In deze uitspraak van de Rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, wordt het beroep van eiseres tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur van de belastingdienst beoordeeld. Eiseres had bezwaar gemaakt tegen de belastingrente die in rekening was gebracht bij een aanslag in de vennootschapsbelasting voor het jaar 2020. De rechtbank oordeelt dat de belastingrente niet buitensporig hoog is en dat er geen sprake is van discriminatie of strijd met het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU). De rechtbank stelt vast dat de hoogte van de belastingrente conform de wettelijke bepalingen is vastgesteld en dat er geen ruimte is om hiervan af te wijken. Eiseres had geen bezwaar gemaakt tegen de hoogte van de aanslag vennootschapsbelasting, maar betwistte wel de belastingrente. De rechtbank concludeert dat de belastingrente een preventieve werking heeft en dat het doel is om belastingplichtigen te stimuleren tijdig aangifte te doen. De rechtbank wijst de stelling van eiseres dat er sprake is van discriminatie af, omdat er geen onderscheid is gemaakt op basis van eigenschappen of kenmerken van de belanghebbende. Ook de verwijzing naar een uitspraak van het Duitse Bundesverfassungsgericht leidt niet tot een ander oordeel, aangezien deze uitspraak geen rechtskracht heeft in Nederland. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat de belastingrente terecht is opgelegd en eiseres geen griffierecht of proceskostenvergoeding ontvangt.