ECLI:NL:RBGEL:2023:4312

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
26 juli 2023
Publicatiedatum
26 juli 2023
Zaaknummer
421019
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Executiegeschil dwangbevel en belangenafweging tussen gemeente en eisende partij

In deze zaak, die voor de Rechtbank Gelderland is behandeld, betreft het een kort geding waarin eisende partijen, [eiser sub 1] en [eiser sub 2], een voorlopige voorziening vorderen tegen de gemeente Harderwijk. De gemeente heeft op 12 mei 2023 een dwangbevel uitgevaardigd, waarbij eisende partijen zijn gelast om een bedrag van € 25.000,00 te betalen wegens verbeurde dwangsommen. De eisende partijen hebben bezwaar gemaakt tegen de invordering van deze dwangsommen, maar de gemeente heeft de invordering doorgezet. De voorzieningenrechter heeft in deze zaak de belangen van beide partijen afgewogen. De eisende partijen stellen dat hun financiële situatie kritiek is en dat zij niet in staat zijn om de permanente bewoning van hun woning te beëindigen. De gemeente daarentegen stelt dat zij een beginselplicht heeft om de dwangsommen te innen en dat er geen bijzondere omstandigheden zijn die de invordering zouden rechtvaardigen. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat het belang van de gemeente bij invordering van de dwangsommen zwaarder weegt dan het belang van de eisende partijen bij behoud van de huidige situatie. De vorderingen van de eisende partijen zijn afgewezen en zij zijn veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK Gelderland

Civiel recht
Zittingsplaats Zutphen
Zaaknummer: C/05/421019 / KZ ZA 23-96
Vonnis in kort geding van 26 juli 2023
in de zaak van

1.[eiser sub 1] ,

te [woonplaats] ,
hierna te noemen: [eiser sub 1] ,
2.
[eiser sub 2],
te [woonplaats] ,
hierna te noemen: [eiser sub 2] ,
eisende partijen,
hierna samen te noemen: [eisende partij] ,
advocaat: mr. S. van der Marel te Putten,
tegen
GEMEENTE HARDERWIJK,
te Harderwijk,
gedaagde partij,
hierna te noemen: de gemeente,
advocaat: mr. K. Vaalburg te Amsterdam.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding met negen producties
- de mondelinge behandeling van 12 juli 2023
- de pleitnota van de gemeente met daaraan gehecht de uitspraak: Raad van State, 10 mei 2023, ECLI:NL:RVS:2023:1828.

2.De feiten

2.1.
Bij besluit van 22 oktober 2020 (hierna: besluit één) heeft de gemeente [eisende partij] gelast om de permanente bewoning in het recreatieverblijf op het perceel [perceelnummer] gelegen op het recreatiepark ‘ [naam recreatiepark] ’ in [woonplaats] (hierna: de woning) per 22 april 2021 te beëindigen. Doen zij dit niet dan verbeuren zij een dwangsom van € 2.500,00 per maand (of gedeelte van die maand), tot een maximum van € 25.000,00.
2.2.
Tegen dit besluit is door [eisende partij] bezwaar gemaakt. Bij beslissing op bezwaar van 31 maart 2021 is de begunstigingstermijn verlengd tot en met 22 oktober 2021. [eisende partij] hebben de permanente bewoning tot op heden niet beëindigd.
2.3.
Bij besluit van 23 maart 2022 (hierna: besluit twee) is de gemeente overgegaan tot de invordering van vijf dwangsommen. Tegen dit besluit hebben [eisende partij] bezwaar gemaakt bij brief van 28 april 2022. Het bezwaar is bij beslissing op bezwaar van de gemeente van 31 augustus 2022 ongegrond verklaard. Op 3 oktober 2022 en 4 november 2022 hebben [eisende partij] hiertegen beroep ingesteld.
2.4.
Bij besluit van 28 september 2022 (hierna: besluit drie) is de gemeente overgegaan tot invordering van nogmaals vijf dwangsommen. De gemeente heeft bij besluit van 4 november 2022 (hierna: besluit vier) besloten om geen uitstel van betaling te verlenen aan [eisende partij] zijn op 14 november 2022 in bezwaar gegaan tegen laatstgenoemd besluit. Het bezwaar is als rechtstreeks beroep aangemerkt. Er loopt op dit moment één beroepsprocedure bij de rechtbank Gelderland ten aanzien van beide beroepen.
2.5.
Op 12 mei 2023 is namens de gemeente een dwangbevel betekend aan [eisende partij] Het dwangbevel ziet op betaling van de verbeurde dwangsommen van in totaal € 25.000,00.
2.6.
Samengevat staat er geen rechtsmiddel meer open tegen besluit één en loopt er op dit moment één gezamenlijke beroepsprocedure tegen de besluiten twee en vier (de invorderingsbesluiten). In de beroepsprocedure was ten tijde van de mondelinge behandeling van dit kort geding nog geen zitting gepland.

3.Het geschil

3.1.
[eisende partij] vorderen dat de voorzieningenrechter bij vonnis – voor zoveel mogelijk gelijk – uitvoerbaar bij voorraad;
I. De gemeente veroordeelt tot het staken en gestaakt houden van de tenuitvoerlegging van het jegens [eisende partij] uitgevaardigde dwangbevel tot een definitieve uitspraak is gedaan in de beroepsprocedure,
II. De gemeente veroordeelt in de proceskosten.
3.2.
[eisende partij] leggen aan de vordering het volgende ten grondslag. [eisende partij] erkennen dat zij permanent de woning bewonen. De gemeente had echter niet voorbij mogen gaan aan de bijzondere omstandigheden die op dit moment op hen van toepassing zijn. De financiële situatie van [eisende partij] is door faillissement van een vennootschap van [eiser sub 1] uiterst kritiek. Het faillissement hangt samen met de coronapandemie. [eiser sub 2] heeft geen vast werk. [eiser sub 2] is eigenaar van de woning, het betreft tevens haar pensioen. Al haar spaargeld is gebruikt voor de aanschaf van deze woning. In totaal bedraagt de schuld aan de Belastingdienst en de ABN AMRO bank meer dan € 90.000,00. [eisende partij] zouden graag weer willen uitreizen naar China maar dat laat hun financiële situatie niet toe. Er is sprake van een schrijnend woningtekort in Nederland. Het is daarom niet mogelijk om een andere woning te vinden. [eisende partij] zouden de woning moeten verkopen om, als dat al mogelijk is, de huur van de huurwoning te kunnen bekostigen. Ten slotte hebben [eisende partij] aangeboden om te onderzoeken of zij zekerheid kunnen bieden voor de vordering van de gemeente. Op dit aanbod heeft de gemeente niet gereageerd.
3.3.
De gemeente voert verweer. De gemeente concludeert tot niet-ontvankelijkheid van [eisende partij] , dan wel tot afwijzing van de vorderingen van [eisende partij] , met uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling van [eisende partij] in de kosten van deze procedure.
3.4.
De gemeente voert het volgende aan. Ter beoordeling ligt of de gemeente het recht van executie misbruikt, wat het geval kan zijn als de gemeente geen in redelijkheid te respecteren belang heeft bij de tenuitvoerlegging. Hiervan kan sprake zijn als de executoriale titel op een feitelijke of juridische misslag berust, of als de executie een noodtoestand bij de geëxecuteerde doet ontstaan. Van een feitelijke of juridische misslag is geen sprake. De (financiële) situatie van [eisende partij] is niet zodanig dat er sprake is van een noodsituatie. De enkele stelling dat er voor [eisende partij] ernstige financiële gevolgen zijn als het dwangbevel wordt uitgevoerd is daarvoor onvoldoende. [eisende partij] komen al jarenlang met dezelfde argumenten naar voren; grote financiële problemen, geen werk, schulden, etc. maar bewijsstukken van deze situatie worden al een tijd niet meer gegeven. [eiser sub 1] heeft een aanbod van een Entreecoach van de Stichting Ontmoeting om te kiezen voor een sociale huurwoning en in te stemmen met schuldhulpverlening afgewezen. De financiële problemen zien verder niet op [eiser sub 2] . [eisende partij] zijn niet in gemeenschap van goederen gehuwd. [eisende partij] hebben de woning en nog een woning in China in eigendom, daarmee worden zij geacht om voldoende vermogen te hebben om elders een (huur)woning te verkrijgen. Verder blijkt uit niets dat [eisende partij] zich hebben ingespannen tot het verkrijgen van een reguliere huurwoning. De gemeente is bereid tot het treffen van een betalingsregeling van de verbeurde dwangsommen en wellicht zelfs matiging, maar alleen als [eisende partij] concreet zicht geven op beëindiging van de permanente bewoning. De gemeente heeft verder op grond van vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak ten aanzien van verbeurde dwangsommen een beginselplicht tot invordering. Slechts bij bijzondere omstandigheden mag een college hiervan afzien. Daarvan is in dit geval geen sprake. Daarnaast is ook geen sprake van onomkeerbare gevolgen. Er is derdenbeslag gelegd op het inkomen. De beslagvrije voet is daarmee het uitgangspunt, zodat een bestaansminimum is gegarandeerd. Ten slotte is het algemeen belang van de gemeente gelegen in het opheffen van de overtreding. Het bieden van zekerheid, nog los van dat dit aanbod onvoldoende is geconcretiseerd, voorziet daarom niet in het belang van de gemeente.
3.5.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Het gaat hier om een in kort geding gevorderde voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter moet daarom eerst beoordelen of [eisende partij] ten tijde van dit vonnis bij die voorziening een spoedeisend belang hebben. Daarnaast geldt dat de voorzieningenrechter in dit kort geding moet beoordelen of de vorderingen in de bodemprocedure een zodanige kans van slagen hebben, dat vooruitlopend daarop toewijzing van de voorlopige voorziening gerechtvaardigd is. Als uitgangspunt geldt bovendien dat in deze procedure geen plaats is voor bewijslevering.
spoedeisend belang
4.2.
Het spoedeisend belang is niet betwist en volgt uit de aard van de vordering.
bevoegdheid voorzieningenrechter
4.3.
Het gaat in dit kort geding om een geschil over de tenuitvoerlegging van een door de gemeente uitgevaardigd dwangbevel van 12 mei 2023 dat is gebaseerd op de invorderingsbesluiten van 23 maart 2022 en 28 september 2022. In dat dwangbevel is [eisende partij] bevolen de kosten van de bestuursdwang, vastgesteld op een bedrag van € 25.000,00, te voldoen aan de gemeente. Voorop gesteld moet worden dat het onderhavige dwangbevel krachtens artikel 4:116 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) een executoriale titel oplevert, die met toepassing van de voorschriften van het Wetboek van Burgerlijke rechtsvordering (Rv) ten uitvoer kan worden gelegd. Indien een schuldenaar de executie wenst te voorkomen of te doen staken, dan kan hij op de voet van artikel 438 e.v. Rv een executiegeschil aanhangig maken bij de civiele rechter. In zoverre acht de voorzieningenrechter zich dan ook bevoegd om van de vordering van [eisende partij] kennis te nemen.
juridisch kader
4.4.
Volgens de gemeente ligt ter beoordeling of zij het recht van executie misbruikt, wat -samengevat- het geval kan zijn als de gemeente geen in redelijkheid te respecteren belang heeft bij de tenuitvoerlegging van het dwangbevel. Voornoemde norm volgt uit Hoge Raad 22 april 1983, ECLI:NL:HR:1983:AG4575 ( [naam 1] / [naam 2] ). In dit geval geldt echter de norm die door de Hoge Raad is bepaald in zijn arrest van 20 december 2019, ECLI:NL:HR:2019:2026 (het [naam 3] -arrest). In dit arrest is de Hoge Raad gedeeltelijk op de [naam 1] / [naam 2] maatstaf teruggekomen. Voor executiegeschillen die voor de voorzieningenrechter worden gebracht, geldt een afwijkende maatstaf in geval de onderliggende uitspraak nog niet onherroepelijk is. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter geldt deze maatstaf ook in geval van een dwangbevel van de gemeente (zie ook Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 1 december 2020, ECLI:NL:GHARL:2020:9988). Dit betekent dat de voorzieningenrechter behalve bij misbruik van bevoegdheid ook tot schorsing kan overgaan indien het belang van degene tegen wie het dwangbevel is uitgevaardigd bij behoud van de bestaande toestand zolang niet op het door hem ingestelde rechtsmiddel is beslist zwaarder weegt dan het belang van de overheid die het dwangbevel heeft uitgevaardigd.
belangenafweging
4.5.
Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is onvoldoende aannemelijk geworden dat het belang van [eisende partij] bij behoud van de bestaande toestand zolang niet in de beroepsprocedure is beslist zwaarder weegt dan het belang van de gemeente om in te gaan tot invordering van de dwangsommen. Daarover wordt het volgende overwogen.
4.6.
Als uitgangspunt dient te gelden dat het dwangbevel hangende de beroepsprocedure ten uitvoer kan worden gelegd. Alleen om de in overweging 4.4 genoemde redenen kan daarvan worden afgeweken. Bij de beoordeling van het belang van de gemeente is verder van belang dat de gemeente niet zozeer een persoonlijk belang heeft, maar het algemeen belang vertegenwoordigt. Bovendien heeft de gemeente in dat kader niet alleen het recht om de dwangsommen in te vorderen maar ook een beginselplicht. Ten slotte is van belang dat tegen het eerste besluit geen rechtsmiddel meer open staat zodat als uitgangspunt moet worden genomen dat [eisende partij] de permanente bewoning moeten beëindigen. Het belang van de gemeente moet in dit kader beoordeeld worden.
4.7.
De voorzieningenrechter acht het voldoende aannemelijk dat [eiser sub 1] hoge schulden heeft als gevolg van het faillissement van een onderneming waarvoor hij in privé borg heeft gestaan. Dit wordt ook niet door de gemeente betwist. De schuldenpositie van [eiser sub 1] is echter onvoldoende om te oordelen dat zijn belang zwaarder weegt dan het belang van de gemeente. [eisende partij] hebben hun stellingen niet onderbouwd met stukken en er is geen (gedetailleerd) inzicht gegeven in hun gezamenlijke financiële situatie. Zo is er geen inzicht gegeven in het inkomen en vermogen van [eiser sub 2] , terwijl zij geen schulden heeft. Overigens is er ook geen inzicht gegeven in het inkomen en vermogen van [eiser sub 1] . Daarbij is verder niet gebleken dat [eisende partij] zich hebben ingespannen om een huurwoning te vinden. Dit terwijl [eisende partij] inmiddels drie jaar weten dat zij de woning moeten verlaten. [eisende partij] stellen enerzijds dat zij hebben getracht om een sociale huurwoning te vinden maar dat dit door de wachtlijsten niet mogelijk is maar anderzijds dat zij de kosten van een sociale huurwoning niet kunnen dragen. Als uitgangspunt heeft echter te gelden dat in beginsel wordt aangenomen dat men, ook als er sprake is van schulden, geacht wordt om de kosten van de huur voor een sociale huurwoning te kunnen dragen. In het wettelijke stelsel van invordering van schulden wordt immers rekening gehouden met de kosten die men moet maken om aan de basisbehoeften, waaronder de huur, te kunnen voorzien. [eisende partij] hebben geen bijzondere omstandigheden gesteld die voorgaand uitgangspunt anders maken. Uit de stellingen van [eiser sub 1] ter zitting maakt de voorzieningenrechter verder op dat [eisende partij] , anders dan in de stukken staat, ook niet van plan zijn om permanent naar China te emigreren omdat dit in verband met familie in Nederland geen optie is. Via die weg wordt de permanente bewoning ook niet beëindigd. Bovendien wordt deze mogelijkheid tevens verhinderd door de hoge schulden die [eiser sub 1] al heeft, niet zozeer door de dwangsommen van de gemeente. De dwangsommen dragen wel bij aan de schuldenlast, maar maken daar maar een (kleiner) deel van uit. [eisende partij] hebben daarnaast onvoldoende kunnen toelichten waarom het geen optie is om de woning en de woning in China te verkopen zodat de schulden afgelost kunnen worden en de permanente bewoning beëindigd kan worden.
4.8.
De voorzieningenrechter acht echter vooral van belang dat de gemeente, via de Stichting Ontmoeting, heeft aangeboden om [eisende partij] bij te staan in het vinden van een sociale huurwoning mits [eiser sub 1] een schuldhulpverleningstraject volgt en dat de gemeente een betalingsregeling, en wellicht matiging van de dwangsommen, aanbiedt als er zicht is op beëindiging van de permanente bewoning. [eisende partij] hebben dit aanbod afgewezen omdat [eiser sub 1] graag zelf het beheer over zijn schulden en vermogen wil houden. Daarvoor is het echter kennelijk volgens [eisende partij] noodzakelijk dat zij in de woning blijven wonen, terwijl de gemeente een traject aanbiedt waarbij er zowel zicht is op beëindiging van de permanente bewoning als aflossing van de schulden.
4.9.
Voorgaande in acht genomen is onvoldoende aannemelijk geworden dat [eisende partij] als gevolg van de schulden van [eiser sub 1] en de krappe (huur)woningmarkt de permanente bewoning niet kunnen beëindigen. Het belang van de gemeente om met invordering van de dwangsommen druk te kunnen zetten op de beëindiging van de permanente bewoning van de woning is daarom groter dan het belang van [eisende partij] bij behoud van de huidige situatie in afwachting van de uitkomst in de beroepsprocedure.
4.10.
[eisende partij] zijn de partijen die ongelijk krijgen en zij zullen daarom in de proceskosten worden veroordeeld. Tot aan dit vonnis worden de proceskosten aan de zijde van de gemeente als volgt vastgesteld:
- griffierecht
676,00
- salaris advocaat
1.079,00
Totaal
1.755,00

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
wijst de vorderingen van [eisende partij] af,
5.2.
veroordeelt [eisende partij] in de proceskosten, aan de zijde van de gemeente tot dit vonnis vastgesteld op € 1.755,00,
5.3.
verklaart de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.F.A. Bierbooms en in het openbaar uitgesproken op 26 juli 2023.
LS/PB