ECLI:NL:RBGEL:2023:5761

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
23 oktober 2023
Publicatiedatum
20 oktober 2023
Zaaknummer
AWB - 22_4196
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van belastingrente en discriminatie in belastingheffing

In deze uitspraak van de Rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, wordt het beroep van eiseres tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur van de belastingdienst beoordeeld. Eiseres had bezwaar gemaakt tegen de belastingrente die in rekening was gebracht bij een aanslag in de vennootschapsbelasting voor het jaar 2020. De rechtbank oordeelt dat de belastingrente niet buitensporig hoog is en dat er geen sprake is van discriminatie of strijd met het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU). De rechtbank stelt vast dat de hoogte van de belastingrente conform de wettelijke bepalingen is vastgesteld en dat er geen ruimte is om hiervan af te wijken. Eiseres had geen bezwaar gemaakt tegen de hoogte van de aanslag vennootschapsbelasting, maar betwistte wel de belastingrente. De rechtbank concludeert dat de belastingrente een preventieve werking heeft en dat het doel is om belastingplichtigen te stimuleren tijdig aangifte te doen. De rechtbank wijst de stelling van eiseres dat er sprake is van discriminatie af, omdat er geen onderscheid is gemaakt op basis van eigenschappen of kenmerken van de belanghebbende. Ook de verwijzing naar een uitspraak van het Duitse Bundesverfassungsgericht leidt niet tot een ander oordeel, aangezien deze uitspraak geen rechtskracht heeft in Nederland. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat de belastingrente terecht is opgelegd en eiseres geen griffierecht of proceskostenvergoeding ontvangt.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: ARN 22/4196

uitspraak van de meervoudige belastingkamer van

in de zaak tussen

[belanghebbende], uit [vestigingsplaats], eiseres,

(gemachtigde: [gemachtigde]),
en

de inspecteur van de belastingdienst, kantoor Eindhoven, verweerder.

Inleiding

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de uitspraak op bezwaar van verweerder van 10 augustus 2022.
Verweerder heeft aan eiseres voor het jaar 2020 een aanslag in de vennootschapsbelasting (Vpb) opgelegd naar een belastbaar bedrag van € 102.726. Gelijktijdig met het opleggen van de aanslag Vpb is een bedrag van € 757 aan belastingrente in rekening gebracht.
Verweerder heeft het bezwaar van eiseres tegen de in rekening gebrachte belastingrente ongegrond verklaard. Eiseres heeft geen bezwaar gemaakt tegen de hoogte van de aanslag Vpb.
Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
Eiseres heeft op 22 juni 2023 een nader stuk ingediend. Dit stuk is door de griffie doorgezonden naar verweerder.
Met toestemming van partijen is een mondelinge behandeling achterwege gebleven. De rechtbank heeft het onderzoek vervolgens gesloten.

Feiten

1. Met dagtekening 25 januari 2020 heeft verweerder een voorlopige aanslag Vpb opgelegd naar een belastbare winst en een belastbaar bedrag van € 33.887.
2. Eiseres heeft een aangifte Vpb ingediend naar een belastbaar bedrag van € 102.310.
3. Met dagtekening 18 juni 2022 heeft verweerder de aanslag Vpb opgelegd conform de ingediende aangifte. Gelijktijdig met het opleggen van de aanslag heeft verweerder € 757 aan belastingrente in rekening gebracht.

Beoordeling door de rechtbank

4. De rechtbank beoordeelt of verweerder terecht en naar het juiste bedrag de belastingrente in rekening heeft gebracht. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiseres.
5. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond
.Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt.
Is de belastingrente buitensporig hoog?
6. Met betrekking tot de hoogte van de belastingrente overweegt de rechtbank dat met het opleggen van belastingrente wordt beoogd om een preventieve en afschrikwekkende werking uit te doen gaan zodat tijdig aangifte wordt gedaan, de verzuimgedachte. [1]
7. Ten aanzien van de hoogte van het percentage belastingrente overweegt de rechtbank dat dit rentepercentage op grond van artikel 30hb van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR) in samenhang met artikel 1, onderdeel b, van het Besluit belasting- en invorderingsrente, 8% bedraagt. De rechtbank ziet geen ruimte om van deze dwingendrechtelijke bepalingen af te wijken. Weliswaar is de hoogte van de belastingrente hoger dan de rente op de kapitaalmarkt, maar de belastingrente is niet gerelateerd aan de rente op de kapitaalmarkt maar aan de wettelijke rente voor handelstransacties. Deze is gelijk aan de herfinancieringsrente van de Europese Centrale Bank met een opslag. [2] Daarbij is de belastingrente in vergelijking met sommige andere rentetarieven aanzienlijk lager. [3]
8. Verweerder heeft de hoogte van de in rekening gebrachte belastingrente conform de wettelijke bepalingen bepaald. De rechtbank is niet bevoegd de innerlijke waarde of billijkheid van de wet te toetsen. [4] Onder omstandigheden kunnen de algemene beginselen van behoorlijk bestuur echter meebrengen dat geen belastingrente in rekening mag worden gebracht, dan wel dat de berekening van deze rente moet worden beperkt. [5] Niet gebleken is dat daarvan sprake is.
Is sprake van discriminatie?
9. Eiseres stelt dat sprake is van discriminatie ten opzichte van belastingplichtigen die wel hun belasting op tijd hebben betaald en daarom geen rente aan de Belastingdienst hoeven te betalen.
10. Naar het oordeel van de rechtbank is hiervan geen sprake. Er is door verweerder geen onderscheid gemaakt op grond van eigenschappen of kenmerken van belanghebbende. Dat aan eiseres belastingrente in rekening wordt gebracht, komt omdat zij niet tijdig heeft voldaan aan haar aangifte verplichting. Dit in tegenstelling tot de groep belastingplichtigen die wel tijdig voldaan heeft aanzijn aangifte verplichting en om die reden geen belastingrente in rekening gebracht krijgt. Zoals hiervoor in punt 6. is overwogen is het doel van de belastingrente juist om belastingplichtigen te stimuleren tijdig te voldoen aan hun aangifte verplichting. Het standpunt van eiseres slaagt niet.
Is sprake van strijd met Europese regelgeving?
11. Met betrekking tot de stelling van eiseres dat sprake is van schending van artikel 49 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) overweegt de rechtbank als volgt. Artikel 49 VWEU bepaalt dat beperkingen van de vrijheid van vestiging voor onderdanen van een lidstaat op het grondgebied van een andere lidstaat worden opgeheven. Er wordt pas toegekomen aan toetsing van artikel 49 van het VWEU indien sprake is van grensoverschrijdend verkeer tussen tenminste twee lidstaten. Daarvan is hier geen sprake. Eiseres is gevestigd in Nederland en het betreft de Nederlandse belastingrenteregeling. Van schending van artikel 49 van het VWEU is dan ook geen sprake.
12. De stelling van eiseres dat sprake is van schending van artikel 47 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie (Handvest) is niet onderbouwd. Omdat de rechtbank ook niets is gebleken van enige schending van het recht van eiseres op een doeltreffende voorziening in rechte en op een onpartijdig gerecht (artikel 47 van het Handvest), slaagt ook dit beroep niet.
Uitspraak Bundesverfassungsgericht
13. Eiseres heeft over haar verwijzing naar een uitspraak van het Duitse Bundesverfassungsgericht, waarin een wettelijke rente van 0,5% per maand op achterstallige belastingen en belastingteruggaven ongrondwettelijk is verklaard, zelf al gesteld dat deze geen rechtskracht heeft in Nederland. De rechtbank is ook van oordeel dat de verwijzing van eiseres niet tot een ander oordeel leidt. Het betreft immers een uitspraak van een Duitse rechtbank die een uitspraak heeft gedaan over de Duitse belastingrenteregeling. Ook deze stelling van eiseres slaagt niet.

Conclusie en gevolgen

14. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat de belastingrente terecht en tot een juist bedrag door verweerder in rekening is gebracht. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.Y. Gramsbergen, voorzitter, en mr. J.J. Westerbaan en mr. W.E. van Asbeck, leden, in aanwezigheid van mr. R. Roosma, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op
griffier
voorzitter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (belastingkamer), Locatie Arnhem, Postbus 9030, 6800 EM Arnhem.
Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Gerechtshof Den Haag 14 november 2018, ECLI:NL:GHDHA:2018:3106.
2.Vgl. Kamerstukken II 2013-2014, 33 755, nr. 3, blz. 4
3.Kamerstukken II, 2019-2020, 35 303, nr. 6, p. 30-31.
4.Artikel 120 van de Grondwet en artikel 11 van de Wet algemene bepalingen.
5.Hoge Raad 28 maart 2001, ECLI:NL:HR:2001:AB0764, r.o. 3.3, Hoge Raad 25 september 2009, ECLI:NL:HR:2009:BJ8524, r.o. 3.5, en Hoge Raad 15 december 2017, ECLI:NL:HR:2017:3126, r.o. 2.3.2.