ECLI:NL:RBGEL:2023:5398

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
5 september 2023
Publicatiedatum
29 september 2023
Zaaknummer
10102497 \ BR VERZ 22-1645 \ 847 ER
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Matiging van boete wegens schending van de redelijke termijn in WAHV-zaken

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Gelderland, zitting houdende in Arnhem, op 5 september 2023 uitspraak gedaan in een beroep tegen een beslissing van de officier van justitie. Het beroep was ingesteld door de betrokkene, vertegenwoordigd door gemachtigde N. Voorbach, tegen een sanctie die was opgelegd wegens het handelen in strijd met een geslotenverklaring. De kantonrechter overwoog dat de bevoegdheid van de ambtenaar het uitgangspunt is en dat uit het dossier niet hoeft te blijken met welk doel de geslotenverklaring is ingesteld. De officier van justitie had het verkeersbesluit aan het dossier toegevoegd, waaruit bleek dat de geslotenverklaring was ingesteld in verband met de leefbaarheid. De kantonrechter concludeerde dat de betrokkene geen specifieke feiten of omstandigheden had aangevoerd die aanleiding gaven om te twijfelen aan de waarneming van de verbalisant. De kantonrechter oordeelde dat de gedraging was vastgesteld en dat er geen bijzondere omstandigheden waren om de sanctie te matigen of kwijt te schelden. Echter, gelet op een recent arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, besloot de kantonrechter de administratieve sanctie met 25 procent te matigen. De proceskosten werden niet voor vergoeding in aanmerking gebracht. De beslissing van de kantonrechter was als volgt: het beroep werd gedeeltelijk gegrond verklaard, de sanctie werd gematigd tot € 75, en het verzoek om vergoeding van proceskosten werd afgewezen. De beschikking werd openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

proces-verbaal/uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
zaakgegevens 10102497 \ BR VERZ 22-1645 \ 847 ER
cjib-nr / registratienr 241998771 / SO7014
zitting van 22 augustus 2023
proces-verbaal/beslissing inzake Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv)
in de zaak van

[betrokkene]

wonende te [adres]
betrokkene
gemachtigde N. Voorbach
tegen

de officier van justitie

De zaak is behandeld op de openbare zitting door de kantonrechter mr. H.C. Leemreize, bijgestaan door als griffier.
Verschenen is:
mr. C.M. Oostdam, medewerker van het Parket Centrale Verwerking Openbaar Ministerie (CVOM), als vertegenwoordiger van de officier van justitie, hierna te noemen de officier van justitie

Gronden voor de beslissing:

Het beroep is ingesteld tegen een beslissing van de officier van justitie met bovenvermeld CJIB nummer.
Aan betrokkene is bij inleidende beschikking een sanctie opgelegd vanwege het als bestuurder handelen in strijd met een geslotenverklaring in beide richtingen.
De officier van justitie voert -zakelijk weergegeven- het volgende aan.
Er is geen instemming nodig. De bevoegdheid van de verbalisant is het uitgangspunt. Dat hoeft niet uit het dossier te blijken. Voor het verweer met betrekking tot de vooraankondigingsborden verwijs ik naar het arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden met nummer ECLI:NL:GHAL:2021:10691. Uit dat arrest blijkt dat er eenvoudig gekeerd kan worden. Het arrest over het overschrijden van de redelijke termijn is bij de Cvom bekend. Ik refereer me op dit punt aan het oordeel van de kantonrechter.
De kantonrechter overweegt als volgt.
Het bestaan van de bevoegdheid van de ambtenaar is het uitgangspunt. Dit brengt tevens mee dat ervan wordt uitgegaan dat de ambtenaar blijft binnen de grenzen van de hem toegekende bevoegdheden. Dit betekent dat uit het dossier niet hoeft te blijken met welk doel de geslotenverklaring is ingesteld om te kunnen beoordelen of de boa in het voorliggende geval bevoegd was om de sanctie op te leggen. Dat is slechts anders als op onderbouwde wijze wordt betwist dat de geslotenverklaring in relatie tot het in de domeinlijst vermelde doel is ingesteld (vgl. het arrest van het hof van 26 april 2022, ECLI:NL:GHARL:2022:3347). De officier van justitie heeft het verkeersbesluit aan het dossier toegevoegd. Uit dat verkeersbesluit blijkt dat de geslotenverklaring is ingesteld in verband met de leefbaarheid. De grond faalt.
Betrokkene stelt dat er niet is voldaan aan enkele in het beleidskader digitale handhaving geslotenverklaringen en voetgangersgebieden opgenomen randvoorwaarden. Met het kader wordt, zo volgt uit de eerste pagina, de uniformiteit van handhaving gewaarborgd en dit richt zich tot gemeenten en andere opsporingsinstanties en niet tot de individuele weggebruiker. De kantonrechter verwijst naar de uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 31 maart 2020 (ECLI:NL:GHARL:2020:2626).
In Wahv-zaken biedt de verklaring van de verbalisant in beginsel een voldoende grondslag voor de vaststelling dat de gedraging is verricht. Dat is anders indien de betrokkene voor zijn zaak specifieke feiten en omstandigheden aanvoert, die aanleiding geven te twijfelen aan de juistheid van één of meer onderdelen van de verklaring dan wel indien uit het dossier zulke feiten en omstandigheden blijken. Naast de in de inleidende beschikking vermelde gegevens, houdt de verklaring van de verbalisant zoals opgenomen in het zaakoverzicht van het CJIB onder meer het volgende in: “De overtreding is geautomatiseerd geconstateerd en op een digitale foto vastgelegd door een camera die bij het bord C12 is geplaatst. (…) De foto is genomen na het passeren van het bord C12.”
Betrokkene heeft geen specifieke feiten of omstandigheden aangevoerd op basis waarvan moet worden getwijfeld aan de waarneming van de verbalisant. Nu ook uit het dossier niet zulke feiten en omstandigheden blijken, is naar de overtuiging van de kantonrechter komen vast te staan dat de gedraging is verricht.
Vervolgens dient de kantonrechter te beoordelen of er redenen zijn om het bedrag van de sanctie te matigen of kwijt te schelden. Slechts bijzondere omstandigheden kunnen aanleiding geven om van de in hoge mate tariefsmatig vastgestelde bedragen af te wijken.
Dergelijke omstandigheden zijn hier niet gebleken.
De overige onbesproken gebleven gronden leiden verder niet tot vernietiging van de beslissing van de officier van justitie.
Gelet op het arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (ECLI:NL:GHARL:2023:6369) ziet de kantonrechter aanleiding om het bedrag van de administratieve sanctie te matigen met 25 procent.
De proceskosten komen in navolging van de uitspraak van de kantonrechter Den Haag van 14 augustus 2023 met nummer ECLI:NL:RBDHA:2023:12059, te raadplegen op rechtspraak.nl, niet voor vergoeding in aanmerking.
Er zal daarom als volgt worden beslist.

Beslissing

De kantonrechter:
-verklaart het beroep gedeeltelijk gegrond;
-wijzigt de bestreden beslissing, in die zin dat de sanctie wordt gematigd tot € 75;
-verklaart het beroep voor het overige ongegrond.
-bepaalt dat het bedrag van € 25 dat tot zekerheid is gesteld moet worden terugbetaald;
-wijst het verzoek om vergoeding van proceskosten af.
Deze beschikking is gegeven door de kantonrechter mr. H.C. Leemreize, en in het openbaar uitgesproken op 5 september 2023 in tegenwoordigheid van de griffier.
De griffier, De kantonrechter,
Rechtsmiddel:
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzending van een afschrift hoger beroep instellen bij het gerechtshof Arnhem - Leeuwarden, doch alleen indien:
a. de bij deze beslissing opgelegde sanctie meer dan € 110,00 bedraagt, of
b. het beroepschrift niet-ontvankelijk is verklaard omdat de zekerheid niet (tijdig) is gesteld.
Het beroepschrift dient schriftelijk te worden ingediend bij de rechtbank Gelderland, Team strafrecht, Mulderzaken, kamer H.1.100, Postbus 9030, 6800 EM Arnhem en dient door degene die beroep heeft ingesteld, of door zijn gemachtigde te zijn ondertekend. Beroepschriften die per e-mail worden ingediend, kunnen gezien de wettelijke regeling niet in behandeling worden genomen.
De procedure bij het gerechtshof verloopt geheel schriftelijk, tenzij in het beroepschrift uitdrukkelijk om een zitting wordt gevraagd waarbij u uw standpunt mondeling wilt toelichten.
Een afschrift van deze uitspraak is aan betrokkene en de officier van justitie verzonden op: