ECLI:NL:RBGEL:2023:6873

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
15 december 2023
Publicatiedatum
15 december 2023
Zaaknummer
05-228375-20
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Mishandeling van een 12-jarig kind door ouder

Op 15 december 2023 heeft de Rechtbank Gelderland in Arnhem uitspraak gedaan in een strafzaak tegen verdachte [verdachte 1], die beschuldigd werd van de mishandeling van zijn 12-jarige zoon, [slachtoffer]. De zaak kwam aan het licht na een melding op 18 juni 2020, waarbij [slachtoffer] verklaarde dat hij door zijn vader met een riem was geslagen. De rechtbank heeft de verklaringen van [slachtoffer] als consistent en gedetailleerd beoordeeld, en deze werden ondersteund door forensisch bewijs, waaronder letsel dat overeenkwam met een slag met een riem. De verdediging voerde aan dat de verklaringen van [slachtoffer] niet betrouwbaar waren en dat zijn broer de mishandeling had gepleegd. Echter, de rechtbank oordeelde dat de verklaringen van de ouders niet betrouwbaar waren en dat er voldoende bewijs was om de mishandeling op 17 juni 2020 te bevestigen.

De rechtbank heeft vastgesteld dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de mishandeling van zijn zoon, maar sprak hem vrij van de beschuldigingen die betrekking hadden op de periode vóór 17 juni 2020, omdat er onvoldoende bewijs was voor die beschuldigingen. De rechtbank legde een taakstraf op van 40 uren, met vervangende hechtenis van 20 dagen, en hield rekening met de omstandigheden van de verdachte en het tijdsverloop in de zaak. De rechtbank benadrukte de ernst van de mishandeling en het misbruik van het ouderlijk gezag, maar nam ook in overweging dat verdachte niet eerder met justitie in aanraking was gekomen en dat er geen nieuwe signalen van kindermishandeling waren na de incidenten.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer: 05/228375-20
Datum uitspraak : 15 december 2023
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte 1],
geboren op [geboortedag] 1975 in [geboorteplaats] ,
wonende aan [adres] .
Raadsvrouw: mr. S. Kaya, advocaat in Nijmegen.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van de politierechter op 27 januari 2022 en de meervoudige kamer van 26 april 2023 en 1 december 2023.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van september 2015 t/m 17 juni 2020, in elk geval op of omstreeks 17 juni 2020, te Nijkerk, althans in Nederland, zijn kind, [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum slachtoffer] , (telkens) heeft mishandeld door die [slachtoffer] met kracht, met de vlakke hand en/of met een riem een of meermalen tegen het lichaam te slaan.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het ten laste gelegde feit. Voor wat betreft de periode kan volgens de officier van justitie bewezen worden dat verdachte het slachtoffer op 17 juni 2020 heeft geslagen met een riem en ten aanzien van de periode daarvoor kan worden bewezen dat verdachte hem meermalen heeft geslagen.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit dat verdachte moet worden vrijgesproken van het ten laste gelegde feit. De verklaring die het slachtoffer daarover heeft afgelegd is volgens de raadsvrouw niet betrouwbaar en wordt bovendien onvoldoende ondersteund door andere bewijsmiddelen in het dossier. De broer van het slachtoffer heeft verklaard dat hij degene is geweest die het slachtoffer heeft geslagen en dus wordt verdachte ten onterechte vervolgd. Dit wordt bevestigd door de brief van het slachtoffer van 26 januari 2021, waarin hij schrijft dat niet zijn vader maar zijn broer hem geslagen heeft. De tapgesprekken zijn bovendien op onderdelen niet juist vertaald, dus die kunnen niet voor het bewijs worden gebruikt.
Beoordeling door de rechtbank
Verdachte is de partner van verdachte [verdachte 2] . Zij zijn 19 jaar getrouwd. Zij wonen samen aan [adres] met drie kinderen. Ze zijn samen de ouders van [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum slachtoffer] (hierna: [slachtoffer] ). [2]
De rechtbank zal het ten laste gelegde feit in de volgende volgorde beoordelen: eerst de mishandeling van 17 juni 2020 en vervolgens de mishandelingen gedurende de periode vóór 17 juni 2020.
Mishandeling 17 juni 2020
Op 18 juni 2020 komt een politieman naar aanleiding van een melding naar het Shell tankstation te Amersfoort. Daar trof hij aan [slachtoffer] die aan de verbalisant vertelt dat hij gisteren door zijn vader met een riem is geslagen. [3]
Op 19 juni 2020 omstreeks 11.00 uur is [slachtoffer] door de politie opgehaald bij het pleeggezin waar hij verbleef en naar de Forensische Opsporing gebracht. Hij verklaarde aan de verbalisant [naam 6] tijdens de autorit dat hij thuis was weggelopen omdat hij niet meer geslagen wilde worden door zijn vader ( [verdachte 1] ) en moeder ( [verdachte 2] ). [slachtoffer] verklaarde dat hij met een riem of met de vlakke hand werd geslagen, door zowel vader als moeder. Hij wordt wekelijks geslagen door zijn ouders. De riem is een versleten zwarte riem van zijn vader. [4]
Nadat de foto’s door de forensische Opsporing waren gemaakt verklaarde [slachtoffer] in de ontvangstruimte aan de verbalisant [naam 4] dat hij het erg spannend vond. Hij verklaarde dat hij nooit meer naar huis wilde en het heel erg vond dat zijn ouders bij de politie ontkenden en logen. Hij vond dat zelfs erger dan het slaan. [5]
Op 24 juni 2020 heeft [slachtoffer] tijdens een huiskamerverhoor verklaard dat hij woensdag (de rechtbank begrijpt: 17 juni 2020) op zijn telefoon een filmpje zag binnenkomen, waarop een halfnaakte Shrek te zien was. Zijn moeder zag dit en werd boos en liet het aan zijn vader zien. Zijn vader werd ook boos en ging hem vervolgens slaan. Hij was op dat moment in de woonkamer (de rechtbank begrijpt in Nijkerk) en de rest van het gezin ook. Zijn vader sloeg hem met een riem en hij heeft daarvan afdrukken op zijn been, rug en arm. Op het politiebureau kwamen zijn ouders en zijn oudere broer [naam 1] . Zijn ouders vertelden dat zij niets gedaan hadden en [naam 1] zei dat hij [slachtoffer] had geslagen. Dit is volgens [slachtoffer] helemaal niet waar. De riem is een zwarte riem waar de gesp al af is. De riem ligt meestal op de voetenbank tegen de muur of achter de deur in de slaapkamer van zijn ouders. [6]
Standpunt ouders
[slachtoffer] ’s ouders, verdachte en verdachte [verdachte 2] (hierna: moeder), ontkennen dat verdachte [slachtoffer] heeft geslagen.
Betrouwbaarheid verklaring [slachtoffer]
De rechtbank stelt voorop dat volgens het tweede lid van artikel 342 van het Wetboek van Strafvordering het bewijs dat een verdachte een ten laste gelegd feit heeft begaan, door de rechter niet uitsluitend kan worden aangenomen op basis van de verklaring van één getuige of alleen op basis van de verklaring of aangifte van het slachtoffer. Deze bepaling strekt ter waarborging van de deugdelijkheid van de bewijsbeslissing, in die zin dat zij de rechter verbiedt tot een bewezenverklaring te komen als de door de aangever genoemde feiten en omstandigheden op zichzelf staan en onvoldoende steun vinden in ander bewijsmateriaal. Dat steunbewijs moet afkomstig zijn uit een andere bron dan het slachtoffer zelf, maar hoeft – volgens de jurisprudentie van de Hoge Raad – niet per definitie te zien op het daderschap van verdachte of de tenlastegelegde gedragingen. Het is voldoende wanneer de verklaring van het slachtoffer op onderdelen steun vindt in andere bewijsmiddelen. Het verband tussen de getuigenverklaring en het overige gebezigde bewijsmateriaal mag echter niet te ver verwijderd zijn. [7] De bewezenverklaring van onderdelen van de tenlastelegging kunnen dus wel op de enkele verklaring van het slachtoffer berusten.
Indien het slachtoffer de voornaamste bron van het bewijs is, moet extra kritisch gekeken worden naar de betrouwbaarheid van die verklaring(en). Bij de beoordeling van de betrouwbaarheid kan onder meer worden onderzocht of de verklaringen van het slachtoffer gedetailleerd, concreet en consistent zijn en elkaar op wezenlijke onderdelen ondersteunen.
De rechtbank zal tegen deze achtergrond eerst onderzoeken of zij de verklaring van [slachtoffer] betrouwbaar vindt en – als dat zo is en de verklaring dus als bewijsmiddel kan worden gebruikt – vervolgens nagaan of in het dossier voldoende steunbewijs aanwezig is voor de verklaring van [slachtoffer] .
De rechtbank stelt vast dat [slachtoffer] consistente, gedetailleerde en concrete verklaringen heeft afgelegd bij de politie. De verklaringen die hij meteen na aantreffen bij het tankstation op 18 juni 2020 en bij de politie heeft geuit op 19 en 24 juni 2020 komen in de kern op hetzelfde neer en ondersteunen elkaar over en weer.
[slachtoffer] heeft in zijn verklaringen voorbeelden gegeven en details over de gebeurtenissen verteld, zoals dat hij met een riem werd geslagen en waar die riem zou moeten liggen, namelijk op de voetenbank tegen de muur of achter de deur in de slaapkamer van zijn ouders. De rechtbank constateert voorts dat achter de deur van de slaapkamer daadwerkelijk door de politie een riem is gevonden die bij de beschrijving van [slachtoffer] past, namelijk een zwartkleurige riem zonder gesp. [8]
Voorts draagt het geconstateerde letsel bij aan de verklaring van [slachtoffer] . Zowel op de rechterarm als op het linker bovenbeen van [slachtoffer] is te zien dat hij een bloeduitstorting heeft in de vorm van een karakteristieke ‘tramline bruise’. [9] De rechtbank is van oordeel dat dit letsel past bij een slag met een riem.
Ook draagt bij aan de betrouwbaarheid van zijn verklaring een appbericht van 21 juni 2020 [10] , waarop te zien is dat [slachtoffer] naar zijn broer [naam 1] appt: ‘
wrm logen jullie’, ‘
wrm’, ‘
als jullie het zo gaan spelen isg’. [11] De rechtbank maakt hieruit op dat [slachtoffer] zich afvraagt waarom [naam 1] en zijn ouders niet de waarheid hebben verteld. Deze uitlating strookt met [slachtoffer] eerdere verklaringen.
Dat [slachtoffer] in zijn brief van 26 januari 2021 heeft verklaard dat zijn verklaringen in juni 2020 gelogen waren, doet niet af aan de betrouwbaarheid van die verklaringen. De rechtbank stelt vast dat deze brief dateert van ruim zeven maanden na de ten laste gelegde mishandeling op 17 juni 2020, terwijl [slachtoffer] in de tussentijd weer met zijn gezin over het incident heeft kunnen praten. De verklaringen van [slachtoffer] op 18, 19 en 24 juni 2020 zijn afgelegd vlak na het incident waarover hij consistent, gedetailleerd en concreet heeft verklaard. De rechtbank heeft geen aanleiding om te twijfelen aan de betrouwbaarheid van laatstgenoemde verklaringen van [slachtoffer] .
Steunbewijs
De rechtbank is voorts van oordeel dat het dossier voldoende steunbewijs bevat voor de verklaringen van [slachtoffer] .
De verklaring van [slachtoffer] vindt steun in de beschrijving van het letsel bij [slachtoffer] op 19 juni 2020. Daarin staat beschreven dat [slachtoffer] zowel op zijn rechterarm als op zijn linker bovenbeen een bloeduitstorting heeft in de vorm van een karakteristieke ‘tramline bruise’. [12] Zoals eerder geconcludeerd past dit naar het oordeel van de rechtbank bij een slag met een riem, zoals door [slachtoffer] is verklaard.
De verklaring van [slachtoffer] vindt voorts steun in de tapgesprekken tussen verdachte en verschillende personen. In een tapgesprek op 10 juli 2020 tussen verdachte en [naam 2] (de rechtbank begrijpt: [naam 2] ), een vriend van verdachte, werd het volgende gezegd:
[verdachte 1] zegt: “Nee, ik houd mezelf volledig verantwoordelijk voor het hele probleem [naam 2] . Voor alles. Het is mijn schuld, het komt door mij.”
[naam 2] zegt: “Ja oké maar je wilt opvoeden, je wilt een fout corrigeren. Maar wij zitten in een land waar we de fout niet op onze eigen manier kunnen corrigeren. Het is een manier die een beetje... en onze kinderen luisteren niet als je een gesprek met hen aangaat. En wij zijn gewend aan het gebruik van slippers en riemen. Dus je moet jezelf de schuld niet geven, hoe vaak zijn wij wel niet door onze ouders geslagen.
[verdachte 1] zegt: “Wij, wij mogen dat niet doen. Dat is fout en we moeten het tegen onze kinderen niet doen. Het is fout en we moeten het tegen onze kinderen niet doen.”
[naam 2] zegt: “Uiteraard uiteraard. Je moetje handen thuis houden, punt uit. Er bestaat iets wat gesprek voeren heet. Kom we gaan praten, zeg je tegen hem, toon aan datje het al dan niet bij het rechte einde hebt. In gespreksvorm. Overigens zijn jouw kinderen groot, dat moetje niet vergeten. Je kan het niet maken om ze te slaan. [naam 1] is al een grote man.”
[verdachte 1] zegt: “Nee [naam 1] sla ik niet. Geen één sla ik, alle drie niet [naam 2] . Al een tijd niet, al een hele tijd niet. Al een hele tijd... dat ik dus gestopt ben met hen te slaan. Maar toen ik zag dat dit een grote kwestie was, zo zag ik het...”
[naam 2] zegt: “Werd je ziedend, werd je ziedend. Dat kon je niet toelaten.”
[verdachte 1] zegt: “Werd ik ziedend en hij schreeuwde tegen zijn moeder [naam 2] .” [13]
In een tapgesprek op 11 juli 2020 tussen verdachte en moeder werd het volgende gezegd:
[verdachte 1] zegt: “Ik weet wat het gevolg zal zijn. Hij blijft geslagen worden, maar ik weet op welke manier. Laat hem maar eerst terugkomen.”
[verdachte 2] zegt: “Je moetje handen niet aan hem vuil maken.”
[verdachte 1] zegt: “Nee, ik ga hem toch niet slaan. Ik laat zijn twee broers hem verrot slaan, om het minste geringste. [14]
Ook door de tweede tolk is dit vertaald als ‘slaan’. [15]
In een tapgesprek op 12 juli 2020 tussen verdachte en [naam 2] wordt het volgende gezegd:
[naam 2] zegt: “Hebben ze jou dat genoemd, hebben ze het met jou over zichtbare tekenen gehad?”[verdachte 1] zegt: “Natuurlijk, ze hebben er destijds foto’s van genomen. Ze hebben ze gezien, natuurlijk”[naam 2] zegt: “Aha, en door jouw toedoen, of wat?”
[verdachte 1] zegt: “Ja ja van mijn riem.”
[naam 2] zegt: “Flinke, flinke?”[verdachte 1] zegt: “Ja flinke.” [16]
In een tapgesprek op 14 juli 2020 tussen verdachte en moeder werd het volgende gezegd:
M: Deze kwestie kan ons kapotmaken als het tegen mij bewezen wordt, als de politie hem zou geloven.
D: We blijven hetzelfde vertellen en er zal niets veranderen, [verdachte 1] . Je hoeft morgen dus niet in paniek raken of zo, normaal.
M: Morgen?
D: Ik bedoel overmorgen.
M: Nee, ik zal niet in paniek raken want de advocaat zal een beetje steun geven, als we samen met een advocaat zijn, bedoel ik, [verdachte 2] .
D: Ja, natuurlijk maar jij moet niet laten zien datje bang bent.
M: Het gaat er niet om of ik bang bang, [verdachte 2] , de hele kwestie is namelijk verwarrend, schat. Ze zullen jou alleen spreken.
D: Laat ze mij maar alleen spreken. We gaan afspreken over wat er gezegd gaat worden. Als de riem er wel of niet is, we gaan afspreken over wat we gaan vertellen om hetzelfde te vertellen. [17]
In een tapgesprek van 17 juli 2020 tussen verdachte en één van zijn kinderen werd het volgende gezegd:
K: Hallo papa.
A: Dag lieverd. Ik wil dat je nu snel komt omdat ze met jou willen praten. Ze gaan je alleen spreken, net als [naam 5] jou sprak. Goed?
K: Goed.
A: Dus... rustig hè moet je met ze praten, voor het geval ze jou zeggen van "vertel maar, en we gaan je beschermen en zo". Wees alert, je moet niet zeggen "hij slaat ons" of wat dan ook.
K: Oké, ik kom straks terug.
A: Goed dan, kom maar. [18]
De rechtbank merkt bij dit tapgesprek op dat het gesprek door twee tolken is vertaald, waarbij ook de tweede tolk een deel van het gesprek vertaalt als: (…)
“pas op, zeg niet tegen hen ‘hij slaat ons of wat dan ook’, let op”. [19]
De rechtbank is aldus van oordeel dat voorgaande tapgesprekken in samenhang bezien steun geven aan de verklaring van [slachtoffer] en passen bij zijn verhaal.
Daartegenover staat dat de rechtbank vaststelt dat uit het gesprek van 14 juli 2020 tussen verdachte en moeder blijkt dat zij hun verhaal op elkaar wilden afstemmen (ter voorbereiding op het politieverhoor van beide verdachten dat op 16 juli 2020 zou plaatsvinden), hetgeen afbreuk doet aan de betrouwbaarheid van de verklaringen van verdachte en moeder.
De rechtbank acht op basis van het voorgaande wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de mishandeling van zijn zoon [slachtoffer] op 17 juni 2020. De rechtbank gaat aldus niet uit van de verklaringen van verdachte, moeder en broer [naam 1] [verdachte 1] later bij de rechter-commissaris, dat [naam 1] [slachtoffer] heeft geslagen met de riem, omdat de rechtbank de verklaringen van verdachte en moeder niet betrouwbaar acht en omdat die verklaringen niet worden ondersteund door andere bewijsmiddelen, in tegenstelling tot de verklaringen van [slachtoffer] in 2020.
Mishandelingen gedurende de periode vóór 17 juni 2020
Voor wat betreft de periode vóór 17 juni 2020 overweegt de rechtbank dat niet wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan mishandeling van [slachtoffer] , nu voldoende steunbewijs voor de verklaring van [slachtoffer] dat hij thuis wordt mishandeld vanaf zijn 8e jaar, ontbreekt. Verdachte zal daarom voor de periode voorafgaand aan 17 juni 2020 worden vrijgesproken van de ten laste gelegde mishandeling.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
hij op
een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van september 2015 t/m17 juni 2020,
in elk geval op of omstreeks 17 juni 2020,te Nijkerk,
althans in Nederland,zijn kind, [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum slachtoffer] ,
(telkens)heeft mishandeld door die [slachtoffer] met kracht
, met de vlakke hand en/ofmet een riem
een ofmeermalen tegen het lichaam te slaan.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
mishandeling, terwijl de schuldige het misdrijf begaat tegen een kind dat hij verzorgt of opvoedt als behorende tot zijn gezin

5.De strafbaarheid van het feit

Het feit is strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot het verrichten van 80 uren taakstraf subsidiair 40 dagen hechtenis en voorts tot een gevangenisstraf voor de duur van 1 maand voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft de rechtbank verzocht bij een eventuele strafoplegging rekening te houden met de persoon van verdachte en het tijdsverloop en aan hem een geheel voorwaardelijke taakstraf op te leggen zonder bijzondere voorwaarden.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
Verdachte heeft zijn minderjarige zoon van toen 12 jaar mishandeld door hem met een riem te slaan. Verdachte heeft daarmee een grove inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit en de persoonlijke levenssfeer van [slachtoffer] . De rechtbank acht het slaan van een kind met een riem zeer ernstig en heftig geweld. Ook heeft hij misbruik gemaakt van het overwicht dat hij als volwassene had. De mishandeling heeft bovendien plaatsgevonden in het eigen huis, een plek waar [slachtoffer] zich bij uitstek veilig zou moeten voelen, maar waar hij daarentegen geconfronteerd werd met geweld. Verdachte heeft daarmee het vertrouwen dat [slachtoffer] in hem mocht hebben ernstig geschonden.
Met betrekking tot de persoon van verdachte heeft de rechtbank gelet op een uittreksel uit het strafblad van 19 oktober 2023. Daaruit volgt dat verdachte niet eerder met politie en justitie in aanraking is gekomen. Daarnaast heeft de rechtbank gelet op de reclasseringsadviezen van 21 januari 2022 en van 20 maart 2023. Daaruit blijkt dat in 2022 een intensief ambulant hulpverleningstraject is opgesteld in het kader van een ondertoezichtstelling van [slachtoffer] . Verdachte en moeder werken inmiddels goed mee aan de betrokken passende hulpverleningstrajecten, waarbij de veiligheid en het welbevinden van de kinderen gemonitord worden. Vanuit de betrokken instanties zijn geen (nieuwe) signalen van kindermishandeling. Reclasseringsbemoeienis is momenteel dan ook niet nodig. De rechtbank maakt hieruit op dat het goed gaat in het gezin en zal dit in het voordeel van verdachte meewegen bij de strafoplegging.
De rechtbank heeft bij het bepalen van de strafmaat ook gekeken naar straffen die in vergelijkbare zaken worden opgelegd en houdt rekening met het tijdsverloop van de zaak. De rechtbank zal een lagere straf opleggen dan gevorderd door de officier van justitie. Dit is vooral gelegen in het feit dat de rechtbank verdachte zal vrijspreken van de ten laste gelegde periode september 2015 t/m 16 juni 2020, terwijl de eis van de officier van justitie mede gebaseerd is op een bewezenverklaring in deze periode. Alles afwegende acht de rechtbank een taakstraf voor de duur van 40 uren passend en geboden met aftrek van de tijd van inverzekeringstelling.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf en/of maatregel is gegrond op de artikelen 9, 22c, 22d, 300 en 304 van het Wetboek van Strafrecht.

9.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot het verrichten van een
taakstraf van 40 (veertig) uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht
vervangende hechteniszal worden toegepast voor de duur van
20 (twintig) dagen;
 beveelt dat voor de tijd die door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van de taakstraf in verzekering is doorgebracht, bij de uitvoering van die straf uren in mindering worden gebracht volgens de maatstaf dat per dag in verzekering doorgebracht 2 uur in mindering wordt gebracht.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.J.H. Steenweg (voorzitter), mr. W. Bruins en mr. J.M. Breimer, rechters, in tegenwoordigheid van mr. S.A. Teger, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 15 december 2023.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [naam 3] van de politie Eenheid Oost-Nederland, district Gelderland-Midden, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2020279739, gesloten op 9 september 2020 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte 1] , p. 169.
3.Proces-verbaal van bevindingen, p. 17-20.
4.Proces-verbaal van bevindingen, p. 23-24.
5.Proces-verbaal van bevindingen, p. 21-22.
6.Proces-verbaal van bevindingen, p. 27.
7.HR 13 juli 2010, ECLI:NL:HR:2010:BM2452, HR 6 maart 2012, ECLI:NL:HR:2012:BS7910, HR 10 juni 2014, ECLI:NL:HR:2014:1354, HR 15 mei 2018, ECLI:NL:HR:2018:717, HR 10 juli 2018, ECLI:NL:HR:2018:1117.
8.Proces-verbaal van bevindingen, p. 50-51.
9.Proces-verbaal forensisch onderzoek letselfotografie, p. 29-30 en Forensisch geneeskundige letselbeschrijving, p. 31-34.
10.Proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte 2] , p. 177; ‘Dat was 2 dagen nadat [slachtoffer] bij de politie is geweest’.
11.Proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte 2] , p. 180.
12.Proces-verbaal forensisch geneeskundige letselbeschrijving, p. 31-34.
13.Proces-verbaal van bevindingen gesprek, p. 65.
14.Proces-verbaal van bevindingen gesprek, p. 68.
15.Idem.
16.Proces-verbaal van bevindingen gesprek, p. 69.
17.Proces-verbaal van bevindingen gesprek, p. 84.
18.Proces-verbaal van bevindingen gesprek, p. 88.
19.Proces-verbaal van bevindingen gesprek, p. 88.