ECLI:NL:RBGEL:2023:6687

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
6 december 2023
Publicatiedatum
8 december 2023
Zaaknummer
C/05/415862 / HZ ZA 23-64
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Goederenrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Uitleg notariële akte van toedeling en vestiging van erfdienstbaarheid

In deze zaak, die voor de Rechtbank Gelderland is behandeld, gaat het om de uitleg van een notariële akte van toedeling en de vraag of er een erfdienstbaarheid is gevestigd. De eisende partijen, gezamenlijk bekend als [gezamenlijke eisers], zijn eigenaren van een perceel dat sinds 30 september 2005 in hun bezit is. De gedaagde partij, [gedaagde], is eigenaar van een aangrenzend perceel sinds 1 september 2021. De rechtbank heeft vastgesteld dat de percelen betrokken waren bij een ruilverkaveling in 1998, waarbij een erfdienstbaarheid van weg is gevestigd ten behoeve van de eisende partijen. De rechtbank heeft geoordeeld dat de ruilverkavelingsakte, die de erfdienstbaarheid beschrijft, voldoende basis biedt voor de vestiging van deze erfdienstbaarheid, ondanks dat het perceel van de gedaagde niet als dienend erf in de akte is opgenomen. De rechtbank heeft de vorderingen van de eisende partijen toegewezen, inclusief de veroordeling van de gedaagde om mee te werken aan de registratie van de erfdienstbaarheid in het kadaster. De gedaagde's vorderingen in reconventie zijn afgewezen, en zij is veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK Gelderland

Civiel recht
Zittingsplaats Zutphen
Zaaknummer: C/05/415862 / HZ ZA 23-64
Vonnis van 6 december 2023
in de zaak van

1.[eiser 1] ,

te [woonplaats] ,
2.
[eiser 2],
te [woonplaats] ,
eisende partijen in conventie,
verwerende partijen in reconventie,
hierna samen te noemen: [gezamenlijke eisers] ,
advocaat: mr. A.M. van der Zwart te Amsterdam,
tegen
[gedaagde],
te [vestigingsplaats] ,
gedaagde partij in conventie,
eisende partij in reconventie,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
advocaat: mr. A.J. Meijer te Doetinchem.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 19 april 2023
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 26 oktober 2023.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Partijen zijn eigenaren van aan elkaar grenzende percelen. [gezamenlijke eisers] is sinds 30 september 2005 eigenaar van het perceel gelegen aan de [adres] , kadastraal aangeduid als [kadasternummer(s)] . De (woon)boerderij op het perceel van [gezamenlijke eisers] wordt [naam boerderij] genoemd. [gedaagde] is sinds 1 september 2021 eigenaar van het perceel gelegen aan de [adres] , kadastraal aangeduid als [kadasternummer(s)] . De (woon)boerderij op het perceel van [gedaagde] wordt [naam boerderij] genoemd.
2.2.
Het perceel van [gezamenlijke eisers] heeft ook een uitweg aan de [adres] . De [adres] loopt gedeeltelijk over het perceel van [gedaagde] en gedeeltelijk over een verderop gelegen perceel kadastraal bekend [kadasternummer(s)] . De (woon)boerderij op dit perceel wordt [naam boerderij] genoemd. Op het gedeelte van de [adres] dat over de [kadasternummer(s)] loopt is een erfdienstbaarheid van weg gevestigd ten behoeve van het perceel van [gezamenlijke eisers] als heersend erf.
2.3.
De percelen van [gezamenlijke eisers] en [gedaagde] waren in 1998 betrokken bij een ruilverkaveling. In de akte van toedeling (hierna: ruilverkavelingsakte) is – voor zover relevant – het volgende bepaald:
REGISTER VAN BEPERKTE RECHTEN
Volgnummer
reg.
Plan van toedeling
regeling of opheffing van bestaande of vestiging van nieuwe erfdienstbaarheden of andere beperkte rechten
heersend erf
kavelnr.
dienend erf
kavelnr.
R 18
Ten behoeve van het heersend erf en ten laste van het dienend erf wordt gevestigd een erfdienstbaarheid van weg over de bestaande weg ter breedte van ongeveer vijf meter langs de boerderij ‘ [naam boerderij] ’ en vervolgens in zuidwestelijke richting naar de [adres] , tevens uitsluitend voor het gebruik ten behoeve van Landbouw-landbouwdoeleinden en normale bewoning van de boerderij ‘ [naam boerderij] ’ en ‘ [naam boerderij] ’.
Gemelde erfdienstbaarheden zijn gevestigd onder bepaling dat zich op bedoelde weg niets zal mogen bevinden hetgeen de uitoefening van de erfdienstbaarheid zou kunnen belemmeren of verzwaren.
Erfdienstbaarheid van weg uitsluitend voor het gebruik ten behoeve van landbouwdoeleinden en normale bewoning van de boerderijen ‘ [naam boerderij] ’ en ‘ [naam boerderij] , welke weg, ter breedte van ongeveer vijf meter loopt, vanaf de westgrens van perceel [kadasternummer(s)] naar het oosten tussen de boerderijen ‘ [naam boerderij] ’ en ‘ [naam boerderij] ’ door naar de [adres] . Deze weg wordt over en weer ten behoeve en ten laste van het aan verkopers in eigendom verblijvende gedeelte en ten behoeve en ten laste van deze verkochte gedeelte belast met de erfdienstbaarheid van weg, zoals omschreven in de akte, ingeschreven ten hypotheekkantore te Zutphen in de [inschrijfnummers]
[kadasternummer(s)]
[kadasternummer(s)]
Perceel [kadasternummer(s)] betreft het perceel van [gedaagde] , huidig perceel [kadasternummer(s)] . Perceel [kadasternummer(s)] betreft het perceel van de eigenaren van [naam boerderij] , huidig [kadasternummer(s)] . Perceel [kadasternummer(s)] betreft het perceel van [gezamenlijke eisers] , huidig perceel [kadasternummer(s)] . Perceel [kadasternummer(s)] dat in de ruilverkavelingsakte wordt genoemd, is bij de ruilverkaveling opgegaan in het perceel van [gedaagde] ( [kadasternummer(s)] ).
2.4.
Voorafgaand aan de ruilverkaveling had het perceel van [gezamenlijke eisers] geen uitweg aan de [adres] . Deze uitweg is op enig moment na de ruilverkaveling gerealiseerd. Tot de ruilverkaveling was ten behoeve van het perceel van [gezamenlijke eisers] een recht van overpad gevestigd op het gedeelte van de [adres] gelegen op perceel [kadasternummer(s)] , welk perceel inmiddels is opgegaan in het perceel van [gedaagde] .

3.Het geschil

in conventie
3.1.
[gezamenlijke eisers] vordert - samengevat – voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
Primair
  • Een verklaring voor recht dat ten behoeve van de percelen thans [kadasternummer(s)] en [kadasternummer(s)] [adres] en ten laste van perceel [kadasternummer(s)] [adres] een erfdienstbaarheid van weg is gevestigd ten behoeve van landbouwdoeleinden en normale bewoning om over de bestaande weg ter breedte van ongeveer vijf meter te komen en te gaan naar de [adres] ,
  • [gedaagde] te veroordelen om er na betekening van dit vonnis aan mee te werken dat de erfdienstbaarheid bij het kadaster op de juiste wijze wordt ingeschreven, onder welke medewerking zo nodig begrepen moet worden het doen opmaken van een notariële akte en te bepalen dat dit vonnis in de plaats kan treden van een ter uitvoering van het vonnis op te maken akte dan wel in plaats kan treden van de medewerking van [gedaagde] ,
  • althans dat het de rechtbank behage de gevraagde verklaring voor recht en de veroordeling zodanig te formuleren als zij in goede justitie geraden acht.
Subsidiair
  • Een verklaring voor recht dat als gevolg van verjaring ten behoeve van de percelen thans [kadasternummer(s)] en [kadasternummer(s)] [adres] en ten laste van perceel [kadasternummer(s)] [adres] een erfdienstbaarheid van weg is ontstaan ten behoeve van landbouwdoeleinden en normale bewoning om over de bestaande weg ter breedte van ongeveer vijf meter te komen en te gaan naar de [adres] ,
  • [gedaagde] te veroordelen om er na betekening van dit vonnis aan mee te werken dat de erfdienstbaarheid bij het kadaster wordt ingeschreven, onder welke medewerking zo nodig begrepen moet worden het doen opmaken van een notariële akte en te bepalen dat dit vonnis in de plaats kan treden van een ter uitvoering van het vonnis op te maken akte dan wel in plaats kan treden van de medewerking van [gedaagde] ,
  • althans dat het de rechtbank behage de gevraagde verklaring voor recht en de veroordeling zodanig te formuleren als zij in goede justitie geraden acht.
Meer subsidiair
- de bestaande weg gelegen op perceel [kadasternummer(s)] te Winterswijk-Meddo van ongeveer vijf meter breed tot aan de ingang naar de percelen [kadasternummer(s)] en [kadasternummer(s)] ten behoeve van deze percelen aan te wijzen als noodweg te bepalen dat deze weg daarom te allen tijde onbelemmerd toegankelijk moet zijn om te komen en te gaan naar de openbare weg aan de [adres] te Winterswijk-Meddo.
Primair, subsidiair en meer subsidiair
[gedaagde] te veroordelen om aan [gezamenlijke eisers] te betalen:
  • de buitengerechtelijke kosten van € 925,00,
  • de proceskosten en de nakosten, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 14 dagen nadat deze kosten verschuldigd zijn geworden tot aan de dag van volledige betaling.
3.2.
[gedaagde] betwist de vorderingen van [gezamenlijke eisers] . [gedaagde] concludeert tot niet-ontvankelijkheid van [gezamenlijke eisers] , dan wel tot afwijzing van de vorderingen van [gezamenlijke eisers] , met uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling van [gezamenlijke eisers] in de kosten van deze procedure.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.
in reconventie
3.4.
Indien deze rechtbank bepaalt dat een erfdienstbaarheid is gevestigd of door verjaring is ontstaan vordert [gedaagde] – samengevat – opheffing van deze erfdienstbaarheid met veroordeling van [gezamenlijke eisers] in de proceskosten en de nakosten.
3.5.
[gezamenlijke eisers] betwist de vordering van [gedaagde] . [gezamenlijke eisers] concludeert tot niet-ontvankelijkheid van [gedaagde] , dan wel tot afwijzing van de vorderingen van [gedaagde] , met uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling van [gedaagde] in de kosten van deze procedure in reconventie.
3.6.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

in conventie
Is bij de ruilverkaveling een erfdienstbaarheid gevestigd?
4.1.
Partijen verschillen van mening over de vraag of tijdens de ruilverkaveling in 1998 een recht van erfdienstbaarheid is gevestigd op het perceel van [gedaagde] als dienend erf ten behoeve van het perceel van [gezamenlijke eisers] als heersend erf om voor landbouwdoeleinden en normale bewoning te komen en te gaan over de [adres] (hierna: de erfdienstbaarheid). Tussen partijen is niet in geschil dat de erfdienstbaarheid voorafgaand aan de ruilverkaveling bestond. Tussen partijen is ook niet in geschil dat de tekst van de voor de ruilverkaveling bestaande erfdienstbaarheid is opgenomen in de ruilverkavelingsakte.
4.2.
Volgens [gezamenlijke eisers] is de erfdienstbaarheid tijdens de ruilverkaveling in 1998 (opnieuw) gevestigd. Ter onderbouwing hiervan verwijst [gezamenlijke eisers] naar de tekst van de erfdienstbaarheid zoals die is opgenomen in de ruilverkavelingsakte, waarin volgens hem de erfdienstbaarheid is omschreven. Verder voert [gezamenlijke eisers] aan dat de ten behoeve van zijn perceel gevestigde erfdienstbaarheid met [kadasternummer(s)] als dienend erf nutteloos zou zijn zonder de erfdienstbaarheid. [gezamenlijke eisers] moet immers over het perceel van [gedaagde] om te komen op het gedeelte van de [adres] dat op [kadasternummer(s)] ligt.
4.3.
[gedaagde] betwist dat de erfdienstbaarheid bij de ruilverkaveling is gevestigd. Zij voert als onderbouwing aan dat haar perceel niet in de ruilverkavelingsakte is opgenomen als dienend erf. Verder voert [gedaagde] aan dat de toegangsweg vanaf de [adres] oorspronkelijk langs [naam boerderij] en verder tussen [naam boerderij] en [naam boerderij] door naar de [adres] liep. Deze doorgang naar de [adres] bestond na de ruilverkaveling niet meer. Vanaf de ruilverkaveling was het volgens [gedaagde] de bedoeling dat het perceel van [gezamenlijke eisers] een uitweg aan de [adres] zou hebben. Daarom was een uitweg aan de [adres] niet langer nodig en is geen nieuwe erfdienstbaarheid gevestigd.
4.4.
Vestiging van een erfdienstbaarheid geschiedt door een notariële akte van vestiging, gevolgd door de inschrijving daarvan in de openbare registers (artikel 3:98 juncto 3:89 van het Burgerlijk Wetboek (BW)). Ten tijde van de ruilverkaveling was de per 1 januari 2007 vervallen Landinrichtingswet van toepassing. Op grond van artikel 208 lid 2 Landinrichtingswet gold de ruilverkavelingsakte als titel voor de daarin omschreven (beperkte) rechten. Door de inschrijving van de ruilverkavelingsakte in de openbare registers worden daarin omschreven onroerende zaken en beperkte rechten verkregen. De toedeling heeft een rechtsvernieuwende of titelzuiverende werking. Een negatief gevolg hiervan is dat alle zakelijke rechten die niet in de akte van toedeling zijn omschreven door de inschrijving van deze akte tenietgaan.
4.5.
Nu partijen van mening verschillen over de vraag of bij de ruilverkaveling de erfdienstbaarheid is gevestigd, moet de ruilverkavelingsakte worden uitgelegd. Bij de uitleg van een notariële akte van vestiging komt het aan op de partijbedoeling voor zover die in de akte tot uitdrukking is gebracht. Deze bedoeling moet worden afgeleid uit de in de akte gebruikte bewoordingen, uit te leggen naar objectieve maatstaven in het licht van de gehele inhoud van de akte (HR 19 april 2013, ECLI:NL:HR:2013:BZ2904). Onder de partijbedoeling valt niet de bedoeling van [gezamenlijke eisers] en [gedaagde] , aangezien zij geen van beiden eigenaar waren van hun percelen op het moment van de ruilverkaveling.
4.6.
De rechtbank is van oordeel dat uit de in de ruilverkavelingsakte gebruikte bewoordingen, in het licht van de gehele inhoud van de akte, de bedoeling volgt dat ten behoeve van het perceel van [gezamenlijke eisers] de erfdienstbaarheid zou worden gevestigd. Voor die uitleg bestaan twee aanknopingspunten. Allereerst wordt in de tekst van de ruilverkavelingsakte zoals opgenomen onder 2.3 een erfdienstbaarheid van weg omschreven. Deze erfdienstbaarheid van weg ziet volgens de akte op de weg, ter breedte van ongeveer vijf meter, die loopt vanaf de westgrens van perceel Winterswijk [kadasternummer(s)] naar het oosten. Tussen partijen is niet in geschil dat de in de akte bedoelde weg de [adres] is. [gedaagde] heeft niet betwist dat perceel [kadasternummer(s)] bij de ruilverkaveling is opgegaan in haar perceel ( [kadasternummer(s)] ). Daaruit volgt dat de in de ruilverkavelingsakte beschreven weg over het perceel van [gedaagde] loopt. Een tweede uit de ruilverkavelingsakte volgend aanknopingspunt voor deze uitleg is dat [gezamenlijke eisers] zijn erfdienstbaarheid op [kadasternummer(s)] niet kan uitoefenen wanneer hij niet ook een erfdienstbaarheid op het perceel van [gedaagde] heeft.
4.7.
Dat het perceel van [gedaagde] niet is opgenomen in de kolom met dienende erven in de ruilverkavelingsakte, doet aan voorgaande uitleg niet af. Uit de tekst van de ruilverkavelingsakte volgt immers duidelijk op welk deel van de [adres] ten behoeve van het perceel van [gezamenlijke eisers] een erfdienstbaarheid wordt gevestigd. Bovendien valt niet in te zien waarom de erfdienstbaarheid in de ruilverkavelingsakte is omschreven, als het niet de bedoeling was om deze te vestigen. Dat het na de ruilverkaveling de bedoeling was dat het perceel van [gezamenlijke eisers] een uitweg aan de [adres] zou hebben, volgt niet uit de ruilverkavelingsakte. Gesteld noch gebleken is dat hierover iets in de ruilverkavelingsakte is opgenomen. De rechtbank is gelet op het voorgaande van oordeel dat [gezamenlijke eisers] terecht heeft gesteld dat het perceel van [gedaagde] per abuis niet als dienend erf is vermeld. Uit het voorgaande volgt dat de ruilverkavelingsakte een titel opleverde voor de vestiging van de erfdienstbaarheid.
4.8.
[gedaagde] voert verder aan dat de erfdienstbaarheid niet is ingeschreven in de openbare registers, in ieder geval voor zover deze betrekking heeft op haar perceel als dienend erf. Volgens [gedaagde] is daarom niet voldaan aan de vereisten voor vestiging. De rechtbank volgt [gedaagde] niet in haar betoog. Tussen partijen is niet in geschil dat de ruilverkavelingsakte is ingeschreven in de openbare registers, waarmee is voldaan aan de vereisten van artikel 3:98 en 3:89 BW. Voor zover [gedaagde] met haar betoog bedoelt dat de erfdienstbaarheid niet is gevestigd, omdat haar perceel in het kadaster niet is geregistreerd als dienend erf, is dit onjuist. [gedaagde] maakt daarmee namelijk ten onrechte geen onderscheid tussen inschrijving in de van privaatrechtelijke aard zijnde openbare registers (als bedoeld in artikel 3:16 BW en artikel 3 lid 1 onder a Kadasterwet) enerzijds, en de van publiekrechtelijke aard zijnde kadastrale registratie (als bedoeld in artikel 3 lid 1 onder b en artikel 48 en verder Kadasterwet) anderzijds. Dat de erfdienstbaarheid in het kadaster (ten onrechte) niet is weergegeven, doet niet af aan de geldige inschrijving daarvan in de openbare registers (Hof Amsterdam 30 juli 2019, ECLI:NL:GHAMS:2019:2815, rov. 3.6).
4.9.
Gelet op het voorgaande is door de inschrijving van de ruilverkavelingsakte de erfdienstbaarheid gevestigd. De door [gezamenlijke eisers] (primair) gevorderde verklaring voor recht zal daarom worden toegewezen. De door [gezamenlijke eisers] (primair) gevorderde veroordeling van [gedaagde] zal, gelet op wat is overwogen onder 4.8, worden beperkt tot het verlenen van medewerking aan de juiste registratie van de erfdienstbaarheid in het kadaster.
4.10.
Nu de primaire vordering zal worden toegewezen, behoeven de subsidiaire en meer subsidiaire vorderingen geen behandeling meer.
Reële executie
4.11.
[gezamenlijke eisers] vordert dat de rechtbank bepaalt dat dit vonnis in de plaats kan treden van de medewerking van [gedaagde] . [gezamenlijke eisers] heeft niet toegelicht wat de grondslag van dit gedeelte van haar vordering is. Gelet op de formulering van de vordering gaat de rechtbank ervan uit dat [gezamenlijke eisers] deze baseert op artikel 3:300 BW. De vordering zal worden afgewezen. Artikel 3:300 BW ziet namelijk op het verrichten van rechtshandelingen. Registratie in het kadaster is geen rechtshandeling, maar een feitelijke handeling.
Buitengerechtelijke kosten
4.12.
[gezamenlijke eisers] vordert vergoeding van een bedrag van € 925,00 aan buitengerechtelijke incassokosten. De rechtbank stelt voorop dat een vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke kosten volgens artikel 6:96 BW een vordering tot vergoeding van schade is. Voor toewijzing moet een grondslag voor een vordering tot schadevergoeding bestaan. Een dergelijke grondslag is door [gezamenlijke eisers] niet gesteld. Zelfs indien deze grondslag aanwezig zou zijn, is gesteld noch gebleken dat [gedaagde] in verzuim verkeert. [gedaagde] heeft dit ook betwist. Daarmee is ook niet voldaan aan de eisen van artikel 6:96 lid 6 BW. De gevorderde buitengerechtelijke incassokosten zullen daarom worden afgewezen.
Proceskosten
4.13.
[gedaagde] is de partij die grotendeels ongelijk krijgt en zij zal daarom in de proceskosten worden veroordeeld. Tot aan dit vonnis worden de proceskosten aan de zijde van [gezamenlijke eisers] als volgt vastgesteld:
- kosten van de dagvaarding
137,17
- griffierecht
1.301,00
- salaris advocaat
1.196,00
(2,00 punten × € 598,00)
Totaal
2.634,17
4.14.
De gevorderde veroordeling in de nakosten is toewijsbaar voor zover deze kosten op dit moment kunnen worden begroot. De nakosten zullen dan ook worden toegewezen op de wijze zoals in de beslissing vermeld.
in reconventie
4.15.
Aangezien de rechtbank van oordeel is dat ten behoeve van [gezamenlijke eisers] een erfdienstbaarheid is gevestigd op het perceel van [gedaagde] , is de voorwaarde waaronder [gedaagde] haar eis in reconventie heeft ingesteld vervuld. [gedaagde] vordert in reconventie opheffing van de erfdienstbaarheid op grond van artikel 5:79 BW.
4.16.
Op grond van artikel 5:79 BW kan de eigenaar van het dienend erf opheffing van een erfdienstbaarheid vorderen indien de uitoefening daarvan onmogelijk is geworden of de eigenaar van het heersende erf geen redelijk belang bij de uitoefening meer heeft, en het niet aannemelijk is dat de mogelijkheid van uitoefening of het redelijk belang daarbij zal terugkeren.
4.17.
[gedaagde] voert aan dat de uitoefening van de erfdienstbaarheid voor [gezamenlijke eisers] onmogelijk is geworden. Ter onderbouwing hiervan voert zij aan dat de oorspronkelijke toegangsweg die vanaf de [adres] tussen de woonboerderijen [naam boerderij] en [naam boerderij] doorliep naar de [adres] al geruime tijd geen toegang meer geeft tot de [naam boerderij] . Voor zover [gedaagde] hiermee bedoelt dat [gezamenlijke eisers] geen toegang meer heeft tot de [adres] vanaf haar perceel, volgt de rechtbank haar niet in die stelling. [gedaagde] heeft tijdens de mondelinge behandeling immers erkend dat [gezamenlijke eisers] (sporadisch) gebruik maakt van de [adres] . Hieruit blijkt dat de uitoefening van de erfdienstbaarheid niet onmogelijk is.
4.18.
Verder voert [gedaagde] aan dat [gezamenlijke eisers] geen belang (meer) heeft bij de erfdienstbaarheid, omdat hij een eigen uitweg heeft aan de [adres] . [gezamenlijke eisers] voert aan dat hij wel degelijk belang heeft bij de erfdienstbaarheid.
4.19.
De beoordelingsmaatstaf van artikel 5:79 BW gaat alleen uit van het belang van de gerechtigde bij het uitoefenen van zijn recht. De belangen van de eigenaar van het dienende erf spelen bij opheffing geen rol, behoudens in het geval van misbruik van bevoegdheid (HR 28 maat 2014, ECLI:NL:HR:2014:736). De eigenaar van het heersende erf kan een redelijk belang hebben bij de uitoefening van een erfdienstbaarheid van weg als hij daardoor een kortere afstand tot zijn perceel behoeft af te leggen dan hij anders zou moeten afleggen. Dat geldt ook als de omweg die hij zonder de erfdienstbaarheid zou moeten maken, kort is en in korte tijd kan worden afgelegd (HR 21 december 2018, ECLI:NL:HR:2018:2373).
4.20.
Tijdens de mondelinge behandeling heeft [gezamenlijke eisers] aangegeven dat hij de uitweg aan de [adres] niet alleen gebruikt voor het wandelen met de hond en met paarden, maar ook voor het doen van boodschappen. Volgens [gezamenlijke eisers] is de [adres] een snellere route om bij de snelweg te komen dan de [adres] . Dit heeft [gedaagde] niet betwist. Daarmee staat naar het oordeel van de rechtbank vast dat [gezamenlijke eisers] (nog steeds) een redelijk belang heeft bij de uitoefening van de erfdienstbaarheid. De vordering tot opheffing van de erfdienstbaarheid zal gelet op het voorgaande worden afgewezen.
4.21.
[gedaagde] is de partij die ongelijk krijgt en zij zal daarom in de proceskosten worden veroordeeld.
Tot aan dit vonnis worden de proceskosten aan de zijde van [gezamenlijke eisers] als volgt vastgesteld:
- salaris advocaat
598,00
(2,00 punten × factor 0,5 × € 598,00)
Totaal
598,00

5.De beslissing

De rechtbank
in conventie
5.1.
verklaart voor recht dat ten behoeve van de percelen thans [kadasternummer(s)] en [kadasternummer(s)] [adres] en ten laste van perceel [kadasternummer(s)] [adres] een erfdienstbaarheid van weg is gevestigd ten behoeve van landbouwdoeleinden en normale bewoning om over de bestaande weg ter breedte van ongeveer vijf meter te komen en te gaan naar de [adres] ,
5.2.
veroordeelt [gedaagde] om na betekening van dit vonnis eraan mee te werken dat de erfdienstbaarheid in het kadaster op de juiste wijze wordt geregistreerd,
5.3.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, aan de zijde van [gezamenlijke eisers] tot dit vonnis vastgesteld op € 2.634,17, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over dit bedrag met ingang van de vijftiende dag na betekening van deze uitspraak tot de dag van volledige betaling,
5.4.
veroordeelt [gedaagde] in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op:
- € 173,00 aan salaris advocaat,
- te vermeerderen met € 90,00 aan salaris advocaat en met de explootkosten als [gedaagde] niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden,
- en te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de nakosten met ingang van de vijftiende dag na betekening van deze uitspraak tot de dag van volledige betaling,
5.5.
verklaart dit vonnis wat betreft de onder 5.2 tot en met 5.4 genoemde beslissingen uitvoerbaar bij voorraad,
5.6.
wijst het meer of anders gevorderde af,
in reconventie
5.7.
wijst de vorderingen van [gedaagde] af,
5.8.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, aan de zijde van [gezamenlijke eisers] tot dit vonnis vastgesteld op € 598,00,
5.9.
verklaart dit vonnis wat betreft de onder 5.8 genoemde beslissingen uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.A. Roodenburg en in het openbaar uitgesproken op 6 december 2023.
RG/AR