ECLI:NL:GHARL:2022:3347

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
26 april 2022
Publicatiedatum
26 april 2022
Zaaknummer
Wahv 200.292.461/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursstrafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M. Wijma
  • A. van Schuijlenburg
  • J. de Witt
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevoegdheid van buitengewoon opsporingsambtenaar bij geslotenverklaring en sanctieoplegging

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 26 april 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep inzake de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv). De zaak betreft een betrokkene die een sanctie van € 95,- heeft gekregen voor het handelen in strijd met een geslotenverklaring. De geslotenverklaring was ingesteld op een weg in het Kroondomein Het Loo, waar de betrokkene op 3 september 2019 met zijn voertuig reed. De kantonrechter had het beroep van de betrokkene tegen de beslissing van de officier van justitie ongegrond verklaard en het verzoek om proceskostenvergoeding afgewezen.

De gemachtigde van de betrokkene voerde aan dat er geen verkeersbesluit was overgelegd waaruit bleek dat de geslotenverklaring was ingesteld om overlast te voorkomen of ter bescherming van het milieu. Het hof oordeelde dat, hoewel het uitgangspunt is dat de bevoegdheid van de ambtenaar mag worden aangenomen, er in dit geval geen onderbouwde betwisting was van de bevoegdheid van de buitengewoon opsporingsambtenaar (boa) om de sanctie op te leggen. Het hof bevestigde de beslissing van de kantonrechter en wees het verzoek om proceskostenvergoeding af.

Het hof benadrukte dat het niet noodzakelijk is dat uit het dossier blijkt waarom de geslotenverklaring is ingesteld, tenzij er op onderbouwde wijze wordt betwist dat deze in relatie tot het doel in de domeinlijst is ingesteld. In dit geval was er geen reden om aan de bevoegdheid van de boa te twijfelen, en daarom werd de beslissing van de kantonrechter bevestigd.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

zittingsplaats Leeuwarden
Zaaknummer
: Wahv 200.292.461/01
CJIB-nummer
: 228565725
Uitspraak d.d.
: 26 april 2022
Arrestop het hoger beroep inzake de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv) tegen de beslissing van de kantonrechter van de rechtbank Gelderland van 9 februari 2021, betreffende

[de betrokkene] (hierna: de betrokkene),

wonende te [woonplaats] .
De gemachtigde van de betrokkene is mr. N.G.A. Voorbach, kantoorhoudende te Zoetermeer.

De beslissing van de kantonrechter

De kantonrechter heeft het beroep van de betrokkene tegen de beslissing van de officier van justitie ongegrond verklaard en het verzoek om een proceskostenvergoeding afgewezen.

Het verloop van de procedure

De gemachtigde van de betrokkene heeft hoger beroep ingesteld tegen de beslissing van de kantonrechter. Er is gevraagd om een proceskostenvergoeding.
De advocaat-generaal heeft de gelegenheid gekregen een verweerschrift in te dienen. Van die gelegenheid is geen gebruik gemaakt.

De beoordeling

1. Aan de betrokkene is bij inleidende beschikking een sanctie opgelegd van € 95,- voor: “als bestuurder handelen in strijd met een geslotenverklaring in beide richtingen”. Deze gedraging zou zijn verricht op 3 september 2019 om 12:00 uur op de locatie De Hoge Duvel in Uddel met het voertuig met het kenteken [kenteken] .
2. De gemachtigde van de betrokkene voert aan dat op grond van de stukken in het dossier niet kan worden vastgesteld dat het besluit tot geslotenverklaring strekt tot het tegengaan van overlast of ter bescherming van het milieu en de natuur. De officier van justitie heeft geen verkeersbesluit overgelegd en de verbalisant heeft zelf evenmin verklaard waarom hij vindt dat aan de onderhavige sanctie het tegengaan van overlast of bescherming van de natuur ten grondslag is gelegen. Derhalve was de buitengewoon opsporingsambtenaar (hierna: boa) niet bevoegd om de sanctie op te leggen en komt de inleidende beschikking voor vernietiging in aanmerking.
3. Het zaakoverzicht van het CJIB houdt het volgende in:
"Overtreden artikel 62 jo. bord C1 RVV 1990
Soort weg: een weg, zijnde voor het openbaar verkeer openstaande weg
(…)
Rangomschrijving ambtenaar: boa domein milieu, welzijn en infrastructuur
(…)
Ik verbalisant zag op voornoemde datum en tijdstip op de Grindweg De Hoge Duvel een man als bestuurder in een vierwielig motorvoertuig, merk BRP, Type Can AM rijden. Dit voertuig had een afgeschermd kenteken [kenteken] . Deze weg is afgesloten door middel van een geslotenverklaring C1, uitgezonderd fietsers en ruiters met een aanspanning. Deze persoon had geen ontheffing. Ik hoorde en zag dat hij zich binnen de geslotenverklaring, zonder daartoe gerechtigd te zijn, zich met een verboden categorie voertuig, namelijk een landbouwvoertuig T1B bevond. Ik hield deze betrokkene staande en heb hem dit proces-verbaal aangezegd. Aan betrokkene is de cautie verleend. Verklaring betrokkene: ik twijfelde of ik hier mocht rijden. De TomTom gaf deze route aan naar Vierhouten. Ik kom vanaf Apeldoorn, Zwolseweg, Greutelseweg op deze grindweg uit."
4. De officier van justitie heeft in de procedure bij de kantonrechter onder meer een aanvullend proces-verbaal van de boa d.d. 23 december 2020 in het geding gebracht. Bij dit proces-verbaal zijn als bijlagen een kaart van de situatie ter plaatse en een foto van het verkeersbord C1 gevoegd. In voormeld proces-verbaal heeft de boa de situatie, waarin hij de betrokkene met zijn voertuig aantrof, verduidelijkt. Onder meer is verklaard dat het Kroondomein Het Loo een groot landgoed / natuurgebied is van ongeveer 9700 hectare. In dit landgoed zijn enkele openbare grindwegen gesloten voor alle verkeer door middel van een "zone C1 verkeersbord". Een uitzondering geldt voor fietsers en ruiters met aanspanning. Bij alle drie de toegangswegen tot de openbare grindweg waarop de boa de betrokkene met zijn voertuig aantrof staan deze verkeersborden. De foto van het verkeersbord C1 betreft het bord op de route waarlangs de betrokkene is gereden. Hierop is onder meer vermeld "natuurgebied". De boa heeft aan het einde van de middag de bebording gecontroleerd en in orde bevonden.
5. Hoofdstuk 7.4 onder 22 van de ten tijde van de oplegging van de sanctie geldende Beleidsregels boa houdt - voor zover hier van belang - in dat de boa Milieu, Welzijn en Infrastructuur bevoegd is tot handhaving ter zake van:
“De boa Milieu, welzijn en infrastructuur is belast met de opsporing van de strafbare feiten in de volgende wettelijke voorschriften voor zover noodzakelijk voor een goede uitoefening van de functie en de daaraan gekoppelde taakomschrijving, tenzij de wet zich daartegen verzet. (…)
de artikelen 4, 5, 6, 10, 60, 82 en 62 juncto bijlage I hoofdstuk C (geslotenverklaring) van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 (RVV 1990) voor zover van toepassing ook voor rijdend verkeer. Handhaving op negatie van C borden (RVV 1990) is toegestaan voor zover de handhaving betrekking heeft op het tegengaan van overlast en op de bescherming van het milieu en de natuur. (…)”
6. Het hof stelt vast dat zich in het dossier geen verkeersbesluit bevindt waaruit blijkt met welk doel de geslotenverklaring ter plaatse is ingesteld. Ook anderszins kan dat niet uit het dossier worden afgeleid.
7. Het hof stelt in het kader van de beantwoording van de vraag of de ambtenaar die een administratieve sanctie heeft opgelegd daartoe bevoegd was voorop, dat het bestaan van de bevoegdheid van de betreffende ambtenaar het uitgangspunt is (vgl. het arrest van dit hof van
23 december 2019, ECLI:NL:GHARL:2019:10797). Dit brengt tevens mee dat ervan wordt uitgegaan dat de ambtenaar blijft binnen de grenzen van de hem toegekende bevoegdheden.
Anders dan het hof voorheen wel heeft overwogen, betekent dit dat uit het dossier niet hoeft te blijken waarom de geslotenverklaring is ingesteld teneinde te kunnen beoordelen of de boa in het voorliggende geval bevoegd was om de sanctie op te leggen. Dat is slechts anders indien op onderbouwde wijze wordt betwist dat de geslotenverklaring in relatie tot het in de domeinlijst vermelde doel is ingesteld. In dat geval kan twijfel ontstaan omtrent de bevoegdheid van de boa en zal zo nodig informatie aan het dossier moeten worden toegevoegd waaruit kan blijken in verband met welk doel de geslotenverklaring is ingesteld.
8. In het onderhavige geval is niet op onderbouwde wijze betwist dat de geslotenverklaring ter plaatse is ingesteld in verband met het tegengaan van overlast of de bescherming van het milieu en de natuur. Het hof ziet daarom geen reden om niet uit te gaan van de bevoegdheid van de boa tot het opleggen van de administratieve sanctie.
9. De grond treft geen doel. De beslissing van de kantonrechter zal worden bevestigd. Aanleiding voor een proceskostenveroordeling is er niet.

De beslissing

Het gerechtshof:
bevestigt de beslissing van de kantonrechter;
wijst het verzoek om vergoeding van proceskosten af.
Dit arrest is gewezen door mrs. Wijma, Van Schuijlenburg en De Witt, in tegenwoordigheid van
mr. Pranger als griffier, en op een openbare zitting uitgesproken.