eiser niet-ontvankelijk verklaard.
Ten aanzien van het beroep van eiseres tegen de sluiting (zaaknummer ARN 22/4029)
Heeft eiseres nog procesbelang bij de beoordeling van het bestreden besluit?
6. De rechtbank heeft op de zitting ambtshalve de vraag aan de orde gesteld of eiseres nog procesbelang heeft bij de beoordeling van het bestreden besluit. De periode waarop de sluiting ziet, is immers al lang verstreken. De burgemeester heeft zich op de zitting primair op het standpunt gesteld dat eiseres geen procesbelang heeft bij de beoordeling van het bestreden besluit. Eiseres heeft de gestelde schade niet tot op zekere hoogte aannemelijk gemaakt en dat moet volgens de burgemeester wel. De huurovereenkomst is gewoon doorgelopen dus daarin kan geen schade gelegen zijn, aldus de burgemeester.
6.1.
Het procesbelang dat eiseres heeft bij de uitkomst van de procedure is wat zij concreet met haar beroep wil of kan bereiken. Het gaat niet om de vraag óf zij gelijk heeft, maar of zij een reëel en actueel belang heeft bij het gelijk, als zij dat zou hebben. Dat belang kan bestaan als eiseres stelt schade te hebben geleden en zij tot op zekere hoogte aannemelijk heeft gemaakt dat zij dergelijke schade daadwerkelijk en als gevolg van het bestreden besluit heeft geleden. De gestelde schade wegens derving van huurinkomsten en onkosten in verband met reparaties aan het bedrijfspand en de woning heeft eiseres niet tot op zekere hoogte aannemelijk gemaakt. In zoverre volgt de rechtbank het standpunt van de burgemeester. Eiseres heeft echter ook gesteld dat sprake is van imagoschade. Op de zitting heeft eiseres toegelicht dat zij meerdere (horeca)panden heeft. Daarmee heeft eiseres naar het oordeel van de rechtbank tot op zekere hoogte aannemelijk gemaakt dat zij als gevolg van de sluiting in haar eer en goede naam is aangetast. [6] Aldus heeft eiseres tot op zekere hoogte aannemelijk gemaakt dat zij daadwerkelijk en als gevolg van het sluitingsbesluit schade heeft geleden. Eiseres heeft dus wel een procesbelang bij de beoordeling van het bestreden besluit. Het beroep is ontvankelijk.
Is het bestreden besluit bevoegd genomen?
7. Op grond van artikel 13b, eerste lid, aanhef en onder b, van de Opiumwet is de burgemeester bevoegd tot oplegging van een last onder bestuursdwang als in de woning of het lokaal of daarbij behorend erf voorwerpen of stoffen voorhanden zijn waarvan kan worden geweten of ernstig worden vermoed dat die bestemd waren tot het vervaardigen of verkopen van drugs. Uit de bestuurlijke rapportage van de politie blijkt dat in het bedrijfspand van eiseres voorwerpen of stoffen in vorenbedoelde zin zijn aangetroffen. Gelet hierop was de burgemeester bevoegd tot het opleggen van een last van bestuursdwang. De enkele stelling van eiseres dat het bestreden besluit niet bevoegd is genomen, slaagt dan ook niet. Eiseres heeft dit verder ook niet geconcretiseerd noch onderbouwd. Ook overigens is hiervoor in de stukken geen aanleiding te vinden. Deze beroepsgrond slaagt reeds daarom niet.
Is de bezwarencommissie niet objectief, bevoordeeld en/of niet onafhankelijk?
8. Eiseres stelt dat de bezwarencommissie niet objectief, bevooroordeeld en niet onafhankelijk is. De bezwarencommissie wordt uit de gemeentekas betaald. Verder is sprake van een spookprocedure. Eiseres is namelijk niet betrokken bij de procedures die de huurders gevoerd hebben noch zijn de stukken die daarop betrekking hebben aan haar gestuurd. Eiseres weet dus ook niet wat door de huurders is aangevoerd. Om zinvol verweer te kunnen voeren over de sluiting had eiseres die stukken wel moeten hebben. Dat geldt ook voor de stukken die betrekking hebben op de strafprocedure tegen [persoon D] en de uitspraak die daarop is gevolgd. De bezwarencommissie had moeten zorgen voor een compleet dossier.
8.1.
Deze beroepsgrond slaagt niet. De enkele omstandigheid dat de bezwarencommissie betaald wordt uit de gemeentekas betekent niet dat zij niet objectief, bevooroordeeld of niet onafhankelijk is. Verder bevindt zich bij de stukken het bezwaarschrift van de huurders [persoon D] en [persoon E] tegen de sluiting en de reactie van de burgemeester daarop. Daarnaast heeft de burgemeester op de zitting – onweersproken – toegelicht dat er juist voor is gezorgd dat zowel de zaak van eiseres als die van de huurders gelijktijdig op de hoorzitting zijn behandeld. Uit de stukken blijkt ook dat op de hoorzitting, gelijktijdig met het bezwaar van eiseres, het bezwaar van de huurders is behandeld. Eiseres en haar gemachtigde zijn daar alleen niet verschenen. Eiseres kan dan ook niet aan de burgemeester tegenwerpen dat zij niet weet wat door de huurders is aangevoerd. Verder heeft de burgemeester er op de zitting terecht op gewezen dat de stukken die betrekking hebben op de strafprocedure niet zomaar kunnen worden ingebracht in de onderhavige procedure en dat de burgemeester zich in deze procedure in beginsel mag baseren op de bestuurlijke rapportages van de politie. Of de burgemeester dat in dit geval ook terecht heeft gedaan, komt hierna onder 9.1.1 aan de orde. Wat eiseres aanvoert leidt dan ook niet tot de conclusie dat de bezwarencommissie niet objectief, bevooroordeeld of niet onafhankelijk is.
Was de burgemeester bevoegd om tot sluiting over te gaan?
9. Eiseres voert als eerste aan dat het besluit niet is gegrond op bewijsmiddelen. Geen van de huurders is strafrechtelijk veroordeeld in relatie tot het ter plekke produceren van synthetische (hard)drugs, wapenbezit etcetera. [persoon D] is bij uitspraak van 1 november 2022 vrijgesproken. Er is ook niet aangegeven welke drugs zijn aangetroffen en in welke hoeveelheden. Van handel in drugs is volgens eiseres geen bewijs gevonden. Er is onvoldoende onderzoek gedaan. Zo is op geen enkele wijze nagegaan of het onzorgvuldige politierapport wel op juiste wijze tot stand is gekomen, maar is dat zomaar gevolgd. Ten onrechte zijn niet de stukken uit het strafdossier van [persoon D] aan de stukken toegevoegd. Eiseres heeft niets van doen met welke overtreding of misdrijf dan ook, aldus (kort samengevat) het betoog van eiseres.
9.1.
De rechtbank begrijpt het betoog van eiseres als een beroep op dat de burgemeester niet bevoegd was om over te gaan tot sluiting omdat de burgemeester niet aannemelijk heeft gemaakt dat voldaan is aan de toepassingsvoorwaarden uit artikel 13b, eerste lid, aanhef en onder b, van de Opiumwet. Dit artikel, en de artikelen waarnaar in dit artikel wordt verwezen, houden kortgezegd in dat de burgemeester bevoegd is om tot sluiting over te gaan als in de woning of het lokaal voorwerpen of stoffen voorhanden zijn waarvan kan worden geweten of ernstig worden vermoed dat die bestemd waren tot het vervaardigen of verkopen van drugs. In de bestuurlijke rapportage van 28 januari 2022 is beschreven welke stoffen en voorwerpen op 26 januari 2022 zijn aangetroffen in het bedrijfspand, waaronder vermoedelijk amfetamine olie, benzylmethylketon (BMK), fosforzuur en MAPA (volgens de rapportage een belangrijke grondstof voor het maken van methamfetamine), wat de hoeveelheid daarvan was en hoe deze stoffen kunnen worden gebruikt voor de productie van harddrugs. Van de stoffen zijn monsters genomen. In beroep heeft de burgemeester een bestuurlijke rapportage van 3 april 2024 ingebracht waarin is aangegeven wat de uitslag is van de door het NFI [7] onderzochte monsters. Daarin is bevestigd dat het gaat om amfetamine, BMK(-glycidezuur), MAPA en fosforzuur en dat het NFI heeft geconcludeerd dat BMK een grondstof is voor (meth)amfetamine, dat in relatie tot drugs zouten van BMK-glycidezuur en MAPA gebruikt worden voor het vervaardigen van BMK en in relatie tot drugs fosforzuur wordt gebruikt bij het omzetten van MAPA in BMK.
Verder vermeldt de bestuurlijke rapportage van 28 januari 2022 dat op dezelfde dag van 26 januari 2022 in de woning een vuurwapen is aangetroffen, dat was voorzien van een patroonhouder met daarin negen patronen.
9.1.1.
Gelet op het voorgaande faalt het betoog van eiseres. De rechtbank heeft geen aanleiding om te twijfelen aan de inhoud van de bestuurlijke rapportages. De enkele betwisting van (de zorgvuldigheid en/of inhoud van) die rapportages is daarvoor onvoldoende. De burgemeester heeft de sluiting mogen baseren op de bestuurlijke rapportages. Met wat staat opgenomen in de bestuurlijke rapportages heeft de burgemeester aannemelijk gemaakt dat er grondstoffen en goederen zijn aangetroffen waarvan kan worden geweten of ernstig worden vermoed dat die bestemd zijn voor de productie van harddrugs. De burgemeester heeft daarbij mogen betrekken dat het in de woning, die als bedrijfswoning verweven is met het bedrijfspand, aangetroffen vuurwapen dit bevestigt. De burgemeester hoeft niet aannemelijk te maken dat eiseres zelf wist of ernstig moest vermoeden dat de aanwezige stoffen en voorwerpen bestemd zijn voor de productie van harddrugs. Dat [persoon D] is vrijgesproken door de strafrechter kan niet tot een ander oordeel leiden, omdat in de strafrechtelijke procedure een andere rechtsvraag voorligt. [8] Of eiseres wetenschap had en of zij verwijtbaar heeft gehandeld kan wel relevant zijn bij de vraag of de burgemeester van zijn sluitingsbevoegdheid gebruik mocht maken. Die vraag komt hierna aan de orde.
Mocht de burgemeester van zijn sluitingsbevoegdheid gebruik maken?
10. Eiseres voert aan dat haar niets te verwijten valt en dat ook niet is onderzocht of haar iets te verwijten valt. Had zij (structureel) onderzoek moeten doen naar de aanwezigheid van synthetische drugs of andere voorwerpen? Zo is er vloeistof aangetroffen in een ton, maar hoe had eiseres dat moeten weten? Volgens de bezwarencommissie ging het om de achtergrond van de huurders van het pand maar nergens staat dat dit een weigeringsgrond is om een overeenkomst met huurders te sluiten. Dat zou ook in strijd zijn met artikel 1 van de Grondwet. In de wet staat ook niet dat huur niet contant mag worden voldaan. Bovendien volgt uit de door eiseres in geding gebrachte uittreksels uit het handelsregister van de Kamer van Koophandel dat er in de periode vanaf [datum] geen sprake meer was van een bedrijfsmatige inschrijving of bedrijfsmatige activiteiten. Eiseres wist dat niet, maar de burgemeester wel. Als het college al in 2019-2020 [persoon E] en [persoon D] , als bewoners van de woning, had aangeschreven dat zij bewoning als burgerwoning strijdig achtte, dan waren de onderhavige besluiten niet nodig geweest. Ook in die zin valt eiseres dus niets te verwijten.
Verder is ook geen belangenafweging gemaakt en is niets overwogen over de belangen van eiseres en de juistheid en evenredigheid. Gelet op de gevolgen die het besluit voor eiseres heeft gehad en de schade die is geleden, is geen sprake van evenredigheid.
10.1.
Op grond van artikel 3:4, tweede lid, van de Awb mogen de voor één of meer belanghebbenden nadelige gevolgen van een besluit niet onevenredig zijn in verhouding tot de met het besluit te dienen doelen. Uit het besluit tot sluiting en het bestreden besluit volgt dat de burgemeester deze beoordeling heeft gemaakt en gemotiveerd heeft overwogen dat de sluiting geschikt, noodzakelijk en evenwichtig is. Daarbij zijn ook de belangen van eiseres, voor zover in bezwaar aangevoerd, betrokken. Eiseres betwist niet (de motivering van de burgemeester) dat de sluiting een geschikt middel is om het doel te bereiken en ook niet dat de burgemeester de sluiting noodzakelijk heeft mogen achten. Beoordeeld moet worden de evenwichtigheid van de sluiting. [9]
10.2.
Bij de beoordeling van de evenwichtigheid zijn verschillende omstandigheden van belang, zoals de mate van verwijtbaarheid van de aangeschreven persoon, een bijzondere binding met het pand en de mogelijkheid om weer van het pand gebruik te kunnen maken. De nadelige gevolgen van de sluiting moeten worden afgewogen tegen de omstandigheden die ertoe hebben geleid dat de burgemeester een sluiting noodzakelijk mocht vinden. Een sluiting met veel nadelige gevolgen is niet per definitie onevenwichtig. [10] Het ontbreken van iedere betrokkenheid bij de overtreding kan afzonderlijk of tezamen met andere omstandigheden maken dat de burgemeester niet in redelijkheid van zijn bevoegdheid gebruik heeft kunnen maken. Zo kan bijvoorbeeld de betrokkene geen verwijt van de overtreding worden gemaakt, als hij niet op de hoogte was en evenmin redelijkerwijs op de hoogte kon zijn van de aanwezigheid van de aangetroffen drugs in zijn pand. [11]
10.3.
In het geval van eiseres was daar geen sprake van. In dat verband heeft de burgemeester er terecht op gewezen dat van degene die een pand verhuurt wordt verwacht dat hij zich tot op zekere hoogte informeert over het gebruik dat van het pand wordt gemaakt. Verhuurders moeten concreet toezicht houden op het gebruik van een pand dat zij verhuren. Het is niet genoeg als zij het pand alleen maar bezoeken. Zij moeten ook controles uitvoeren die zijn gericht op het gebruik van het pand. [12] Dit geldt te meer nu eiseres op de hoogte was van de strafrechtelijke antecedenten van [persoon D] . [persoon A] heeft dit in een gesprek op 14 februari 2022 ook aangegeven, net als dat hij vindt dat als de huur correct betaald wordt, zij verder nergens moeilijk over doen. Daarbij komt dat de huur in contanten werd voldaan, hetgeen eens te meer reden was om de genoemde controles uit te voeren. Dat het gebruikelijk zou zijn dat in de autohandel met contant geld wordt betaald, betekent nog niet dat dat ook geldt voor het contant voldoen van de huur. Dat de huur ook via de bankrekening werd voldaan is pas op de zitting voor het eerst gesteld, niet onderbouwd en bovendien strijdig met wat in het gesprek van 14 februari 2022 door [persoon A] naar voren is gebracht, namelijk dat de huur iedere maand contant werd opgehaald. Het recht op privacy van een huurder hoeft niet in de weg te staan aan het kunnen controleren van het gebruik van het pand door de verhuurder. [13] Uit de stukken blijkt niet dat er controles zijn uitgevoerd gericht op het gebruik van het pand. De enkele stelling op de zitting is hiertoe onvoldoende. Aan de stelling van eiseres dat als het college eerder had ingegrepen, de sluiting niet nodig was geweest, komt geen betekenis toe.
10.4.
De burgemeester heeft de sluiting voor de duur van zes maanden evenwichtig mogen achten. Daarbij heeft de burgemeester zwaar mogen wegen dat het gaat om een ernstige overtreding gelet op de aanwezigheid van stoffen die bestemd zijn voor de productie van synthetische harddrugs en de aanwezigheid van een vuurwapen met geladen patroonhouder en dat het perceel gelegen is in een kwetsbare buurt. Dit laatste heeft eiseres ook niet bestreden. Voor zover eiseres in bezwaar belangen heeft gesteld, zijn die door de burgemeester meegewogen. De burgemeester heeft in dat verband gesteld dat niet gebleken is dat eiseres het bedrijfspand zelf bedrijfsmatig gebruikt. Verder leidt imagoschade en het mislopen van huurinkomsten - nog daargelaten dat eiseres zelf stelt dat de huurovereenkomst niet is beëindigd - op zichzelf niet tot onevenredigheid. [14] Eiseres heeft ook niet aannemelijk gemaakt dat de gestelde schade aan het bedrijfspand het gevolg is van de sluiting of dat het bedrijfspand door de sluiting onverkoopbaar of in waarde gedaald is.
10.5.
Gelet op het voorgaande heeft de burgemeester de belangen bij de sluiting voor zes maanden zwaarder mogen wegen dan de belangen van eiseres bij het voortgezet gebruik van het pand. De sluiting was niet onevenredig in verhouding tot de daarmee te dienen doelen. De beroepsgrond slaagt niet.
Had de burgemeester een proceskostenvergoeding moeten toekennen?
11. Eiseres voert aan dat de burgemeester een proceskostenvergoeding had moeten toekennen. Dit beroep slaagt niet omdat de burgemeester het besluit tot sluiting in het bestreden besluit niet heeft herroepen. De burgemeester heeft in het bestreden besluit de wettelijke grondslag van de sluiting mede mogen baseren op artikel 174a, eerste lid, van de Gemeentewet zonder de sluiting te herroepen.
Is de redelijke termijn overschreden?
12. Eiseres verzoekt om een schadevergoeding vanwege overschrijding van de redelijke termijn.
12.1.
De redelijke termijn voor een procedure in zaken zoals deze is in beginsel niet overschreden als die procedure in haar geheel niet langer dan twee jaar in beslag heeft genomen. De behandeling van het bezwaar mag ten hoogste een half jaar duren en de behandeling van het beroep bij de rechtbank ten hoogste anderhalf jaar. In beginsel is een vergoeding gepast van € 500 per half jaar of gedeelte daarvan waarmee de redelijke termijn is overschreden.
12.2.
In deze zaak is de termijn begonnen met de ontvangst van het bezwaarschrift van eiseres op 3 februari 2022. Dit betekent dat, op het moment van het doen van deze uitspraak, de redelijke termijn van twee jaar is overschreden met bijna vier maanden. Dit leidt tot een schadevergoeding van € 500.
12.3.
Vervolgens beoordeelt de rechtbank aan wie de overschrijding van de redelijke termijn moet worden toegerekend. Het bezwaarschrift van eiseres is op 3 februari 2022 ontvangen. Het bestreden besluit is genomen op 25 juli 2022. Dat betekent dat de overschrijding van de redelijke termijn moet worden toegerekend aan de Staat der Nederlanden (de minister van Justitie en Veiligheid) en die de schadevergoeding zal moeten betalen.
Ten aanzien van het beroep van eisers tegen de niet-ontvankelijkverklaring van hun bezwaren tegen de verlenging van de sluiting (zaaknummer ARN 23/296)
Heeft de burgemeester het bezwaar van eisers terecht niet-ontvankelijk verklaard?
13. Eisers stellen dat hun bezwaar ten onrechte niet-ontvankelijk is verklaard. Zij hebben wel een procesbelang bij de beoordeling van het besluit tot verlenging van de sluiting van de woning en het bedrijfspand, omdat zij schade hebben geleden. Eisers hebben gewezen op imagoschade, schade als gevolg van het niet meer kunnen gebruiken/verhuren/verkopen van de panden, als gevolg van misgelopen huurinkomsten en omzet, schade als gevolg van waardevermindering van de panden en eiseres heeft gewezen op de feitelijke schade als gevolg van het gemeentelijk optreden en het optreden van de politie.
13.1.
De burgemeester heeft gepersisteerd bij zijn standpunt dat eisers geen procesbelang hebben bij de beoordeling van het besluit tot verlenging van de sluiting. Volgens de burgemeester hebben eisers de gestelde schade niet tot op zekere hoogte aannemelijk gemaakt.
13.2.
Deze beroepsgrond slaagt. De rechtbank verwijst naar haar overwegingen zoals weergegeven onder 6.1. Hetzelfde heeft hier te gelden voor het besluit tot verlenging van de sluiting, ook voor eiser. Als verhuurder van de woning, zijnde een bedrijfswoning die verweven is met het bedrijfspand, heeft eiser tot op zekere hoogte aannemelijk gemaakt dat hij als gevolg van het besluit tot verlenging van de sluiting in zijn eer en goede naam is aangetast. Eisers hebben dus een procesbelang bij de beoordeling van het besluit tot verlenging. De burgemeester heeft hun bezwaar dan ook ten onrechte niet-ontvankelijk verklaard.
Is de redelijke termijn overschreden?
14. Eisers verzoeken om een schadevergoeding vanwege overschrijding van de redelijke termijn.
14.1.
De rechtbank verwijst naar wat onder 12.1 is overwogen. In deze zaak is de termijn begonnen met de ontvangst van de bezwaarschriften van eisers van 1 augustus 2022. Dat betekent dat op het moment van doen van deze uitspraak de redelijke termijn van twee jaar nog niet is overschreden. Het verzoek om schadevergoeding zal worden afgewezen.

Conclusie en gevolgen

15. Het beroep in de zaak met zaaknummer 22/4029 is ongegrond. Vanwege de overschrijding van de redelijke termijn veroordeelt de rechtbank de Staat der Nederlanden (de minister van Justitie en Veiligheid) tot een schadevergoeding van € 500. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
16. Het beroep in de zaak met zaaknummer 23/296 is gegrond, omdat de burgemeester eisers bezwaar ten onrechte niet-ontvankelijk heeft verklaard. De rechtbank vernietigt daarom dit bestreden besluit.
16.1.
De rechtbank bepaalt met toepassing van artikel 8:72, vierde lid, van de Awb dat de burgemeester een nieuw, inhoudelijk, besluit moet nemen op het bezwaar van eisers met inachtneming van deze uitspraak. De rechtbank geeft de burgemeester hiervoor zes weken.
16.2.
Omdat dit beroep gegrond is, moet de burgemeester het griffierecht aan eisers vergoeden en krijgen eisers ook een vergoeding van hun proceskosten.
De burgemeester moet deze vergoeding betalen. Deze vergoeding bedraagt € 1.750 omdat de gemachtigde van eisers een beroepschrift heeft ingediend en aan de zitting heeft deelgenomen. Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden.
16.3.
Omdat in deze zaak de redelijke termijn niet is overschrijden, wijst de rechtbank het verzoek om schadevergoeding af.

Beslissing

De rechtbank:
In de zaak met zaaknummer ARN 22/4029
- verklaart het beroep ongegrond;
- veroordeelt de Staat der Nederlanden (de minister van Justitie en Veiligheid) tot het betalen van € 500 aan schadevergoeding aan eiseres;
In de zaak met zaaknummer ARN 23/296
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit van 6 januari 2023;
- draagt de burgemeester op binnen zes weken na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op het bezwaar met inachtneming van deze uitspraak;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af;
- bepaalt dat de burgemeester het griffierecht van € 365 aan eisers moet vergoeden;
- veroordeelt de burgemeester tot betaling van € 1.750 aan proceskosten aan eisers.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.M.C. Schuurman-Kleijberg, voorzitter, mr. I.A.M. van Boetzelaer-Gulyas en mr. M. Ichoh, leden, in aanwezigheid van mr. N. ter Horst, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op
griffier
voorzitter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving

Algemene wet bestuursrecht
Artikel 3:4
1. Het bestuursorgaan weegt de rechtstreeks bij het besluit betrokken belangen af, voor zover niet uit een wettelijk voorschrift of uit de aard van de uit te oefenen bevoegdheid een beperking voortvloeit.
2. De voor een of meer belanghebbenden nadelige gevolgen van een besluit mogen niet onevenredig zijn in verhouding tot de met het besluit te dienen doelen.
Artikel 6:7
De termijn voor het indienen van een bezwaar- of beroepschrift bedraagt zes weken.
Artikel 6:8
1. De termijn vangt aan met ingang van de dag na die waarop het besluit op de voorgeschreven wijze is bekendgemaakt.
(…)
Artikel 6:9
1. Een bezwaar- of beroepschrift is tijdig ingediend indien het voor het einde van de termijn is ontvangen.
2. Bij verzending per post is een bezwaar- of beroepschrift tijdig ingediend indien het voor het einde van de termijn ter post is bezorgd, mits het niet later dan een week na afloop van de termijn is ontvangen.
Artikel 6:11
Ten aanzien van een na afloop van de termijn ingediend bezwaar- of beroepschrift blijft niet-ontvankelijkverklaring op grond daarvan achterwege indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest.
Artikel 8:58:
1. Tot tien dagen voor de zitting kunnen partijen nadere stukken indienen.
(…)
Opiumwet
Artikel 2
Het is verboden een middel als bedoeld in de bij deze wet behorende lijst I dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid:
A. binnen of buiten het grondgebied van Nederland te brengen;
B. te telen te bereiden, te bewerken, te verwerken, te verkopen, af te leveren, te verstrekken of te vervoeren;
C. aanwezig te hebben;
D. te vervaardigen.
Artikel 10
(…)
4. Hij die opzettelijk handelt in strijd met het in artikel 2 onder B of D, gegeven verbod, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste acht jaren of geldboete van de vijfde categorie.
5. Hij die opzettelijk handelt in strijd met een in artikel 2 onder A, gegeven verbod, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste twaalf jaren of geldboete van de vijfde categorie.
Artikel 10a
1. Hij die om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10, voor te bereiden of te bevorderen:
(…)
3°. voorwerpen, vervoermiddelen, stoffen, gelden of andere betaalmiddelen voorhanden heeft, waarvan hij weet of ernstige reden heeft om te vermoeden dat zij bestemd zijn tot het plegen van dat feit,
wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste zes jaren of geldboete van de vijfde categorie.
(…)
Artikel 13b
1. De burgemeester is bevoegd tot oplegging van een last onder bestuursdwang indien in een woning of lokaal of op een daarbij behorend erf:
(…)
b. een voorwerp of stof als bedoeld in artikel 10a, eerste lid, onder 3°, of artikel 11a voorhanden is.
(…)
Beleidsregels Wet Damocles (art. 13b Opiumwet)
Niet gedoogde verkooppunten van drugs: de drugshandel en hennepteelt in (al dan niet
voor het publiek opengestelde) lokalen dan wel in of bij zodanige lokalen behorende
erven
Onder de in deze rubriek bedoelde panden vallen de voor publiek toegankelijke lokalen en
bijbehorende erven (zoals winkels en horecabedrijven) en de niet voor publiek toegankelijke lokalen en bijbehorende erven (zoals loodsen, magazijnen en andere bedrijfsruimten).
Drugshandel in of bij lokalen vormt eveneens een ernstige aantasting van de openbare orde,
veiligheid en volksgezondheid. Daarbij legt een illegaal verkooppunt een zware druk op de omgeving.
Zeker in woongebieden wordt de aanwezigheid daarvan als zeer belastend ervaren. Illegale
verkooppunten (de drugshandel zoals dat hierboven is gedefinieerd) vormen een bedreiging voor de sociale veiligheid in de buurt en leiden vaak tot verloedering van het straatbeeld.
Sluitingstermijnen:
De niet gedoogde verkooppunten van drugs worden gesloten in de volgende gevallen:
-
harddrugs in niet gedoogde verkooppunten van drugs
Bij een 1ste constatering dat in al dan niet voor publiek toegankelijke lokalen -niet zijnde feitelijk bewoonde woningen - en daarbij behorende erven drugshandel t.a.v. harddrugs wordt geconstateerd, dan wordt het pand gesloten voor de duur van
12 maanden (minimaal).(…)
Overtreding: Sluiting:
In een al dan niet voor het publiek toegankelijke lokaal, niet zijnde bewoonde woning (+
bijbehorende erven) wordt drugshandel ten aanzien van harddrugs geconstateerd.
1ste constatering: 12 maanden (minimaal) sluiting
(…)
4.Afwijkingsbevoegdheid
In beginsel wordt er overeenkomstig de bovenstaande beleidsregels besloten. De burgemeester kan op basis van feiten en omstandigheden in bijzondere gevallen gemotiveerd afwijken van de maatregelen zoals deze zijn vastgesteld in het onderhavige beleid (artikel 4:84 Awb, de zgn. inherente afwijkingsbevoegdheid). Dat kan bijvoorbeeld betekenen dat bij zeer ernstige overtredingen een stap wordt overgeslagen of voor een langere periode wordt gesloten. Enkele voorbeelden van situaties die zich kunnen voordoen (niet limitatief) zijn; het aantreffen van een zeer grote hoeveelheid drugs, het aantreffen van zowel harddrugs als softdrugs, het aantreffen van wapens, overige criminele activiteiten, een grote gevaarsetting voor de directe omgeving, signalen van overlast, gevaar voor de volksgezondheid. Overigens kan er ook aanleiding zijn om in plaats van een last onder bestuursdwang een last onder dwangsom op te leggen indien de situatie erom vraagt.

Voetnoten

1.Eén besluit is gericht aan eiseres in haar hoedanigheid van eigenaresse van het bedrijfspand en één besluit is gericht aan eiser in zijn hoedanigheid van eigenaar van de woning. Beide besluiten zijn op 1 februari 2022 genomen.
2.Dit beroep is geregistreerd onder zaaknummer ARN 22/4029.
3.Dit beroep is geregistreerd onder zaaknummer ARN 23/296.
4.Beleidsregel van de minister van Veiligheid en Justitie van 8 juli 2014, nr. 436935, Stcrt. 20210.
5.ECLI:NL:RBGEL:2022:5575, zaaknummer AWB 22/4516 (niet gepubliceerd).
6.Vergelijk de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS) van 23 november 2022, ECLI:NL:RVS:2022:3385, ro. 5 en 5.1.
7.Nederlands Forensisch Instituut.
8.Zie bijvoorbeeld ook de uitspraak van de ABRvS van 6 juli 2022, ECLI:NL:RVS:2022:1881, ro. 6.
9.ABRvS van 21 februari 2024, ECLI:NL:RVS:2024:715.
10.ABRvS van 19 juli 2023, ECLI:NL:RVS:2023:2776, ro. 4.3.1.
11.ABRvS van 28 augustus 2019, ECLI:NL:RVS:2019:2912, ro. 4.2.1.
12.Zie de uitspraak en rechtsoverweging genoemd in noot 8.
13.ABRvS van 17 oktober 2018, ECLI:NL:RVS:2018:3351, ro. 7.2.
14.ABRvS van 19 juli 2023, ECLI:NL:RVS:2023:2774, ro. 4.4.