ECLI:NL:RBGEL:2023:6877

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
15 december 2023
Publicatiedatum
15 december 2023
Zaaknummer
05-228374-20
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Oordeel over niet ingrijpen door moeder bij mishandeling van kind door vader

Op 15 december 2023 heeft de Rechtbank Gelderland in Arnhem uitspraak gedaan in een strafzaak tegen verdachte [verdachte 1], de moeder van [slachtoffer]. De zaak betreft de beschuldiging dat zij haar kind in een hulpeloze toestand heeft gelaten, terwijl zij op de hoogte was van de mishandelingen door haar echtgenoot, [verdachte 2]. De rechtbank heeft vastgesteld dat [slachtoffer] op 17 juni 2020 door zijn vader met een riem is geslagen, terwijl de moeder aanwezig was en niet ingreep. De rechtbank heeft de verklaringen van [slachtoffer] als betrouwbaar beoordeeld, gezien de consistentie en details in zijn verklaringen, en heeft vastgesteld dat er voldoende steunbewijs is voor zijn verhaal. De rechtbank heeft de moeder schuldig bevonden aan het niet ingrijpen in de mishandeling van haar kind, wat in strijd is met haar zorgplicht als ouder. De rechtbank heeft de moeder veroordeeld tot een taakstraf van 40 uren, met aftrek van de tijd in verzekeringstelling, en heeft haar vrijgesproken van de mishandeling die voor 17 juni 2020 zou hebben plaatsgevonden. De rechtbank heeft rekening gehouden met de verbeterde situatie in het gezin en het feit dat de moeder een first offender is.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer: 05/228374-20
Datum uitspraak : 15 december 2023
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte 1],
geboren op [geboortedag] 1983 in [geboorteplaats] ,
wonende aan [adres] .
Raadsvrouw: mr. G.J.P.C.G. Verheijen, advocaat in Nijmegen.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van de politierechter op 27 januari 2022 en de meervoudige kamer van 26 april 2023 en 1 december 2023.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
zij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van september 2015 t/m 17 juni 2020, althans op of omstreeks 17 juni 2020 te Nijkerk, althans in Nederland,(telkens) opzettelijk haar kind [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum slachtoffer] , tot wiens onderhoud, verpleging of verzorging zij, verdachte, als moeder van een minderjarige zoon krachtens wet of overeenkomst verplicht was, in een hulpeloze toestand heeft gebracht en/of heeft gelaten, immers heeft zij, verdachte, (telkens) met dat opzet, terwijl zij wist dat haar, verdachte's echtgenoot, [verdachte 2] , die [slachtoffer] had mishandeld door hem te slaan met de vlakke hand en/of met een riem, niet heeft ingegrepen en voornoemd kind niet in een veilige situatie heeft gebracht en/of zich niet tot de politie en/of justitie heeft gewend om het mishandelen te melden, zulks terwijl voornoemd kind geheel van verdachte en haar, verdachte's echtgenoot, afhankelijk was voor zijn opvoeding en verzorging.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het ten laste gelegde feit.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit dat verdachte moet worden vrijgesproken van het ten laste gelegde feit. Er heeft op 17 juni 2020 en ook in de periode daarvoor vanaf september 2015 geen mishandeling plaatsgevonden en verdachte heeft dus ook niet in hoeven grijpen. [slachtoffer] heeft later bovendien verklaard dat zijn eerdere verklaring gelogen is.
Beoordeling door de rechtbank
Verdachte is de partner van verdachte [verdachte 2] . Zij zijn 19 jaar getrouwd. Zij wonen samen aan [adres] met drie kinderen. Ze zijn samen de ouders van [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum slachtoffer] . [2]
Bij vonnis van 15 december 2023 heeft de rechtbank verdachte [verdachte 2] (hierna: vader) veroordeeld voor – samengevat – mishandeling van zijn kind op 17 juni 2020. De rechtbank heeft met betrekking tot de feitelijke gedragingen van vader het volgende overwogen.
“Mishandeling 17 juni 2020
Op 18 juni 2020 komt een politieman naar aanleiding van een melding naar het Shell tankstation te Amersfoort. Daar trof hij aan [slachtoffer] die aan de verbalisant vertelt dat hij gisteren door zijn vader met een riem is geslagen. [3]
Op 19 juni 2020 omstreeks 11.00 uur is [slachtoffer] door de politie opgehaald bij het pleeggezin waar hij verbleef en naar de Forensische Opsporing gebracht. Hij verklaarde aan de verbalisant [naam 1] tijdens de autorit dat hij thuis was weggelopen omdat hij niet meer geslagen wilde worden door zijn vader ( [verdachte 2] ) en moeder ( [verdachte 1] ). [slachtoffer] verklaarde dat hij met een riem of met de vlakke hand werd geslagen, door zowel vader als moeder. Hij wordt wekelijks geslagen door zijn ouders. De riem is een versleten zwarte riem van zijn vader. [4]
Nadat de foto’s door de forensische Opsporing waren gemaakt verklaarde [slachtoffer] in de ontvangstruimte aan de verbalisant [naam 3] dat hij het erg spannend vond. Hij verklaarde dat hij nooit meer naar huis wilde en het heel erg vond dat zijn ouders bij de politie ontkenden en logen. Hij vond dat zelfs erger dan het slaan. [5]
Op 24 juni 2020 heeft [slachtoffer] tijdens een huiskamerverhoor verklaard dat hij woensdag (de rechtbank begrijpt: 17 juni 2020) op zijn telefoon een filmpje zag binnenkomen, waarop een halfnaakte Shrek te zien was. Zijn moeder zag dit en werd boos en liet het aan zijn vader zien. Zijn vader werd ook boos en ging hem vervolgens slaan. Hij was op dat moment in de woonkamer (de rechtbank begrijpt in Nijkerk) en de rest van het gezin ook. Zijn vader sloeg hem met een riem en hij heeft daarvan afdrukken op zijn been, rug en arm. Op het politiebureau kwamen zijn ouders en zijn oudere broer [naam 2] . Zijn ouders vertelden dat zij niets gedaan hadden en [naam 2] zei dat hij [slachtoffer] had geslagen. Dit is volgens [slachtoffer] helemaal niet waar. De riem is een zwarte riem waar de gesp al af is. De riem ligt meestal op de voetenbank tegen de muur of achter de deur in de slaapkamer van zijn ouders. [6]
Standpunt ouders
[slachtoffer] ’s ouders, verdachte en verdachte [verdachte 1] (hierna: moeder), ontkennen dat verdachte [slachtoffer] heeft geslagen.
Betrouwbaarheid verklaring [slachtoffer]
De rechtbank stelt voorop dat volgens het tweede lid van artikel 342 van het Wetboek van Strafvordering het bewijs dat een verdachte een ten laste gelegd feit heeft begaan, door de rechter niet uitsluitend kan worden aangenomen op basis van de verklaring van één getuige of alleen op basis van de verklaring of aangifte van het slachtoffer. Deze bepaling strekt ter waarborging van de deugdelijkheid van de bewijsbeslissing, in die zin dat zij de rechter verbiedt tot een bewezenverklaring te komen als de door de aangever genoemde feiten en omstandigheden op zichzelf staan en onvoldoende steun vinden in ander bewijsmateriaal. Dat steunbewijs moet afkomstig zijn uit een andere bron dan het slachtoffer zelf, maar hoeft – volgens de jurisprudentie van de Hoge Raad – niet per definitie te zien op het daderschap van verdachte of de tenlastegelegde gedragingen. Het is voldoende wanneer de verklaring van het slachtoffer op onderdelen steun vindt in andere bewijsmiddelen. Het verband tussen de getuigenverklaring en het overige gebezigde bewijsmateriaal mag echter niet te ver verwijderd zijn. [7] De bewezenverklaring van onderdelen van de tenlastelegging kunnen dus wel op de enkele verklaring van het slachtoffer berusten.
Indien het slachtoffer de voornaamste bron van het bewijs is, moet extra kritisch gekeken worden naar de betrouwbaarheid van die verklaring(en). Bij de beoordeling van de betrouwbaarheid kan onder meer worden onderzocht of de verklaringen van het slachtoffer gedetailleerd, concreet en consistent zijn en elkaar op wezenlijke onderdelen ondersteunen.
De rechtbank zal tegen deze achtergrond eerst onderzoeken of zij de verklaring van [slachtoffer] betrouwbaar vindt en – als dat zo is en de verklaring dus als bewijsmiddel kan worden gebruikt – vervolgens nagaan of in het dossier voldoende steunbewijs aanwezig is voor de verklaring van [slachtoffer] .
De rechtbank stelt vast dat [slachtoffer] consistente, gedetailleerde en concrete verklaringen heeft afgelegd bij de politie. De verklaringen die hij meteen na aantreffen bij het tankstation op 18 juni 2020 en bij de politie heeft geuit op 19 en 24 juni 2020 komen in de kern op hetzelfde neer en ondersteunen elkaar over en weer.
[slachtoffer] heeft in zijn verklaringen voorbeelden gegeven en details over de gebeurtenissen verteld, zoals dat hij met een riem werd geslagen en waar die riem zou moeten liggen, namelijk op de voetenbank tegen de muur of achter de deur in de slaapkamer van zijn ouders. De rechtbank constateert voorts dat achter de deur van de slaapkamer daadwerkelijk door de politie een riem is gevonden die bij de beschrijving van [slachtoffer] past, namelijk een zwartkleurige riem zonder gesp. [8]
Voorts draagt het geconstateerde letsel bij aan de verklaring van [slachtoffer] . Zowel op de rechterarm als op het linker bovenbeen van [slachtoffer] is te zien dat hij een bloeduitstorting heeft in de vorm van een karakteristieke ‘tramline bruise’. [9] De rechtbank is van oordeel dat dit letsel past bij een slag met een riem.
Ook draagt bij aan de betrouwbaarheid van zijn verklaring een appbericht van 21 juni 2020 [10] , waarop te zien is dat [slachtoffer] naar zijn broer [naam 2] appt: ‘
wrm logen jullie’, ‘
wrm’, ‘
als jullie het zo gaan spelen isg’. [11] De rechtbank maakt hieruit op dat [slachtoffer] zich afvraagt waarom [naam 2] en zijn ouders niet de waarheid hebben verteld. Deze uitlating strookt met [slachtoffer] eerdere verklaringen.
Dat [slachtoffer] in zijn brief van 26 januari 2021 heeft verklaard dat zijn verklaringen in juni 2020 gelogen waren, doet niet af aan de betrouwbaarheid van die verklaringen. De rechtbank stelt vast dat deze brief dateert van ruim zeven maanden na de ten laste gelegde mishandeling op 17 juni 2020, terwijl [slachtoffer] in de tussentijd weer met zijn gezin over het incident heeft kunnen praten. De verklaringen van [slachtoffer] op 18, 19 en 24 juni 2020 zijn afgelegd vlak na het incident waarover hij consistent, gedetailleerd en concreet heeft verklaard. De rechtbank heeft geen aanleiding om te twijfelen aan de betrouwbaarheid van laatstgenoemde verklaringen van [slachtoffer] .
Steunbewijs
De rechtbank is voorts van oordeel dat het dossier voldoende steunbewijs bevat voor de verklaringen van [slachtoffer] .
De verklaring van [slachtoffer] vindt steun in de beschrijving van het letsel bij [slachtoffer] op 19 juni 2020. Daarin staat beschreven dat [slachtoffer] zowel op zijn rechterarm als op zijn linker bovenbeen een bloeduitstorting heeft in de vorm van een karakteristieke ‘tramline bruise’. [12] Zoals eerder geconcludeerd past dit naar het oordeel van de rechtbank bij een slag met een riem, zoals door [slachtoffer] is verklaard.
De verklaring van [slachtoffer] vindt voorts steun in de tapgesprekken tussen verdachte en verschillende personen. In een tapgesprek op 10 juli 2020 tussen verdachte en [naam 4] (de rechtbank begrijpt: [naam 4]), een vriend van verdachte, werd het volgende gezegd:
[verdachte 2] zegt: “Nee, ik houd mezelf volledig verantwoordelijk voor het hele probleem [naam 4] . Voor alles. Het is mijn schuld, het komt door mij.”
[naam 4] zegt: “Ja oké maar je wilt opvoeden, je wilt een fout corrigeren. Maar wij zitten in een land waar we de fout niet op onze eigen manier kunnen corrigeren. Het is een manier die een beetje... en onze kinderen luisteren niet als je een gesprek met hen aangaat. En wij zijn gewend aan het gebruik van slippers en riemen. Dus je moet jezelf de schuld niet geven, hoe vaak zijn wij wel niet door onze ouders geslagen.
[verdachte 2] zegt: “Wij, wij mogen dat niet doen. Dat is fout en we moeten het tegen onze kinderen niet doen. Het is fout en we moeten het tegen onze kinderen niet doen.”
[naam 4] zegt: “Uiteraard uiteraard. Je moetje handen thuis houden, punt uit. Er bestaat iets wat gesprek voeren heet. Kom we gaan praten, zeg je tegen hem, toon aan datje het al dan niet bij het rechte einde hebt. In gespreksvorm. Overigens zijn jouw kinderen groot, dat moetje niet vergeten. Je kan het niet maken om ze te slaan. [naam 2] is al een grote man.”
[verdachte 2] zegt: “Nee [naam 2] sla ik niet. Geen één sla ik, alle drie niet [naam 4] . Al een tijd niet, al een hele tijd niet. Al een hele tijd... dat ik dus gestopt ben met hen te slaan. Maar toen ik zag dat dit een grote kwestie was, zo zag ik het...”
[naam 4] zegt: “Werd je ziedend, werd je ziedend. Dat kon je niet toelaten.”
[verdachte 2] zegt: “Werd ik ziedend en hij schreeuwde tegen zijn moeder [naam 4] .” [13]
In een tapgesprek op 11 juli 2020 tussen verdachte en moeder werd het volgende gezegd:
[verdachte 2] zegt: “Ik weet wat het gevolg zal zijn. Hij blijft geslagen worden, maar ik weet op welke manier. Laat hem maar eerst terugkomen.”
[verdachte 1] zegt: “Je moetje handen niet aan hem vuil maken.”
[verdachte 2] zegt: “Nee, ik ga hem toch niet slaan. Ik laat zijn twee broers hem verrot slaan, om het minste geringste. [14]
Ook door de tweede tolk is dit vertaald als ‘slaan’. [15]
In een tapgesprek op 12 juli 2020 tussen verdachte en [naam 4] wordt het volgende gezegd:
[naam 4] zegt: “Hebben ze jou dat genoemd, hebben ze het met jou over zichtbare tekenen gehad?”[verdachte 2] zegt: “Natuurlijk, ze hebben er destijds foto’s van genomen. Ze hebben ze gezien, natuurlijk”[naam 4] zegt: “Aha, en door jouw toedoen, of wat?”
[verdachte 2] zegt: “Ja ja van mijn riem.”
[naam 4] zegt: “Flinke, flinke?”[verdachte 2] zegt: “Ja flinke.” [16]
In een tapgesprek op 14 juli 2020 tussen verdachte en moeder werd het volgende gezegd:
M: Deze kwestie kan ons kapotmaken als het tegen mij bewezen wordt, als de politie hem zou geloven.
D: We blijven hetzelfde vertellen en er zal niets veranderen, [verdachte 2] . Je hoeft morgen dus niet in paniek raken of zo, normaal.
M: Morgen?
D: Ik bedoel overmorgen.
M: Nee, ik zal niet in paniek raken want de advocaat zal een beetje steun geven, als we samen met een advocaat zijn, bedoel ik, [verdachte 1] .
D: Ja, natuurlijk maar jij moet niet laten zien datje bang bent.
M: Het gaat er niet om of ik bang bang, [verdachte 1] , de hele kwestie is namelijk verwarrend, schat. Ze zullen jou alleen spreken.
D: Laat ze mij maar alleen spreken. We gaan afspreken over wat er gezegd gaat worden. Als de riem er wel of niet is, we gaan afspreken over wat we gaan vertellen om hetzelfde te vertellen. [17]
In een tapgesprek van 17 juli 2020 tussen verdachte en één van zijn kinderen werd het volgende gezegd:
K: Hallo papa.
A: Dag lieverd. Ik wil dat je nu snel komt omdat ze met jou willen praten. Ze gaan je alleen spreken, net als [naam 5] jou sprak. Goed?
K: Goed.
A: Dus... rustig hè moet je met ze praten, voor het geval ze jou zeggen van "vertel maar, en we gaan je beschermen en zo". Wees alert, je moet niet zeggen "hij slaat ons" of wat dan ook.
K: Oké, ik kom straks terug.
A: Goed dan, kom maar. [18]
De rechtbank merkt bij dit tapgesprek op dat het gesprek door twee tolken is vertaald, waarbij ook de tweede tolk een deel van het gesprek vertaalt als: (…)
“pas op, zeg niet tegen hen ‘hij slaat ons of wat dan ook’, let op”. [19]
De rechtbank is aldus van oordeel dat voorgaande tapgesprekken in samenhang bezien steun geven aan de verklaring van [slachtoffer] en passen bij zijn verhaal.
Daartegenover staat dat de rechtbank vaststelt dat uit het gesprek van 14 juli 2020 tussen verdachte en moeder blijkt dat zij hun verhaal op elkaar wilden afstemmen (ter voorbereiding op het politieverhoor van beide verdachten dat op 16 juli 2020 zou plaatsvinden), hetgeen afbreuk doet aan de betrouwbaarheid van de verklaringen van verdachte en moeder.
De rechtbank acht op basis van het voorgaande wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de mishandeling van zijn zoon [slachtoffer] op 17 juni 2020. De rechtbank gaat aldus niet uit van de verklaringen van verdachte, moeder en broer [naam 2] later bij de rechter-commissaris, dat [naam 2] [slachtoffer] heeft geslagen met de riem, omdat de rechtbank de verklaringen van verdachte en moeder niet betrouwbaar acht en omdat die verklaringen niet worden ondersteund door andere bewijsmiddelen, in tegenstelling tot de verklaringen van [slachtoffer] in 2020.
Mishandelingen gedurende de periode vóór 17 juni 2020
Voor wat betreft de periode vóór 17 juni 2020 overweegt de rechtbank dat niet wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan mishandeling van [slachtoffer] , nu voldoende steunbewijs voor de verklaring van [slachtoffer] dat hij thuis wordt mishandeld vanaf zijn 8e jaar, ontbreekt. Verdachte zal daarom voor de periode voorafgaand aan 17 juni 2020 worden vrijgesproken van de ten laste gelegde mishandeling.”
De rol van verdachte [verdachte 1]
Verdachte wordt - in de kern - verweten dat zij niet heeft ingegrepen terwijl zij wist dat vader [slachtoffer] mishandelde, onder meer met een riem.
Uit de verklaring van [slachtoffer] van 24 juni 2020 blijkt dat de rest van het gezin aanwezig was toen hij op 17 juni 2020 door vader werd geslagen. [20] De tapgesprekken tussen verdachte en vader ondersteunen dat verdachte van de mishandeling afwist. [21] Gelet hierop stelt de rechtbank vast dat verdachte aanwezig was toen [slachtoffer] werd mishandeld door vader en dat zij op dat moment niet heeft ingegrepen. Verdachte is de moeder is van [slachtoffer] en is daarom op grond van artikel 1:247 van het Burgerlijk Wetboek wettelijk verplicht tot verzorging en opvoeding van [slachtoffer] . Van een hulpeloze toestand kan worden gesproken indien gevaar bestaat voor het leven of de gezondheid van de hulpbehoevende, terwijl de hulpbehoevende zichzelf niet redden kan.
Verdachte heeft, als zorgplichtige, de mishandeling van [slachtoffer] laten gebeuren, terwijl [slachtoffer] - als minderjarig kind - van de zorg van zijn beide ouders afhankelijk was (en is). Verdachte heeft, gelet op het voorgaande, [slachtoffer] in een hulpeloze toestand gebracht en gelaten. Het ten laste gelegde feit is daarom wettig en overtuigend bewezen. Net als bij vader gaat de rechtbank wat betreft de pleegperiode van het in hulpeloze toestand laten van [slachtoffer] uit van 17 juni 2020. Verdachte zal voor de daaraan voorafgaande periode worden vrijgesproken van het ten laste gelegde feit.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
zij op
een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van september 2015 t/m17 juni 2020,
althans op of omstreeks 17 juni 2020te Nijkerk,
althans in Nederland,(telkens)opzettelijk haar kind [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum slachtoffer] , tot wiens onderhoud, verpleging of verzorging zij, verdachte, als moeder van een minderjarige zoon krachtens wet
of overeenkomstverplicht was, in een hulpeloze toestand heeft gebracht en
/ofheeft gelaten, immers heeft zij, verdachte,
(telkens)met dat opzet, terwijl zij wist dat haar, verdachte’s echtgenoot, [verdachte 2] , die [slachtoffer] had mishandeld door hem te slaan met
de vlakke hand en/ofmet een riem, niet heeft ingegrepen en voornoemd kind niet in een veilige situatie heeft gebracht en
/ofzich niet tot de politie
en/of justitie heeft gewend om het mishandelen te melden, zulks terwijl voornoemd kind geheel van verdachte en haar, verdachte’s echtgenoot, afhankelijk was voor zijn opvoeding en verzorging.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
opzettelijk iemand tot wiens onderhoud, verpleging of verzorging zij krachtens wet of overeenkomst verplicht is, in een hulpeloze toestand laten.

5.De strafbaarheid van het feit

Het feit is strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot het verrichten van 80 uren taakstraf subsidiair 40 dagen hechtenis en voorts tot een gevangenisstraf voor de duur van 1 maand voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft de rechtbank verzocht bij een eventuele strafoplegging rekening te houden met de persoon van verdachte. Ze is first offender en er zijn geen zorgen meer in het gezin, zo heeft de Raad voor de Kinderbescherming geconcludeerd. Sinds september 2023 is er geen voogd meer betrokken bij het gezin.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
De partner van verdachte heeft hun minderjarig kind [slachtoffer] van toen 12 jaar op 17 juni 2020 mishandeld. [slachtoffer] werd met een riem geslagen door zijn vader, terwijl zijn gezin daarbij aanwezig was. De mishandeling heeft plaatsgevonden in het eigen huis, een plek waar [slachtoffer] zich bij uitstek veilig zou moeten voelen, maar waar hij daarentegen geconfronteerd werd met geweld. Verdachte was op de hoogte van hetgeen haar partner deed, maar greep niet in. Verdachte liet de buitengewoon onveilige en ongezonde situatie voor [slachtoffer] gebeuren. Ze heeft niet ingegrepen en heeft daardoor [slachtoffer] benadeeld.
De rechtbank houdt er rekening mee dat het een feit betreft dat langer geleden heeft plaatsgevonden en dat het sindsdien beter lijkt te gaan in het gezin. [slachtoffer] woont weer thuis en de situatie lijkt te zijn verbeterd. Verdachte is bovendien first offender, zo blijkt uit het strafblad van 19 oktober 2023. De rechtbank heeft daarnaast gelet op de reclasseringsadviezen van 24 januari 2022 en van 21 maart 2023. Daaruit blijkt dat in 2022 een intensief ambulant hulpverleningstraject is opgesteld in het kader van een ondertoezichtstelling van [slachtoffer] . Verdachte en vader werken inmiddels goed mee aan de betrokken passende hulpverleningstrajecten, waarbij de veiligheid en het welbevinden van de kinderen gemonitord wordt. Vanuit de betrokken instanties zijn geen (nieuwe) signalen van kindermishandeling. Reclasseringsbemoeienis is momenteel dan ook niet nodig. De rechtbank maakt hieruit op dat het goed gaat in het gezin en zal dit in het voordeel van verdachte meewegen bij de strafoplegging.
De rechtbank heeft bij het bepalen van de strafmaat ook gekeken naar straffen die in vergelijkbare zaken worden opgelegd en houdt rekening met het tijdsverloop van de zaak. De rechtbank zal een lagere straf opleggen dan gevorderd door de officier van justitie. Dit is vooral gelegen in het feit dat de rechtbank verdachte zal vrijspreken van de ten laste gelegde periode september 2015 t/m 16 juni 2020, terwijl de eis van de officier van justitie mede gebaseerd is op een bewezenverklaring in deze periode. Alles afwegende acht de rechtbank een taakstraf voor de duur van 40 uren passend en geboden met aftrek van de tijd van inverzekeringstelling.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf en/of maatregel is gegrond op de artikelen 9, 22c, 22d en 255 van het Wetboek van Strafrecht.

9.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot het verrichten van een
taakstraf van 40 (veertig) uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht
vervangende hechteniszal worden toegepast voor de duur van
20 (twintig) dagen;
 beveelt dat voor de tijd die door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van de taakstraf in verzekering is doorgebracht, bij de uitvoering van die straf uren in mindering worden gebracht volgens de maatstaf dat per dag in verzekering doorgebracht 2 uur in mindering wordt gebracht.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.J.H. Steenweg (voorzitter), mr. W. Bruins en mr. J.M. Breimer, rechters, in tegenwoordigheid van mr. S.A. Teger, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 15 december 2023.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [naam 6] van de politie Eenheid Oost-Nederland, district Gelderland-Midden, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2020279739, gesloten op 9 september 2020 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 169.
3.Proces-verbaal van bevindingen, p. 17-20.
4.Proces-verbaal van bevindingen, p. 23-24.
5.Proces-verbaal van bevindingen, p. 21-22.
6.Proces-verbaal van bevindingen, p. 27.
7.HR 13 juli 2010, ECLI:NL:HR:2010:BM2452, HR 6 maart 2012, ECLI:NL:HR:2012:BS7910, HR 10 juni 2014, ECLI:NL:HR:2014:1354, HR 15 mei 2018, ECLI:NL:HR:2018:717, HR 10 juli 2018, ECLI:NL:HR:2018:1117.
8.Proces-verbaal van bevindingen, p. 50-51.
9.Proces-verbaal forensisch onderzoek letselfotografie, p. 29-30 en Forensisch geneeskundige letselbeschrijving, p. 31-34.
10.Proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte 1] , p. 177; ‘Dat was 2 dagen nadat [slachtoffer] bij de politie is geweest’.
11.Proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte 1] , p. 180.
12.Proces-verbaal forensisch geneeskundige letselbeschrijving, p. 31-34.
13.Proces-verbaal van bevindingen gesprek, p. 65.
14.Proces-verbaal van bevindingen gesprek, p. 68.
15.Idem.
16.Proces-verbaal van bevindingen gesprek, p. 69.
17.Proces-verbaal van bevindingen gesprek, p. 84.
18.Proces-verbaal van bevindingen gesprek, p. 88.
19.Proces-verbaal van bevindingen gesprek, p. 88.
20.Proces-verbaal van bevindingen, p. 27.
21.Proces-verbaal van bevindingen gesprek, p. 68 en 84.