ECLI:NL:GHARL:2020:2626

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
31 maart 2020
Publicatiedatum
31 maart 2020
Zaaknummer
Wahv 200.254.166/01 e.v.
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursstrafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M. Wijma
  • A. Pranger
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv) tegen beslissingen van de kantonrechter

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen beslissingen van de kantonrechter van de rechtbank Noord-Holland, die op 14 december 2018 zijn genomen in het kader van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv). De gemachtigde van de betrokkene, een B.V., heeft hoger beroep ingesteld tegen de beslissingen van de kantonrechter, die het beroep van de betrokkene tegen de beslissingen van de officier van justitie gegrond verklaarde, maar het beroep tegen de inleidende beschikkingen ongegrond verklaarde. De gemachtigde stelt dat hij niet op de hoogte was van de geslotenverklaring, maar dit wordt weersproken door het feit dat hij ruim voor de eerste gedraging een ontheffing heeft aangevraagd. Het hof oordeelt dat de gemachtigde, als feitelijk bestuurder van het voertuig, op de hoogte was van de geslotenverklaring en dat hij niet kan volhouden dat hij niet op de hoogte was van de regels die voor hem golden. Het hof bevestigt de beslissing van de kantonrechter, met verbetering van gronden, en oordeelt dat de opgelegde sancties rechtmatig zijn.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

zittingsplaats Leeuwarden
Zaaknummer
: Wahv 200.254.166/01 e.v. (zie bijlage)
CJIB-nummer
: 213836094 e.v. (zie bijlage)
Uitspraak d.d.
: 31 maart 2020
Arrestop het hoger beroep inzake de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv) tegen de beslissingen van de kantonrechter van de rechtbank
Noord-Holland van 14 december 2018, betreffende

[de betrokkene] B.V. (hierna: de betrokkene),

gevestigd te [A] .
De gemachtigde van de betrokkene is [B] , wonende te [C] .

De beslissingen van de kantonrechter

De kantonrechter heeft het beroep van de betrokkene tegen de beslissingen van de officier van justitie gegrond verklaard, die beslissingen vernietigd en het beroep tegen de inleidende beschikkingen ongegrond verklaard.

Het verloop van de procedure

De gemachtigde van de betrokkene heeft hoger beroep ingesteld tegen de beslissingen van de kantonrechter.
De advocaat-generaal heeft een verweerschrift ingediend.
De gemachtigde van de betrokkene heeft de beroepen schriftelijk nader toegelicht.
De advocaat-generaal heeft de gelegenheid gekregen daarop te reageren. Van die gelegenheid is geen gebruik gemaakt. Wel is aanvullende informatie in het geding gebracht, waarvan een afschrift aan de gemachtigde van de betrokkene is toegestuurd.

De beoordeling

1. Alle inleidende beschikkingen zijn opgelegd aan de betrokkene als kentekenhouder voor het “als bestuurder handelen in strijd met een geslotenverklaring in beide richtingen’’ te Alkmaar in de periode van 2 september 2017 t/m 30 januari 2018. Alle gedragingen zijn verricht op ofwel de [a-straat ] ofwel de Ritsevoort met het voertuig met kenteken [0-YYY-00] . De eerste sanctie is bij inleidende beschikking d.d. 26 september 2017 opgelegd.
2. De gemachtigde, zijnde de feitelijk bestuurder van het voertuig, kan zich niet vinden in de beslissingen van de kantonrechter en voert hiertoe het volgende aan.

Kenbaarheid verbod

3. De gemachtigde voert aan dat de kantonrechter ten onrechte ervan uit is gegaan dat hij ervan op de hoogte was dat de geslotenverklaring ook voor hem als bewoner op de [a-straat ] gold. Door de gebrekkige communicatie van de zijde van de gemeente was hij niet op de hoogte van een geslotenverklaring.
4. Uit het dossier blijkt dat de gemachtigde op 30 juni 2017 - nog voordat de eerste beschikking was opgelegd - op de hoogte was van de ingestelde geslotenverklaring. Op 30 juni 2017 heeft hij een ontheffing aangevraagd ten behoeve van toegang tot de binnenstad van Alkmaar. Op het aanvraagformulier is als motivering de volgende tekst ingevuld: “Ik heb een appartement gehuurd op [a-straat ] 5C en wil graag toestemming om mijn parkeerterrein te kunnen bereiken. Bijlage huurcontact.”
5. Verder bevat het dossier een factuur d.d 22 september 2017 - ook gedateerd vóór de eerste beschikking d.d. 26 september 2017 - betrekking hebbende op een:
“Omschrijving Bedrag
Parkeerontheffing Alkmaar (01JM) Ontheffing toegang afgesloten binnenstad voor rijden en laden & lossen voor het bereiken van de [a-straat ] [C] .
Periode: 22-09-2017 t/m 31-01-2018
Kenteken: [0-YYY-00]
€ 8,00
€ 8,00
Hierbij ontvangt u van ons een factuur. Deze heeft betrekking op de door u aangevraagde ontheffing. Wij verzoeken u het factuurbedrag binnen 14 dagen over te maken op rekeningnummer [00000] t.n.v. Stichting [D] o.v.v. [00001] .
Indien het factuurbedrag niet binnen 14 dagen is voldaan, wordt deze aanvraag beëindigd. Wanneer u dan in aanmerking wilt komen voor een ontheffing dient u een nieuwe aanvraag in te dienen.”
6. Uit het voorgaande blijkt derhalve dat de gemachtigde al voordat de eerste beschikking was opgelegd (26 september 2017) op de hoogte was van de geslotenverklaring en ook wist dat voor het bereiken van zijn huurappartement aan de [a-straat ] een (parkeer)ontheffing vereist was. Dat hij in de onjuiste veronderstelling verkeerde dat, zo volgt uit de stukken in het dossier, zijn toenmalige werkgever de (parkeer)ontheffing had geregeld en (tijdig) had betaald, is een omstandigheid waarvan de gevolgen voor zijn rekening komen. Het verweer faalt dan ook.

Geldigheid bebording

7. Het verkeersbord dat zou moeten aangeven dat de [a-straat ] een weg is die bestemd is voor eenrichtingsverkeer, ontbreekt volgens de gemachtigde. De woordvoerder van de gemeente heeft aangegeven dat deze borden ook niet nodig zijn, omdat er toch niet wordt bekeurd. De gemachtigde merkt daarnaast op dat de informatiezuil waarop een afbeelding van het bord C1 staat, voor wat betreft het materiaal, de omvang en de hoogte, niet voldoet aan de Uitvoeringsvoorschriften Besluit administratieve bepalingen inzake het wegverkeer inzake verkeerstekens (hierna: uitvoeringsvoorschriften). Een verweer dat de kantonrechter bovendien links heeft laten liggen. Verder wordt nog aangevoerd dat geen uitvoeringsbesluit is gevonden waaruit blijkt dat de zuil daar rechtmatig is geplaatst.
8. Nog los van het feit dat de gemachtigde niet heeft aangegeven op welke specifieke punten het bord C1, zoals het op de locatie van de gedraging is geplaatst, niet voldoet aan voornoemde uitvoeringsvoorschriften, wordt deze klacht verworpen op grond van vaste rechtspraak waaruit volgt dat deze voorschriften zich slechts richten tot de wegbeheerder en dat een individuele weggebruiker daaraan geen rechten kan ontlenen. Het staat niet ter beoordeling van de weggebruiker of een verkeersteken overeenkomstig de voorschriften en terecht is geplaatst. Dat is slechts anders in het geval de situatie klaarblijkelijk zo afwijkend is van die waarop het verkeersteken betrekking heeft dat bij gevolg geven aan dat teken de veiligheid op de weg in gevaar zou worden gebracht. Daarvan is hier geen sprake. Het hof stelt vast dat de kantonrechter vorenomschreven verweer niet heeft betrokken in de beoordeling van de zaak. In zoverre lijdt diens beslissing aan een motiveringsgebrek.
9. Wat er verder ook van voornoemde voorschriften zij, uit het door de advocaat-generaal overgelegde proces-verbaal van bevindingen aangaande verkeersbordenschouw geslotenverklaring Alkmaar (hierna: proces-verbaal van bevindingen), met daaraan gehecht een foto van de [a-straat ] , blijkt dat het op de informatiezuil aangebrachte bord C1 voor een oplettende weggebruiker goed waarneembaar is. Exact dezelfde informatie, waaronder het bord C1, is na ongeveer tien meter bovendien herhaald. Van een verwarrende situatie is het hof dan ook niet gebleken. De omstandigheid dat de (gemachtigde van de) betrokkene in korte tijd meerdere sancties heeft ontvangen wegens soortgelijke gedragingen, kan hem niet baten. Bij elk van de gedragingen had de gemachtigde het bord C1 moeten opmerken en zijn gedrag hierop moeten aanpassen.
10. Voor zover de betrokkene heeft bedoeld aan te voeren dat hij geen verkeersbesluit heeft kunnen vinden, ziet het hof geen aanleiding om aan te nemen dat de plaatsing van het bord C1 niet stoelt op een deugdelijke grondslag. Ook dit verweer faalt.

Beleidsregels Buitengewoon Opsporingsambtenaar

11. De gemachtigde voert aan dat op twee punten niet is voldaan aan de Beleidsregels Buitengewoon Opsporingsambtenaar (hierna: Beleidsregels boa). Volgens de gemachtigde moet op de foto’s van de gedraging het bord C1 zichtbaar zijn. Daar is niet aan voldaan, nu slechts de achterzijde van de informatiezuil zichtbaar is. Ook stelt hij dat de boa’s openbare orde niet zonder meer bevoegd zijn tot het opleggen van een boete voor het negeren van een geslotenverklaring. Hij verwijst daartoe naar arrest van dit hof van 13 juli 2017 (ECLI:NL:GHARL:2017:5888) en een arrest van 9 januari 2018 (ECLI:NL:GHARL:2018:288).
12. In de Beleidsregels boa is, zoals de gemachtigde terecht opmerkt, bepaald dat het
C1-bord zichtbaar moet zijn op de foto’s van een gedraging. Op de foto’s van de gedraging(en) in de onderhavige zaken is slechts de achterzijde van de informatiezuil zichtbaar. Enig gevolg zal het hof aan deze vaststelling echter niet verbinden. Onder verwijzing naar het arrest van dit hof van 14 juni 2018 (ECLI:NLGHARL:2018:5537) overweegt het hof dat de achterliggende gedachte van vorenomschreven eis is dat vast moet komen te staan dat ten tijde van de gedraging een C-bord was geplaatst. Indien dit niet uit de foto van de gedraging kan worden afgeleid, kan dit op andere wijze worden ondervangen. Dat een dergelijk bord was geplaatst in de onderhavige zaken, staat niet ter discussie. De gemachtigde geeft immers zelf aan dat het bord C1 (op deze informatiezuil) zichtbaar was.
13. Met betrekking tot het tweede punt overweegt het hof als volgt. De gedragingen betreffen een overtreding van het bepaalde in artikel 62 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 in samenhang met bord C1 van Bijlage 1 bij die regeling. Uit de zaakoverzichten blijkt dat de sancties zijn opgelegd door ambtenaren Kip en Heimans die allebei werkzaam zijn in het domein Openbare Ruimte.
14. Volgens het Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar gemeente Alkmaar 2016, van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie van 13 april 2016, nr. BOACAT2016/026, zijn de betreffende boa’s bevoegd tot het opsporen van de strafbare feiten behorend tot het domein I, Openbare ruimte, als genoemd in onderdeel 6.4 van de Beleidsregels boa.
15. Artikel 6.4 onder 16 van de ten tijde van de gedraging geldende Beleidsregels boa houdt in dat de boa Openbare Ruimte bevoegd is tot handhaving ter zake van:
“Artikel 5 Wegenverkeerswet 1994 en het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 voor zover het stilstaand verkeer betreft. De artikelen 4, 5, 6, 10, 60, 82 en 62 juncto bijlage I hoofdstuk C (geslotenverklaring) van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 voor zover van toepassing voor zowel rijdend als stilstaand verkeer. Op 12 april 2011 is door het College van procureurs-generaal (brief met kenmerk Pag/B&S/15674) nadere invulling gegeven in het kader van gemeentelijke handhaving van de WVW. Handhaving op negatie van C borden (RVV 1990) is in relatie tot de openbare orde toegestaan. In bijlage L is het toepasselijke kader voor de gemeente opgenomen indien zij digitaal wil handhaven op categorie C borden.”
16. Gelet op het voorgaande is de bevoegdheid van de boa om te handhaven op gedragingen als de onderhavige begrensd tot situaties gerelateerd aan de openbare orde.
17. Dat de geslotenverklaring was ingesteld in relatie tot de openbare orde, kan worden afgeleid uit het door de advocaat-generaal overgelegde proces-verbaal van bevindingen. In dit stuk is het volgende opgenomen: “Het doel van het instellen van de geslotenverklaring in de gemeente Alkmaar is het weren van niet ontheffinghouders en daarmee de leefbaarheid in de stad.” Onder het criterium van de openbare orde valt, volgens de brief van 12 april 2011 (zie voormeld arrest van 14 juni 2018) van het College van procureurs-generaal, mede het verbeteren van de leefbaarheid.
18. Gelet hierop is de geslotenverklaring (mede) ingesteld in relatie tot de openbare orde als hiervoor bedoeld, zodat de ambtenaren bevoegd waren om handhavend op te treden in geval van het negeren van deze geslotenverklaring. Het verweer faalt.
Beleidskader digitale handhaving Openbaar Ministerie
19. Verder verwijst hij nog naar het “beleidskader digitale handhaving geslotenverklaringen en voetgangersgebieden” (hierna: beleidskader) van het Openbaar Ministerie (hierna: OM). In het beleidskader zijn (rand)voorwaarden opgenomen waar, zo begrijpt het hof, niet aan is voldaan. Hij geeft een opsomming.
20. Wat er inhoudelijk ook zij van de door de gemachtigde genoemde punten, het beleidskader richt zich niet tot de individuele weggebruiker. Met het kader wordt, zo volgt uit de eerste pagina, de uniformiteit van handhaving gewaarborgd en dit richt zich tot gemeenten en andere opsporingsinstanties.

Beleidsplan Alkmaar

21. De gemachtigde verwijst verder naar de redenen voor het afsluiten van de binnenstad van Alkmaar die in de stedelijke beleidsnota zijn opgenomen (waaronder de veiligheid van fietsers en voetgangers, een goed winkelklimaat en fijne uitgaanssfeer, de nachtrust van de binnenstadbewoners en het stimuleren van het gebruik van alternatieve vervoerswijzen voor de auto in dicht stedelijk gebied) en waarmee de afsluiting van de [a-straat ] volgens de gemachtigde niet in overeenstemming is.
22. Het hof overweegt hiertoe dat de gemachtigde het oog heeft op het Beleidsplan Wegen van de gemeente Alkmaar. Doel van dit wegenbeleidsplan is het vastleggen van de kaders voor het beheer van het wegenareaal binnen de gemeente Alkmaar. Wat er inhoudelijk ook zij van het verweer van de gemachtigde op deze punten, deze beleidsregels richten zich tot de gemeente en een individuele weggebruiker kan daarom hierop geen beroep doen. Op het moment dat de wegbeheerder, hier de gemeente, besluit tot het instellen van een geslotenverklaring, is een weggebruiker gehouden hieraan gevolg te geven. Dit verweer slaagt evenmin.
23. Geen van de verweren treffen doel. Gelet op het vorenstaande staat daarom vast dat de gedragingen zijn verricht.

Omstandigheden

24. Vervolgens dient het hof te beoordelen of er andere redenen zijn om (één of meer van) de sancties achterwege te laten of het bedrag daarvan te matigen. De gemachtigde heeft opgemerkt dat hij de opgelegde sancties onmogelijk kan betalen in verband met zijn persoonlijke financiële situatie en werksituatie. Door de bekeuringen heeft zijn werkgever besloten om geen gebruik meer te maken van zijn diensten. Daarnaast heeft hij geen vaste woon- en verblijfplaats meer. Verder voert hij aan dat hij de gedragingen - kort weergegeven - niet bewust heeft verricht.
25. Op grond van artikel 2, derde lid, van de Wahv is de hoogte van de sanctie voor elke gedraging vastgesteld in de bij de wet behorende bijlage. Deze in hoge mate tariefsmatige afdoening van gedragingen brengt mee dat de omstandigheden van het concrete geval niet licht van invloed zullen zijn op de hoogte van de opgelegde sanctie. Slechts bijzondere omstandigheden kunnen aanleiding geven om van de vastgestelde tarieven af te wijken.
26. Dergelijke bijzondere omstandigheden zijn hier niet gebleken. Dat hij de gedragingen niet bewust heeft verricht, is geen omstandigheid die aanleiding geeft af te wijken van het vastgestelde tarief. Het verrichten van gedragingen als de onderhavige kan op zichzelf al het opleggen van een sanctie rechtvaardigen. De mogelijkheid tot oplegging van sancties als de onderhavige heeft de wetgever niet afhankelijk gesteld van opzet.
27. De door de gemachtigde aangevoerde omstandigheden betreffende zijn financiële situatie geven naar het oordeel van het hof geen aanleiding om tot matiging of het achterwege laten van de sancties over te gaan, nu hetgeen daartoe is gesteld - ondanks een uitnodiging daartoe door de advocaat-generaal - niet nader onderbouwd is met stukken. Ten behoeve van de gemachtigde merkt het hof nog op dat voor het treffen van een betalingsregeling hij zich met een gemotiveerd verzoek dient te wenden tot het CJIB, dat belast is met de inning van de sancties.

Slotsom

28. De slotsom is dat de kantonrechter in de onderhavige zaken een juiste beslissing heeft gegeven door de beroepen tegen de inleidende beschikkingen ongegrond te verklaren. Het hof zal deze beslissingen dan ook bevestigen, echter gelet op hetgeen hiervoor onder 8. is overwogen met verbetering van gronden.

De beslissing

Het gerechtshof:
bevestigt in de onderhavige zaken de beslissing van de kantonrechter, met verbetering van gronden.
Dit arrest is gewezen door mr. Wijma, in tegenwoordigheid van mr. Pranger als griffier en op een openbare zitting uitgesproken.

Bijlage:

WAHV-nummer
CJIB-nummer
1.
200.254.166
213836094
2.
200.254.195
214531688
3.
200.254.194
214531473
4.
200.254.192
213206979
5.
200.254.190
214004457
6.
200.254.189
213553602
7.
200.254.187
213835890
8.
200.254.184
213836184
9.
200.254.183
213553675
10.
200.254.181
213206847
11.
200.254.179
213836162
12.
200.254.178
213553779
13.
200.254.173
213206688
14.
200.254.169
211752867
15.
200.254.196
211753387
16.
200.254.197
214531351
17.
200.254.198
213553424
18.
200.254.269
213206810
19.
200.254.258
214004376
20.
200.254.256
213206836
21.
200.254.224
214356972
22.
200.254.221
214356974
23.
200.254.219
214356817
24.
200.254.215
214356924
25.
200.254.212
211753128
26.
200.254.211
213206929
27.
200.254.207
213835844
28.
200.254.206
214356967
29.
200.254.202
213206785
30.
200.254.201
213206817